Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1662 woorden
  • 11 januari 2014
  • 47 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
47 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Aardrijkskunde Samenvatting Hoofdstuk 2

buiteNLand Tweede Fase 2e editie

Paragraaf 2

De Middelandse zee heeft twee uitmondingen; een gaat er naar de oceaan en een naar de zwarte zee. Zonder deze binnenlandse zee zouden de landen die om deze zee liggen een woestijnachtiggebied zijn. Het klimaat is zo bijzonder dat het een eigen naam heeft gekregen : Het Middellandse Zeeklimaat. De zomers van dit klimaat zijn warm en droog en de winters zijn mild en vochtig. De hoge drukgebieden schuiven in de zomer vanuit Noord-Afrika op naar het noorden à steppeklimaat. In de winter schuiven ze weer naar het zuiden à instabiele weersomstandigheden die wij in Nederland kennen.

De tekorten aan water kan je doormiddel van een waterbalans berekenen, het verschil tussen neerslag en verdamping. Bij het Middelandszeegebied is dat in de zomer altijd negatief. De intensiteit van de neerslag is hoog maar er is ook veel variabiliteit in neerslag.

Het klimaat heeft een grote invloed op het landschap. Zo zie ja dat in het noorden van de middelandse zee is veel groener en ontvangt veel meer regen dan het zuidelijke deel.  Het middelandsezeegebied is onderdeel van een subtropische landschapzone, de plantensoorten/vegatatie is er op aan gepast à mediteraane vegatatie. Toch is extra water altijd welkom in de zomer, dit doen ze door irrigatie landbouw.

Paragraaf 3

Rond de Middelandsezee liggen veel gebergtes, bijv. Het atlasgebergte, de pyreneeen en de kustgebergtes van Turkije en Libanon. Dat ontstaat doordat de Eurziatische plaat tegen de Afrikaanse plaat aanbotst. Spanje en Portugal vormen samen de Iberische plaat en Griekenland en Turkije hebben ieder een aparte plaat. Je hebt ook nog de Apulische plaat waar het oostelijk deel van Italië ligt. In het oosten vind je de Arabische plaat.

Platen die op elkaar botsen noemen we een alpien plooiingsgebied à hierdoor ontstaan gebergtes. Er is sprake van een aarbeving als de aardkorst sneller verschuift dan normaal. De grens tussen twee platen die op elkaar botsen noem je een convergente plaatgrens.

In het Middelandse Zeegebied vind je ook veel vulkanen, een daarvan is de Etna. De Etna heeft vaak rustige uitbarstingen maar soms kan er een explosieve eruptie ontstaan. De kraterpijp is verstopt en het magma heeft zich opgehoopt en dan ontploft de vulkaan. Als de magma naar buitenkomt noemen we het lava. Bij een uitbarsting komt er ook vaak as mee. De lava en het as hopen zich op en vormen dan een kegelvormige vulkaan à stratovulkaan. Er ontstaat tuf als er heel veel lagen op elkaar liggen, een licht gesteente met vol met gaten. De Etna is een bijzondere vulkaan omdat het vulkanisch basalt uitspuwt met andere gesteente, water en gassen. Want een basaltische vulkaan vormt meestal geen stratovulkaan.

Paragraaf 4

  • Verwering is het geleidelijk uiteenvallen van gesteente onder invloed van externe factoren, uitzetten en krimpen, plantenwortels, gravende dieren en allerlei chemische processen.
  • Erosie is de opname van los materiaal door water ijs of wind. Dit kan worden veroorzaakt door zwaartekracht. Er kunnen hele stukken land naar beneden schuiven à aardvershuiving.
  • Sedimentatie is het neerleggen van materiaal

Door al deze processen ontstaan er landvormen, de wetenschap die ze bestudeert heet geomorfologie.

