Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Wat was de voc en wat waren de economische gevolgen in Nederland?

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 5274 woorden
  • 18 december 2002
  • 607 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
607 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
[Vakken: Economie en Geschiedenis] Inleiding Op 20 maart 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. Dit geschiedde door een besluit van de Staten-Generaal. Het was het begin van de wereldwijde oriëntatie van Nederland en van een periode van grote economische en culturele bloei. Dit jaar is het 400 jaar geleden dat de VOC werd opgericht. De VOC heeft in de hele wereld grote sporen nagelaten. Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in de VOC en daarom leek me het leuk om mijn onderwerp hier over te doen en daarbij als eerste vak geschiedenis te kiezen en als tweede vak economie. Zo kon ik het ook voornamelijk over de economische gevolgen van de VOC in Nederland hebben. Ook vind ik het wel toepasselijk dat juist dit jaar de VOC 400 jaar bestaat. Daarom heb ik dit onderwerp gekozen. Mijn profielwerkstuk bestaat uit de volgende 2 hoofdvragen, opgebouwd uit acht deelvragen en een conclusie. 1. Wat was de VOC? 1.1 Hoe werd de VOC opgericht? 1.2 Hoe was de VOC georganiseerd? 1.3 Wat vervoerden de schepen en waar ging het heen? 1.4 Hoe was het leven aan boord? 2. Wat waren de economische gevolgen in Nederland? 2.1 Hoe ontstond de bloei in de handel? 2.2 Wat gebeurde er met de werkgelegenheid in Nederland? 2.3 Welke investeringen werden er gedaan en welk winst behaalde zij eruit? 2.4 Hoe kwam het dat de VOC ten onder ging? 3. Conclusie Hoofdstuk 1: Hoofdvraag: Wat was de VOC? deelvragen: 1.1 Hoe werd de VOC opgericht? In de zestiende eeuw beheersen de Portugezen de handel in specerijen tussen Azië en Europa. Zij verkopen de specerijen door aan kooplieden uit diverse landen, waaronder Nederland. In 1591 wordt echter bepaald dat de handel in specerijen in handen komt van grote banken en firma's die zelf de algehele verkoop ter hand nemen. Dit is een strop voor de Nederlandse kooplieden. Als reactie besluit een groep kooplieden in Amsterdam om zelf een zeeweg naar Azië te zoeken. In 1595 vertrekt een vloot van Amsterdamse schepen naar Azië. Deze vloot wordt de 'Eerste Schipvaart' genoemd. Andere Nederlandse kooplieden volgen dit voorbeeld. In vijf jaar tijd zeilen 15 vloten met in totaal 65 schepen naar Azië. Dat leidt tot grote onderlinge concurrentie. De Staten-Generaal besluiten in te grijpen. Landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt neemt het initiatief om de kooplieden tot samenwerking te bewegen. Dit leidt tot de oprichting van de 'Vereenigde Oost-Indische Compagnie' oftewel de VOC. Op 20 maart 1602 verlenen de Staten-Generaal een octrooi aan de VOC. Dat houdt in dat de VOC het alleenrecht krijgt op de handel op Azië. Het is het begin van een wereldwijde oriëntatie van Nederland en een periode van grote economische en culturele bloei. De ‘eerste schipvaart’ krijgt een tamelijk rampzalig verloop. Onderweg lijden veel bemanningsleden aan scheurbuik en is men genoodzaakt op zoek te gaan naar vers eten. Weliswaar bereikt de vloot eind juni 1596 Bantam, op de noordkust van Java, maar daar hebben de Nederlanders de grootste moeite om aan specerijen te komen. Een belangrijke reden is dat inheemse handelaren gewend zijn hun specerijen te ruilen tegen Indiase stoffen. De expeditie heeft echter alleen zilveren munten in de aanbieding. De Houtman en Van Beuningen proberen nog door te zeilen naar de Molukken maar omdat te veel bemanningsleden zijn omgekomen in gevechten met de inheemse bevolking, zijn ze gedwongen huiswaarts te keren. Augustus 1597 bereiken drie van de vier schepen de thuishaven met 90 van de oorspronkelijke 249 man. De peper die ze meebrengen, is net voldoende om de kosten te dekken.
1.2 Hoe was de VOC georganiseerd? De republiek der zeven verenigde Nederlanden was rond de 1700 eeuw één van de machtigste landen ter wereld. De handel met Azië was in handen van de verenigde Oost-Indische compagnie, die via een monopolie positie de vaart op de oost controleerde. De VOC had van de staten generaal verregaande bevoegdheden gekregen en vertegenwoordigde in de praktijk het Nederlandse gezag in de oost. De compagnie had een bijzondere structuur in Azië. Daar bestond het uit één centraal geleide onderneming, waarvan het bestuur in Batavia zich had gevestigd. In de Republiek daartegen, bestond de compagnie uit zes min of meer onafhankelijke bedrijven, kamers genoemd. De kamers zaten in Amsterdam, Middelburg, Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen. De bewindhebbers van de voorcompagnieën werden de eerste bewindhebbers