Aardrijkskunde Hoofdstuk 1
2.1
De aarde bestaat voor 2/3 deel uit water, en is de enige planeet met vloeibaar water, het word dus ook wel eens Oceanus genoemd. Het heelal bestaat uit heel veel sterren, waarvan er 1 de zon (gasbol die door kernreacties energie produceert) is, hier omheen draaien allemaal planeten (koude bollen, verwarmd door de zon). Planeten die dicht bij de zon staan bestaan uit vast gesteente, zoals de aarde, andere planeten bestaan uit een gas.
De zon doet er 8 minuten over om de aarde te bereiken. De aarde lijkt het meest op Venus en Mars, Overeenkomsten zijn grote, opbouw en het materiaal. Tussen de planeten zijn ook grote verschillen zoals, Alleen op de aarde is leven voor Organisme geschikt, ook de korst verschilt; de aarde bestaat uit oceaanbodem en continenten. De oceaanbodem bestaat uit Basalt (vulkanisch gesteente, stollingsgesteente), dit is zwaar, hierdoor ligt de oceaanbodem 4 000 meter lager dan de continentale korst. Deze bestaat uit een lichter gesteente, graniet stollingsgesteente dat op continenten voorkomt) en sedimentgesteente (ontstaat uit samengeperste korrels). Dit kon ontstaan doordat er water op de aarde voorkomt. Graniet is ontstaan doordat lava met water vermengt werd.
Overblijfselen van Planten- en diersoorten noemen we organische sedimentgesteente, dit komt overal op aarde voor. Hier blijkt dat de aardkorst niet alleen voor geschikte omstandigheden bied, maar er ook door wordt opgebouwd. Tijdens het leven van kalkdieren en planten werd er koolstofdioxide (co2) opgenomen uit de atmosfeer, dit is door de vorming van gesteente opgeslagen in de aardkorst. Er wordt vanuit gegaan dat er vroeger net zoveel co2 was als nu op mars en Venus.
Er wordt vanuit gegaan dat het zonnestelsel eerst 1 grote stof en gas wolk was, hierin ontstond eerst de zon, waaromheen stof en brokstukken cirkelden. De aarde en andere planeten werden gevormd door het samenklonteren van grote stukken ijs en steen, stof en gas. Bij het botsen hiervan, werd de aarde 5000 ˚C warm, omdat er zoveel energie kwam. Hierna koelde de aarde langzaam af, en werden de aardkost, aardmantel en aardkern gevormd. Als gevolg van de vulkanisch activiteit kwam er waterdamp en co2 in de atmosfeer. In de afkoeling werd de waterdamp water, dat nu in de oceanen ligt, en zo werd de aarde een leefbaar gebied.
2.2
Continenten, klimaten en het leven veranderen voortdurend. Continenten veranderen van vorm, omvang en plaats, ook word er vanuit gegaan dat continenten groter worden ten koste van de oceanen, doordat de continenten tegen de oceaanbodem botsen, waardoor de continenten groter worden, omdat er gebergten worden gevormd.
- 620 miljoen jaar geleden ; Het Pre-Cambrium
De Dampkring bevatte meer co2, en minder zuurstof omdat er geen ozonlaag (Beschermt de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling) was. Hierdoor bereikt deze straling de aarde dus wel, waardoor er alleen organisme onder water kunnen leven en de continenten volledig kaal waren. Van de organisme zijn geen fossielen gevonden, omdat ze geen harde delen bezaten.
- 320 miljoen jaar geleden ; Het Carboon
De zeeën werden bewoond door veel soorten vissen, weekdieren en dieren met schelpen zoals trilobieten. (fossiele overblijfselen van uitgestorven schelpdieren)
Vissen worden amfibieën en reptielen die op het land kunnen leven. Ook komen er bossen op het land en hierdoor stijgt de zuurstofconcentratie in de atmosfeer. Overblijfselen van de bossen vind je terug in de steenkoollagen. Doordat continenten botsen, komen er gebergten en op de zuidpool vormt een grote ijskap.
- 100 miljoen jaar geleden ; Het Krijt
De continenten zijn los van elkaar en de periode is het warmst op aarde. De zeespiegel lag 300 m hoger dan nu en in de zeeën leefden verschillende diersoorten zoals ammonieten (dit waren inktvissen met een opvallende schelp die in het water zweefden) Op het land leefden dinosaurussen en er waren bloemen en planten.
