Hoofdstuk 1, Arm en rijk

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1466 woorden
  • 20 december 2007
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
35 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Brian – A4a - Aardrijkskunde
Samenvatting hoofdstuk 1 (Module 1 - Arm en Rijk)


Paragraaf 1.1
FAO - Food and Agriculture Organization, deze organisatie schat dat er 850 miljoen mensen op de wereld ondervoed zijn. 95% hiervan leeft in ontwikkelingslanden.

Honger: Hiervan wordt gesproken wanneer iemand gedurende langere tijd minder energie binnenkrijgt dan 1690 kilocalorieën per dag. We spreken dan ook wel van kwantitatieve honger.
Hongersnood: Als een land voor een langere periode te weinig voedsel heeft voor een overgroot deel van de bevolking


Kwalitatieve honger: Een slechte en/of schaarse samenstelling van het dagelijkse menu, waardoor men honger lijdt.
Ondervoeding: De voedselvoorraad is niet voldoende om een persoon te verzien in zijn dagelijkse levensbehoeften.
Chronische ondervoeding: Als een persoon voortdurend te weinig of te eenzijdig eten binnenkrijgt.

Recht op voedsel en voedselzekerheid: Dit recht is vastgelegd in de Universele verklaring van de Rechten v/d mens. Ieder mens moet in staat zijn voldoende voedsel van voldoende kwaliteit te eten, zodat een goede gezondheid mogelijk is.

Voedselbalans: De verhouding tussen de voedselvoorraden en de consumptie van voedsel in een gebied.
· Niet ieder mens heeft in elke situatie evenveel voedsel nodig. Daarom houdt de FAO rekening met de geslachtsverdeling, leeftijdsopbouw bevolking, lichaamsgewicht bij bepaalde lengte en het soort werk dat volwassenen doen.
o Algemeen wordt voor de basisenergiebehoefte van een mens het BMR gebruikt, de hoeveelheid energie die nodig is om het stofwisselingproces in het lichaam op gang te houden.

Oorzaken honger.
- Afname voedselvoorraden d.m.v. misoogsten door natuurrampen, insectenraat of aantasting door schimmels en virussen.
- Door overbevolking en onverantwoord bodemgebruik --> Verdroging, Bodemuitputting enz.

Paragraaf 1.2
Belangrijkste gewassen waarmee wereld zich voed:
- Granen, grassoort --> Tarwe, Maïs en Rijst
- Knollen --> Aardappelen en Cassave
- Grondstoffen --> Sojabonen

Calorisch Rendement.
10 kg graan --> 1 kg vlees

|| ||
Plantaardig --> Vlees
Voedselgewas --> Direct om te eten (consumeren).
Handelsgewas --> Wordt gebruikt als ingrediënt voor ander product.

Ullman-theorie.
1. Complementariteit --> Gebieden moeten elkaar aanvullen (regionaal, continentaal enz.)
2. Transporteerbaarheid --> De producten moeten transporteerbaar zijn.
3. Tussenliggende Mogelijkheden --> Uit land dat dichterbij ligt dan een ander land.
Bijv: Australië-Nederland --> Spanje-Nederland

Geglobaliseerde landbouw --> Internationale regels over voedselveiligheid

Paragraaf 1.3
Globalisering – Open grenzen in de zin van vrijhandel en exportgerichtheid van landen.
Regionale Specialisatie – Meer toeleggen op telen van één soort product.
Exportlandbouw – Meer export door regionale specialisatie.

Landen drijven handel om 2 redenen:

- Verschil in productie per land/regio. (door klimaat en technologie)
Schaalvoordeel realiseren. (door meer te produceren worden de worden de productiekosten per eenheid lager.)

Handelstromen worden bepaald door relatieve kostenverschillen. Ricardo legde m.b.v. de comparatieve kostentheorie uit waarom alle partijen van handel kunnen profiteren, ook al produceert een van die landen alle spullen voor een lagere prijs. Een comparatief voordeel(in de internationale economie geeft het comparatieve voordeel aan waarom het voor landen voordelig is om handel te drijven met elkaar, zelfs wanneer het ene land alles voordeliger kan produceren dan het andere land. In de theorie van het comparatieve voordeel wordt gekeken naar het verschil in de verhouding tussen verschillende productiefactoren en niet naar de kostprijs.) berust op de hoeveelheid die daar beschikbaar is van de productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal. Ricardo hield in zijn redenering geen rekening met milieukosten of met verspreiding van ziektes. De theorie werkt alleen als er sprake is van gelijke concurrentieverhoudingen.

Productiviteit per arbeidskracht - hoeveelheid goederen of diensten die een werkzaam persoon in de beroepsbevolking levert in een bepaalde tijd

Landbouwsubsidies – Subsidies voor werkenden in de landbouw.
Invoertarieven – Tarieven die betaalt moeten worden als een product wordt geïmporteerd.
Bijv.: Suikerbeleid van EU.

WTO – Wereldhandelsorganisatie.

- Op wereldhandelsconferenties wordt door aantal rijke landen gezegd dat ze landen die in de put raken, zullen helpen. Vaak blijkt hun hulp onder de maat te zijn, terwijl lokale boeren goed geholpen worden.
- Voedselnoodhulp wordt gegeven in ruil voor olie, water, ertsen enz. Maar een land is nite in alle gevallen echt geholpen met de voedselschenkingen.
- IMF (Internationale Monetaire Fonds) en de Wereldbank helpen landen met schulden, maar willen dan minder staatsgreep op economie en vrije handel. Dit kan ten nadele zijn voor de boeren, want er wordt voedsel geïmporteerd.
- Door slecht landelijk beleid ontstaat op dorpsniveau armoede, corruptie enz. De landelijke overheid blijkt in zo’n situatie vaak niet in staat om orde op zaken te stellen.


