Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Kruistochten

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 8394 woorden
  • 27 januari 2003
  • 390 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
390 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding: Zoals aan mijn titel te zien is gaat dit profielwerkstuk over de kruistochten die naar het oosten trokken om de moslims te verslaan. Dit onderwerp heb ik gekozen omdat ik het een heel interessant onderwerp vind waar weinig mensen echt iets over weten terwijl het grote invloed heeft gehad voor onze westerse wereld. Aanleiding om het over de kruistochten te houden was dat ik jaren geleden een keer informatie heb opgezocht in de bibliotheek en daar toen voor mijn plezier uit ben gaan lezen omdat het toen mijn interesse al opwekte. Echt ver ben ik toen niet gekomen en nu dacht ik dus: een mooie kans om het af te maken. Ik wilde erachter komen wat de achtergronden voor de kruistochten waren en daarom heb ik deze vraag tot mijn hoofdvraag gemaakt. Ik zal proberen deze hoofdvraag te beantwoorden aan de hand van de volgende vijf deelvragen: 1. Wat was de rol van de kerk in de kruistochten? 2. Waarom ging de adel op kruistocht? 3. Wat was het doel van de kruistochten? 4. Welke en hoeveel kruistochten zijn er geweest? 5. Hoe zagen de Arabieren de kruistochten? Ik wens u bij deze veel leesplezier. Tijdsbeeld: De samenleving ten tijde van de kruistochten In dit inleidende gedeelte wil ik uitleggen hoe de samenleving ten tijde van de kruistochten in elkaar zat om zo beter de verbanden uit te kunnen leggen als het gaat om de kruistochten zelf. De middeleeuwse samenleving ten tijde van de kruistochten zo tussen 1050 en 1350 was een gelaagde samenleving en werd steeds meer een standenmaatschappij. Er waren drie standen namelijk de geestelijkheid, de adel en de burgerij. Erg eerlijk was de totale bevolking niet over deze standen verdeeld want maar ongeveer 10% van de bevolking behoorde tot de geestelijkheid en de adel. Dan was er een middengroep de burgers en de kooplieden en als laatste de boeren waaruit de massa bestond maar die eigenlijk standenloos waren.
De Boeren De grote volksverhuizing die het einde van het grote Romeinse Rijk inluidde had het leven op het platteland behoorlijk gevaarlijk gemaakt. Er waren veel plunder- en roversbendes die aan hun voedsel kwamen door bijvoorbeeld een boerderij geheel te ruïneren. Daarom vroegen veel boeren bij de adel bescherming in ruil voor een deel van hun oogst en verregaande gehoorzaamheid aan hun heer. Als de boeren in zo een relatie stonden tot hun heer noemde men hen ook wel horigen. Boeren die horige waren en grond pachten van hun heer waren in principe vrij in hun doen en laten zolang de afgesproken hoeveelheid oogst maar werd afgedragen. In praktijk verschilde het echter per landgoed hoeveel vrijheid de boeren hadden. Ondanks dat in de middeleeuwen de bevolking groeide was er toch nog regelmatig hongersnood doordat er geen goede wegen waren om de gebieden met hongersnood te helpen. De Burgers In de middeleeuwen bestond de bevolkingsgroep burgers vooral uit mensen die in de steden woonden ook wel poorters genoemd. Poorters waren minder afhankelijk dan boeren maar hadden nog steeds weinig te vertellen. De enige burgers die wat in te brengen hadden waren de handelaren of de door de nijverheid rijk geworden poorters, zij worden ook wel de vierde stand genoemd. De Adel De adel hielpen de vorst bij het bestuur van zijn gebied en het vormen van zijn leger volgens het feodale stelsel. Dit hield in dat bovenaan de vorst stond, daaronder enkele opperleenmannen die zelf weer leenmannen hadden. Dit ging zo door zodat een piramide ontstond. Iedere edele met een beetje status was bijna verplicht in iedere oorlog een aantal manschappen te sturen om de vorst bij te staan in zijn oorlog. Tot ver in de middeleeuwen werd oorlog gezien als een mooie bezigheid en een manier om roem en eer te vergaren. Dit beeld werd ook nog eens versterkt door het volk dat zeer tegen de adel opkeek met zijn mooie harnassen, strijdrossen en mooie taal. De adel woonde in bijna onneembare kastelen en heersten over het geleende, geërfde of gekregen land zoals zij dat wilde. Maar later in de middeleeuwen kwam daar verandering in. De bevolking werd mondiger en had de adel niet meer nodig om oorlog te voeren omdat ze samen een huurleger op de been konden brengen. Een andere factor was dat bleek dat de ridders die over het algemeen te paard vochten niet meer onverslaanbaar bleken door de intrede van de pijl en boog en in nog sterkere mate het buskruit waartegen geen kasteelmuur opgewassen was. Hierdoor kreeg de adel eigenlijk van twee kanten de kous op de kop. Van de vorst omdat die met behulp van de belastinginkomsten van de burgers een huurleger op de been kon brengen en van de burgerij die genoeg hadden van de jarenlange uitbuiting en omdat die bijvoorbeeld per stad ook een huurleger op de been konden brengen. De Geestelijkheid De rooms katholieke geestelijkheid had in West Europa het alleenheerserschap wat godsdienst betreft. Er waren eigenlijk de hele middeleeuwen lang geen andere concurrerende godsdiensten. De rooms katholieke godsdienst speelde in het leven van de middeleeuwse mensen een grote rol. De godsdienst was in twee groepen verdeeld namelijk de wereldlijke godsdienst die de gelovige leken begeleidde bij hun dagelijks leven in doop, communie, huwelijk en dood en de geestelijkheid. Onder de geestelijkheid vielen vooral de middeleeuwse kloosterlingen zoals de nonnen en monniken. Zij zonderden zich af voor een leven met God hoewel ze ook een maatschappelijke taak hadden zoals zieken verzorgen, les geven aan de mensen en onderdak geven aan bedelaars en pelgrims. De hoge geestelijken zoals de bisschoppen, abdissen, kardinalen en als hoogste natuurlijk de paus hadden in de middeleeuwen vaak grote politieke macht. De paus regeerde over de kerkelijke staat dus ook over de bisschoppen, abdissen en kardinalen die op hun beurt vaak ook verantwoording schuldig waren aan de koning van het land zodat er nog wel eens botsingen waren tussen de paus, de rest van de hoge adel en de vorsten. De geestelijkheid was vooral in de late middeleeuwen een zeer rijk instituut onder andere door de tienden van de burgers en de legaten van de rijke burgers. Meer over de geestelijkheid is onder andere te lezen in de eerste deelvraag. De Steden Door het ineenstorten van het Romeinse rijk waren ook de eens zo machtige stadsstaten in sterk verval geraakt. De handel stagneerde en de nijverheid ging sterk achteruit. Pas toen het overal weer een beetje rustig was zo rond het jaar 1000 kwam daar weer verandering in. Nieuwe steden ontstonden bij rivierovergangen, een wegenknooppunt, een kasteel of klooster. Kooplieden en handwerkers kregen behoefte aan eigen bestuur en recht. De landheren stemden tegen betaling in met de bepaling dat de stadskernen geen deel van hun oogst hoefden af te dragen het zogenaamde stadsrecht. Ter bescherming van de stad werden er vaak ook muren om de stad heen gebouwd. Het stadsbestuur bestond uit een burgemeester die verantwoordelijk was voor de gang van zaken in de stad, de vroedschap die alle dingen op zakelijk gebied regelde, de schout en zijn schepenen zorgden voor recht en orde. Veel steden werden door de handel en de nijverheid rijk en welvarend. In de politiek gingen de steden dan ook een steeds grotere rol spelen. Met behulp van de poorters konden de edelen in toom gehouden worden.