van de VOC. In 1602 waren dit er 72 en later 69. De verdeling van de bewindhebberposten zegt wat over de belangrijkheid van de verschillende kamers. Burgemeesters van de betrokken steden mochten de nieuwe bewindhebbers voordragen. Op deze manier was de functie van bewindhebbers verbonden met de regenten oligarchie. Probleem bij deze verbondenheid was dat er minder vaak echte kooplieden bewindhebber werden. De personen met de hoogste bestuursfuncties binnen de VOC waren steeds vaker mensen met weinig handelskennis. Het centrale beleid werd bepaald door de ‘vergadering de heren XVII’. Ze waren met zeventien heren en werden daarom de Heren Zeventien genoemd. Omdat Amsterdam de grootste kamer was mochten zij 8 mannen sturen. Middelburg 4 en de rest maar 1. Nu is het natuurlijk niet eerlijk. Want stel je voor, er moest voor een beslissing worden gestemd. Dan had de kamer van Amsterdam al meteen de helft van de stemmen. Daarom kwam er nog een man, uit een van de andere kamers. Waar deze 17e man vandaan kwam wisselde per jaar. Hoewel er een centraal bestuur bestond hadden de kamers een grote mate van zelfstandigheid. Zij bepaalden hoeveel schepen zij uitreedden. Daarbij bouwden zij in eigen beheer hun schepen en bemanden zij deze via hun eigen wervingskantoren. Tevens financierden zij hun ondernemingen en hielden eigen veilingen. Totdat in 1609 de "Heren XVII" besloot om een Gouverneur-generaal aan te stellen en een Raad van Indië op te richten. De Gouverneur Generaal stond in contact met de "Heren XVII" in Nederland en moest er voor zorgen dat in Indië alles op rolletjes liep. 1.3 Wat vervoerden de schepen en waar ging het heen? Vanuit Europa vertrokken de schepen met een lading die bestond uit:  Edelmetaal: Dit bestond uit baren zilver, (een klein gedeelte) goud en koper in muntvorm. De baren werden in Indie omgesmeed tot (verschillende) munten. Met de al geslagen munten konden ze in bijna heel Azië terecht. (De gouden munten gingen vooral naar India). De edelmetalen waren ongeveer 2/3 van de complete lading.  Handelsgoederen: Dit waren bijvoorbeeld textiel, linnen en wol. Ze werden o.a. verkocht in: Japan, China, Perzie en aan rijke kooplieden in India.Verder werden er kleine hoeveelheden wijn en bier meegenomen. Ook waren er nog wat kleine ladingen die o.a. bestonden uit verfstoffen, lood en luxe goederen.  Gebruiksgoederen: Deze waren voor het VOC bedrijf in Azie, meestal waren dat goederen die daarginds niet of heel moeilijk te krijgen waren, bijvoorbeeld reparatiegoederen voor schepen zoals spijkers, masten, kabels en kompassen. Verder dingen als inkt, kleding, potten en pannen.  Ballast: Dit is om het schip te verzwaren, zoals kanonnen en ankers. Verder werd er vaak grind en zand onder in het schip gestort. Het schip Batavia, wat overigens zonk, had als extra ballast bewerkte stenen bij zich. Deze stenen waren bedoeld voor de nieuwe waterpoort van Batavia
De lading vanuit Indie bestond voornamelijk uit specerijen zoals foelie, peper en nootmuskaat. Deze groeiden alleen op de Banda-eilanden. De eerste Nederlanders die peper konden gebruiken waren erg rijk, vandaar de uitdrukking: peperduur. De Nederlanders hadden afgesproken dat alleen zij foelie en nootmuskaat geleverd kregen. Deze afspraak werd door de Bandanezen door de vingers gezien, totdat Jan Pieterszoon Coen hieraan een einde maakte. Hij vermoordde een groot deel van de bevolking en de rest joeg hij de bergen in, waar de meeste omkwamen van de honger. De plantages werden nu door kolonisten beheerd en bewerkt. Verder had de VOC ook nog een monopolie in kaneel en kruidnagelen. Er waren meerdere (Europese, en Aziatische) landen die in peper handelden en deze richting Europa vervoerden. Naast specerijen werden er ook nog stoffen als katoen en zijde meegenomen. Een heel klein deel bestond uit goederen als porselein, suiker, tin (uit Maleisië), koper, Salpeter (van de Bengalen) en parfum (uit Japan). In de loop van de 18e eeuw ging het grootste deel van de lading uit koffie en thee bestaan. De schepen vertrokken vanuit Texel, Rammekens of Goeree. Van daaruit voeren ze via het Kanaal langs de Portugese kusten en de Kaapverdische eilanden naar het zuiden toe. Het hing grotendeels van de wind af hoe er precies gevaren werd. De problemen kwamen vaak rond de evenaar. Er waren daar namelijk meerdere sterke stromingen die de schepen bijvoorbeeld in de richting van het Caribisch gebied dreven. Om te grote risico's te omzeilen, besloot het bestuur van de V.O.C. dat de schippers vanaf 1627 verplicht een wageweg moesten volgen. Een wageweg is een vaarweg die gevolgd moest worden vanaf de Kaapverdische eilanden om de evenaar zonder al te grote problemen te kunnen passeren. Ze voeren een stuk langs de kust van Brazilië Op 30 graden ZB