Hoofdstuk 1, Arm en rijk

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 2907 woorden
  • 10 oktober 2007
  • 109 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
109 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Ondervoeding en honger:

 FAO: (Food and Agriculture organization) De voedsel -en landbouworganisatie van de Verenigde Naties.

850 miljoen mensen wereldwijd ondervoed.
waarvan:
- 95% in ontwikkelingslanden.
- 25 miljoen in overgang van communistische planeconomie naar vrijemarkteconomie.
- 10 miljoen in geïndustrialiseerde landen.

 Het is van belang om te weten wat honger, hongersnood, ondervoeding en voedselzekerheid inhouden.
• Iemand leidt aan honger als hij of zij niet in staat is om voldoende voedsel en voedsel van goede kwaliteit te eten.

Volgens de FAO: wanneer iemand gedurende langere tijd minder energie binnenkrijgt van 1690 kilocalorieën per dag.
(kwantitatieve honger)
Ontstaan van hongersnood: bij een acuut gebrek aan voedsel in de samenleving.
 Meest beruchte hongersnoden in de 20ste eeuw:
- in USSR stierven 5 miljoen mensen doordat de collectivisering van landbouw was afgedwongen door stalin.(1932-1934)
- In China stierven 16 miljoen mensen doordat er geslotenheid was van het politieke systeem.(1958-1961)
(rampen in communistische landen werden vaak geheim gehouden zodat er geen externe hulp van buitenaf kon worden geboden)

• Kwalitatieve honger: als de samenstelling van het dagelijkse eten mankeert.(te eenzijdig voedsel)
• Ondervoeding: als de voedselvoorraad niet voldoende is om een persoon te voorzien van zijn dagelijkse energie behoefte.
- energie tekort op lange termijn.
(bij honger wordt het acute probleem bedoelt)
• Chronische ondervoeding: als een persoon voortdurend te weinig of te eenzijdig voedsel binnen krijgt.
- deze vorm krijgt weinig aandacht omdat er geen sprake is van acute hongerdood.(het is wel de meest voorkomende vorm van honger)

 Kinderen met opgezwollen buikjes lijden aan: ziekte door kwalitatief eenzijdig voedsel met weinig eiwitten.
 Mensen vermageren tot op het bot als zij op langere termijn te weinig energierijk voedsel binnen krijgen(zoals; zetmeel, vetten, suiker)
• In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is het recht op voedsel en voedselzekerheid vastgelegd.
- Voedselzekerheid: ieder mens moet in staat zijn voldoende voedsel van voldoende kwaliteit te eten, zodat een goede gezondheid mogelijk is.
Meten doet weten:

 Voedselnood is het hoogst in: Afrika en een aantal landen in andere werelddelen.
 FAO maakt gebruik van een voedselbalans.
Voedselbalans: verhouding tussen de voedselvoorraden en de consumptie van voedsel in een gebied.
- aan de hand hiervan wordt de hoeveelheid voedsel die beschikbaar is vergeleken met wat de bevolking per dag nodig heeft.(gelet op dagelijkse energiebehoefte)
 FAO houdt rekening met geslacht, leeftijd, het lichaamsgewicht bij een bepaalde lengte en het soort werk dat volwassenen doen.
- De basisbehoefte van een mens is aangeven met BMR
(Basal Metabolic Rate): de hoeveelheid energie die nodig is

om het stofwisselingsproces in het lichaam op gang te
houden.
- Bovenop BMR komt de energie die nodig is voor allerlei
Activiteiten. (veel calorieën nodig bij iemand die zware
landarbeid verricht en bij zwangere vrouwen)

Plussen en minnen:

 Grote voordeel aan de onderzoeksinstrumenten bij de FAO-methode:
- Het is goedkoop
- Ze kunnen snel worden toegepast.

NADELEN:
• Cijfermatige gegevens meestal alleen per land beschikbaar(of in het beste geval provinciaal).
• Statistieken in ontwikkelingslanden zeer onvolledig en zeer onbetrouwbaar.
• Haast onmogelijke opgave om groepsgegevens te herleiden tot persoonlijke of gezinssituaties.
 Voor voorbeelden bij tweede en derde nadeel: zie vierkantje op blz. 9.