De Handel Toen in de elfde eeuw de wegen weer veiliger werden en er weer steeds meer stadskernen opkwamen waar de mogelijkheid om handel te drijven veel groter waren bloeide de handel op. Kooplieden, handelaren en marskramers trokken van stad naar stad en van jaarmarkt naar jaarmarkt. Met de toeneming van de handel kwam er ook weer veel meer behoefte aan een goed werkend geldsysteem in plaats van de ruilhandel die sinds de volksverhuizingen over het algemeen dienst deed als betalingsstelsel. In Noord Italië ontwikkelde zich dan ook het bankwezen. Toen de groei van de handel maar doorging werd deze al snel vooral via het water gedaan. Dit was nu mogelijk door zeer veel vernieuwingen in de scheepvaart. Door het opkomen van de scheepvaart kwamen de handelsknooppunten veel meer aan zee te liggen en ontstonden er de zogenaamde Hanzesteden zoals Deventer, Kampen en Amsterdam. Belangrijke handelsproducten waren laken, zuivelproducten, graan, hout, wijn, specerijen en luxe artikelen. De Nijverheid De nijverheid werd vooral in de steden uitgeoefend en was op het platteland zelfs vaak verboden. De handwerklieden waren verenigd in gilden. Elk beroep had zijn eigen gilde. Het gilde systeem verzekerde de klant van een goede kwaliteit en een redelijke prijs. (volgens de rest van het gilde) Lid van een gilde werd je door eerst leerling te worden bij iemand die lid was van het gilde waartoe je wilde behoren. Daarna werd je gezel en uiteindelijk werd het meesterschap verworven na het maken van het meesterstuk. Er moest wel plaats zijn in het gilde anders werd je meesterknecht. Het is duidelijk dat het gilde systeem ook niet onfeilbaar was. Er was natuurlijk redelijk veel corruptie binnen de gilden in de vorm van prijsafspraken en het verwerven van machtsposities binnen de gilden. Het systeem leidde uiteindelijk ook tot verstarring van de handel omdat er vaak niet werd geïnvesteerd als de afzetmarkten verder weg lagen en werden de gilden afhankelijk van de rijke en ondernemende kooplieden. Ook beletten de gilde voorschriften de leden van het gilde vaak modernisering en aanpassing van de productietechnieken. Deelvraag 1: Wat was de rol van de kerk in de kruistochten? In deze eerste deelvraag probeer ik uit te leggen wat voor rol de godsdienst heeft gespeeld in de kruistochten en hoe deze tot uiting kwam. Dit doe ik door de verschillende godsdiensten te beschrijven die met de kruistochten te maken hadden. Er waren in de tijd van de eerste kruistocht drie grote godsdiensten namelijk het rooms katholieke Rijk onder de pausen met als hoofdstad Rome, in het westen. Het orthodox katholieke Rijk onder de keizers met als hoofdstad Byzantium ook wel genoemd Constantinopel, in het oosten en de Arabische volken die in die tijd zeer verdeeld waren en vele leiders hadden nog verder naar het oosten en zuiden. (zie kaart hiernaast) Als eerste beschrijf ik de Rooms Katholieke godsdienst. In de tijd van de eerste kruistocht zo rond 1095 kreeg de kerk steeds meer macht. De kerk was niet alleen meer een godsdienst maar kreeg onder de pausen steeds meer politieke macht. Deze macht kwam bijvoorbeeld tot uiting toen paus Gregorius VII de wereldmacht wilde. Hij vond dat iedereen, dus ook de vorsten gehoorzaam moesten zijn volgens het hiërarchische model waarin God bovenaan stond en aangezien de paus God ten diepste personifieerde op aarde moest iedereen aan hem gehoorzaam zijn. Deze politieke macht kwam onder andere tot uiting in het conflict tussen de paus Gregorius VII en de toenmalige keizer van Duitsland Hendrik IV. De paus verordineerde op 8 december 1075 dat hij het hoogste gezag op aarde had en dat iedereen hem moest gehoorzamen. Hendrik was het hier niet mee eens en noemde de paus een ‘valse monnik’ waarop de paus hem excommuniceerde, hem veroordeelde tot eeuwige verdoemenis en verklaarde dat hij keizer af was. De keizer antwoordde dat de paus niet zo hoog van de toren moest blazen en verkondigde dat de paus juist was afgezet. Nu kwam er een politieke machtsstrijd omdat alle vorsten van Europa partij moesten kiezen voor een van beide vorsten, de keizer verloor. Het symbolische moment en eigenlijk de bezegeling van de paus als politiek leider kwam in 1077 toen keizer Hendrik IV nederig om absolutie smeekte. Van dit soort conflicten zijn meerdere voorbeelden te geven maar het is duidelijk dat de kerk een grote macht had in die tijd. Dan was er het reusachtige Byzantijnse rijk met als hoofdstad het ongelooflijk rijke Byzantium (zie kaart). Zoals reeds gezegd werd dit bestuurd door keizers en had het land de orthodox katholieke godsdienst. Hoewel de orthodox katholieke kerk in het oosten veel overeenkomsten had met de rooms katholieke kerk in het westen waren er grote problemen tussen deze twee godsdiensten. Deze problemen stamden uit 1054 toen de twee kerken een meningsverschil hadden over de formulering van de geloofsbelijdenis. Het meningsverschil liep zo hoog op dat de kerken elkaar in de ban deden wat leidde tot een schisma tussen Rome en Byzantium. Maar het Byzantijnse rijk had grote problemen want het werd vanuit het oosten aangevallen door de Seldjoeken die in 1055 Bagdad hadden veroverd en sindsdien Anatolië langzaam aan het innemen waren. In 1071 bracht het keizerrijk een ongelooflijk leger op de been om de Seldjoeken te verslaan maar dat mislukte compleet. In de slag bij Mâlazkerd werd