veranderde de koers richting Kaap de Goede Hoop. Dit was een verplichte aanlegplaats. Hier werden o.a. vers water, vlees en andere voedingsmiddelen ingeslagen. Verder werden hier ook reparaties aan het schip uitgevoerd en de zieken verzorgd. Dit was de enige stop die er werd gemaakt, en daarmee voor de gezonde zeelieden een leuke onderbreking van het eentonige leven op zee. Van Kaap de Goede Hoop voer men nog een klein stukje richting het zuiden tot aan 35-40 ZB. Van daaruit weer noordelijker. Vanwege de westenwinden in deze streek konden de schepen, over de Indische oceaan, snel naar Indonesië varen. Deze route was koeler en minder gevaarlijk dan de route langs de Afrikaanse kust. Hier waren namelijk veel vijandige vestigingen en ongunstige winden. Er zat ook een nadeel aan deze nieuwe route. De schipper moest zeer goed berekenen waar ze zaten. Als ze iets te vroeg naar Noordelijke richting draaiden, konden ze bijvoorbeeld op Sumatra belanden. Het was van daar uit erg moeilijk om alsnog in de goede richting te komen. Iedere vloot vertrok in een groep van twee tot vijf schepen. De reis duurde ongeveer acht maanden. De kerstvloot vertrok in december/januari. Dit had als nadeel dat het weer op de Noordzee meestal slecht was. Het eerste voordeel was dat ze de evenaar passeerden met de 'Noordoostpassaat' in de rug, waardoor ze Batavia sneller bereikten. Het tweede voordeel was dat de vloot net na de slachtmaand vertrok, waardoor het vlees aan boord nog vers was. De Paasvloot had minder problemen op de Noordzee, maar het kon het moeilijk hebben rond de evenaar en bij Batavia. Na verloop van tijd kwam er 'de Kermisvloot' bij. Deze vertrok in September. Uiteindelijk vertrokken er het hele jaar door vloten. 1.4 Hoe was het leven aan boord? De opvarenden vormden een gemêleerd gezelschap, afkomstig onder meer uit de Republiek zelf, Duitsland, Scandinavië en andere landen rond de Oostzee. De grootste groep bestond uit zeelieden (60%) en militairen (30%). Verder waren er ambachtslieden en passagiers aan boord. Voor de zeelieden begon het werk zodra het schip het ruime sop koos. Hoewel de soldaten en ambachtslieden geworven waren voor werkzaamheden in Azië, assisteerden zij tijdens de reis de zeelieden bij het wachtlopen en het doen van reparaties. Voor de lagere rangen waren de leefomstandigheden bijzonder zwaar. Terwijl officieren en passagiers de beschikking hadden over aparte hutten, moest de bemanning plaats zien te vinden voor de grote mast, in het ruim van het schip. In deze krappe, donkere en slecht geventileerde ruimte hingen de hangmatten van zeildoek, met daarin een matras, een hoofdkussen en een deken, dicht naast elkaar. Frisse lucht kwam binnen door de geschutspoorten en luiken, maar met slecht weer werden deze gesloten. Dergelijke omstandigheden waren een ideale bron voor het ontstaan van allerlei ziekten. Het voedsel aan boord was over het algemeen eentonig en arm aan vitaminen. Bederf van proviand kwam veel voor als gevolg van de slechte kwaliteit van de ingekochte waar; slechte bewaaromstandigheden in warme en vochtige ruimen deden de rest. Het drinkwater vormde zo mogelijk nog een groter probleem. Bij vertrek werd voldoende meegenomen voor vier maanden. Door warmte en vervuiling nam ook de kwaliteit van het drinkwater snel af. Aan boord werd driemaal daags gegeten. Het ontbijt vond plaats na het ochtendgebed, omstreeks acht uur, en bestond uit gort, vermengd met pruimen of rozijnen, vaak aangelengd met water, bier of wijn. Het middagmaal, rond twaalf uur, bestond uit gekookte erwten of bonen met saus van boter of vet. Vier dagen per week werd dit aangevuld met stokvis, twee dagen met spek en één dag met gepekeld rundvlees. Als avondmaal werden de restanten van de middagmaaltijd genuttigd, aangevuld met brood en bier. Vers vlees stond af en toe op het menu door de slacht van enige meegenomen kippen en varkens. Ook werd onderweg wel verse vis gevangen. Naast de dagelijkse werkzaamheden was er tijdens de overtocht veel tijd voor vertier. Zo werden er bij gunstig weer wel toneelstukken opgevoerd, waarbij muziek gemaakt werd, gezongen en gedanst. Tevens werden er gezelschapsspelen gedaan, zoals schaken en dammen. Kaarten en dobbelen waren nadrukkelijk verboden en werden bestraft met een geldboete. Deze sanctie was vastgelegd in de artikelbrief, die tijdens de reis elke vier tot zes weken werd voorgelezen. In verband met brandgevaar was het roken aan boord ook aan strikte regels gebonden. Bij kleine vergrijpen, waarop een geldboete of lichte lijfstraf stond, zoals vloeken, het wegwerpen van proviand en het slecht onderhouden van wapens, sprak de scheepsraad vonnis. Deze bestond uit de schipper en de andere hoge compagniesdienaren aan boord. Bij zware delicten sprak de 'brede raad' recht. In de brede raad hadden de scheepsoverheden van de hele vloot zitting. Zware vergrijpen werden vaak bestraft met forse lijfstraffen, zoals doorhaling van de hand door een mes, van de ra lopen, kielhalen, geselen en brandmerken. Het van de ra lopen en het kielhalen bestond uit het de gestrafte in geboeide toestand meerdere malen van behoorlijke hoogte in het water te laten vallen dan wel onder het schip door te halen. Op aanzetten tot muiterij, doodslag en sodomie, dat wil zeggen het verrichten van homoseksuele handelingen, stond de doodstraf. Ziekte en sterfte