Oorzaken van honger en ondervoeding

 Honger werd alleen bekeken vanuit aanbod.
• De afname aanbod: bv. Door ziekten en plagen.
• Bekijk de wet van Malthus.
• Afname aanbod op langere termijn door milieurampen.
Overbevolking en ontverantwoord bodemgebruik leiden tot:
verdroging, bodemuitputting, verzilting en erosieproblemen.
Overbevolking= een teveel aan mensen, waardoor de
draagkracht van een gebied overschreden wordt. (voor meer
uitleg zie begrippenlijst/overbevolking)
• Er is rust en vertrouwen nodig om de landbouw productie beter te kunnen laten verlopen.
inflatie, corruptie en lage, schommelende prijzen zijn voor de boer niet zo handig als hij een product op de markt wil zetten.
 Moderne communicatie- en transportmiddelen zijn tegenwoordig een goed hulpmiddel om snel en makkelijk de gebieden met voedseltekorten te vinden en voedsel erheen te sturen. Maar dit gebeurt niet in voldoende mate.
Veel oorzaken van honger en ondervoeding staan dus los

van de directe voedselproductie.(zie ook figuur 1.13 voor
oorzaken en gevolgen)
• Organisaties zoals de VN en Oxfam besteden over de hele wereld aandacht aan verbetering van voedselzekerheid.
(2015 moet aantal mensen met honger zijn terug gebracht tot de helft)

Voedselgewassen in kaart paragraaf 2

De graanschuren van de wereld:


 Belangrijkste gewassen: granen en aardappelen.
Voornaamste graangewassen: tarwe, rijst en maïs.(aardappels maken veel minder deel uit dan deze granen)
Amerika is de grootste graanschuur van de wereld.
Zie blz.14 en 15 voor beschrijving van de voedselgewassen.
 Groot deel van de landbouwgrond wordt gebruikt voor het verbouwen van voedsel voor de dieren terwijl deze grond beter kan worden gebruikt voor menselijke voedselteelt.
Mensen die voedselgewassen exporteren hebben een groot aandeel dierlijke producten in het voedselpakket.(naarmate een land rijker is zijn de aantal dierlijke eiwitten in het eten hoger)
• De hoeveelheid voedingsenergie (gemeten in calorieën) die nodig is om een kilogram dierlijk gewicht te produceren heet het calorisch rendement.

Gebieden met lage welvaart en hoge bevolkingsdruk wordt de landbouwgrond dus gebruikt voor graanteelt en niet voor de vleeshouwerijen.
Eenzijdig dieet wordt zo goed mogelijk aangevuld met plantaardige eiwitten( plus vis, kip, melk en eieren).
• Als welvaart in een land groeit en de voedselconsumptie in een land toeneemt, neemt de vraag naar dierlijke eiwitten ook toe.
Hierdoor neemt de druk op de landbouwgrond toe met als gevolg uitputting en erosie.
• De verschillen in graanconsumptie tussen Noord en Zuid zijn groot.
Dierlijke eiwitten zijn nodig maar een teveel kan schadelijk zijn.

Wereldproductie en wereldhandel

De transporttheorie van Ullman
 Vervoer kan alleen tot stand komen als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.(deze theorie heet de transporttheorie van Ullman)
• Complementariteit, hiermee wordt de aanvulbaarheid bedoelt.
Bv. Productie van China gaat naar europa en de resten gaan weer terug naar China.
Complementariteit tussen regio’s en ook tussen continenten.
• Transporteerbaarheid, de producten moeten goed kunnen worden aangevoerd.
Slecht transport in ontwikkelingslanden door: slechte infrastructuur en moeizaam werkend vervoers- en distributiesysteem.

• Tussenliggende mogelijkheid, andere manier om het vervoer tot stand te brengen.

Een tussenliggende hindernis, het vervoer via een omweg te doen. (Bv. Van de andere kant van de wereld halen terwijl het naast de deur ook te krijgen is)

 Transporttheorie van Ullman past goed bij de toenemende mondialisering van de landbouw.
• Het hele systeem van voedselproductie wordt steeds meer afhankelijk van processen op mondiaal schaalniveau. Handelsafspraken, ziektes en voedselveiligheid gaat tegenwoordig iedere wereldburger aan.
Dit heet ook wel geglobaliseerde landbouw .

Globalisering en het wereldvraagstuk

Economische globalisering en beschikbaarheid van
Voedsel:
 Globalisering: het steeds verdergaande proces van internationale uitwisseling van goederen, kennis en kapitaal. Dit wordt ook wel mondialisering genoemd.
Protectionisme: landen proberen hun goederen te beschermen door het heffen van hoge invoerrechten.

Doen waar je goed in bent:
 Door middel van regionale specialisatie(regionaal gebonden productie van
goederen of diensten op basis van specifieke locatievoordelen) op basis
van exportlandbouw(landbouwvorm die produceert op uitvoer van

goederen en daarmee gericht op de wereldmarkt) zal er meer welvaart
voor meer landen komen.

Grootschalige productie onder gunstige omstandigheden: drukt de kosten
En zorgt voor sterke concurrerende prijzen.
exportopbrengsten zorgen ervoor dat een land producten kan kopen die
het zelf niet kan verbouwen.

De comparatieven kostentheorie:
• Landen drijven handel:
- door ander klimaat en beschikbaarheid van technologie hebben ze andere producten die ze aan elkaar kunnen verhandelen.
- Realiseren van de schaalvoordelen(door meer productie worden productiekosten per eenheid lager).
 Handelsstromen worden bepaald door relatieve kostenverschillen.

Comparatief voordeel: geeft aan waarom het voordelig is om handel te drijven met elkaar, zelf wanneer het ene land alles voordeliger kan produceren dan het andere land.

De theorie van comparatief voordeel berust op: de hoeveelheid productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal beschikbaar is. Er wordt niet naar de kostprijs gekeken.


- veel natuurlijke hulpbronnen: specialisatie in de productie van grondstoffen.
- Veel arbeid beschikbaar: productie van arbeidsintensieve goederen.
- Veel geld beschikbaar: productie van kapitaalintensieve goederen.

Als iedereen zich specialiseert in een goed waarmee hij comparatief voordeel heeft, kunnen alle landen winnen bij vrijhandel.

Landbouwsubsidies:
• Hoge productiviteit per arbeidskracht(de hoeveelheid goederen of diensten die een werkzaam persoon in de beroepsbevolking levert in een bepaalde tijd) zorgt ervoor dat de wereld wordt voorzien van voldoende voedsel en agrarische grondstoffen.
maar de hoge productie per agrarische arbeidskosten is zeer kapitaalintensief.(door moderne apparatuur enz.) Waardoor boeren vooral overleven door de vele landbouwsubsidies(aanvullende bijdrage van de overheid aan de landbouwproductie).
• Landbouwsubsidies worden niet overal tegelijkertijd afgeschaft waardoor land die worden gedwongen hun eigen landbouwsubsidies aan hun boeren beëindigen wel nog geconfronteerd kunnen worden met de gesubsidieerde landbouwproducten van andere landen.

Invoertarieven
• Invoertarief: financiële heffing die door een invoerend land wordt gelegd op de prijs van een goed of dienst.(om de thuismarkt te beschermen)
rijke landen eisen vrijhandel voor producten die ze uitvoeren maar vragen invoertarieven voor de producten die ze invoeren.

Door hoge invoertarieven is het voor de arme landen moeilijk om nog comparatief voordeel te halen.

Verborgen agenda’s:
 Beleidsmaatregelen op internationaal niveau hebben niet altijd de gewenste gevolgen op nationaal en lokaal niveau.
• Rijke landen hebben gezegd hulp te bieden aan landen die tussen wal en schip raken. Vaak blijkt dit ver onder de maat of als dubbele agenda te dienen.
Bv. Op lokaal niveau worden boeren in de derde wereld gesteund met scholing- en irrigatieprogramma’s, maar tegelijkertijd exporteerde sommige landen hun vleesoverschotten beneden de kostprijs(prijsdumping) naar de zelfde derde wereld landen.
• Voedselnoodhulp wordt vaak gegeven in ruil voor olie, water, ertsen en politieke loyaliteit of om internationaal aanzien te verwerven.
• Sinds de jaren 80 wordt in samenwerking met IMP(zie begrippenlijst) en de wereldbank een structureel aanpassingsprogramma(SAP) opgesteld voor landen met een torenhoge schuldenlast.
Dit houdt in dat: IMF leent geld, de overheidsuitgave moeten omlaag en de greep van de staat op de economie moet verminderen.
IMP vraagt bovendien invoer van vrijhandel om aansluiting op de wereldmarkt te krijgen. Deze eis pakt niet altijd goed uit, het heeft soms negatieve gevolgen voor de voedselsituatie in een land.
• Slechts landelijk beleid kan op dorpsniveau de bestaan spiraal van armoede, degradatie van hulpbronnen, corruptie en falend bestuur versterken- deze plaatselijk bestaande spiralen kunnen omgekeerd zorgen voor nationale ontwikkelingsproblemen en zwak bestuur.

Bij landbouwbeleid houden de zogenoemde centrumlanden meer rekening met nationaal belang en de belangen van de eigen agrarische sector dan met de positie van de boeren in de voedselproblematiek in de ‘’buitenrand’’. Hierdoor worden de problemen niet verholpen.


WPF: wereldvoedselprogramma van de verenigde naties.(voor meer uitleg zie begrippenlijst.