het leger verpletterd en de keizer gevangen genomen. De weg naar Byzantium lag open voor de Seldjoeken. De nood was zo hoog dat de nieuwe keizer ten einde raad hulp vroeg aan paus Gregorius VII die echter geen hulp bood. Wonder boven wonder redde het keizerrijk het en onder de voortreffelijke en sluwe leiding van keizer Alexius bleef het Byzantijnse rijk bestaan, al bleef de situatie nijpend. Daarom vroeg de keizer aan de nieuwe paus, Urbanus II in 1095 opnieuw hulp. Er werd gerekend op een contingent beroepssoldaten die konden helpen het verloren land terug te winnen, maar de paus had andere plannen met het verzoek: hij dacht veel verder en grootschaliger dan keizer Alexius. Om het keizerrijk Byzantium te ontzetten moest er gevochten worden tegen meerdere volkeren die echter allemaal dezelfde godsdienst hadden: de islam. De islam had zich in de jaren na de dood van de profeet Mohammed in 632 zeer sterk verbreid. Zijn volgelingen hadden zich verspreid over de zandvlakten van Arabië en in de 10de eeuw had de islam zich gevestigd van Spanje in het westen tot de Indus in het oosten, en van de Kaspische Zee in het noorden tot Egypte in het zuiden (zie kaart). In theorie zouden alle islamitische volken dezelfde geestelijke en politieke leider hebben, de kalief. Maar zoals heel vaak bij mensen zijn er altijd weer andere groepen die de macht willen, zo ook binnen de islam. In de tijd van de kruistochten waren er twee dynastieën die zichzelf als de opvolgers van Mohammed beschouwden en dus vonden dat zij de macht behoorden te hebben. De Abbasiden die zeiden dat ze afstamden van Aboe Bakr, een vriend van de profeet, die de soennitische meerderheid vertegenwoordigden. Daar tegenover stonden de Fatimiden die beweerden af te stammen van Fatima, de dochter van de profeet, deze groep waren de leiders van de partij van Ali. Ten tijde van de kruistochten waren deze twee dynastieën echter al over hun hoogtepunt. Ze hadden beiden nog wel enorme stukken land maar hadden eigenlijk het initiatief binnen hun gebied verspeeld. De Abbasiden aan de Seldjoekse Turken die in 1071 zelfs Byzantium bedreigden en de Fatimiden aan de burgeroorlogen binnen hun land door hun vele verschillende nationaliteiten in hun leger. Ook in Syrië, dat in die tijd het huidige Syrië, Jordanië, Libanon en Israël omvatte, was voortdurend strijd. Syrië was voor het grootste deel bergachtig en woestijnachtig maar langs de Middellandse Zee lagen de vruchtbare kuststroken met de welvarende steden en handelswegen. Door de burgeroorlog in Egypte en de invallen van de Seldjoeken was er in Syrië ook veel chaos en strijd, steden waren in allemaal verschillende handen zoals Seldjoekse legeraanvoerders, ex-Fatimidische gouverneurs die onafhankelijk waren geworden, avontuurlijke vrijbuiters en enkele steden bleven trouw aan Egypte. Jeruzalem, één van de doelen van de kruistochten ging drie keer in andere handen over voordat het Seldjoeks bezit werd. Al deze gebeurtenissen hadden invloed op de veiligheid van de pelgrims en op het welslagen van de kruistochten. Om de kruistochten te laten slagen moesten dus de islamitische volken die Anatolië en Syrië in handen hadden verslagen worden. Dit was niet het doel van de keizer van het Byzantijnse rijk, dat alleen haar rijk maar terugwilde, maar wel dat van de paus (doelen van de kruistocht worden in deelvraag 3 beschreven). Dus riep de paus de abten, bisschoppen en een deel van de adel van Frankrijk bijeen in een concilie om de kruistocht te prediken. Het concilie vond plaats op 27 november 1095 in de stad Clermont-Ferrand in de Auvergne. Een deel van de toespraak staat hieronder geciteerd: Ze hebben de christenen besneden, het bloed van de besnijdingen over de altaren vergoten of in de doopvonten gestort. En ze hebben de navels opengesneden van hen die zij verkozen op weerzinwekkende wijze te martelen, hun vitale organen uitgerukt en hen aan een paal gebonden, hen rond gesleept en afgeranseld, alvorens hen te doden, terwijl zij voorover op de grond lagen met uitgerukte ingewanden. Sommigen bonden zij aan palen en beschoten hen met pijlen, anderen bevalen zij de nek te ontbloten en gingen hen vervolgens te lijf met getrokken zwaard, om te zien of zij hoofden in één houw konden afhakken. Het effect van de prediking was enorm. Het sprak de mensen wel aan wat de paus in het vooruitzicht stelde. Ongelooflijke rijkdom, de kruistocht fungeerde ook als pelgrimstocht en dus kregen allen die op kruistocht gingen de hemel in het vooruitzicht gesteld. Ook voor mensen die iets op de kerfstok hadden was de kruistocht erg voordelig omdat zonden vergeven zouden worden. Zo zeiden al snel grote delen van de hoge Franse adel toe te zouden gaan. In navolging van de hoge adel ging ook de lage adel zich steeds meer met de kruistocht bezighouden en leenden ze geld om op kruistocht te gaan want het was een zeer dure investering om de heilige tocht te maken. Maar ook op de gewone bevolking had de oproep grote uitwerking. Mensen die zich ontpopten als slimme volkspredikers wisten grote groepen burgers mee te krijgen. De bekendste volksprediker bij de eerste kruistocht was Kleine Peter die in april 1096 naar het heilige land vertrok met een leger van 10.000 man. Dit leger zou onderweg verder aangroeien tot 20.000 man. Het leger van Kleine Peter hoorde alleen niet bij een officiële kruistocht. Het