Gedurende de gehele periode van de VOC heersten aan boord ziektes als malaria, beriberi, verkoudheid, longontsteking en scheurbuik. Over de oorsprong van de meeste van deze ziektes was ten tijde van de VOC weinig bekend. Scheurbuik, waarvan wel bekend was dat dit werd veroorzaakt door een gebrek aan verse groenten en fruit, kwam van deze ziektes het vaakst voor. Verkoudheid en longontsteking waren een gevolg van de extreme klimaatsveranderingen, in Europa koude en regen en in de tropen hete dagen, afgewisseld met koude nachten. De bemanning had meestal niet de beschikking over de juiste kleding om zich tegen de koude te wapenen. Om ziekte te bestrijden werden door de Heren XVII voorschriften uitgevaardigd. Elke dag dienden de schepen ontdaan te worden van vuil en een aantal keer in de week moest de bagage boven gebracht worden, zodat men kon schrobben. Bij goed weer werden de luiken en geschutspoorten geopend om het ruim te luchten. Om verkoudheid als gevolg van koud en nat weer te voorkomen werd er enkele malen per week wijn en brandewijn verstrekt, gewoonlijk 's ochtends op de nuchtere maag. Tevens kregen de opvarenden dagelijks een lepel limoensap voor het ontbijt. Voor het bestrijden van ziekten en het behandelen van gewonden na een ongeluk waren er 'chirurgijns' op het schip, die hooguit wat primitieve medische hulp konden bieden. Wanneer opvarenden uiteindelijk toch bezweken, werden zij na een korte ceremonie en gebed overboord gezet. Het lichaam, gewikkeld in een hangmat of zeildoek, werd verzwaard met kogels of zand en vervolgens vanaf een plank de oceaan in geschoven. Hoger geplaatsten werden in een kist overboord gezet waarbij, in de buurt van Europese kusten, nog wat geld werd ingesloten in de hoop dat het aangespoelde lijk alsnog begraven zou worden. De sterftecijfers aan boord zijn niet exact bekend; schattingen gaan uit van ongeveer 15% voor de uitreis en 10% voor de thuisreis. Hoofdstuk 2: Hoofdvraag: Wat waren de economische gevolgen in Nederland? Deelvragen: 2.1 Hoe ontstond de bloei in de handel? De Nederlandse handel is door een paar oorzaken tot grote bloei gekomen. Zo heeft Nederland een gunstige ligging; het ligt aan de zee en in Noordwest Europa. Bovendien heeft Nederland zelf veel rivieren waardoor de handelsschepen makkelijk de Noordzee op konden komen om vanaf daar weer naar een ander land te varen. Niet alleen Amsterdam was een grote handelsstad, maar ook Antwerpen. Daar kwamen ook veel handelaren, totdat Parma de Schelde afsloot. Antwerpen was niet meer bereikbaar, dus kwamen er meer handelaren naar Amsterdam. Ook de inwoners van Antwerpen vluchtten naar Amsterdam. Op 20 maart 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de VOC, opgericht, dit is een belangrijke datum voor de wereldeconomie. Maar voor de oprichting was geld nodig, bijvoorbeeld voor alle schepen en pakhuizen die gebouwd moesten worden. En dat was er niet. Daarom konden de burgers die wilden, geld geven. Dan werden ze eigenaar van een klein stukje van het bedrijf; ze hadden een aandeel. Wanneer het bedrijf winst maakte, kregen zij daar ook een gedeelte van. Zo werkt dat nu nog steeds. De aandelen worden verhandeld op de Beurs van Amsterdam (AEX). De VOC is het eerste beursgenoteerde bedrijf van de wereld. De schepen waarmee de VOC voer, waren van goede kwaliteit. Er waren ook goede zeevaarders die niet bang waren om erop uit te trekken. Je kon zelfs schippers huren die voor je op reis gingen. De producten die ze gingen halen, kon je dan weer verzekeren voor als er iets zou gebeuren (bijvoorbeeld een storm, kaping). Verder was de handel in Nederland zelf goed georganiseerd. Alle handelaren kwamen in Amsterdam op 1 plaats samen, op de beurs. De handelaren namen niet al hun producten mee naar de beurs, maar monsters. Daaraan kon een andere handelaar de kwaliteit zien. De producten lagen opgeslagen in pakhuizen. Wanneer een Duitse handelaar porselein uit China wilde, ging hij niet zelf op reis naar China, maar ging hij naar Amsterdam. Daar lagen immers pakhuizen vol met allerlei verschillende producten aangevoerd vanuit de hele wereld. Ook was er een betrouwbare wisselbank. Dat moest ook wel, want de handelaren kwamen uit allerlei verschillende delen van de wereld dus betaalden ze niet met dezelfde munten. Eind 16e eeuw begon de handel te bloeien. Toen Parma de Schelde afsloot, konden de grote handelsschepen Antwerpen niet meer bereiken. Daarom moesten alle handelaren wel naar Amsterdam omdat de weg naar andere grote handelsstad was afgesloten. Zo kwamen er nog meer handelaren met hun producten op de beurs. Even later nam Parma Antwerpen in. Er vluchtten na de overgave massaal Antwerpenaren naar Amsterdam, omdat het daar toen dus al een beetje welvarend was. De Antwerpenaren namen ook hun vakkennis mee. Door de toename van het aantal inwoners breidde Amsterdam zich uit.
