Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 2: Globalisering

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1972 woorden
  • 24 november 2014
  • 32 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
32 keer beoordeeld

 

 

2 De wereld, systeem van landen en relaties

 

De hoofdvraag in dit hoofdstuk is:

Welke processen hebben tot het huidige patroon van samenhang en verscheidenheid aan relaties tussen landen geleid?

 

 

2.1 De wereld in historisch perspectief

 

 

Deelvragen

1          Waarom spreken geografen steeds meer over een ‘systeem van             landen’?

2          Hoe is het wereldsysteem economisch georganiseerd?

3          Hoe is het patroon in het economische ‘wereldsysteem’ ontstaan en       welke rol speelden hegemoniale staten daarbij?

 

 

 

Ruimtelijke interactie

 

 

Wereldsysteem

 

 

 

 

 

Kernregio

 

 

 

 

 

 

 

Semiperifere regio

 

 

 

 

Perifere regio

 

 

Fragmentarische modernisering

De economische opbouw van het wereldsysteem

u Met de systeembenadering (economische invalshoek) kun je de toegenomen ruimtelijke interactie (van goederen, mensen, informatie) weergeven.

˜ De elementen van het wereldsysteem zijn landen. De relaties zijn bijvoorbeeld de handel, investeringsstroom enz.

u Het wereldsysteem bestaat uit drie soorten landen. Verschillen tussen deze soorten landen berusten op twee kenmerken:

1 de omvang en de soort economische activiteiten

2 de soort relaties met andere landen.

˜ 1 Centrumlanden (kernregio’s)

- omvang/soort activiteiten: economisch hoogontwikkeld, kennis- en technologie-intensieve economie met hoge arbeidsproductiviteit, enorme variatie aan industriële goederen en diensten, veel hoofdkantoren van mno’s.

- relaties: grote invloed op rest van de wereld, intensieve handels- en kapitaalsstromen en grote politieke macht.

˜ 2 Semiperifere regio’s

- omvang/soort activiteiten: hoge industrialisatiegraad (met lager gemiddeld inkomen per hoofd dan centrumlanden).

- relaties: sterk onder invloed van centrumregio’s, op kernregio’s georiënteerde export van industrieproducten.

˜ 3 Perifere regio’s

- omvang/soort activiteiten: accent op land- en mijnbouw. Wel fragmentarische modernisering en gemiddeld een lage productiviteit en laag inkomen per hoofd.

- relaties: export land- en/of mijnbouwproducten (en laagwaardige industriële goederen).

 

 

Globalisering

Handelskapitalisme

Kolonie

 

Staat

Mondialisering kwam na 1980 in een stroomversnelling. Dit verandert omdat de internationale arbeidsverdeling verandert

De ‘geboorte’ van het wereldsysteem

u De globalisering begint met het handelskapitalisme (vanaf eind vijftiende eeuw, ontdekkingsreizen). Daaruit ontstonden vooral Portugese, Spaanse, Britse en Nederlandse (handels-) kolonies.

u Twee succesfactoren van de West-Europese staten waren:

˜ 1 De kracht van een kapitalistische markteconomie.

˜ 2 De stimulerende rol van de moderne staten in West-Europa, bijvoorbeeld de aanleg van infrastructuur.

 

 

 

 

 

 

 

 

Exploitatiekolonies

 

Europa breidt zijn macht uit

u West-Europa industrialiseerde (vanaf einde achttiende eeuw). Gunstige factoren waren: de eerder verworven rijkdom en macht in de wereld, uitstekende infrastructuur, een onafhankelijke ondernemersklasse en aanwezigheid delfstoffen.

˜ De levering van grond- en hulpstoffen en energiebronnen uit de kolonies werd veiliger gesteld. Er ontstonden exploitatiekolonies met investeringen in de infrastructuur van de periferie.

˜ Kolonies werden o.a. afzetmarkt voor laagwaardige industrieproducten. De ambachtelijke nijverheid verdween er.