Positieve ontwikkeling:
 Vooruitgangen in Azië: vrijhandel leidt in Thailand, India, China en Indonesië tot meer welvaart en een betere spreiding van inkomens. Meer mensen kunnen daar inmiddels beschikken over meer en beter voedsel.
• Internationale organisaties(zoals, FAO,WHO) brengen het voedselprobleem voortdurend onder de aandacht van de mensen.
ze krijgen hierbij steun van regeringsgebonden organisaties(NGO’s) die landelijk en plaatselijk actie voeren tegen ongelijkheid en achterstelling.
Onder NGO’s vallen kerkelijke-diaconale instellingen,actiegroepen en hulporganisaties als ICCO,Oxfam,Novib, Artsen zonder grenzen.
(Voor meer uitleg over NGO’s zie begrippenlijst)
• 2005 groot deel van de schuldenlasten van de armste landen kwijtgescholden. Dit kan verlichting voor de landen betekenen als de regering het geld besteed aan de armoedebestrijding.
• Het ontwikkelingsbeleid richt zich sterk op het Pro-Poor-Growth-beleid: economische groei waarbij arme landen meer dan gemiddeld profijt hebben. Donorlanden en ontvangende landen maken plannen om de armoedebestrijding en versterking van sociale en politieke delen extra onder de aandacht te krijgen.
• De Aziatische tijgers kunnen nu zonder probleem importeren omdat de export van industrieproducten meer dan voldoende oplevert om voedselinvoer te betalen. Dit komt door het verstrekken van goedkope leningen aan boeren en de steun door allerlei subsidies, landbouwvoorlichting en invoerbeperkingen.

• Ook in India is de situatie verbeterd. Sinds 1991 de economie opengesteld voor de wereldmarkt. Het aantal armen is flink geslonken. Voedselsituatie is voor velen sterk verbeterd. Toch blijven in dit land grote tegenstellingen zichtbaar.



Oplossing van voedselcrisis:
 Een tekort aan voedsel kan op twee manieren verholpen worden:
-naar de vraagzijde kijken en zorgen voor een betere verdeling van het eten.
verhogen van koopkracht en een evenwichtige spreiding van welvaart en
verbetering van infrastructuur en distributiesysteem.
-door naar de aanbod kant te kijken. Het vergroten van de productie en
Vooral dan op een plaats waar de behoefte het grootst is.(hierdoor nemen
De voedselvoorraden toe en kunnen de prijzen dalen)

De zoektocht naar voedsel:
 Landbouw was vroeger het voornaamste bestaansmiddel. De agrarische sector zorgde ervoor dat de samenleving draaide en werd daarom de primaire sector genoemd.
De groei van de wereldbevolking ging ongeveer gelijk op met de voedselvoorziening.
 We zijn altijd bezig geweest de voedselvoorraad op peil te houden, soms werden hier ook minder geschikte gebieden voor gebruikt.
vanaf 20ste eeuw verhoogde de opbrengsten per hectare. Deze intensivering van de landbouw kwam doordat er werd gekeken naar de bodevruchtbaarheid, vruchtwisseling , doelmatigere methoden van watergebruik en verbetering van plantenrassen.


De landbouw werd steeds moderner. Een grote vernieuwing was de groene revolutie!

De groene revolutie:
 De groene revolutie: de sterke stijging van de landbouwproductie in de arme landen als gevolg van de toepassing van nieuwe graanvariëteiten van met name rijst, maïs en tarwe.( vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw)
Bijzondere hulp van: IRRI(internationaal instituut voor rijstonderzoek) op de Filippijnen en het internationale Centrum voor de verbetering van Maïs, en Tarwe in Mexico.
 In Azië lukt het niet om de landbouwproductie te laten stijgen. De planten waren te langen en bedroegen te veel bladmassa. Doordat de IRRI rassen ging kruisen ontstonden er dwergrassen die drie keer zoveel kunstmest konden verdragen en die meer korrels leverde en niet omvielen.(bladmassa was dus goed). Deze rassen leverde meer op. Deze rassen worden HYV-rassen genoemd: High Yielding Varietes.
Hierdoor werd het voedselprobleem verminderd in de wereld en bleef een
Ernstige voedselcrisis bespaard.

Nare bijsmaak:
 De groene revolutie gaf een verbluffend resultaat maar soms had het ‘’een nare bijsmaak’’. De mensen die er vooral van hadden moeten profiteren gingen er niet echt op vooruit, veel ervaringen(met name de introductieperiode) wijzen zelfs op het tegendeel.
• Volgens critici heeft de groene revolutie geleid tot toenemende ongelijkheid en verarming op het platteland.
deze bezwaren liggen vooral op ecologisch en sociaal gebied:
 Grondwater werd onttrokken aan de bodem terwijl het niet door de natuur kon worden aangevuld.