leger bestond voor het overgrote deel uit mensen van laag allooi. De eerste echte kruistocht was een verzameling van ongeveer 100.000 mensen hoofdzakelijk bestaand uit edelen met hun gevolg en monniken. Dit leger werd in het voorjaar van 1097 de Bosporus overgezet om los gelaten te worden in Anatolië om de Turken te verslaan. Deze 100.000 is niet echt realistisch. Door ooggetuigenverslagen werden deze astronomische aantallen genoemd maar als men de bestanden van de contracten bekijkt van de overtocht bij Byzantium blijkt dat zelfs de grootste kruislegers uit niet meer dan 15.000 man bestonden. Je kunt wel zeggen dat de invloed van de kerk op de kruistochten enorm is geweest. Er waren natuurlijk niet alleen godsdienstige motieven om de kruistocht te beginnen maar de kerk bracht het wel naar voren om een kruistocht te houden en met zeer veel effect. Ook waren de betrokkenen bij de kruistochten toch bijna allemaal groepen die vochten vanuit hun godsdienstige overtuiging. Een leger van zo een 15.000 man is zeer veel en dat is alleen het aantal van de eerste kruistocht terwijl er meerdere zijn geweest. En je kunt wel zeggen dat het deels aan de kerk te danken is geweest dat er kruistochten hebben plaatsgevonden Deelvraag 2: Waarom ging de adel op kruistocht? Deze deelvraag gaat over de adel omdat het grootste deel van de officiële kruistochten bestond uit de adel met zijn soldaten. Maar waarom ging de adel op kruistocht? Dit is een vraag die duidelijk naar voren komt als je over de kruistochten leest. Het was duidelijk waarom de gewone bevolking op kruistocht ging. Om opnieuw te beginnen omdat je een misdaad begaan had, je was arm en er werden gouden bergen beloofd. Maar bij de adel was hier eigenlijk geen sprake van, de adel was niet arm en een misdaad kon zo worden afgekocht zodat ook dat niet als reden kan worden aangevoerd. De adel ging om heel andere redenen op kruistocht. Om deze deelvraag beter uit te kunnen leggen schrijf ik eerst nog een algemeen deel over de adel. De adel dankte zijn gezag in de middeleeuwen vooral aan het ontbreken van een sterk centraal gezag. Hierdoor waren er zeer veel verschillende landgoederen en koninkrijken. Zelfs iemand als Karel de Grote die wel probeerde alles te verenigen, slaagde hier maar een zeer korte tijd in. Ook doordat vooral de middeleeuwen tot ongeveer 1050 een vrij onrustige tijd waren met barbaren en buurvolken die regelmatig op oorlogspad gingen was de adel machtig omdat door de oorlogen de macht bij het zwaard lag en het zwaard lag bij de adel. De adel is ontstaan uit de militaire stand vroeg in de middeleeuwen toen de standen nog niet zo vast lagen. De edellieden waren de beroepsmilitairen van de middeleeuwen. Een vrij man met een paard en goede zwaardhand die hij ook nog goed gebruikte werd al snel tot ridder geslagen. Als beloning kreeg hij soms ook een stuk land zodat langzaamaan de adel naast de militaire ook de grondmacht kreeg. Hoe verder de middeleeuwen vorderden hoe moeilijker het werd om tot de adellijke stand op te klimmen als je niet van adel was. Het werd zelfs tot een zonde gezien als je tot een hogere stand op wilde klimmen als je bijvoorbeeld boer was omdat het lichaam eerst werd geschapen en daarna pas de ziel. Voor die ziel zocht God de ouders uit die daarbij het beste pasten en zo kwam het dat een edele ziel altijd terechtkwam in een edelman en een minder edele in een boer. Een kind van adellijke afstand werd op zevenjarige leeftijd page bij een bevriende edelman. Er werden hem allerlei dingen geleerd, vooral op sportief gebied zodat hij later een goed ridder zou zijn. Als hij veertien was werd hij schildknaap en kreeg hij zijn eerste zwaard. Hij kreeg nu ook toestemming om zijn heer te vergezellen naar veldslagen en toernooien. Ook hielp hij bij het bedienen aan de tafel van zijn heer en onderhield hij het paard en de wapenrusting. Rond zijn eenentwintigste als hij zijn heer lang genoeg naar tevredenheid gediend werd hij tot ridder geslagen en was hij volwassen geworden. Voor een tot ridder geslagen edelman bestond het leven voor een groot deel uit ten strijde trekken, toernooien bezoeken, jagen en als hij geen van deze drie beoefende zijn land besturen. Dit waren de dingen die een edelman placht te doen. Als er geen oorlog was om te voeren hielden ridders toernooien om in vorm te blijven. Deze toernooien waren weliswaar vreedzaam maar toch gebeurde het nog al eens dat een ridder met zware verwondingen werd afgevoerd. In de dertiende eeuw werden de regels voor toernooien verfijnder. Jagen was ook een belangrijke hobby voor de edelman. Later in de middeleeuwen kregen de toernooien en de oorlogen een veel zakelijkere kant, omdat het leven van een edelman heel duur was door het strijden en de feesten op zijn eigen kasteel. Daardoor werden toernooien gelegenheden waar ridders heel veel geld konden verdienen, als beloning kregen ze namelijk het paard en de uitrusting van de overwonnene. In de oorlog ging het er anders aan toe. Burgers werden genadeloos afgemaakt maar edelen werden gevangen genomen en tegen losgeld of een edele weer vrijgelaten. Een ander aspect was dat je die horigen niet eeuwig alles uit het land kon laten halen want het was een keer op. Wij hebben het romantische beeld van de adel dat die altijd op kastelen woonden maar dat is niet zo. Pas in de elfde eeuw ontstonden echte kastelen. Daarvoor leefden de ridders op grotere boerenhoeven met een muur eromheen. Pas in de tiende eeuw mochten er torens gebouwd worden en muren om een binnenplaats. Met het ontstaan van grote kastelen ontstonden ook de meer grootschalige oorlogen omdat de kastelen moeilijk in te nemen waren. Het leven op het kasteel was helemaal niet zo luxe als iedereen zich voorstelt. Er waren weinig ramen omdat dat een goede verdediging in de weg stond zodat het heel donker was in het kasteel. Ook was er geen glas in de ramen dus was het heel koud. Een echt bed zat er niet eens in voor de kasteelfamilie, over het algemeen moest een grote houten kist tot bed dienen voor de hele familie. De adel ging om verschillende redenen op kruistocht. Net als bij veel dingen die met de kruistochten te maken hadden waren er meerdere aspecten die meespeelden in de keuze om het kruis op te nemen. Als eerste het godsdienstige aspect. De kruisvaarders namen massaal het kruis op omdat ze het zagen als hun christenplicht de Turken(moslims) uit te roeien omdat die de pelgrims vermoordden en Jeruzalem bezet hielden. Een andere reden waarom de edele het als zijn christenplicht zag was de riddereed waarin de ridder beloofde het geloof in Christus te verdedigen en weduwen, wezen en verdrukten te beschermen. De ridders deden natuurlijk allemaal alsof ze het allemaal voor de kerk en de pelgrims deden en absoluut niet uit eigenbelang maar als men het leven van de ridders bekeek was het duidelijk dat het grote onzin was. Ridders waren op zoek naar het avontuur en dat zou er zijn op de kruistochten. Massa’s Turken om te doden in naam van de kerk zodat het als een goede daad gezien zou worden. Nieuwe continenten ontdekken en allerlei andere dingen zien. Andere redenen waren vooral economisch gericht. Zoals eerder gezegd waren de kastelen niet zo luxe maar vaak koud en donker. In het oosten was het warm en konden ze in luxe leven. De paus beloofde namelijk gouden bergen voor degenen die op kruistocht zouden gaan. Rijkdom en grote bezittingen werden hen in het vooruitzicht gesteld en natuurlijk een plaats in de hemel. Ook was door het weer opkomen van de handel de behoefte naar luxegoederen sterk gestegen zodat de adel ook het weer in ere herstellen van de handelsrelaties als reden zagen om de tocht te ondernemen. Weer een andere reden was de opgekomen expansiedrift. Sinds de rustige periode was aangebroken zo rond 1050 was de bevolking hard gegroeid en was men naarstig op zoek naar leefruimte. Ook tussen de adel die altijd probeerde zijn gebied uit te breiden kwamen daardoor steeds meer oorlogen voor. In het oosten zou genoeg ruimte zijn voor iedereen. De moslims zouden worden onderdrukt en de westelijke adel zou heer en meester zijn. Dit zijn enkele redenen waarom de adel op kruistocht ging. Je ziet heel duidelijk dat net als in veel groepen die te maken hebben met de kruistochten dat verschillende dingen een grote rol spelen Deelvraag 3: Wat was het doel van de kruistochten? Iedereen denkt bij het doel aan de kruistochten meteen aan de verovering van Jeruzalem. Maar was dit wel zo en was dit het enige doel? Hieronder worden de doelen van de kruistochten beschreven. Zoals al eerder gezegd werden de kruistochten in eerste instantie opgezet om de Byzantijnen te helpen in hun strijd tegen de Seldjoeken, die steeds verder oprukten. Waarschijnlijk heeft de keizer in Byzantium op niet meer gerekend dan een compagnie goed getrainde soldaten. Maar paus Urbanus II bekeek het verzoek met heel andere ogen. Hij zag hier de mogelijkheden voor een verdere groei van de katholieke godsdienst. De relatie tussen de islam en de christenen was de laatste jaren zeer verslechterd. Tot de zevende eeuw waren er eigenlijk nooit problemen en leefden de twee godsdiensten naast elkaar. Maar in de achtste eeuw kwam er verandering in deze politiek. De hoogste islamitische persoon, de kalief introduceerde deze veranderingen tussen 847 en 861. Deze politiek hield in dat de groeperingen zoals de sjiieten(de kalief was soenniet), joden en christenen vervolgd werden. Maar de eerste eeuwen kwam deze politiek nog niet echt tot uiting. Pas vanaf de tiende eeuw kregen de pelgrims het onderweg naar Jeruzalem zwaar te verduren. Duizenden van hen werden mishandeld beroofd en niet zelden vermoord. Het werd nog erger toen Jeruzalem werd veroverd door de Turken. De Arabieren die de stad hiervoor in handen hadden, zagen in de pelgrims een manier om geld te verdienen maar de Turken waren zeer fanatieke christenhaters en dus werden christenen niet langer getolereerd. Door de oorlogen en de mishandelingen van de pelgrims kwam er beroering in de kerk in het westen. Het westen was het er ook helemaal niet mee eens dat de Turken nu één van de belangrijkste symbolen van het christendom in handen had, namelijk Jeruzalem. En zo zag de paus in het verzoek van de Byzantijnse keizer de mogelijkheden om deze dingen op te lossen. Maar het idee van de paus ging nog verder. Sinds 1054 hoorde het Byzantijnse rijk niet meer bij de rooms-katholieke godsdienst. Maar de paus bedacht dat als ze het oostelijke rijk hielpen het weer afhankelijk zou worden van het westelijke rijk en dat er zelfs weer eenheid zou kunnen zijn. Verdere uitbreiding van de kerk was een ander doel van de paus. Al het grondgebied zou in naam van de kerk ingenomen worden en dus katholiek zijn. Ook werd de rooms katholieke kerk een echte overkoepelende godsdienst en niet meer een verzameling van allerlei bisdommen. De kerk werd weer echt verenigd binnen Europa. Bovendien werd er veel oorlog gevoerd binnen Europa en dus tussen geloofsgenoten. Dit was de paus een doorn in het oog en dus probeerde hij hierdoor de mensen te verenigen voor een veel hoger doel, het veroveren van de bakermat van de christelijke godsdienst. Er was ook een veel meer economische en sociale kant aan de kruistochten. Als het kruisleger het gestelde doel bereikte, namelijk de verovering van een brede kuststrook aan de Middellandse Zee, waar enkele belangrijke handelssteden lagen, kon dit ook zeer goed zijn voor de economie. Want de eerst zo winstgevende handel over de Middellandse Zee was sinds 827 vernietigd omdat de moslims de scheepvaart in handen hadden gekregen en daarmee de handel vernietigden. De sociale kant was de overbevolking van de steden. De steden waren de laatste jaren explosief gegroeid waarbij de bevolking sneller groeide dan de productiecapaciteit waardoor grote structurele problemen ontstonden. Door steeds meer mensen in Europa werd ook de leefruimte steeds kleiner en kreeg de West-Europese bevolking steeds meer de behoefte hun leefomgeving uit te breiden. Zoals hier te lezen is waren er meerdere doelen die op een bepaalde manier allemaal samenhingen. De doelen waren onder te verdelen in godsdienstige, sociale en economische kanten.
Deelvraag 4: Welke en hoeveel kruistochten zijn er geweest? Tot nu toe hebben we het eigenlijk alleen over de kruistochten in het algemeen gehad of over de eerste kruistocht. In deze deelvraag wil ik de kruistochten waarvan er vier worden genoemd in alle geschiedenisboeken. Sommige gaan echter tot acht, de laatste vier kruistochten stelden echter steeds minder voor maar ze worden hier toch nog besproken. Naast de officiële kruistochten waren er ook volkskruistochten zoals die onder Peter de Kluizenaar in 1095. Aan deze zal ook kort de aandacht gewijd worden. Eerste Kruistocht 1096-1099
Tweede Kruistocht 1147-1149
Derde Kruistocht 1189-1192
Vierde Kruistocht 1202-1204
Vijfde Kruistocht 1217-1221
Zesde Kruistocht 1228-1229
Zevende Kruistocht 1248-1254
Achtste Kruistocht 1270 De volkskruistocht 1096 De paus had verwacht dat de vorsten en hun leenmannen het kruis op zouden pakken om de heilige strijd te gaan voeren. Maar het waren juist de armsten van de armsten die gehoor gaven aan de oproep van slimme volkspredikers als Peter de Kluizenaar. Deze predikers waren vaak meer belust op eigenbelang dan op het daadwerkelijk verslaan van de Arabische volken. Op 12 april 1096 vertrok Peter vanuit Keulen met een leger van ongeveer 10.000 man. Een leger dat vooral bestond uit criminelen, horigen, bedelaars en verarmde boeren die vaak met niet meer bewapend waren dan een hooivork. Volgens getuigen groeide de menigte aan tot 20.000 maar of dit waar is valt te bezien. Het leger trok als een horde sprinkhanen door Europa. Als eerste moest het leger door Hongarije. Koning Columbanes verleende doortocht maar met de belofte dat er niet geplunderd zou worden. Dit gebeurde toch, naar aanleiding van een ruzie over een paar schoenen werd de stad Semlin geplunderd en 4.000 Hongaren, nota bene geloofsgenoten, werden gedood. Daarna kwam het volksleger onder invloed van roofridders die hen vertelden dat ze de Joden moesten aanvallen omdat die Christus hadden gedood en dat was toch echt nog wel een tikkeltje erger dan wat de moslims nu in Jeruzalem uitvoerden. Deze ridders deden dit puur uit eigenbelang omdat ze tegen de Joden waren omdat het met de Joden economisch heel goed ging. Maar het onontwikkelde leger gaf aan de oproepen gehoor en slachtte honderden Joden af en verwoestte hun bezittingen. Toen het leger uiteindelijk op Byzantijns grondgebied aankwam begon het zelfs hier te plunderen. Belgrado werd afgebrand achtergelaten. Als reactie hierop hakten de Byzantijnen op het leger in zodat Peter niet veel van zijn leger overhield. Toen ze uiteindelijk bij de Bosporus aankwamen zette de hevig gedesillusioneerde keizer Alexius hen snel over want hij was bang voor deze chaotische troep. Eenmaal in Antiochië werd het hele leger afgeslacht door de Turken. Eerste Kruistocht 1096-1099 De eerste officiële kruistocht werd geleid door de adel en geestelijkheid en was een goedvoorbereide militaire onderneming. Vier legergroepen vertrokken in augustus 1096 naar Byzantium waar ze met kerst aankwamen. Het leger bestond daarvoor nog uit vier groepen geleid door de hoge adel maar de groepen kwamen in Byzantium bij elkaar. De kerkelijke leider was de bekwame en betrouwbare bisschop van Adhémar. Naast hem waren er ridders als Godfried van Bouillon, Raymond van Toulouse en Bohemund van Tarente die ook een grote rol speelden in de kruistocht. Rond Pasen 1097 werd het leger de Bosporus overgezet tegen de belofte dat ze alle veroverde steden onder het Byzantijnse rijk zouden stellen. En zo trok het leger door het droge dorre Antiochië, er kwam al snel onenigheid tussen de op buit en macht beluste aanvoerders en ook de vele verschillende nationaliteiten binnen het leger bevorderden de situatie niet echt positief. De eerste stad die werd ingenomen was Nicea. Bij deze stad liet keizer Alexius zich van zijn andere kant zien. Want door een complot van de keizer viel de stad in handen van de Byzantijnse vloot in plaats van het kruisleger dat hierdoor zijn eed aan Alexius ook niet echt meer serieus nam. Zo trok het leger verder Antiochië in. Hier en daar slag leverend, ondertussen werden ze steeds meer uitgeput door honger en droogte. Zo kwamen ze in oktober 1097 bij Antiochië aan. Na zeven maanden slaagden ze erin de stad in te nemen, door hulp van binnenuit weliswaar maar toch. Het probleem was nu dat er een groot Turks leger aankwam dat het kruisleger binnenin de stad belegerde. Alle pakdieren werden opgegeten om nog enigszins te overleven. Maar door een droom van een geestelijke kreeg iedereen weer moed en versloegen ze de Turken onder de muren. Maar door het recentelijk overlijden van Bisschop Adhémar was de discipline binnen het leger geheel verdwenen. Er ontstonden twisten tussen Bohemund van Tarente en Raymond van Toulouse over het bezit van de stad Antiochië, een strijd die werd gewonnen door Bohemund. De ridders die hun kruiseed wel ter harte namen bedachten dat ze nu ook wel Jeruzalem in konden gaan nemen. En zo trok eind januari een leger van ongeveer 12.000 man onder Godfried van Bouillon en Raymond van Toulouse op weg naar de heilige stad. Onderweg werd ook Bethlehem nog ingenomen. Zo stond het leger op 7 juni 1099 voor de poorten van Jeruzalem dat op dat moment door een islamitisch volk uit Egypte bezet wordt gehouden, de Muzelmannen genaamd. De stad werd omsingeld en er werd gebouwd aan belegeringswerktuigen. In de nacht van 12 op 13 juli 1099 valt het leger aan. De aanval heeft succes, en zo valt Jeruzalem op 15 juli 1099 in handen van het kruisleger. Na de bevrijding werd Godfried van Bouillon de koningskroon van Jeruzalem aangeboden, maar hij weigerde met de woorden dat hij geen gouden koningskroon kon dragen waar Jezus een doornenkroon had gedragen. Hij nam genoegen met de titel ‘Beschermer van het Heilige Graf’. Zijn neef Boudewijn was niet zo principieel en ruilde zijn graafschap Edessa voor de koningskroon in Jeruzalem. Het kruisleger in het oosten was ondertussen geslonken tot zo’n 300 man met hun aanvoerders die her en der steden veroverden en staatjes stichtten (zie kaartje). De Muzelmannen ondertussen zaten niet stil en zonnen op wraak en zo werd in 1144 de belangrijkste post van de kruisvaarders ingenomen: Edessa. Deze verovering zou de aanleiding vormen voor de tweede kruistocht.
Tweede Kruistocht 1147-1149 De tweede kruistocht werd niet gepreekt door een paus maar door een vooraanstaande geestelijke, namelijk Bernardus van Clairvaux. Hij reisde koningen en keizers af en pleitte voor een nieuwe veldtocht tegen de moslims. Hij had succes want de koning van Frankrijk en die van Duitsland trokken met een leger van allebei 70.000 man (de cijfers in de boeken spreken elkaar tegen dus of ze waar zijn weet ik niet) naar het heilige land. Maar het zat koning Lodewijk VII van Frankrijk en
Koenraad III van Duitsland niet mee. Koenraad werd vernietigend verslagen en ook Lodewijk was niet al te fortuinlijk. Hij verloor de strijd voor Damascus terwijl dat eigenlijk een bondgenoot was en hij verloor zijn vrouw aan de heer van Antiochië, Bohemund van Tarante. De Turken hadden de mislukking van de tweede kruistocht natuurlijk prachtig gevonden en begonnen meteen na het vertrek van de koning Lodewijk en keizer Koenraad aan hun tegenoffensief. Sultan Zengi veroverde alle steden van Klein Azië terug. In 1174 greep de Turkse generaal Saladin de macht en hij rukte datzelfde jaar nog op naar Damascus wat hij ook innam. Daarna rukte hij op naar Jeruzalem. Koning Boudewijn van Jeruzalem stierf in 1185 aan melaatsheid in zijn stad die hij tot aan zijn dood had kunnen behouden. Maar na zijn dood kon de stad de dreiging van de legers van Saladin niet veel langer weerstaan en zo was de heilige stad Jeruzalem op 2 oktober 1187 weer in handen van de Turken. De herovering van Jeruzalem was een zware schok in Europa die resulteerde in de derde kruistocht. Derde kruistocht 1189-1192 De paus kon de herovering van Jeruzalem niet verkroppen en vermaande de adel om op kruistocht te gaan in plaats van elkaar te bevechten. Zo kwam het dat aan de derde kruistocht maar liefst drie vorsten meededen. Te weten, de Duitse keizer Frederik Barbarossa(met rode baard) met een gigantisch leger, de Franse koning Filips II Augustus met een gigantisch leger en koning Richard Leeuwenhart van Engeland met een gigantisch leger. De keizer van Duitsland was als eerste in Antiochië en hij begon voorspoedig met zijn tocht door Klein-Azië, maar het noodlot sloeg opnieuw toe want de keizer verdronk in juni 1190 in de rivier de Calycadnus waarop een belangrijk deel van het Duitse leger huiswaarts keerde. Richard Leeuwenhart deed het een stuk beter, samen met de Franse koning scheepte hij zich in Zuid-Frankrijk in en voer naar Palestina. Onderweg veroverde hij het eiland Cyprus. Aangekomen in het heilige land(1191) kregen de Engelse en Franse koning een heftige ruzie over vervlogen oorlogstijden tussen beide landen. De woede laaide zo hoog op dat koning Filips II Augustus zijn biezen pakte en weer terug naar Frankrijk vertrok. Het maakte Richard allemaal niet uit, hij trok verder met alleen het Engelse leger en liet iedereen zien dat hij een geducht krijgsheer was met veel moed. Hij veroverde in 1192 Jaffa maar Jeruzalem zou hij nooit bereiken. In 1192 keerde hij terug naar zijn