 

 

Vestigingskolonies

Vestigingsgebieden voor Europeanen

u In de vestigingskolonies van Noord-Amerika zorgde de kolonisatie in westelijke richting vanuit de groeiende steden aan de oostkust voor een tweede kernregio.

˜ In Argentinië, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland ontstonden ook Europese vestigingskolonies.

 

 

Hegemoniale staat

 

Imperialisme

 

Het mondiale centrum-periferiepatroon hangt samen met de erfenis van het kolonialisme

Hegemoniale staten

u In de afgelopen eeuwen ontstonden hegemoniale staten.

˜ Eerst Spanje en Portugal, later aan het einde van de negentiende eeuw Groot-Brittannië (periode van imperialisme). Later ook grote invloed van Duitsland, Frankrijk, Nederland en de V.S.

˜ Afrika werd tussen 1880-1912 een lappendeken van Britse, Franse, Belgische, Spaanse, Duitse en Italiaanse kolonies.

˜ Japan ontwikkelde zich vanaf het einde van de negentiende eeuw tot de derde kernregio in de wereld.

 

 

 

Planeconomie

Planeconomieën in de twintigste eeuw

u Rusland werd in 1917 de eerste communistische staat ter wereld. Privébezit van productiemiddelen werd deels afgeschaft en een planeconomie ingevoerd. Later volgden Oost-Europese landen, China, Noord-Korea en Cuba. Geopolitiek ontstonden er tot het einde van de Koude Oorlog (1989) spanningen met kapitalistische landen.

 

 

Dekolonisatie

 

Global shift

 

Pacific Rim

 

Multinationals

 

Neokolonialisme

Dekolonisatie en neokolonialisme

u Landen in Amerika kenden een vroege dekolonisatie. Na de Tweede Wereldoorlog volgden Aziatische en Afrikaanse landen. Geleidelijk voltrok zich ook een global shift.

˜ Recent verschuift het economisch zwaartepunt naar de Pacific Rim.

u Multinationals hebben deels de rol overgenomen van de vroegere koloniale machten. De periferie bleef gebonden aan de kernlanden. Men spreekt over neokolonialisme.

˜ De handel van perifere landen was en is nogal eens eenzijdig (samenstelling en richting). Ruilvoetverslechtering is daarbij een groot probleem.

˜ Het beleid van importsubstitutie was in perifere landen niet altijd een succes.

 

 

Nieuwe industrielanden (NIC)

 

 

Uitschuiving

 

Importsubstitutie

Is ontsnappen uit de periferie mogelijk?

u De nieuwe industrielanden (NIC-landen of Newly Industrializing Countries) Taiwan, Singapore, Hongkong, Brazilië en Zuid-Korea produceerden vanaf begin jaren zestig aanvankelijk laagwaardige industrieproducten. Dat ging gepaard met uitschuiving. De exportgeoriënteerde industrialisatie was succesvoller dan de importsubstitutie.

 


 

 

 

Internationale arbeidsverdeling

Triade

Het merendeel van de internationale handels- en investeringsstromen voltrekt zich binnen en tussen de drie kerngebieden van de triade

Elk land zijn eigen plekje

u Het wereldsysteem kent een internationale arbeidsverdeling.

˜ Binnen het wereldsysteem is er sprake van een triade.

 

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

2.2 De economische samenhang in het wereldsysteem

 

 

Deelvragen

4          Welke transport- en communicatietechnologie maakte de             samenhang tussen landen mogelijk?

5          Welke veranderingen doen zich de laatste decennia in het             wereldsysteem voor en welke factoren zijn van invloed op die             veranderingen?

 

 

Samenhang in een wereld van verschillen

u Door samenhang veranderen regio’s economisch voortdurend.

u De economische samenhang blijkt bij:

˜ De handel tussen landen, vooral binnen kernregio’s.

˜ De doorwerkende conjunctuurbewegingen of onrust in de financiële wereld.

