Hele boek Globalisering

Beoordeling 8.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1362 woorden
  • 19 juni 2018
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 8.3
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting SE-boekje globalisering à gegeven onderwerpen door mevr. XXXX .

 

Hoofdstuk 1  Demografische kenmerken
bevolkingsdichtheid, spreiding, demografische druk, geboortecijfer, sterftecijfer

Culturele kenmerken:

Geloof & taal (gemeenschappelijke geschiedenis)

 

Regionaliseren: het indelen van een gebied in deelgebieden (regio’s) op basis van een of meerdere kenmerken van een groep
Regio: begrensd gebied met soortelijke kenmerken

Overgangszone’s zijn plekken waar vaak oorlogen ontstaan

 

Vormen van geografisch beeld:

  • Ligging
  • Bevolkingskenmerkenà demografisch, cultureel, economisch, politiek
  • Gebiedskenmerken
  • Interne en externe relaties

Bevolkingsspreiding: hoeveel mensen waar wonen.
Bevolkingsdichtheid: het gemiddelde aantal inwoners per km2 in een regio.

Bevolkingsgroei: Natuurlijke groei + Sociale groei

Natuurlijke bevolkingsgroei: geboorte en sterftecijfer

Sociale bevolkingsgroei: migratie en immigratie

Relatieve cijfers (procenten of promillages)
absolute cijfers (totale)

 

Verschillende vormen grafieke

Piramidevorm à Sterk groeiende bevolking

Granaatvorm à stagnerende bevolkingsgroei

Uivorm/urn à dalende bevolkingsgroei

Demografische druk à verhouding aantal actieven en niet-actieven in een bevolking
actief 19-65 actieven
niet-actieven: degene die daarbuiten vallen. Groene druk = 0-19 veel jongeren ten opzichte van de actieven.         Grijze druk: ouderen vanaf 65 jaar. à Samen demografische druk

Demografische transitiemodel

Fase 1: agrarisch ambachtelijke fase

Fase 2: proletarische fase
Fase 3: moderne fase

Fase 4: postindustriële fase

Fase 5: fase met het sterfteoverschot

 

Urbanisatiegraad: percentage mensen dat in de stad woont.

Urbanisatietempo: snelheid waarmee percentage stadsbewoners toeneemt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Cultuur: taal & religie
ligua franca: de taal die met elkaar afgesproken is als voertaal

Cultuurgebieden: macroregio’s met een gemeenschappelijke cultuur (taal of religie)

Acculturatie: het overnemen van andere cultuurelementen

Assimilatie: gedwongen overnemen van andere cultuurelementen

Diffusie: hoe wordt cultuur verspreid.

Ruimtelijke diffusie:

  • Expansie
  • Relocatie
  • Contactdiffusie
  • Hiërarchische diffusie

Sociale diffusie: verspreiding van een cultuurelement binnen de samenleving

Informatieoverdracht sneller dan ooit dankzij digitale netwerken

 

à Hoelang doe je erover om iets te zien en over te nemen.

Centrifugale krachten: processen die staatkundige samenhang ondermijnen.

Centripetale krachten: de factoren die de staten binden.

 

 

Hoofdstuk 2

Ruimtelijke interactie: de uitwisseling van goederen, mensen, kapitaal en informatie.

 

Typen landen:

Centrumlanden/kernregio’s: economisch hoogontwikkeld, dienstverlenende landen.

Semi perifere: lager gemiddeld inkomen à hier is de industrie gevestigd.

Perifere regio’s: leveren de grondstoffen à veel landen in Afrika.

Hegemoniale staten: een staat die met politieke, economische en militaire middelen een overheersende en beslissende rol speelt in de wereld.

Global shift: verschuiving van economische zwaartepunt in de wereld.

Pacific Rim: de landen/ regio’s rond de Grote Oceaan die een sterke economische positie aan het veroveren zijn

Internationale arbeidsverdeling: goederen die op verschillende plekken op de wereld geproduceerd worden.

Importsubstitutie: het zelf produceren van goederen die voorheen werden ingevoerd

Triade: een driedeling van het wereldsysteem waarbij de delen aangestuurd worden door Noord-Amerika, EU & Japan.

Globalisering fases

  • Handelskapitalisme: het bemachtigen van koloniën om die vervolgens uit te buiten.  (Exploitatiekolonies) (imperialisme)
  • Industrialisatie + toenemende infrastructuur à ontstaan en uitbouw spoornet + snelle communicatie
  • Auto’s & vliegtuigen kwamen
  • Satellieten & telecommunicatie, neo- dekolonisatie
  • Internet, opkomst Azië en Latijns- Amerika

 

Absolute ligging: werkelijke ligging van het land (coördinaten)

Relatieve ligging: bereikbaarheid in het land (km, hoe ver kom je)

Absolute afstand: werkelijke afstand in km

Relatieve afstand: de tijd en moeite die het kost om ergens te komen.

Tijd-ruimte-compressie: het afnemen van relatieve afstanden, door de toegenomen infrastructuur & ontwikkelingen kost het minder tijd/moeite om ergens te komen.

Knooppunt van wegen = hub
(transportlijnen) verbindingen tussen plaatsen = spokes

Multinationals stemmen hun vestigingsgedrag af op kenmerken als ligging en inrichting, maar ook op zaken als opleidingsniveau.

Liberalisering heeft betrekking op 3 relaties:

  • Weghalen van handelsbelemmeringen (invoerrechten en exportsubsidies)
  • Stimuleren van vrij kapitaalverkeer.
  • Vrij verkeer van personen.

Backwasheffecten: economisch en sociaal nadelige effecten als gevolg van de ontwikkeling van een ander gebied.
Spreadeffecten: gebieden dicht bij de stad die profiteren van de groei van steden.

Fast worldà word is erg betrokken bij internationale productie + consumptie is hoog.
Slow world
à minder ontwikkeld en bijna niet betrokken bij internationale productie.

y-vormige infrastructuur: alle infrastructuur gericht op de stad.

Huidig wereldsysteem: 1. Centrumlanden/kernregio’s (tertiaire sector, hoofdkantoren)
                                           2. Semiperiferie (secundaire sector, gedomineerd door de centrumlanden)
                                           3. Periferie (primaire sector
à afgestemd op behoefte uit centrum/semiperiferie)

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Huidig wereldsysteem: 1. Centrumlanden/kernregio’s (tertiaire sector, hoofdkantoren)
                                           2. Semiperiferie (secundaire sector, gedomineerd door de centrumlanden)
                                           3. Periferie (primaire sector
à afgestemd op behoefte uit centrum/semiperiferie)

 

Hegemoniale staat: de belangrijkste machthebber
1. Spanje & Portugal
2. Groot-Brittannië

3. Duitsland/Frankrijk/Nederland à door Imperialisme
4. Na WO2 ook Japan

Dekolonisatie à neokolonialisme

Probleem Ruilvoetverslechtering à verhouding van de import & export verslechtering
Oplossing: Importsubstitutie (mislukt vaak)

BRIC-landen: Brazilië (hout, sojateelt en suikerriet) Rusland (olie & gas)

Reden voor MNO’s om op een bepaalde plek te gaan wonen is bv. SEZ

 

Hoofdstuk 3

 

Sociale ongelijkheid: ongelijke verdeling macht, geld, status over verschillende bevolkingsgroepen

Regionale ongelijkheid: onevenwichtige verspreiding van schaarse maatschappelijke goederen over een gebied.

Primate city:
agglomeratievoordelen:

Ruimtelijke spreiding:
Vergrijzing is een ‘welvaartsziekte’

  • Werkloosheid, vervuiling en verval door de komst van goedkope steenkool ter vervanging van de staal & koolmarkt.

Regionale ongelijkheid: ongelijke verdeling van macht en middelen over een gebied binnen een land.

Brain drain: vertrekmigratie van jonge en goed opgeleide mensen.

§4.1

Wereldstad: zeer dichtbevolkte stad waarin alle stedelijke functies aanwezig zijn.

Metropool:

Megastad: stad met meer dan 5 miljoen inwoners

Globalcity: wanneer een metropool een leidende positie heeft in het wereldsysteem.

Megalopolis: sterk verstedelijkte zone, BosWash (Boston, NY, Philadelphia en Washington) met ieder een eigen specialisatie.

Mainportregio: functionele regio waarbij mensen van de ene plek naar de andere plek gaan voor bv. School.

Functionele regio: regio waar uitwisseling plaatsvindt.

Mondiale financiële markten: financiële markten die van groot belang zijn in de wereldeconomie

Gateways: toegangspunt of route op een continent voor migranten of goederen.

§4.2

Invasie: migranten uit hetzelfde gebied bij elkaar in een wijk met het gevolg dat de originele bewoners weggaan.

Successie: Hierdoor komen er steeds meer huizen vrij voor de nieuwe groepen migranten (successie)

Volgmigratie: door de positieve verhalen vanuit het al wonende familielid in een land volgen er meer en komen op hetzelfde adres te wonen. à Leid tot gezinshereniging.

Gezinsvorming: iemand die zijn/haar geliefde laat overkomen naar zijn/haar land

§4.3

CBD (Central business district): in het hart v/d stad = zakencentrum
Edge city: stad binnenin een grote stad die in zijn functioneren nauwelijks afhankelijk is van de grote stad.

  • Na 1960 ontstaan & bevolking vind dat ze in een stad wonen
  • Totale kantooroppervlakte: minstens 465.000m2
  • Detailhandel minstens 56.000 m2
  • Woningdichtheid is lager dan kantoordichtheid
  • Omgeven door snelwegennet à gericht op autoverkeer

Urban sprawl: een stad die horizontaal uitgebreid is ipv. Binnen naar buiten
Snowbelt: Vroeger economisch sterk maar al dat werk is nu uitbesteed aan lageloonlanden
Sunbelt: De nieuwe economisch welvarende sector (hightechbedrijven)

Backoffices: alle diensten binnen de onderneming waarbij de medewerkers geen contact met de klant hebben.

Frontoffices: Contacten met klanten of externe dienstverlening, ligt vaak in centrale stadsdelen.

Ruimtelijke segregatie: Ruimtelijke scheiding van kansarm/kansrijke (etnische) groepen in een stad/gebied.

Gated community: afgesloten woongebied waar mensen met hogere inkomens wonen.

Sociale polarisatie: Bevolkingsgroepen met verschillende achtergronden die tegenover elkaar staan.

Sociale segregatie: verschillende bevolkingsgroepen die niet samenvoegen.

Gentrification: proces waarbij een wijk die eerst ondergewaardeerde status had, verbeterd wordt en er hoger opgeleiden gaan wonen.

Economische factor: jonge stellen of alleenstaanden met een goed beroepsperspectief à woning dicht bij werk.
Sociaal-culturele factor: jonge mensen wonen dicht bij het centrum, bruisende stadscentrum

Yuppies: young urban professionalsà net afgestudeerden                                      Dinkiesà double income no kids

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.