H2. Over grenzen en bestuur
§4 NL in te delen in: · Landschappen (vb. veenlandschap, zandlandschap) · Statistische gebieden (vb. COROP-regio’s, Economisch Geografische Gebieden) · Administratieve eenheden (vb. waterschappen, kieskringen)
Gebied indelen in regio’s: · zonale regio = zone gekenmerkt door uniform verdeeld verschijnsel · nodale regio = verschijnsel neemt steeds meer af aan de randen. Hoe verder van de kern hoe meer ‘t verschijnsel afzwakt.
Gebied indelen in bestuurlijke eenheden: Bestuurlijke eenheid = een duidelijk afgegrensd gebied dat valt onder de wetten en regels van de instantie die zeggenschap heeft over het gebied. Politieke grens = de grens tussen bestuurlijke eenheden. Er is verband tussen oppervlakte gebied en schaalniveau van de bestuurlijke eenheid. Bestuurlijke eenheid = homogene regio : voor iedereen in het gebied geldt hetzelfde. Zelfde regels enz. Stadsregio = meerdere gemeenten bij elkaar die gezamenlijk belang of probleem hebben. (vb. Haaglanden) Het is goed als bestuurlijke eenheid centraal ligt. Makkelijk voor burger. Provincies, gemeenten en stadsregio’s mogen ieder hun eigen invulling op nationale wetten hebben.
Volk = groep met gemeenschappelijke cultuur en geschiedenis. Staat = administratieve eenheid, soeverein (alles te zeggen). Staat is nauwkeurig afgegrensd. Bevat 1 of meerdere volken en is door andere staten erkend. Supranationale organisaties = overheid boven een staat (vb. Brussel). Territorium = een gebied onder zeggenschap van een staat.
§5 Volk en staat hoeft niet samen te vallen. West Europa : vaak wel het geval. Oost Europa : volk en staat weinig met elkaar van doen : kan tot conflicten leiden.
Natie = de groep die binnen de grenzen van een staat woont en die zich verbonden voelt door een gedeelde identiteit : heeft eigen territorium : groep die binnen de grenzen van staat woont. Na WO1 was plan om staat en natie samen zou moeten vallen overal : Europa van natiestaten. Natiestaat = staat waarin minden 60 % van de bevolking behoort tot 1 etnische groep. Grenzen van gemeenten kloppen ook niet altijd meer : opkomst auto enz. zorgde ervoor dat mensen ook buiten hun gemeente werken, winkelen en recreëren. Politiek-ruimtelijke situatie sluit niet altijd aan bij ruimtegebruik van burgers en bedrijven. Politiek-ruimtelijke situatie = de manier waarop een gebied in ingedeeld in bestuurlijke eenheden en de manier waarop dat gebied wordt bestuurd. Grenzen worden altijd door mensen getrokken. · natuurlijke (fysische) grenzen = door de mensen getrokken grens langs natuurlijke elementen (vb. zee, rivier, bergketen) · kunstmatige grenzen = grenzen getrokken om niet-fysische reden.. Vaak recht.
grenzen kunnen: - opgeheven worden (vb samenvoegen van gemeenten) - minder hard worden (vb. EU) - nieuwe grenzen - verschuiven (vb. Polen)
§6 politiek systeem = de manier waarop een gebied wordt bestuurd · democratie : inwoners bepalen wie regeert. Vrij stemmen en via parlement kunnen politieke groepen invloed uitoefenen op regeringsbeleid. Rechten mens zijn vastgelegd in Wet op Ruimtelijke Ordening. decentralisatie van taken en bevoegdheden zorgt dat lagere overheden ook veel verantwoordelijkheid hebben. decentralisatie = een proces waarbij bestuursbevoegdheden vanuit het centrum worden verlegd naar lager beslissingsniveau. · dictatuur : geen vrije verkiezingen. Kleine groep regeert. Wetgevende uitvoerende en rechterlijke macht niet duidelijk gescheiden. Sterke neiging tot centralisatie. Veel vanuit hoofdstad geregeld. centralisatie = proces waarbij de bestuursbevoegdheden vanuit een lager beslissing niveau naar het centrum worden verlegd.
autonomie = het recht om eigen regels en wetten op te stellen. vroeger: NL was bij elkaar geraapt zooitje hertogdommen. Veel autonomie. Alles moest samen : Federale Staat of Bondsstaat. Federale staat of bondsstaat = een nationale staat waarin de samenstellende regio’s (landen, deelstaten, provincies of kartons) een grote mate van autonomie hebben. eind 18e eeuw : NL van bondsstaat naar centraal geregeerd eenheidsstaat. centraal geregeerde eenheidsstaat = een staat die wordt geregeerd vanuit een bestuurscentrum zonder dat er sprake is van een grote mate van autonomie van de samenstellende regio’s.