Onoordeelkundig gebruik van meststoffen leidde soms tot uitspoeling en wegspoelen van deze waardevolle mineralen.
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen leidde zowel tot mens als milieu vergiftiging.
 Grote boeren hebben betere toegang tot de nieuwe productiemiddelen omdat:
Grotere boeren meer geld achter de hand hebben, ze beschikken over relaties en contacten(gemakkelijk en goedkoop aan krediet, water en info komen) hierdoor gaan ze vaak kapitaalintensief te werk en hebben ze minder landarbeiders nodig omdat ze machines hebben.

Kleine boeren moeten al geld gaan lenen, en dit kan problemen opleveren als de opbrengst tegenvalt. Hij heeft dan niet genoeg geld om zijn rente te betalen en af te lossen en hij loopt hierdoor gevaar zijn enige onderpand,land, te verliezen.
 Kleinen boeren gebonden aan grote boeren omdat grote boeren de enige zijn die geld willen uitlenen en die hun land verpachten aan vele huurboeren.

 Groene revolutie gaat gepaard met de toenemende productie voor de markt en export. De toenemende productie zal dan samengaan met vermindering van de consumptie van voedsel.

Successen:
 De groene revolutie heeft ook successen geboekt.
• Dankzij groene revolutie zijn landen als China, Indonesië, Thailand en India op het gebied van graanvoorziening zelfvoorzienend geworden.
• Door deze nieuwe processen gaan veel kleinere boeren langzaam over tot het toepassen van nieuwe technologieën, mede dankzij regeringsinstanties en hulporganisaties die het opnemen voor kleine boeren en minikredieten verlenen.(veel elementen uit de groene revoluties kunnen op kleine bedrijven worden toegepast)
• Toename van de agrarische productie leidt tot dalende prijzen.

naarmate de eigen behoefte afneemt, is een steeds groter aandeel van de bevolking in ontwikkelingslanden afhankelijk van de voedselvoorziening van de markt.

Een nieuwe revolutie noodzakelijk?
Om de groeiende wereldbevolking te kunnen blijven voeden is het van
Belang dat de voedselproductie ook met de bevolking meegroeit.
Toenemende welvaart per wereldburger > meer voedsel per persoon nodig
> samenstelling van voedselpakket maakt een verschuiving van meer
suikers en meer dierlijke eiwitten.

De Genenrevolutie: knippen en plakken:
 Groene revolutie na de tweede wereldoorlog was gebaseerd op: met de traditionele erfelijkheidsleer en gewasveredelingstechnieken.

Wat is GM?
 GM(genetische modificatie) is een belangrijk element in de moderne biotechnologie. Bij genetische modificatie worden in een laboratorium rechtstreeks de genen van een plant, dier of micro-organisme in het DNA van een ander organisme gebracht.
• Er kunnen gewassen worden gemaakt die niet worden opgevreten door ongedierte, waardoor bestrijdingsmiddelen niet nodig en vergiftigingen van bv. water kunnen worden vermeden.

• Tegenstanders vinden dat het niet aan de mens is om de soortgrenzen te doorbreken.
 Er wordt ook voorspelt dat GM de kloof tussen arm en rijk zal doen toenemen.
Omdat vooral de rijken er gebruik van zullen gaan maken en de armen op die manier uit de markt worden gedrukt.
Er is ook zorg dat de GM-rassen de bestaande plantenrassen bestuiven en zullen besmetten waardoor de oorspronkelijke rassen verloren gaan en niet meer kunnen dienen als basismateriaal voor gewassenveredeling.
 Organisaties maken zich zorgen dat het genetische gemanipuleerd voedsel(voedsel dat doormiddel van genetische modificatie wordt bewerk)
de gezondheid van de mens en milieu zal schaden of dat virussen of bacteriën tegen bestrijdingsmiddelen kunnen.
Ook kunnen er nieuwe giftige stoffen in de nieuwe gewassen worden aangemaakt die schadelijk zijn voor de gezondheid en dat er nieuwe eiwitten in ons voedsel terechtkomen waardoor we voedselallergie kunnen krijgen.
 Volgens andere is ondervoeding een resultaat van armoede en ongelijkheid. Ze zeggen dat de GM-rassen de aanpak van deze maatschappelijke problemen in de weg staat.

REACTIES

W.

W.

Ik heb het gelezen. Is wat aan de lange kant, maar verder ok.

16 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.