Hoofdstuk 3

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 2056 woorden
  • 3 juni 2021
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
  1. Leefbaarheid in stedelijke gebieden

3.1 Wonen in een stedelijke omgeving 

Een verstedelijkt land

Ruim 90% van de Nederlandse bevolking woont in steden of verstedelijkt platteland. Als een stad meer dan 100.000 inwoners heeft noem je het een grote stad. 

  • Figuur 3.1 laat zien hoe de steden steeds groter worden. 
  • Wij in Nederland hebben nog best een kleine bevolkingsomvang omdat hij niet boven de 1 miljoen komt. Amsterdam heeft de meeste inwoners.
  • De centrale stad met het verstedelijkte platteland eromheen noem je een stadsgewest. Er zijn slechts 3 stadsgewesten met 1 miljoen inwoners.  

 

Samenhang binnen een stadsgewest

Twee soorten relaties zorgen dat de stadsgewesten en stad samen komen.

  1. De woon-werkrelaties. Vaak wonen de inwoners niet naast hun werk dus moeten erheen reizen (forensen). Men werkt vaak in het stadsgewest waar ze al wonen waardoor het een soort regionale arbeidsmarkt is. Ook zoeken ze vaak een woning op de vertrouwde plek.
  2. De voorzieningen in de centrale stad. Dingen als winkels en musea trekken klanten uit wijde omgeving aan. 

 

Model van een stad

→ Er zijn veel soorten stadswijken die typerend zijn voor de tijd waarin ze gebouwd zijn.

  • De ontstaanswijze heeft grote invloed op de inrichting en de bewoners. 

 

Historisch binnenstad en stadscentrum 

→ Oude steden lagen vaak aan of naast het water. Veel oude havens zijn nu toeristische plekken. Wonen is niet belangrijk in de historische binnenstad. 

  • Gebouwen liggen dicht bij elkaar in de binnenstad omdat in de 19e eeuw men meer huizen nodig hadden en die bouwden ze binnen de stadsmuren. 
  • Sommige steden hebben geen historische binnenstad dat kan komen door bijvoorbeeld een bombardement, omdat er nooit een binnenstad is geweest, omdat de stad relatief nieuw is en doordat steden aan elkaar zijn gegroeid.  
  • Alle steden hebben een centrale zakenwijk/cbd (central business district. Hier zijn de kantoren en winkels. Vaak ligt het tegen de historische binnenstad aan maar, het kan er ook voor gezorgd hebben dat de binnenstad ervoor verwoest is.

 

Negentiende-eeuwse arbeiders-en industriewijken

→ Arbeiderswoningen zijn tussen 1870 en 1900 gebouwd, deze liggen tegen de binnenstad aan. Deze woningen zijn tegenwoordig vaak gesloopt of gerestaureerd. 

  • In Eindhoven had philips tuintjes laten aanleggen die zo de arbeiderswoningen aantrekkelijker maakte. Veel Drentse migranten gingen hier wonen en werken. 
  • De fabriekseigenaren werden rijk en legde villa’s aan rond de landschappelijke aantrekkelijke stadsdelen. Waar dus veel groen was.

 

Vooroorlogse stadswijken 1900-1940 

→ Na 1900 zette de urbanisatie door er kwam in 1901 een Woningwet die zei dat er een aansluiting op de riolering en op de waterleiding moest zijn. Dit geldt dus ook voor de arbeiderswijken. Uit deze tijd komen de wooncorporaties die zorgde voor het bouwen, verhuren en onderhouden van betaalbare huurwoningen. 

  • Wijken die verder van het centrum vandaan lagen hadden goedkopere grond en er kon groter gebouwd worden. Tuindorp werd een populair idee (tuinen, plantsoenen, parken, waterpartijen.) Deze huizen hebben vaak een erker van glas en lood en is voor de iets rijkere bevolking. 
  • Langs de uitvalswegen werden grotere huizen gebouwd voor grote gezinnen met een hoog inkomen. Deze panden worden nu vaak gebruikt als kantoren. 