2.2 Wat gebeurde er met de werkgelegenheid in Nederland? De verkoop van Aziatische goederen heeft tussen 1602 en 1795 ongeveer 2,2 miljard gulden opgebracht. Aan meer dan een miljoen werknemers in Nederland, op de schepen en in Azië, enige duizenden aandeelhouders en een paar honderd bewindhebbers, zijn in die periode lonen, dividenden uitbetaald. Er is geïnvesteerd in schepen, kantoren, pakhuizen, werven en talloze deelbedrijven, maar ook in forten, kerken en scholen. Vele bedrijven, winkels en particulieren hebben gedurende twee eeuwen aan de VOC verdiend, ook in de jaren dat de Compagnie aan het wankelen was. De Gouden Eeuw was een periode van welvaart in de 17e eeuw. Er was vooral een grote bloei op het gebied van schilderkunst, economie en wetenschap. Dit had als gevolg dat Amsterdam de belangrijkste handelsstad werd, want hier kwamen de goederen aan en van hier uit werden ze ook weer doorverkocht aan andere landen. Een paar bekende namen uit de wetenschap zijn onder andere: · Hugo de Groot, geleerde op het gebied van het internationaal recht. Hij probeerde antwoorden te vinden op vragen als: Hoe moet er vrede gesloten worden? · Constantijn Huygens. Hij heeft onder andere de ringen van de planeet Saturnus ontdekt. Ook op het gebied van de schilderkunst uit de 17e eeuw is Nederland beroemd. Een paar bekende schilders zijn: Rembrandt van Rijn (De Nachtwacht), en Jan Steen. (Spreekwoord: Een huishouden van Jan Steen). Het opmerkelijke was dat deze schilderijen niet meer alleen maar werden besteld door de kerk. Aangezien de republiek protestant was, mochten er geen schilderijen in de kerken hangen. Nu werden er voornamelijk schilderijen besteld door de rijke burgers. Er hoefde dus ook geen moraal meer in te zitten. De schilders zagen zichzelf verder niet als kunstenaars, maar als vakmensen. De republiek, bestaande uit zeven gewesten die een groot deel van het huidige Nederland innemen, was een van de rijkste staten in Europa. De meeste boeren hielden hun hele oogst voor eigen gebruik. Nu gingen ze meer verbouwen, zodat ze het overschot konden verkopen, en gingen ze zich specialiseren in enkele producten. Hierdoor nam de handel toe, want de dingen die men zelf niet verbouwde, moesten gekocht worden. Verder hadden de ontdekkingsreizen er voor gezorgd dat men ook met andere, totaal onbekende producten zoals peper in aanraking kwam. Ook mensen uit andere landen raakten hierin geïnteresseerd. Je kan dus zeggen dat mede dankzij de VOC de Gouden Eeuw is ontstaan. Want de schepen moest worden gebouwd, maar een schip heeft natuurlijk hout nodig, daar zijn weer mensen voor nodig met hun bedrijfjes, de zeilen moesten worden gemaakt, de touwen en alles wat met een VOC te maken had moest worden gemaakt. Zo ontstonden weer veel nieuwe bedrijven en dus werkgelegenheid. En die mensen hadden weer een inkomen en dus konden ze hun geld weer aan andere dingen uitgeven. Dus de textielindustrie kwam bevoordeeld ook veel meer op gang, mede door de oprichting van de VOC. Dus de gevolgen voor de werkgelegenheid waren velen malen groter, dan alleen de mensen die op de schepen mee konden varen, want ze kregen er bijna geen geld voor, en het was een zeer zwaar bestaan. Maar ze hadden dan in ieder geval werk. De Nederlanders hadden een aparte handelstechniek, die ze toepasten bij het inkopen van producten. De handelstechniek was als volgt: zodra de Nederlanders in een handelsland kwamen, sloten ze een verbond waarin ze beloofden elkaar te helpen en ervoor te zorgen dat de verkopers geen winst zouden maken. Twee keer per week kwamen ze in geheime vergaderingen bijeen. Daar bepaalden ze hoeveel goederen ze zouden kopen, voor welke prijs, en van welke kwaliteit. Zo werden de verkopers gedwongen hun producten te verkopen voor de prijs die de Nederlanders er voor wilden geven. Een kort overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van de VOC: 1595-1597: Eerste tocht van Nederlandse schepen naar Oost-Indië onder Cornelis de Houtman en Pieter Keyzer. 