Belasting ging vroeger meer naar de Staat : sinds kort veel naar gemeenten door OZB : gemeenten meer macht.
H3. De Nederlandse politiekruimtelijke situatie : Rijk en provincies
§7. NL heeft stabiel grenzen. Halverwege 19e eeuw Limburg bij NL. Men wilde na WO2 stukken Duits grond. Kleine stukken gelukt maar later weer terug gegeven.
regering = ‘de kroon’ = het kabinet + staatshoofd
staatshoofd (koning) is stabiele element.
Parlement = Staten Generaal : - direct gekozen 2e kamer
- indirect gekozen 1e kamer
Gebruik van ruimte onder druk in NL door:
1. economisch en technisch hoog ontwikkeld : kost veel ruimte
2. bevolkingsdichtheid hoog.
3. verschillende soorten ruimtegebruik. vb. landbouw, woonbebouwing, industrie en haven terreinen enz.
Grond is schaars dus duur. Overheid moet ruimtelijke concurrentie reguleren. Iedereen wil grond.
ruimtelijke ordening = de door de overheid aangestuurde inrichting van ruimte.
VROM = ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu.
politiek en ruimte worden één.
Wet op de ruimtelijk ordening = wet waarin ten aanzien van de ruimtelijke ordening regels en taken staan op 3 bestuurlijke niveaus: Rijk, provincie en gemeente.
planologische kernbeslissing (pkb) = een discussiestuk waarin de uitgangspunten van het Rijk voor de inrichting van de ruimte staan.
vb PKB: Ruimtelijke nota’s
ruimtelijke nota = ruimtelijk plan van het Rijk dat in grote lijnen de inrichting van NL of delen daarvan regelt.
gemeenten verwerken deze nota’s in streekplannen
streekplan = provinciaal ruimtelijk plan op grond van de Wet op Ruimtelijk Ordening.
gemeenten vullen dit streekplan definitief in met bestemmingplan
bestemmingsplan = ruimtelijk plan van de gemeente waarin de inrichting van een deel van het gemeentelijk grondgebied is geregeld.
Rijk houdt toezicht op provincie en gemeenten en kan inspringen. Burger ook, vooral op gemeentelijk niveau.
5 nota’s
1. en 2. sterk groeiende bevolking
3. welvaart zo goed mogelijk verspreiden
4. belang van de grote steden kwam op. Nieuwe woonlocaties bij steden : Vinex-locaties.
5. steden moeten in netwerken gaan samenwerken. Om op te nemen tegen concurrentie.
Nota’s en plannen voor ruimtelijke inrichting moeten aan burger bekend worden gemaakt.
§8 1543: 7 aparte landjes (provincies) gingen op in rijk van Karel V. Later werden provincies weer zelfstandig binnen statenbond: republiek van Zeven Verenigde Nederlanden. Later kwamen er provincies bij en splitsten er een aantal. Het kwam op 11 provincies. 1986 kwam Flevoland als provincie erbij.
reorganisatie mogelijkheden: 1. bestuurslaag onder niveau van gemeente. vb. stadsdeelraden. Afstand burger bestuur verkleind. interesse groeit. Niet echt een succes, gemeente willen geen macht afstaan. 2. bestuurslaag tussen gemeente en provincie. vb. agglomeratieraden. 3. uitbreiden van het bestaande aantal provincies met een aantal stadsprovincies. Vergelijkbaar met agglomeratieraden. Aantal provincies breidt dus uit. 4. randprovincies moeten samengevoegd. Worden superprovincies. Uiteindelijk 5 provincies in NL.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden