Hoofdstuk 2

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2,

P1 India

Na China heeft India de grootste bevolking ter wereld. India hoort bij de BRIC-landen {Brazilië, Rusland, India en China} waarbij de economie uitzonderlijk snel groeit. India is een grote staal producent en er werken veel mensen in de ICT. Er is een groot verschil tussen rijk en arm, een kwart van de bevolking leeft onder de armoedegrens. Ze verdienen ong. $1,25 per dag. De belangrijkste cultuur in India het Hindoeïsme. Er zijn ongeveer 65 miljoen werkende kinderen.

P2 bevolkingsspreiding

Op het platteland woont 70% van de bevolking en in de stad ongeveer 30% van de bevolking.

De bevolkingsdichtheid is het gemiddeld aantal inwoners per km2. In New Delhi en in het noordoosten wonen gemiddeld meer dan duizend mensen op 1km2. Voor ongelijkmatige bevolkingsspreiding zijn verschillende oorzaken. Er leven ongeveer 7miljard mensen op de wereld de bevolkingsspreiding wordt veroorzaakt door bergen, tropische regenwouden enz. Mensen gaan wonen in gebieden die er geschikt voor zijn zoals West-Europa er zijn vruchtbare bodems, een aantrekkelijk klimaat, vlakke gebieden, grandstoffen. Niet alleen factoren spelen een rol. Ook economische dingen spelen een rol.

P3 bevolkingsgroei

De Indiase bevolking groeit doordat het land nu in een fase zit waar in het geboortecijfer hoog is en het sterftecijfer daalt. 5% Van de bevolking is ouder dan 65 jaar. 40% is analfbeet.

Fase 1= hoog geboortecijfer (schommelend), hoog sterftecijfer (schommelend). De totale bevolking groeit niet.

Fase 2= hoog geboortecijfer, dalend sterftecijfer. Sterk toenemende totale bevolking.

Fase 3= dalend geboorte- en sterftecijfer. Afnemende groei totale bevolking.

Fase 4= laag sterftecijfer, laag geboortecijfer (schommelend). De totale bevolking loopt langzaam af.

Tot het begin van de 19e eeuw groeide de bevolking langzaam. Eerst groeide de bevolking in west Europa en in noord Amerika. In andere delen waren toen het geboorte- en sterftecijfer hoog waardoor de bevolking nauwelijks groeide. Het geboorteoverschot was klein. Na 1950 groeide de bevolking in arme landen. Dit komt doordat die landen zich net als India in fase 3 bevinden. In rijke landen groeit de bevolking veel minder snel, die zitten in fase 4. In deze landen zie je een laag geboorte- en sterftecijfer hierdoor is er sprake van ontgroening. Het percentage jongeren neemt af. In sommige gebieden ontstaat er zelfs een sterfteoverschot.  De levensverwachting is hoog dat wil zeggen dat je oud wordt. Hierdoor neemt het percentage van de bevolking dat ouder dan 65 is toe er is sprake van vergrijzing.

Dit zijn de leeftijdsgrafieken je kan de bevolkingsgroei en de leeftijdsopbouw zien.

A= piramidemodel snel groeiende bevolking, hoog geboorte- en sterftecijfer, lage levensverwachting.

B= urnmodel dalend geboorte- en sterftecijfer, de mensen worden ouder

C= klokmodel laag geboorte- en sterftecijfer, hoge levensverwachting, vergrijzing neemt toe.

P4 Migratie

Het verhuizen van de ene woonplaats naar de andere noem je migratie. In ontwikkelingslanden verhuizen mensen van het platteland naar de stad, en andersom. Hierdoor wonen veel mensen in de stad. Men verwacht dat in 2050 70% van de bevolking in een stad leeft. Migratie heet invloed op alle landen. Uit sommige landen vertrekken mensen emigratie. In sommige landen vestigen mensen immigratie.  het verschil tussen emigratie en immigratie noem je het migratiesaldo. Dat kan negatief en positief zijn. Soms keren migranten weet terug naar hun land van herkomst dan noem je remigratie.  Mensen migreren naar gebieden met veel pullfactoren aantrekkelijke gebieden mensen gaan dan weg uit een land met veel pushfactoren. Familiebanden en huwelijk kunnen een rol spelen vaak is er dan sprake van kettingmigratie, achterblijvers horen gunstige berichten en komen ook dat noemen we gezinsherenigde migratie. Ongeveer 8% van de migranten is vluchteling.

P5 cultuur en cultuurgebieden

5 miljoen toeristen brengen een bezoek aan India om de cultuur te bekijken.

Cultuur heeft betrekking op wat mensen doen zoals hun waarden, normen, geloof, muziek, bouwstijl.

India is een multiculturele samenleving er zijn verschillende culturen. De hoofdcultuur is het Hindoeïsme. Er zijn wel veel culturele minderheden in India. Een voorbeeld is de Islamieten zij vormen 13% van de bevolking. De culturen veranderen vaak de UNESCO is een organisatie van de VN en die zet zich in voor verschillende culturen.

P6 cultuurverschillen

Een opvallend iets van de Indiase cultuur is het kastenstelsel. Dat is een verdeling van mensen in verschillende standen. (zodat rijk met rijk gaat en arm met arm) de hoogste stand is de brahmanen daarna de kshatiua dan vaishya en de shudra. Om contact met andere culturen te vermeiden noemt men ruimtelijke segregatie. Er is ook discriminatie de Dalits worden ongelijk behandelt door hun afkomst. Door migratie wonen er ook veel allochtonen iemand die is opgegroeid in een land en nog steeds in dat land woont. Autochtoon iemand waarvan een of meer van de ouders in het buitenland is opgegroeid. Onbekendheid in een cultuur kan soms leiden tot vooroordelen mening die niet berust is op feiten maar op een ongegronde mening. Integratie je aanpassen aan de cultuur in dat land. Soms lukt dat niet en is er sprake van sociale segregatie het niet accepteren van een bevolkingsgroep door bevolkingsgroepen