 

Naoorlogse wijken

→ Doordat er oorlogsgeweld was zijn veel woningen vernield en was er weinig bouwactiviteit waardoor er na de oorlog een woningnood kwam, maar er was gebrek aan geld en bouwmateriaal. Veel mensen trouwde na de oorlog. Het motto werd: snel en goedkoop bouwen met systeembouw. 

  • Er ontstonden veel etage-of portiekwoningen (met gedeeld trappenhuis.) Hoogbouw was ook belangrijk. Het woonoppervlak van de woningen werd steeds groter. Er kwam ook de laagbouw met goedkope rijtjeshuizen op. In deze naoorlogse wijken zijn weinig voorzieningen. 
  • Door de welvaartsstijging vanaf de jaren 60 kwamen er steeds meer woningen die aan persoonlijke woonwensen voldeden ook werd verkeersveiligheid belangrijk. Er kwamen veel woonerven en bloemkoolwijken op. Dit zijn nieuwbouwwijken 

 

Verstedelijkt platteland 

→ In de jaren 60 begon de suburbanisatie erg op te komen, de trek van de stad naar de omgeving daarvan. Jonge gezinnen die het zich konden veroorloven vertrokken er heen. Hierdoor verstedelijkte het platteland zich heel snel.

  • De overheid wees Groeikernen (=Door de overheid aangewezen gemeente op niet al te grote afstand van een grote stad die de suburbanisatie in met name West-Nederland moest opvangen (zodat niet alle kleine dorpen op het verstedelijkte platteland zouden gaan groeien.)) aan. 
  • Door de groeikern voorkwamen ze dat alle dorpjes in de buurt van steden te sterk zouden groeien en het open karakter van het platteland te erg zou gaan versnipperen. 

 

Re-urbanisatie 

→ Er kwam een realisatie dat de suburbanisatie ingeperkt moest worden. De stedelijke bevolking verarmde snel, in de stadsdelen van de 19e eeuw en van na de oorlog bleven veel arme en oude mensen achter. Dit zorgde voor verpaupering, leegstand en verder verval. In deze wijken vestigden later veel niet-westerse bevolkingsgroepen.  

  • De overheid heeft hierdoor een compacte stadbeleid ingevoerd, lege plekken worden volgebouwd en woningen opgeknapt in de hoop mensen aan te trekken. Het zorgt voor verdichting van steden.
  • Er werd ook het Vinex-beleid ontwikkeld. Er werden grote nieuwbouwwijken gebouwd die lagen (bijna) tegen de centrale stad aan. Dit moest de woningtekort oplossen. Vinex-locaties (=Grootschalige nieuwe woningbouwlocatie aan de rand van een stedelijk gebied, vooral bedoeld om de snelgroeiende bevolking op te vangen.  
  • De bouwstijl in de wijken is heel verschillend
  • De wijken zijn heel groot, ze probeerde hierdoor het openbaar vervoer efficiënter te organiseren. Toch kiezen nog heel wat mensen voor de auto. 

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

 

3.2 Werken aan leefbaarheid 

 

Leefbaarheid in steden

→ De leefbaarheid in steden heeft veel sterker in belangstelling gestaan dan de leefbaarheid van de steden. De heterogeniteit van de steden komt tot uiting in de wijkopbouw. In elke wijk ziet het er anders uit. 

 

Buurtprofiel 

→ De overheid maakt regelmatig een buurtprofiel (=Typering van een buurt: kenmerken van bewoners, woningen en woonomgeving. In een buurtprofiel worden zowel objectieve en subjectieve gegevens opgenomen.) 

→ Elke buurt of wijk typeert daarmee:

  1. De woningkenmerken (=Kenmerk van de huisvesting van huishoudens: type(Laagbouw/hoogbouw), grootte, kwaliteit, staat van onderhoud, eigendom en ouderdom(oudbouw/nieuwbouw) van de woning.) 
  2. De bewonerskenmerken (=Eigenschap van de mensen in een buurt of wijk over grootte van huishoudens, etniciteit, inkomen, gezinsfase, leeftijd, beroep of opleiding.) 
  3. De woonomgeving (=De sociale en gebouwde (of fysieke) omgeving van woningen.) Er wordt dan gekeken naar ligging en de afstand van de buurtvoorzieningen (=Dagelijkse voorzieningen met een klein verzorgingsgebied (zoals basisscholen, sport-en zorgvoorzieningen en buurtsupers) heet ook wijkvoorzieningen.) 
  • De combinatie van de 3 bovenstaande dingen geeft de leefbaarheidsproblemen aan die de bewoner kan ervaren in zijn buurt of wijk. 
  • Soms richt de gemeente zich op 1 specifiek deel van het buurtprofiel zoals het bestrijden van criminaliteit. 
  • Je kan de leefbaarheid ook uiten in indexcijfers, je moet dan wel opletten welke gegevens er zijn verwerkt in het indexcijfer. 