1602: Verenigde Oost-Indische Compagnie opgericht. Deze krijgt van de Staten-Generaal het alleenrecht op handel en scheepvaart ten oosten van Kaap de Goede Hoop. 1605: Steven van der Haghen vestigt de VOC- macht op Ambon. 1609: Jan Pieterszoon Coen bouwt het fort Batavia te Jacatra op Java. 1667: Cornelis Speelman onderwerpt Makassar op Celebes. 1695: Invoering van de koffiecultuur op Java. 1702-1755: Verschillende opvolgingsoorlogen in Javaanse vorstendommen geven de VOC gelegenheid haar macht uit te breiden. De VOC gaat echter meer en meer verlies lijden. 1798: Het moederland (sinds 1795 Bataafse republiek genaamd) neemt alle bezittingen en schulden van de VOC over. Het jaar daarop houdt de VOC formeel op te bestaan. 2.3 Welke investeringen werden er gedaan en welk winst behaalde zij eruit? Tijdens de eerste expedities naar Azië bleek dat de inkoop ter plaatse niet zo eenvoudig als de kooplieden hadden gehoopt. De gewenste goederen waren of moeilijk leverbaar of ze waren te duur vanwege de onderlinge concurrentie. Voor dit probleem bood de directie van de VOC revolutionaire mogelijkheden tot handelsbevordering: de Compagnie kreeg namelijk politieke en militaire bevoegdheden. Door het sluiten van verdragen en door het besturen van gebieden kon de Compagnie het alleenrecht verwerven op de inkoop van producten zoals muskaatnoten, foelie, kruidnagelen en kaneel. De inleg van de verschillende kamers in Nederland: Door de Amsterdammers werd een bedrag van f 3.679.915 ingelegd. Bij de inschrijving in het aandelenregister van de VOC speelden immigranten een belangrijke rol. Onder de 1143 inschrijvers bevonden zich 39 Duitsers en maar liefst 301 Zuid-Nederlanders; onder hen was Isaäc le Maire met f 85.000 de grootste intekenaar. Het ingelegde kapitaal van de Zeeuwen bedroeg f 1.300.405. De Kamer Enkhuizen had na de kamers van Amsterdam en Zeeland met f 540.000 de grootste inbreng in het aandelenkapitaal van de VOC. Onder de eerste 358 inschrijvers bevonden zich veel kleine ondernemers, die risico durfden te nemen. Door Delftenaren werd een bedrag van f 469.400 ingelegd. Door de Kamer Hoorn werd een bedrag van f 266.868 ingelegd. De inleg van het kapitaal liep niet vlot. De bijeengebrachte f 173.000 voldeden bij lange na niet aan de verwachtingen. Een aanzienlijk deel was afkomstig van inwoners van Dordrecht. Amsterdam had een groot aandeel in de handel. Zelfs vergeleken met de andere admiraliteiten was de opbrengst ontzettend hoog. In de tabel zie je dat vanaf 1621 de opbrengst van Amsterdam bijna evenveel is als die van 5 andere handelssteden, namelijk Zeeland, Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen. Amsterdam had in de 17e – 18e eeuw een opbrengst van 3.674.915 gulden. Dat is ongeveer 3x zoveel als de provincie Zeeland die op de 2e plaats volgt met een opbrengst van 1.333.882 gulden. De eerste 20 jaar van de VOC hadden de aandeelhouders geen middelen om het beleid van de bewindhebbers te controleren. Dat was ook niet nodig aangezien de Compagnie was gebaseerd op principes van de voorcompagnieën, waarin de geldschieters slechts geïnteresseerd waren in de eindafrekening. Toen er in 1622 geen liquidatie plaatsvond en het kapitaal van tijdelijk in permanent werd opgezet, verlangden de aandeelhouders wel invloed en controle op de bestedingen van hun ingelegde gelden. Onder druk van de protesterende aandeelhouders besloot de politiek in 1623 de macht van de bewindhebbers te beperken en die van aandeelhouders te vergroten. Om te beginnen werden de mogelijkheden tot zelfverrijking aan banden gelegd. De bestuurders mochten voortaan geen specerijen kopen, maar slechts op publieke veilingen onder dezelfde voorwaarden als andere kopers. Het bewindhebberschap was beperkt tot een termijn van drie jaar. De eerste 20 jaar van de VOC waren voor veel aandeelhouders teleurstellend. Zij die op forse winstuitkeringen hadden gerekend, moesten genoegen nemen met onregelmatige dividenden die soms in natura werden uitbetaald. Toch was die teleurstelling niet helemaal terecht. De aandeelhouders kregen tot aan 1623 200 procent dividend uitgekeerd, een gemiddelde van 10 procent per jaar in een tijd waarin de rentevoet daalde van 8 procent aan het begin van de zeventiende eeuw naar ongeveerd 4 procent in omstreeks 1650. Waarschijnlijk hadden de ontevreden zich blind gestaard op de legendarische tocht van Jacob van Neck, die in 1599 een winst van 399 procent opleverde. Vanaf 1623 namen de dividenduitkeringen toe. Beleggers die in 1602 een aandeel in de VOC hadden genomen en dat tot aan het eind van de Compagnie aan erfgenamen hadden doorgegeven, hadden gezamenlijk 3600 procent aan dividend kunnen incasseren. Dat is toch niet mis dacht ik zo. De koersen van de VOC stegen tot 400 of 500 procent, soms zelfs hoger. 