-18 000 jaar geleden ; Het Kwartair
De continenten hebben dezelfde positie als nu, Een ijskap bedekt het noorden van Europa en Noord-Amerika, en de zeespiegel stond 100 m lager dan nu. Er lopen mammoeten en sabeltandtijgers rond op de toendra’s ten zuiden van het landijs, dit blijkt uit fossielen en uit grottekeningen van de mensen in Zuid-Europa.
2.3
Uit fossielen (De overblijfselen en afdrukken (in steen) van dieren en planten.) en gesteenten kun je afleiden, hoe een plek op aarde er vroeger uitzag, En welk klimaat er toen was. Sedimentgesteente is gesteente dat ontstaat uit samengeperste korrels. De onderste laag werd telkens bedekt met nieuwe lagen, samen zijn ze weggezakt, samengeperst en komen weer omhoog. Dit duurt miljoenen jaren lang.
Uit al deze opgestapelde gesteente en fossielen kunnen conclusies getrokken worden:
- De Evolutie van het leven:
Dit is de ontwikkeling naar steeds complexere vormen van leven, dat heel geleidelijk verliep. Dit kun je aantonen uit fossielen van bijvoorbeeld vissen die zich heel langzaam ontwikkelen naar amfibieën (dieren die in het water en op het land kunnen leven) en hieruit zijn weer reptielen ontwikkeld.
- Planten en diersoorten
Niet alle planten en diersoorten hebben altijd geleefd, veel zijn uitgestorven door veranderingen van de aarde.
Relatieve ouderdom is de volgorde waarin bepaalde gesteente en fossielen zijn ontstaan. Fossielen worden gebruikt om de volgorde te bepalen, omdat het voer de hele wereld verspreid ligt.
Door radioactieve elementen in gesteentes, zoals uranium, Kun je aflezen hoelang geleden zo’n gesteente gevormd is, dit heet absolute ouderdom.
2.4
Meteorieten zijn grote blokken steen die tussen de planeten rond zweven. 56 miljoen jaar geleden kwam de aarde in botsing met zo’n meteoriet, er kwam een inslag, die zo groot was dat er een krater (cirkelvormige laagte in een terrein) ontstond. Brokken hieruit werd de atmosfeer ingeslingerd, waardoor er een groot bombardement ontstond. Een deel hiervan werd klein gemaakt en werd een stof waardoor de aarde tijdelijk verduisterde, een deel hiervan was zwavelhoudend waardoor er zure regen kwam. Bij de inslag kwam er zoveel energie dat de temperatuur steeg naar 1000˚C waardoor alles verbranden. Hierdoor zijn dus waarschijnlijk de dinosaurussen uitgestorven, bewijzen:
- Er is een dun stukje klei in de grond overal op aarde met een stof, iridium, wat alleen in meteorieten voorkomt.
- in ouder dan 65 miljoen jaar oud gesteente komen wel fossielen van dinosaurussen en ammonieten tegen, in jongeren niet.
- de krater word geschat op 65 miljoen je oud.
Door het uitsterven van de dinosaurussen, kregen de zoogdieren de kans om zich te gaan ontwikkelen, in jonger gesteente vinden we dus wel fossielen van zoogdieren. Ook de mens, die pas 2,4 miljoen jaar geleden echt heeft ontwikkeld. De eerste mens bestaat sinds 100 000 jaar, de homo sapiens uit Afrika die zich hebben verspreid over de wereld.
Op de maan zijn veel vaker meteorieten voorgekomen, en die op de aarde zijn verdwenen door erosie, of zijn weggezakt en met sedimenten bedekt. Kraters, klimaatveranderingen, zeespiegelstijgingen, en vulkanisme zijn redenen waardoor er soms tegelijkertijd veel planten- en diersoorten uitsterven. Ook verschuiven van continenten, zorgt voor het verdwijnen van ondiepe zeeën, waardoor er een groot landoppervlak ontstaat, dit kreeg van een woestijn klimaat waardoor er veel platen- en diersoorten zijn uitgestorven.
REACTIES
1 seconde geleden