 

Sociale samenhang 

→ De sociale cohesie (=De samenhang (of het cement) van de samenleving of de wijk bevolking.) is heel belangrijk in een wijk, het bevorderd de leefbaarheid. De cohesie kan ook bepaald worden door factoren waar de bewoners minder greep op hebben zoals de samenstelling van de wijk bevolking.    

  • De leeftijdsopbouw is belangrijk, hoe ouder de bevolking hoe minder veilig en hoe meer eenzaamheid. Nederland vergrijst.
  • De overheid kan vestiging en vertrek sturen, dus ook zorgen voor verjonging. 
  • De overheid kan meer of minder huur-en koopwoningen bouwen. Indirect is dat van betekenis voor de sociale cohesie.
  • Er is meer belang voor de etnische samenstelling. De etnische segregatie is groter dan de sociaaleconomische segregatie. Media en het maatschappelijke klimaat spelen een rol in ontstane spanningen. Spanningen kunnen ook veroorzaakt worden door overlast van jongeren, schoonhouden buurt, andere normen en waarden en andere omgangsvormen.   

 

Wijkvoorzieningen

Wijkvoorzieningen (=Dagelijkse voorzieningen met een klein verzorgingsgebied (zoals basisscholen, winkels, ontmoetingscentra en buurthuizen) heet ook buurtvoorziening) beïnvloeden de sociale cohesie. 

  • Een deel van de voorzieningen wordt bepaald of het economisch verantwoordelijk is (winkels) andere zijn politiek bepaald. 
  • Decentralisatie van de zorg zou gunstig zijn, de gemeente moet ervoor zorgen ipv. de rijk. De overheid vindt dat er meer beroep kan worden gedaan op buurtgenoten. 
  • Door de vergrijzing is het lastig om elke stadswijk te voorzien met een school waardoor de overheid mensen moeten verdelen over scholen, er ontstaan dan witte-en zwarte scholen maar ook gemengde. 

 

Leefbaarheid en veiligheid 

→ Een belangrijk deel van de leefbaarheid is de openbare ruimte (=Gebied dat voor iedereen toegankelijk is. De toegankelijkheid, het onderhoud, de overzichtelijkheid en het toezicht in de openbare ruimte is van groot belang voor de veiligheid en leefbaarheid van stadswijken.) 

→ De sociale veiligheid (=Het geheel van objectieve en subjectieve veiligheid.)  is belangrijk in een openbare ruimte

  1. Objectieve veiligheid (=Geregistreerde criminaliteit als mishandeling, overlast en verloedering.)  
  2. subjectieve veiligheid (=De veiligheid zoals mensen die ervaren en voelen.) 
  • Veiligheid voor mindervalide kan verhoogd worden door het verwijderen van bijvoorbeeld verhogingen en door apps die meer toezicht geven. De subjectieve veiligheid kan in de avond verhoogd worden door meer verlichting te plaatsen.  

 

Herstructurering en stadsvernieuwing

→ Er vindt stadsvernieuwing (=Proces van renovatie en sanering van buurten en stadswijken.) plaats, de redenen lopen uit elkaar van economisch politiek en sociaal. 

  • Herstructurering (=Het grondig opknappen van met name naoorlogse buurten of oudere industrie-en haventerreinen of oude stationslocaties, waarbij vaak het stratenpatroon, de verdeling van functies over de wijk en het woningbestand gewijzigd worden.)  
  • Als eerste zijn de oude achterstandswijken uit de negentiende en begin twintigste eeuw geherstructureerd. De jongeren wijken uit de jaren 70 zijn waarschijnlijk de volgende die het ondergaan. 