Erosie wordt beperkt door plantengroei, maar de vegatatie in de zomer rond het middelandse zeegebied is nogal kwetsbaar. Als je teveel dieren laat grazen blijft er weinig vegatatie over om de bodem te beschermen. Je spreekt van versnelde bodem erosie als de erosie heel snel gaat. Vooral door water kan dit veroorzaakt worden. Als water de top van een berg meeneemt noem je dat afspoeling, wanneer het water in geulen gaat zitten noem je dit geulerosie.

Doordat een gebied geerodeerd is kan het zich moeilijk herstellen en kan er moeilijker weer vegatatie ontstaan waardoor er nog meer kans is op erosie. Op den duur kan er verwoesting onstaan. Bodems kunnen ook minder bruikbaar worden door verzilting, dit betekent dat er door irrigratie zout achterblijft op het landschap. Geleidelijke beschadegingen aan de bodem noemen we landdegradatie. Om landdegradatie tegen te gaan wordt er gebruik gemaakt van duurzaam landgebruik.

Verzilting kan worden tegengeggaan door meer water te gebruiken, hierbij spoel je het zout als ware weg. Je moet dan wel opletten op dat het laatste water niet verdampt en er alsnog verzilting ontstaat. Een duurdere vorm van irrigratie is druppelirrigratie, hierbij wordt de minimale hoeveelheid water voor een plant gebruikt waardoor er nauwelijks verzilting ontstaat. Dit zie je nu over het hele Middelandse Zeegebied.

Paragraaf 5

Lezen, te moeilijk voor een samenvatting.

Paragraaf 6

Zeestromen ontstaan door de wind, ze hebben hetzelfde patroon als de luchtstromen à oceanische circulatie. Een zeestroom noemen we warm als die uit een warme gebied komt en we noemen een zeestroom koud als die uit een koud gebied komt. In de subtropen vind je aan kustlijnen met koude zeestromen veel woestijnen. Dat komt doordat het koude zeewater de lucht afkoelt boven de zee waardoor deze weinig vocht kan vasthouden. Als de koude lucht naar het land stroomt vind er opwarming plaats. Maar de wind kan geen vocht meer opnemen omdat er land is, daarom voelt de wind droog en warm aan.

Zonder lucht en zeestromen zou het nog warmer zijn bij de tropen en nog kouder bij hogere breedten. We leven nu in een periode tussen twee ijstijden: een interglaciaal.

De atmosferische circulatie bepaalt voor een groot deel het klimaat op aarde, een groot gebied met hetzelfde klimaat noemen we een klimaatgebied.

  • Rond de evenaar tropische klimaten
  • Rond 30 graden N.B en Z.B droge klimaten
  • Rond 60 graden N.B en Z.B vind je gematigde klimaten aan zee en landklimaten landinwaarts
  • Rond de polen vind je polaire klimaten

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

De atmosferische circulatie bepaalt voor een groot deel het klimaat op aarde, een groot gebied met hetzelfde klimaat noemen we een klimaatgebied.

  • Rond de evenaar tropische klimaten
  • Rond 30 graden N.B en Z.B droge klimaten
  • Rond 60 graden N.B en Z.B vind je gematigde klimaten aan zee en landklimaten landinwaarts
  • Rond de polen vind je polaire klimaten

Gebergtes houden wind tegen van zee en zorgen voor droge klimaten in het binnenland. Gebieden aan zee hebben meer neerslag en kennen koele zomers en milde winters. à dit komt doordat de zee langer warmte vast neemt en land minder lang.

Paragraaf 7

Landschapzones à het gebied waar we een klimaatgebied in terug zien. Bijv. Het tropisch regenwoud rond de evenaar. Landschapzones zijn gecompliceerd door verschillen in grondsoort, planten- en dierensoorten en menselijke invloed. Deze factoren veranderen ook heel geleidelijk.

De Tropische zone wordt gekenmerkt door het tropisch regenwoud met daaromheen savanne. Het is het hele jaar warm en vochtig. Hierdoor groeien planten goed maar worden de voedingstoffen ook weer heel snel afgebroken waardoor de akkers daar maar tijdelijk gebruikt kunnen worden. De gebieden rondom het tropisch regenwoud zijn vaak in winters droog en steeds verder zie je steeds minder bomen staan.