2.4 Hoe kwam het dat de VOC ten onder ging? De Compagnie beleefde gouden tijden in de 17e en 18e eeuw. Ze had duizenden werknemers in dienst, bezat een kleine dertig kantoren in Azie, zes kamers in de Republiek en een vloot van meer dan honderd schepen. In het laatste kwart van de 18e eeuw raakte het bedrijf in financiële moeilijkheden die zo ernstig waren, dat het ondanks leningen niet meer te redden viel. De bewindhebbers waren niet berekend op de eisen die het immense bedrijf, de grote afstanden en lange termijnplanning aan hen stelden. Een slechte boekhouding en de zes afdelingen in de Republiek maakten het ook niet eenvoudig het bedrijf efficiënt en krachtig te besturen. De VOC moest haar voordelige handelspositie en bezittingen verdedigen tegen Europese concurrenten en Aziatische vorsten. De verandering in de lading (thee, suiker, peper en tin, deze goederen waren winstgevender) voor Europa was nadelig voor de Compagnie. De VOC raakten in diepe schulden en alleen met forse overheidssteun kon zij hopen de problemen de baas te worden. Zowel de Staten-Generaal als de Staten van Holland wilden de VOC geld lenen gezien de economische belangen die op het spel stonden. Ondergang van de Compagnie zou een ramp betekenen voor de steden waar de kamers gevestigd waren. Maar de VOC zat in een vicieuze cirkel. Ondanks de grote financiële steun was er te weinig geld om voldoende schepen en personeel naar Azië te sturen. Op Tweede Kerstdag 1794, bijna tweehonderd jaar na het avontuurlijke vertrek van de eerste vier schepen, verliet het allerlaatste VOC-schip de rede van Texel. De dag na vertrek bereikte het de rede van Duins. Daar namen de Engelsen het schip in beslag. Zo is het in 1795 ook vele retourschepen vergaan. Batavia was alleen nog onder neutrale vlag te bereiken. Maar een voor een namen de Engelsen de Nederlandse handelsposten in bezit. Uiteindelijk kon de VOC de gevolgen van de oorlogen met concurrenten niet meer dragen. De directie van de VOC kwam onder overheidstoezicht te staan, personeel werd ontslagen, de schepen werden verkocht en de werven afgestoten. In 1803 hief men de kamers Hoorn, Enkhuizen en Delft op. Het laatste handelsverdrag verliep op 31 december 1799 en de staat nam de schuld van 119 miljoen gulden over. In 1805 besloot raadpensionaris Schimmelpenninck dan ook om de handel vrij te geven. De toekomst zou een volstrekt andere verhouding tussen Nederland en India laten zien. Het was een stil en triest einde van een roemrijke handelscompagnie. Conclusie: Mijn hoofdvraag is: wat was de VOC en wat waren de economische gevolgen in Nederland? Ik ga deze nu in het kort proberen te beantwoorden. Om de onderlinge concurrentie tussen de kooplieden te verminderen, werd op 20 maart 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. Dit geschiedde door een besluit van de Staten-Generaal. Het hoofddoel is een succesvolle winstgevende organisatie te worden. Het was het begin van de wereldwijde oriëntatie van Nederland en van een periode van grote economische en culturele bloei. Vanuit de kamers in Amsterdam, Middelburg, Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen werd de VOC goed georganiseerd door de Heren Zeventien. Op de schepen ging vanuit Nederland zilver, (een klein gedeelte) goud, koper in muntvorm, textiel, linnen en wol. Om het schip wat zwaarder te maken ging er ook wat ballast mee, zoals kannonnen en ankers. De lading vanuit Indie bestond voornamelijk uit specerijen en porselein. Aan boord was het leven niet makkelijk, er waren veel ziekten en de levensomstandigheden waren niet al te best. Veel zeelieden stierven dan ook onderweg. De VOC heeft gedurende bijna twee eeuwen een gunstige invloed gehad op de economie van Nederland. Dat kwam door de gunstige ligging van Nederland, de goede handelstechniek, door de beurs en door de pakhuizen. Er is in die tijd veel geld verdiend. Voor ongeveer één eeuw was Nederland het rijkste land ter wereld, vandaar ook de naam, Gouden Eeuw. Ik had niet verwacht dat Nederland, ons kleine landje, ooit het rijkste land ter wereld was. Het is wel een welvarend land, maar zo welvarend, dat had ik niet gedacht. De VOC zorgde er voor veel werk in die periode, waardoor het werkloosheidcijfer sterf af nam. De VOC ging ten onder door verschillende factoren: het verslechterende bestuur, de vierde Engelse oorlog, gestegen kosten, leningen, doorbetalen aan aandeelhouders, corruptie en concurrentie van eigen medewerkers in Azië. Het is jammer dat de VOC zo aan zijn einde is gekomen. Bronvermelding: Deze boeken heb ik bij het maken van mijn profielwerkstuk gebruikt: Titel: Auteur:  De VOC en de beurs Henk den Heijer  Roemrucht verleden P.J Biesheuvel e.a  De VOC in Nederland Roelof van Gelder & Lodewijk Wagenaar  Bloedgeld Simone van der Vlught  De geschiedenis van de VOC Femme S. Gaastra  Varen om peper en thee Jacobs