˜ Het vestigingsgedrag van ondernemingen.

 

 

Afhankelijkheid en kwetsbaarheid

u De afhankelijkheid van sommige mijn- en landbouwproducten maakt landen kwetsbaar.

 

 

Tijd-ruimtecompressie

Absolute afstand

Absolute ligging

Relatieve afstand

Relatieve ligging

 

Technologische ontwikkeling is een belangrijke motor achter mondialisering

Tot 2000 nam met elke technologische vernieuwing de tijd-ruimtecompressie toe

Tijd-ruimtecompressie

u De steeds snellere tijd-ruimtecompressie verandert de relatieve afstand en/of ligging.

(Technologische) ontwikkelingen hebben invloed op snelheid, kosten en zekerheid van vervoer. Dat bleek bijvoorbeeld bij:

˜ Scheepvaart: toename cartografische kennis, komst stoomschepen en bulk- en containerschepen.

˜ Vervoer over land (en lucht); stoomtrein, verbrandingsmotoren.

˜ Berichtenverkeer: telegraaf, telefoon, digitale revolutie (internet, e-mail enzovoort).

 

 

Infrastructuur

Hub- en spokesnetwerk

Verzamel- en distributienetwerk

Transport- en vervoersnetwerk

Infrastructuur en transportnetwerken

u Nieuwe infrastructuur verbetert de relatieve ligging.

˜ Hub- en spokesnetwerk. Mainports en verzamel- en distributienetwerken vormen mondiaal vervoerssysteem.

˜ Vervoersnetwerk in voormalige koloniale landen weerspiegelen vaak een exporteconomie.

 

 

Elektronische snelweg

 

Just-in-timeprincipe

 

 

Productieketen

Informatie- en communicatietechnologie

u De elektronische snelweg vergt veel investeringen en heeft grote gevolgen. Voorbeelden:

˜ Verbetering wereldwijde organisatie van de handel (just-in-timeprincipe).

˜ Ruimtelijke opsplitsing van de productieketen.

˜ Outsourcing van diensten.

˜ Snellere kennisoverdracht.

˜ Sneller kapitaalverkeer.

u ICT vergroot de kwetsbaarheid, misbruik van informatie en heeft milieuschade.

 

 

2.3 De politieke en culturele dimensie van globalisering

 

 

Deelvraag

6          Welke politieke en culturele aspecten kun je bij globalisering             onderscheiden en welke invloed hebben ze gehad?

 

 

 

 

 

 

 

 

Liberalisering

 

Speciale economische zone (SEZ)

Export Processing Zone (EPZ)

Politieke dimensie op nationale schaal

u Globalisering heeft een politieke dimensie.

u Voorbeelden van politieke factoren die van economisch belang zijn:

˜ De stabiliteit van de regeringen. In het westen stabiliteit door democratie. In Azië vaak onder dictatuur.

˜ De mate waarin de overheid zich met het bedrijfsleven bemoeit. Vergelijk privatisering en liberalisering in het westen.

˜ De beïnvloeding van het vestigingsklimaat in een land, zoals het opleidingsniveau van de bevolking. De beïnvloeding is groot bij de aanwijzing van speciale economische zones (SEZ) of Export Processing Zones (EPZ).

 

 

 

Wereldhandelsorganisatie (WTO)

 

 

 

 

 

Blokvorming

Internationale politieke dimensie

u Via internationale samenwerking is er eveneens grote invloed op het wereldsysteem. Denk aan de Wereldhandelsorganisatie (WTO), gericht op liberaliseren van de wereldeconomie.

˜ Weghalen van handelsbelemmeringen (in- en uitvoerrechten, quota), ook tussen handelsblokken.

˜ Het stimuleren van het vrije kapitaalverkeer.

˜ Het vrij verkeer van personen is een probleem.

u Vier voorbeelden van blokvorming (vorming van politieke en/of economische samenwerkingsverbanden van landen) zijn:

˜ 1 Vrijhandelszone (geen handelsbarrières onderling).