Richting het noorden en het zuiden wordt de grond steeds droger, als er geen bomen meer zijn spreken we van steppe als er geen vegetatie meer over is spreken we van woestijn. Dit noemen we de aride zone. 

Paragraaf 8

Een subtropische zone heeft een middelands zeeklimaat, of een klimaat dat daarop lijkt. Met droge zomers en milde, regenachtige winters. In Calafornia, Chili, Zuid-Afrika en Australië vind je ook zo een klimaat. De vegetatie is aangepast aan het klimaat en gebied. Met hete zomers zijn er bladeren van hard en leerachtig om zo vocht verlies te voorkomen. In een gebied met droge winter is de vegetatie minder aangepast en een gebied waar het altijd regent is het nog minder.

De gematigde zone is de landschapzone waar wij wonen. Het is niet bijzonder nat, droog, koud of warm. Er zijn wel enorme verschillen in deze zone. In de gematigde zone vind je veel loofbossen. In de drogere gebieden vind je naaldbossen en grassteppes à zeer vruchtbare bodem.

De boreale zone lijkt een beetje op de gematigde zone maar het is er kouder. Je vind er veel naaldbossen die niet goed worden afgebroken, zo slecht dat ze niet goed toekomen aan nieuwe vegetatie. De bodems zijn hier weinig vruchtbaar. Dit soort landschap is alleen te vinden op het noordelijk halfrond.

De polaire zone is koud. Hier groeit alleen mos en grassen à toendra. Nabij de polen vind je alleen de ijskappen. De mensen leven er nomadisch.

Paragraaf 9

Een landschap is voordurend in verandering, het is een dynamisch systeem. Dit systeem kan je begrijpen door geofactoren ( Bron 27).  Klimaat gesteente en reliëf bepalen een belangrijk deel van het landschap. Maar de mens is tegenwoordig ook een grootte factor. Alle geofactoren hangen met elkaar samen, als er een verandert verandert de ander mee.

Het klimaat is een behoorlijk ingewikkeld systeem. Overal op aarde worden de tempraturen gemeten, en het geeft aan dat de warmte op aarde stijgt. Dit komt door het versterkde broeikaseffect à Het teveel uitstootte van CO2. De atmosfeer houd dit tegen en daardoor blijft de warmte in de aarde hangen. Door de tempratuurstijgingen veranderen de klimaten. Landschapzones verschuiven. Nederland zou een subtropische zone worden en Spanje een Aride zone....

Paragraaf 10

In Nederland wordt veel geproduceerd en dat moet in de toekomst zo blijven, maar in andere landen is dat heel anders... dat komt door de armoede. Er wordt in arme landen veel geboerd zonder na te denken over de toekomst. à de grond gaat achteruità landdegradatie. Dit kan allerlei oorzaken hebben:

  • Door versnelde bodemerosie, dit treedt op na ontbossing en als boeren hun akkers in de droge tijd braak laten liggen.
  • Door irrigratie, als de irrigratie verdampt treedt er verzilting op, een hoop zout die na verdamping van het water op de akker blijft liggen.

Dit komt vooral voor in aride en subtropische  zones, daar is er veel droogte en dus veel irrigratie nodig. Hierdoor kunnen akkers ontvruchtbaar worden en kan er verwoestijning ontstaan. ( wordt versterkt door opwarming van de aarde). Er komt dus altijd eerst bodemerosie en verzilting en dan verwoestijning. Het is een vorm van landdegradatie en niet van klimaatverandering. Je kan verwoestijning ook een milieuramp noemen als het heel snel gebeurd.

Landegradatie verminderen kost veel geld. Er worden bijv. Terrassen aan gelegd om bodemerosie tegen te gaan maar een goedkopere oplossing is het laten groeien van beweiding. Je kan op akkers verschillende gewassen in stroken verbouwen. Verzilting kun je tegengaan door drainage ( het versnelt afvoeren van water doormiddel van buizen). Al deze maatregelen noem je duurzaam landgebruik. 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.