Deze websites heb ik bezocht voor mijn profielwerkstuk:  www.voc-kenniscentrum.nlwww.voc2002.nlwww.bataviawerf.nlwww.400jaarVOC.kennisnet.nlwww.kunststuk.kennisnet.nlwww.wilco.ws/vocwww.vocsite.nlwww.digitalejuf.nl
Tevens heb ik een bezoek gebracht aan de bataviawerf in Lelystad, waar ik wel wat informatie heb kunnen verzamelen. Dit was mijn profielwerkstuk over de VOC.

REACTIES

N.

N.

hey schat,

ik vond het echt nuttig,bedankt he

dikke kus

21 jaar geleden

M.

M.

6 jaar geleden

C.

C.

ik vind het een heel mooi verslag wat je gemaakt heb ik zal er wel spullen uit halen voor mijn eigen profielwwerkstuk

19 jaar geleden

L.

L.

Hier zou je een diepe onvoldoende voor krijgen. Jullie moeten nog veel doen. Ik geef jou tot de carnaval. Zal ik jou eens een proefielwerkstuk laten zien?!

11 jaar geleden

M.

M.

Je zou hier inderdaad een onvoldoende voor krijgen. Het zou een prima normaal verslag zijn, maar is veel te oppervlakkig en slecht geschreven voor een profielwerkstuk.

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.