˜ 2 Douane-unie (een gemeenschappelijk buitentarief).

˜ 3 Gemeenschappelijke markt (vrij verkeer van goederen, kapitaal en arbeidskrachten).

˜ 4 Economische unie (gemeenschappelijk economisch beleid).

u In de centrumregio’s zijn de blokken economisch en politiek machtig (EU, NAFTA). Dat gaat vaak ten koste van minder rijke landen in het wereldsysteem.

 

 

Gebieden reageren door hun specifieke regionale context verschillend op mondialisering

Lokalisering

Global governance

Global governance of lokalisering?

u Weerstand tegen globalisering tref je aan bij voorstanders van lokalisering. Ze richten zich op duurzame ontwikkeling. Dat gaat deels gepaard met weerstand tegen global governance.

 

 

 

Amerikanisering

Europeanisering

Global culture

Enkele culturele gevolgen van globalisering

u Vanuit de culturele dimensie gezien verschillen de opvattingen over (vermeende) amerikanisering en/of europeanisering. Van een global culture is nog geen sprake.

 

 

2.4 Globalisering vergroot ruimtelijke verschillen

 

 

Deelvraag

7          Op welke manieren nemen de ruimtelijke verschillen tussen             gebieden toe als gevolg van globalisering en hoe kun je dat             verklaren?

 


 

 

 

In het algemeen nemen binnen landen, onder invloed van globalisering, de sociale verschillen én de ruimtelijke verschillen toe.

Backwasheffecten

 

Spreadeffecten

Ruimtelijke verschillen

u In het wereldsysteem nemen ruimtelijke verschillen (op verschillend schaalniveau) vaak toe.

u Stedelijke regio’s ontwikkelen zich vaak beter dan het platteland. Daar kunnen backwasheffecten optreden door de ontwikkeling van die steden. Uitstroom van natuurlijke hulpbronnen, kapitaal en arbeidskrachten kan optreden. Dicht bij steden zijn er vaak spreadeffecten.

 

 

Fast world

Slow world

Veranderingen, vernieuwingen en trends vinden hun oorsprong vrijwel altijd in grote steden.

‘Fast world’ en ‘slow world’

u Mensen en gebieden bevinden zich ofwel in de fast world ofwel in de slow world.

˜ De indeling in fast world en slow world valt niet samen met de indeling in kernlanden, semiperifere en perifere landen. De indelingen zijn toepasbaar op verschillende ruimtelijke schaalniveaus.

 

 

 

 

Fordisme

 

Toyotisering

 

 

 

 

 

 

Levenscyclus van producten

‘Fordisme’ en ‘toyotisering’

u Technologische ontwikkelingen veranderden zowel productieprocessen als de locatie daarvan.

˜ Het ‘fordisme’ (gestandaardiseerde massaproductie) heeft vanaf de jaren negentig plaatsgemaakt voor ‘toyotisering’ (geautomatiseerde productie van op behoeften van klanten afgestemde goederen).

u Toyotisering kan het beste in stedelijke gebieden plaatsvinden vanwege:

˜ Customizing is in steden gemakkelijker, maar ook de manipulatie van behoeften van klanten (gevolg: kortere levenscyclus van producten).

˜ Gemakkelijkere uitwisseling van informatie tussen wetenschappelijke instituten en instellingen en bedrijfsleven via persoonlijke contacten.

˜ Betere toegang tot het ‘world wide web’.

 

 

 

Clusters

 

 

Draagvlak

Clustervorming

u Overheden stimuleren de vorming van clusters om de economische ontwikkeling aan te drijven.

˜ In steden is investeren in infrastructuur voor ICT effectiever en efficiënter vanwege het grotere draagvlak.

u ‘Fast world’, ‘toyotisering’ en ‘clustervorming’ in stedelijke gebieden vergroten het verschil met de landelijke regio’s.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.