Paragraaf 2.1
Nederland kent 3 soorten kusten:
- Waddenkust (Noorden)
- Geslotenkust (Midden)
- Estuariumkust (Zuiden)
Waddenkust is te herkennen aan:
-zeegaten
-eilanden
Gesloten kust is te herkennen aan:
-een front van duinen
-strandwallen
Estuarium kust is te herkennen aan:
-een samenstel van zeearmen en riviermondingen en voormalige eilanden.
Zachte kust en harde kust
Zachte kust bestaat uit: duinen, stranden, zandplaten, wadden en kwelders.
- De estuaria van de Schelde en de Eems vallen hieronder. Deze bedijkte trechtermondingen hebben te maken met grote getijdenverschillen. Het verschil in waterstand bij eb en vloed neemt toe naarmate zo’n riviermonding nauwer wordt. Door de getijdenstromin wordt er ten gevolgen van erosie veel sediment verplaatst en meandert de stroomgeul sterk. In de buitenbocht wordt de bedding uitgeschuurd waardoor oevers worden ondergraven en dijksval kan optreden. In de binnenbocht vormen zandbanken, platen en slikken, deze vormen een gevaar voor de scheepvaart
- Waddengebied: buitendijkse gronden die overstromen bij vloed. Het wad bestaat uit geulen (diepere gedeelten) en kwelders (gebieden die altijd boven water liggen), zandplaten, slikken en prielen.
Harde kust: door de mens aangelegd en bebouwd met bijvoorbeeld dijken, golfbrekers of dammen. Kwetsbare plaatsen worden Hoofden aangelegd (strekdammen, ook wel golfbrekers of Delflandse hoofden genoemd, die haaks op de kust liggen. Gaan zandafslag tegen en bevorderen sedimentatie.). Nadeel: kust kan niet meer vrij bewegen en heeft geen mogelijkheid meer zich te herstellen na een stormseizoen.
Functie van pieren: voorkomen duinafslag, verzanding en vermakkelijken de navigatie voor de scheepvaart.
Primaire waterkeringen: beschermen de inwoners van Nederland tegen het buitenwater (zee, estuaria, Ijsselmeer, Markermeer en grote rivieren). Een voorbeeld hiervan is een zeedijk.
Geven en nemen
Kustprocessen: zorgen voor de op- en afbouw van de kust onder invloed van wind en water.
- Functie van wind: medeverantwoordelijk voor ontstaan van golven en zeestromingen. Zorgt ook voor de opstuwing van water en het transport van zand en zandsedimentatie.
- Structuele erosie: als er een blijvend verlies van zand is. Als het bijvoorbeeld continue wordt afgeslagen zonder dat er zand terug wordt gesedimenteerd. Zandafslag kan worden tegengegaan door dammen te bouwen.
- Functie van golven: in diep water is de golfsnelheid hoger dan in laag water. Daarom sedimenteerd zand bij de kust. In ondiepwater breken de golven en stroomt het water terug.
Zeestromingen: zoutwaterstromingen op een grotere ruimtelijke schaal.
Getijden: eb en vloed.
Hoogwater/tij: maximale waterhoogte
Laagwater/tij: minimale waterhoogte
Springtij: als de aantrekkingskracht van de maan en de zon samenvallen en er EXTRA hoogwater ontstaat.
- Het verschil tussen eb en vloed wordt ook beinvloed door de vorm van een kust. Brede kusten hebben een klein getijdenverschil en smalle kusten een groot getijdenverschil.
- Bij een hoge luchtdruk gebied is de waterstand lager dan bij een lage drukgebied.
De mens
Activiteiten van de mens:
- Duinbeplanting met helmgras/dennenbos
- Bouw van sluiten
- Aanleg havens/pieren
- Dammen en dijken
- Baggeren van vaargeulen
- Inpolderingen
- Inspuiten van zand
- Bouwen van golfbrekers
Paragraaf 2.2
Veilig gevoel
Elke vijf jaar wordt de overstromingskans getoetst. De kans op overstromingen is min of meer regelbaar door meer geld te steken in verhoging van dijken of duinen, vebreding van strand of het aanvullen met zand: hoe hoger de dijk, hoe veiliger iemand zich mag voelen.
Schade hangt af van:
- Oppervlakte van het achterland
- Hoeveel het gebied onder zeeniveau ligt.
- Hoeveelheid inwoners
- De investeringen (huizen en industrie) die in het gebied zijn gestopt.
Risico = overstromingskans x schade
Grootste overstromingsdreiging komt van zee: Dit is een bedreiging omdat het weer zo onvoorspelbaar is (denk maar aan een stormvloed die bij verassing toeslaat), toch kun je wel een beetje voorspellen wat er gaat gebeuren door bijvoorbeeld te kijken naar de rivierafvoer, hierdoor heb je wat meer tijd om maatregelen te treffen. Wat er gebeurd na een overstroming van zee is dat het verwoestende zoute water dat 2 keer per dag in en uit stroomt na een dijksdoorbraak zal een diep stroomgat uitschuren wat moeilijk te dichten is.
Problemen: rijzende zeespiegel en verdwijnend zand en duinafslag.
De zeespiegel stijgt en de klimaatsverwachting luidt dat er meer stormen zullen zijn waardoor de zeewering weer extra belast zal worden, daarom is het nodig om altijd bezig te zijn met het controleren van huidige dijken en het versterken van daar waar nodig. Duinaflsag zal in de toekomst meer landinwaarts komen te liggen. Oplossing: opofferen van land aan zee = verlengen zeereep.
Gevolgen van klimaatveranderingen:
- Zeespiegelstijging
- Extreem hoogwater
- Meer neerslag per jaar
Nederlandse kust blijft in stand door:
- Zeebodem moet over een grote afstand vanaf de kust flauw aflopen
- Zeestromingen moeten voldoende zand aanvoeren.
- Het verschil in waterhoogte tussen eb en vloed mag niet te hoog zijn.
- De kust moet niet worden geteisterd door teveel stormen
- Er mag geen sprake zijn van een te snelle zeespiegelstijging
Basiskustlijn: een maatstaf om te zien in hoeverre de kust is aangegroeid of afgeslagen
Zandbalans: aan- en afvoer van zand wordt hierin wergegeven
Kustverdediging
Het kustbeleid staat voornamelijk voor het behouden en verbeteren van de veiligheid tegen overstromingen vanuit zee.
Vroegere kustbeleid: defensieft t.o.v. de zee. Bouwen van dijken en dammen.
Huidige kustbeleid (dynamisch kustbeleid): ruimte maken voor het water, samenwerken met de zee.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden