Hoofdstuk 2

Beoordeling 4.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 3944 woorden
  • 17 november 2016
  • 23 keer beoordeeld
Cijfer 4.4
23 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Paragraaf 2

De Middellandse zee:

-          Een gele grote binnenzee, die slechts door een smalle opening bij Gibraltar verbonden is met de Atlantische Oceaan.

-          Heeft invloed op het klimaat van omliggende landen

-          Zonder deze binnen zee zou het gebied een droge woestijn zijn.

Middellands Zeeklimaat / Mediterraan klimaat

Mengvorm: Steppeklimaat & Het Nederlandse gematigde klimaat

Zomer: Warm & Droog

Winter: Mild & Vochtig

Tijdelijk steppeklimaat boven de Middellandse zee:

Omdat in de zomer de hogedrukgebieden vanuit Noord-Afrika naar het noorden schuiven

In de winter schuiven de hoge drukgebieden weer terug  ( Voor & Najaar )

Problemen:

-          ’s zomers een groot watertekort ( Negatief )

-          Regenbuien zijn hevig ( Zorgt voor erosie )

Waterbalans: Verschil neerslag en verdamping

-          Meeste regen in de winter

-          In zomer zware onweersbuien

Aride: Droog

Intensiteit van neerslag:

Variabiliteit in neerslag:

Landschap:

-          Het Europese deel in het Noorden en Westen ontvangt meer regen en is dus groener

-          Subtropische landschapszone

-          Aangepaste planten Bijv. Olijfbomen, kurkeiken, sinaasappelbomen, wijnranken

Leerachtige bladeren om vochtverlies tegen te gaan

-          Mediterrane vegetatie

Mediterrane vegetatie:

Irrigatielandbouw:

-          Spanje heeft enorme ontziltingsinstallaties gebouwd om zout zeewater om te zetten in zoet drink- en irrigatiewater

-          Israël haalt water uit de Jordaan, maar die rivier is eigenlijk ook wel een beetje van de Palestijnen

-          Egypte heeft de Nijl

-          Ethiopië dreigt met oorlog om te voorkomen dat die het water zelf gaan gebruiken (?)

Paragraaf 3

Rond de Middellandse zee liggen veel gebergtes

De Middellandse zee is de plek waar Afrika tegen Europa botst

Afrikaanse plaat tegen de Euraziatische plaat

Spanje & Portugal: Iberische plaat ( Drukt tegen Frankrijk aan )

Oost-Italie & Adriatische zee: Apulische plaat

Ontstaan gebergten: Als aardkorstplaten op elkaar botsen.

Alpien plooiingsgebied: De botsende platen in het gebied zijn in de afgelopen 65 miljoen jaar sterk ontplooid en opgeheven zijn. Als er plotseling wat meer verschuift -> Aardbeving

Convergente plaatgrens: De grens tussen 2 platen die op elkaar botsen

Bij plaatgrenzen vind je ook vulkanen.

-          De Etna: Doordat er een oude oceaanbodem in de ondergrond zit komt er deels hetzelfde materiaal naar boven als in IJsland: Basalt.

Basalt: Een zwart gesteente dat nogal zwaar is

Word in Nederland gebruikt bij de bouw van dijken

Een vulkaan die basaltische lava spuwt barst normaal gesproken heel rustig uit en vormt helemaal geen kegelvormige stratovulkaan

Door bijmenging met andere gesteenten, water en gassen wijkt de Etna hier van af.

Explosieve eruptie:

De kraterpijp is verstopt geraakt en de magma eronder heeft zich opgehoopt. Er onstaat druk.

-          As

-          Lava

-          Brokstenen

Magma: Gesmolten gesteente zolang dit in de aarde zit

Lava: Gesmolten gesteente aan de buitenkant

Stratovulkaan: Kegelvormige vulkaan

Tuf: Geleidelijk word as samengedrukt tot nieuwe lagen ( Licht gesteente vol met gaatjes )

Rond 1500 voor Christus ontplofte de vulkaan van Santorini met zo’n geweld dat er van de vulkaan weinig meer overbleef dan een grote baai omringd door eilanden.

Caldera: Ingestorte vulkaankrater

Paragraaf 4

Het veranderen van een landschap:

-          Erosie

-          Verwering

-          Sedimentatie

-          Aardverschuivingen

Erosie: Los materiaal door: ( Dit word beperkt door plantengroei )

-          Water : Planten remmen het stromende water af

-          ijs

-          Wind : Houden met hun wortels de losse bodem bij elkaar

Verwering: Het geleidelijk uiteenvallen van gesteente door:

-          Temperatuurverschillen

-          Plantenwortels

-          Gravende dieren

-          Chemische processen

Sedimentatie: Bezinking ( Waar het minder hard waait / Stroomt )

-          Rivierdalen

-          Duinen

-          Delta’s

3 Voorwaarden aardverschuiving:

-          Reliëf

-          Geen vegetatie

-          Los materiaal

Dit soort vormen, groot of klein noem je: Landvormen dat word bestudeerd door geomorfologie

Aardverschuivingen: Als hele stukken grond naar beneden schuiven

Bijv. Door een aardbeving

Versnelde bodemerosie:

-          Als je schapen en geiten iets te veel laat grazen blijft er te weinig vegetatie over om de bodem te beschermen

-          Branden

-          Wind en water kan zorgen dat de bodem sneller erodeert

Afspoeling: Bodemerosie door water

Als de bovenste laag van een bodem door stromend water word meegenomen

Geulerosie: Als water zich gaat concentreren in geulen

Als de plantengroei van een berg of heuvel is verwijderd en de bodemmassa door zware regenval is gaan verschuiven, wordt de rots zelf aangetast door de neerslag. In de rotsen worden dan geulvormige patronen uitgesleten. We noemen dit geulerosie. -> Er blijft dan een stenige bodem over

Bodem kan moeilijk gebruikt worden bij:

Verwoestijning

Verzilting ( Zout blijft achter als water verdampt )

Boosdoener verzilting:

-          Planten kunnen niet tegen zulke grote hoeveelheden zout

-          Poriën in bodem gaan verstopt zitten -> Weinig zuurstof voor planten

Landdegratie: De geleidelijke beschadiging van de bodem

Om landdegratie te voorkomen word er steeds meer geprobeerd gebruik te maken van duurzaam landgebruik:

-          Altijd bedenkt houden van bodem met vegetatie

-          Boomgaarden: Gewassen geteeld

-          Steile hellingen meer bebost

-          Verzilting kan worden tegengegaan door meer water te gebruiken

Het is erg belangrijk dat het water meteen word afgevoerd zodat het niet kan verdampen

-          Verschillende gewassen in stroken te verbouwen, zo voorkom je dat water snel naar beneden stroomt tussen de rijtjes van 1 soort gewas of dat de hele helling een tijd braak ligt ( Stripcropping )

-          Verzilting kun je tegengaan door irrigatiewater snel af te voeren ( Drainage )

De 4 V’s landdegratie:

-          Verwoestijning

-          Versnelde bodemerosie

-          Verzilting

-          Verdroging

Soorten irrigatie:

-          Druppelirrigatie

-          Geulirrigatie

Paragraaf 5

Lucht zet bij opwarming uit  -> Minder luchtdeeltjes ( Lagedrukgebied / Minimum )

-          Minder zwaar

-          Minder druk

Het lagedruk gebied rond de evenaar:

Intertropische convergentiezone ( ITCZ ) / Zone van de equatoriale lage luchtdruk

Paragraaf 6

Windrichting heeft te maken met atmosferische circulatie

Ontstaan zeestromen: Wind over zee sleurt zeewater mee

Oceanische circulatie

Warme zeestroom -> Uit relatief warm gebied

Koude zeestroom -> Relatief koud gebied

In de subtropen met een koude zeestroom vind je veel woestijnen

Het koude zeewater koelt de lucht erboven af, waardoor het weinig vocht kan vasthouden

 Belangrijke factoren verdeling warmte op aarde:

-          Zeestromingen

-          Luchtstromingen

Bijzondere situatie Antarctica:

Rondom het continent is een koude zeestroming waardoor warme zee en luchtstromingen niet bij het continent kunnen komen

Omdat het ijs wit is, kaatste het zonlicht weg waardoor de aarde afvoelt

Een periode tussen 2 ijstijden: Interglaciaal

Atmosferische circulatie bepaald voor een groot patroon het klimaat

Klimaatgebied: Een grote gebieden met hetzelfde klimaat

Evenaar -> Tropische klimaten

Polen -> Polaire klimaat

30 graden van de evenaar -> Droge klimaten

60 graden van de evenaar ->

-          Gematigde klimaten aan zee

-          Landklimaten landinwaarts

Gebergten:

-          Houden wind van zee tegen

-          Zorgen voor droge gebieden in het binnenland

Gebieden aan zee:

-          Regenrijker

-          Mildere winters

-          Koelere zomers

Algemene regel: De zee houd langer warmte vast, en trager warmte opneemt dan land

Moessom: Veel regen

Paragraaf 7

In het landschap zie je de klimaatgebieden terug in wat we landschapszones noemen

Landschapzones: Gebieden waarin bepaalde bodem- en vegetatietypen domineren

Bijv. Tropisch regenwoud

Het is nog gecompliceerder door verschillende: ( Deze factoren veranderen gelijdelijk )

-          Diersoorten

-          Plantsoorten

-          Grondsoorten

-          Invloed van de mens

De tropische zone word gekenmerkt door tropisch regenwoud rond de evenaar met daaromheen savanne.

Bodem onvruchtbaar omdat het in de tropen heel warm is en hierdoor breken voedingsstoffen en bodemdeeltjes heel snel af

Vruchtbaar maken:

-          Stukje oerwoud plat branden

-          Zochten nieuw plekje

-          Niet steeds dezelfde plek bevruchten

Hierdoor kan het oerwoud weer herstellen

Rondom de gebieden met regenwoud kent het klimaat een droge periode, meestal in de winter. Het oerwoud word minder dicht tot er nog slechts verspreid staande bomen over zijn en je van een savanne spreekt.

/ Door de hevige regen spoelen voedingsstoffen uit de bodemJava -> Vulkanische bodem

Richting het noorden en het zuiden word savanne steeds droger

Als er geen bomen meer over zijn -> Steppe (Nomaden )

Als er geen vegetatie meer is -> Woestijn

Snowbirds: Rijke Amerikanen die hun winters doorbrengen in een tweede huis in de woestijn van Arizona

Gobiwoestijn: Ligt in de regenschaduw van de Himalaya, het is daar minder heet en het kan er zelfs erg koud zijn

Aride zone: Weinig leven waardoor voedingsstoffen in de bodem nauwelijks worden afgebroken

Oplossing:

-          Irrigatie

-          Nijl van Egypte

Paragraaf 8

Suptropische zone: Het gebied dat een Middellandse Zeeklimaat heeft

( En delen van China en Japan )

Je hebt ook nog wat gebieden met een droge winter. Dit zijn gebieden met een klimaat dat sterk lijkt op een savanne-klimaat, maar die door hun noordelijke of zuidelijke ligging en hun hoogteligging net te koud zijn om bij de tropische zone te horen

Bijv. Delen van China & Johannesburg in Zuid-Afrika

Aangepaste vegetatie:

-          Leerachtige bladeren

-          Japanse kersenbloesem ( Veel regen )

Gematigde zone:

-          Veel loofbossen die in de herfst hun bladeren verliezen

-          Grassteppe

Grassteppe: Zeer vruchtbaar omdat er eeuwen lang grasresten zich hebben opgehoopt

De Boreale zomer:

-           Lijkt op de gematigde zone, maar kouder.

-          Uitgestrekte naaldbossen

-          Niet echt vruchtbaar

-          Naaldbossen ( Vaak productie hout )

-          Canada, alaska, siberie, scandinavie

Polaire zone:

-          Mossen en grassen

-          Toendra

-          Nomadisch

Paragraaf 9

Dynamisch systeem: Een landschap dat voortdurend veranderd

Geofactoren: Om te zien welke factoren een landschap bepaald

-          Klimaat

-          Gesteente

-          Relief

Groen landschap:

-          Regen

-          Milde winters en koele zomers

-          Zandige grond -> Gras en daarmee runderen

Relief -> Vorm aan de loop van water

è Water erodeert er ontstaat relief

De mens is ook een geofactor

Alle geofactoren hangen met elkaar samen, als de een veranderd. Veranderd de rest mee.

et versterkte broeikasteffect:

-          Fossiele brandstoffen -> CO2

-          Atmosfeer houd warmtestraling tegen ) Versterkt )

-          Methaan

Klimaatverandering

Paragraaf 10

Oorzaken landdegradatie:

-          Wegspoelen of –waaien van bodemdeeltjes

-          Ontbossing

-          Als de boeren hun akkers in de droge tijd braak laten liggen

-          Boeren teveel vee laten grazen ( Overbeweiding )

-          Irrigatie: Als irrigatiewater verdampt ( Verzilting )

Verwoestijning word versterkt door de opwarming van de aarde

-          Meer verdamping

-          De inventiviteit van neerslag veranderd

Verwoestijning is niet de eerste plaat van klimaatverandering maar van verzilting en bodemerosie.

Het is een vorm van landdegratie en niet van klimaatverandering

Klimaat verandering kan het proces van verwoestijning wel versnellen ( Kan een milieuramp worden )

Aantekeningen

Luchtdruk: Het gewicht van deeltjes dat op de aarde drukt

Lage druk ontstaat wanneer de lucht stijgt

Stijgende druk geeft neerslag

Stijgende druk geeft neerslag

Hoe ontstaat neerslag?

1.      Zon verwarmt het water

2.      Het water verdampt

3.      Warme lucht en waterdamp stijgen op

4.      Hoe hoger je komt hoe kouder het word

5.      Koude lucht kan minder waterdamp vasthouden dan warme lucht

6.      De wat rdamp condenseert -> Neerslag

Hoe ontstaat vulkanisme ?

-          De oceanisme plaat is zwaarder dan de continentale plaat. Dus de oceanische plaat duikt onder de continentale plaat.

-          Er ontstaat een aardbeving

-          De oceanische plaat drukt de continentale plaat omhoog ( Opheffing )

( Diepe troggen naast continentale platen )

-          De oceanische plaat gaat naar beneden, dat word verhit omdat de plaat naar beneden ( Richting de mantal ) gaat

Water van de zee word meegenomen in de trog waar de damp zorgt voor druk

De oceanische plaat is hier diep genoeg zodat hij smelt. Land inwaarts ontstaat de vulkaan. De botsing zorgt voor een aardbeving en de oceanische plaat komt omhoog

è Opheffing & Ontplooiing tot het een gebergte word

Stratovulkaan: Kegelvormige vulkaan

Namen bewegingen:

-          Convergent  ( àß )

-          Divergent ( ßà )

-          Transform ( Langs elkaar heen )

-          Subductie

Sediment:

-          Klei

-          Grind

-          Zand

Endogene krachten: Krachten van binnenuit de aarde

Exogene krachten: Krachten van buiten de aarde af

Aardkorst:

-          Continentale platen

-          Oceanische platen

Gevolg van platentektoniek:

-          Aardbevingen

-          Vulkanen

-          Gebergten

Kern:

-          Binnen kern

-          Buiten kern

Mantel: Is stroperig / Plastisch

Bevinden convergente stromingen

Breedteligging veroorzaakt luchtcirculatie

Warme lucht stijgt op:

-          Ze uit, word lichter

-          Minimum ( Lage druk )

-          Evenaar

Koude lucht daalt:

-          Krimpt, word zwaarder

-          Maximum ( Hoge druk )

-          Tropen

Een gebied met hogedrukgebied gaat naar een lagedrukgebied

Stijgingsneerslag: Bij de evenaar

Stuwingsneerslag: Bij bergen

Temperatuurverschillen leiden tot luchtdrukverschillen

Luchtdrukverschillen leiden tot neerslag / geen neerslag

Wat is de verklaring dat op 30 graden van de evenaar het droog blijft -> Er is een hoge luchtdruk waardoor de lucht daalt, waardoor de lucht word opgewarmd en warme lucht kan meer waterdamp vasthouden

Waarom nat bij evenaar: De lucht word kouder, koude lucht kan minder waterdamp vasthouden dan warme lucht en hierdoor krijg je neerslag.

Warme lucht kan meer water opnemen dan koude lucht

Wereldlijke luchtstromingen:

1. Hoe dichter bij de evenaar hoe lager de druk

2. Hoe hoger hoe kouder

3. Water warmt langzaam op en koelt snel af

     Land warmt snel op en koelt langzaam af

4. Warme en koude zeestromingen beïnvloeden het klimaat

Veel neerslag omdat een koude luchtstroom tegen een warmte luchtstroom botst

Ligging van gebergten:

-          Loef zijde ( Loefzijde is droefzijde )

-          Lijzijde ( Lijzijde is blijzijde )

Loefzijde:

-          Stijgende lucht

-          Neerslag

Lijzijde is het vaak droog

-          Dalende lucht

-          Droog

Algemene regel:

Hoe dichter bij de polen hoe kouder

-          Omdat de zon dan een groter oppervlak moet verwarmen

-          Zon is langer onderweg naar de polen waardoor het warmte verliest

Breedteligging: Afstand tot de evenaar

Hoe groter de invalshoek hoe meer energie

Warme lucht met waterdamp koelt af en de waterdamp condenseert

Hydrologische cyclus -> Waterkringloop

Landzee verdeling:

-          Aanlandige wind geeft in de winter een verwarmend effect

En in de zomer een verkoelend effect

-          Zeewater verwarmt minder snel op en koelt minder snel af dan land

-          Landinwaarts neemt het effect af

-          Aan zee meer neerslag

Luchtdeeltjes zijn afhankelijk van de temperatuur

Draaien van de aarde -> Coriolis effect

De wet van Buys Ballot ( KNMI )

De lucht stroomt van hogedrukgebieden naar lagedrukgebieden heeft daarbij op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts

En op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links

NooRdelijk -> Rechts

Lucht stroomt vaan een maximum naar een minimum

Op het noordelijk halfrond ligt het lage drukgebied links van je, gemeten met de wind in de rug

Gemeten met de wind in de rug

Mondiale luchtdrukcirculatie:

-          Subpolair minimum

-          Equatoriaal minimum

-          Polair max

-          Subtropische max

Depressie:

Het botsen van koude poollucht met warmte lucht rond het sub polair minimum …

Luchtstromen veroorzaken zeestromen:

-          Oppervlaktestromen en dieptestromen

-          Zeestromen beïnvloeden weer en klimaat -> ijskoude zee lands zonnige kusten & Havens Noorwegen ijsvrij

-          Als wind langdurig in dezelfde richting waait -> Zeestromen / Driften

-          Dit voelen wij als wind

-          Door luchtdrukverschillen gaat de lucht stromen

Passaat: Wind die richting de evenaar gaat

Doordat de aarde schuin staat en 1 jaar lang om de zon draait hebben we seizoenen

Het zuidelijkhalfrond en het noordelijk halfrond hebben aparte zomermaanden

Zuidelijk: December Januari

Noordelijk: Juni Juli

ITCZ: Verschuift altijd door seizoenen ( Omdat de aarde rond de zon draait in een schuine stand )

De wind komt uit het zuidwesten, want de Zuidoost passaat vanuit het zuidelijk halfrond draait bij de evenaar en komt dan van uit het Zuidwesten

( De wind komt van land maar omdat de evenaar draait komt die van zee )

Wind over zee: Natte moesson, omdat hij waterdamp meeneemt

Moesson:

Vragen:

-          Droge tijd?

-          Temp koudste maand?

-          Temp warmste maand?

-          Droge tijd ? -> Wanneer

-          Noordelijk halfrond / Zuidelijk halfrond?

Effect op het klimaat:

Zeestromen ( warm / koud )

Land/Zeeverdeling

Hoogteligging: Hoe hoger hoe kouder

Ligging gebergten

Luchtstroming

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.