 

3.3 Stad van de toekomst 

Stedelijke vraagstukken 

→ Er is veel concurrentie in de steden om grond omdat er gewerkt en gewoond moet worden, ook is er sprake van recreatie en je te verplaatsen. Hierdoor kan niet met elke belanghebbende rekening gehouden worden. 

  •  Er moet bij steden opgelet worden op:
  1. De leefbaarheid van de stad, voor bewoners en bezoekers.
  2. Stedelijke economische ontwikkeling, voornamelijk de kennis en creatieve sectoren. 
  3. Een duurzamere inrichting. 

 

Kenniseconomie 

→ Door de opkomst van lagelonenlanden en globalisering verdwenen veel industrieën uit Nederland, hierdoor kwam de vraag hoe we onze economische groei op peil moeten houden.

  • Hoogontwikkelde landen zetten de groei door met de kenniseconomie (=Samenleving waarbij een belangrijk deel van de economische groei voortkomt uit (technische) kennis, innovaties en creativiteit. Fysieke arbeid, natuur en kapitaal worden als productiefactoren relatief minder belangrijk vergeleken met (wetenschappelijke/technische) kennis.) 
  • In Nederland investeren we in 9 sectoren zodat deze sectoren innovatief kunnen zijn. Er is geld voor projecten en onderzoeksfaciliteiten. Er komen hierdoor nieuwe technologieën, producten en diensten en het percentage hoogopgeleiden is gestegen. 

→ Door de opkomst van lagelonenlanden en globalisering verdwenen veel industrieën uit Nederland, hierdoor kwam de vraag hoe we onze economische groei op peil moeten houden.

  • Hoogontwikkelde landen zetten de groei door met de kenniseconomie (=Samenleving waarbij een belangrijk deel van de economische groei voortkomt uit (technische) kennis, innovaties en creativiteit. Fysieke arbeid, natuur en kapitaal worden als productiefactoren relatief minder belangrijk vergeleken met (wetenschappelijke/technische) kennis.) 
  • In Nederland investeren we in 9 sectoren zodat deze sectoren innovatief kunnen zijn. Er is geld voor projecten en onderzoeksfaciliteiten. Er komen hierdoor nieuwe technologieën, producten en diensten en het percentage hoogopgeleiden is gestegen. 

 

Science park

→ Sommige steden hebben een science park (=Bedrijventerrein met een concentratie van bedrijven met een wetenschappelijke of technologische inslag en onderzoeksinstituten) ontwikkeld. Vaak zijn er universiteiten bij betrokken. 

  • Doordat deze bedrijven zo dicht bij elkaar zitten trekt het ook andere bedrijven aan. 
  • Zakelijke dienstverlening (=Diensten die bedrijven aan elkaar verlenen, zoals marketing, accountants, reclamebureaus, adviesbureaus, schoonmaak, beveiliging of arbeidsbemiddelaars.)  

 

Voorbeelden van kennissteden 

→ Hightechindustrie spelen een belangrijke rol in de kennissteden, er zijn veel werknemers in die steden. 

  • Kennissteden zijn brainporten. In zulke steden zijn al hele slimme ontdekkingen geweest. 

Food Valley → Wageningen en omstreken. Er wordt hier veel onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld voedingssupplementen en vegetarisch voedsel maar ook naar het fokken van dieren en planten. 

Tech Valley → Eindhoven en omstreken. Hierzo waren de gebroeders Philips dus het is een logische stad voor Tech. Er staan veel concurrentie bedrijven want ze kunnen van elkaar leren. Ook tech fabrieken. 

Health Valley → Nijmegen en omstreken. Hier zijn medische ontdekkingen en medische apparaten etc worden bedacht. 

Energy Valley → Groningen en omstreken. Hier wordt veel gekeken naar zonnepanelen en warmtepompen. 

Bioscience park → Leiden 

Silicon Valley → is waar onze valleys op geïnspireerd zijn, deze is namelijk in Amerika. Bill Gates ging hier naar toe bijvoorbeeld. 

 

De creatieve stad 

→ Er zijn steden die zich meer met creatieve dingen bezighouden zoals muziek en gamen hierbij spelen de technologische ontwikkelingen ook een rol.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.