Positieve ontwikkelingen in wereldvoedselsituatie:
- Vrijhandel heeft in Thailand, India, China en Indonesië geleid tot meer welvaart en een betere verspreiding van inkomens.
- Voedselproblemen worden voortdurend aan de man gebracht door FAO, WHO (World Health Organisation) en NGO’s (niet-regeringsgebonden organisaties).
- Grote schulden in armste landen zijn in 2005 kwijtgescholden. Dit is mogelijke voorlichting voor die landen.
- Pro Poor Growth-beleid: Economische groei waarbij de armen meer dan gemiddeld profijt hebben.
- De Aziatische ‘tijgers’ Zuid-Korea en Taiwan zijn gesteund met subsidies voor de achterblijvende en verwaarloosde landbouwsector.
- India is verbeterd doordat ze in 1991 de economie open hebben gezet voor de wereldmarkt.

Veel landen in Afrika en Azië kunnen boeren niet genoeg beschermen en worden steeds afhankelijker van import van voedsel, dat ze maar moeilijk kunnen betalen.

Paragraaf 1.4
Een tekort aan voedsel kan op 2 manieren worden verholpen:
· Kijken naar de vraagzijde en zorgen voor een betere verdeling van eten over de bevolking.
· Door in de aanbodkant te sleutelen aan het vergroten van de productie en wel het liefst op de plaats waar de behoefte het grootst is.

De trage groei van de wereldbevolking ging, weliswaar met horten en stoten, redelijk gelijk op met een toename van de voedselvoorziening.

Vanaf de twintigste eeuw lukte het de boeren goed om op de opbrengsten per hectare sterk te vergroten. Deze intensivering van de landbouw wordt gekenmerkt door aandacht voor de bodemvruchtbaarheid en vruchtwisseling, doelmatiger methoden van watergebruik en het verbeteren van plantenrassen.

Met de groene revolutie bedoelt met de sterke stijging van de landbouwproductie in de arme landen als gevolg van de toepassing van nieuwe graanvariëteiten van met name rijst, maïs en tarwe.
Dit vond plaats vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw.
Onderzoekers van het IRRI ontwikkelden door kruising van verschillende rijstrassen een kortstengelige variëteit die meer korrels leverde en niet omviel. Aan deze ‘’dwergrassen’’ kan wel driemaal zoveel kunstmest worden toegediend als aan de traditionele rassen.
Wereldwijd nam de opbrengst per hectare dankzij de nieuwe graanvariëteiten toe van 1.400 kg naar 2.700 kg, 30 jaar later.

De mensen die vooral hadden moeten profiteren van de Groene Revolutie, de allerarmsten, gingen er vaak niet echt op vooruit.
Critici stellen dat de Groene Revolutie heeft geleid tot een toenemende ongelijkheid en verarming op het platteland.
In veel gebieden werd meer grondwater aan de bodem onttrokken dan kon worden aangevuld door de natuur.
Grote boeren hebben een betere toegang tot de nieuwe productiemiddelen dan kleine boeren. Grotere boeren hebben meer geld achter de hand. Daarnaast beschikken ze over relaties en contacten.
Kleine boeren zijn in veel landen met handen en voeten gebonden aan grotere boeren. Die zijn vaak de enige die geld uit willen lenen.

Dankzij de Groene Revolutie zijn landen als China en India op het gebied van de graanvoorziening voor een flink deel zelfvoorzienend geworden.

De toename van de agrarische productie leidt zoals gezegd over het algemeen tot dalende voedselprijzen.

De groene Revolutie die na de 2de wereldoorlog plaatsvond, was gebaseerd op het creatief omgaan met de traditionele erfelijkheidsleer en gewasveredelingstechnieken. Door te sleutelen aan het genetisch materiaal van planten zijn de mogelijkheden om meer en beter voedsel aan te bieden vrijwel onbeperkt geworden.
Genetische Modificatie (GM) is een belangrijk element in de moderne biotechnologie. Bij GM wordt de zogenoemde recombinant-DNA-techniek toegepast. D.w.z dat er aan de erfelijke eigenschappen van levend materiaal gesleuteld wordt door in een organisme een vreemd gen in te bouwen.
De productiviteit van verzilte bodems zou sterk verhoogd kunnen worden door het inzaaien van zouttolerantie gerstsoorten.
Tegenstanders zien deze droom eerder als een nachtmerrie. Hoewel overschrijdingen ook wel eens op natuurlijke wijze voorkomen tussen planten en bacteriën, vinden zij dat het niet aan de mens is om de soortgrenzen te doorbreken.

Sceptici voorspellen ook dat door GM de kloof tussen arm en rijk in de wereld zal toenemen. Hun redenering is dat slechts een beperkt aantal zeer grote (westerse) bedrijven in de toekomst zal beschikken over het nieuwe zaaizaad en plantmateriaal, omdat de ontwikkeling ervan handen vol geld kost.
Groeperingen maken zich ernstig zorgen dat de gezondheid van mens en milieu zal worden geschaad door genetisch gemanipuleerd voedsel of dat virussen of bacteriën volslagen resistent zijn geworden tegen bestrijdingsmiddelen.
Ze zijn van mening dat de langetermijneffecten voor de gezondheid nog onvoldoende zijn onderzocht.
Anderen brengen naar voren dat ondervoeding een resultaat is van armoede en ongelijkheid. Ze stellen dat de toepassing van nieuwe GM-rassen de aanpak van deze maatschappelijke problemen in de weg staat.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.