land vanwege de vele problemen daar. Maar voordat hij zich inscheepte wist hij een overeenkomst te sluiten met Saladin. Pelgrims mochten de komende drie jaar het Heilige Graf weer bezoeken. Na onderweg twee jaar gevangene geweest te zijn van de hertog van Oostenrijk keerde Richard in 1194 in Engeland terug. Het mislukken van de derde kruistocht was de aanleiding tot de vierde. Vierde Kruistocht 1202-1204 De vierde kruistocht werd opgeroepen door paus Innocentius III. Het was hem een doorn in het oog dat Saladin Jeruzalem bezette en bovendien vond hij een kruistocht een mooie manier om de adel uit het westen weg te krijgen en zo nog machtiger te worden in Europa. De geslepen paus begon met het verbieden van riddertoernooien en wat hij had verwacht gebeurde, de adel werd ongedurig en zocht avontuur. De paus wist deze drang heel handig om te zetten in het plaatsvinden van de vierde kruistocht. Hij sloot een overeenkomst met de doge van Venetië. De doge zou volgens deze overeenkomst voor de helft van de veroveringen en een behoorlijke som geld de schepen leveren voor de overtocht naar het heilige land en bovendien 34.000 man een jaar lang van voedsel voorzien. Wat de paus niet doorhad was dat de doge ook voor een groot deel uit eigenbelang voor zijn stad handelde. Evenals de steden Genua en Pisa waren de kruistochten voor Venetië economisch een heel goede zaak geweest door de handel die werd gedreven met de christenstaten in het oosten. Het bedrag wat de doge wilde was te hoog om door de kruisvaarders bij elkaar geschraapt te worden en dus werd er een andere oplossing gevonden. De doge regelde het zo dat het leger naar de grootste concurrent van Venetië, Byzantium op zou trekken. Zo geschiedde, de kruislegers bestormden Byzantium en herstelden de macht van keizer Isaäc die enige jaren daarvoor was verdreven door zijn broer, Alexius III. Maar een jaar later kregen de kruisvaarders een ongelooflijke ruzie met de nieuwe keizer waarop ze hem zijn land uit zetten. Hierop verdeelden ze het Byzantijnse rijk waarmee de macht van Byzantium was gebroken en de doge van Venetië zijn zin had gekregen. Paus Innocentius III zag maar weinig van zijn idealen terechtkomen. Jeruzalem was vergeten. Kinderkruistocht 1212 De meest twijfelachtige onderneming is toch wel de kinderkruistocht. Stephan van Cloyes een Franse jongen van twaalf jaar die leed aan godsdienstwaanzin zweepte de kinderen op om op weg te gaan naar het Heilige Land. Zo gebeurde het dat in 1212 enkele duizenden Franse kinderen tussen de twaalf en zeventien jaar in Marseille aankwamen waar een vloot klaarlag om hen naar het Heilige Land te brengen. De kapiteins van deze schepen waren nogal gewetenloos en voeren de kinderen rechtstreeks naar de slavenmarkten van Afrika. Vijfde Kruistocht 1217-1221 Tot de vijfde kruistocht werd opgeroepen tijdens een kerkvergadering in 1215 waar meer dan 1000 afgezanten van vorsten, bisschoppen en andere belangrijke figuren aanwezig waren. Innocentius III verwachte dan ook dat de Europese vorsten eendrachtig het kruis weer op zouden nemen, maar dit gebeurde niet. Daarop liet de paus een groot aantal kruispredikers Europa doorsturen om de nieuwe strijd te verkondigen. Uiteindelijk reageerden twee machtige Europese vorsten aan de oproep, Andreas II van Hongarije en Leopold VI van Oostenrijk. Ook graaf Willem I van Holland scheepte zich in met een behoorlijke legermacht om deel te nemen aan de tocht. Het liep echter anders, onderweg raakten de schepen van Willem I uit koers door een storm waardoor hij bij de Portugese koning terechtkwam, die hem overhaalde mee te strijden in zijn strijd tegen de Moren. Hierna voer Willem eind 1218 door naar Palestina waar hij meehielp Damiate in te nemen. Toen Damiate was gevallen wilde de Egyptische sultan de stad wel ruilen voor Jeruzalem. De kruisvaarders hadden wel oren naar dit voorstel maar het mocht niet zo zijn. Jeruzalem moest worden ingenomen met het zwaard zo verordineerde de pauselijke afgezant. Het kruisleger vond Jeruzalem te ver en trok daarom verder Egypte in waar het al snel ten onder ging omdat ze geen rekening hadden gehouden met de jaarlijkse stijging van de Nijl, waar de Egyptenaren handig gebruik van maakten zodat ook deze kruistocht niet echt een succes werd.
Zesde Kruistocht 1228-1229 De Duitse keizer Frederik II von Hohenstaufen speelde de hoordrol in deze kruistocht. Deze keizer had in 1215 een plechtige eed gezworen, namelijk dat hij het Heilige Land zou veroveren. In 1227 werd hij aan deze eed herinnerd door Gregorius IX. Zo vertrok Frederik II in 1227 per boot naar het Heilige Land om twee dagen later weer aan te leggen met het bericht dat de pest was uitgebroken. De woedende paus geloofde dit niet en excommuniceerde de keizer. Het was waarschijnlijk de beste manier om de keizer toch nog op kruistocht te krijgen want hij vertrok in 1228 alsnog. Het sterke leger hoefde niet in actie te komen want op 11 februari 1228 sloot de keizer een verdrag met de muzelmannen waarin stond dat de Christelijke pelgrims de steden Bethlehem, Nazareth en Jeruzalem ongehinderd mochten betreden. De paus misgunde de keizer zijn succes maar hij kon er niet onderuit om de keizer in 1229 weer tot de kerk toe te laten. In 1244 sloten de muzelmannen de Heilige Stad voorgoed. Zevende Kruistocht 1248-1254 Hoewel het animo voor groots opgezette kruistochten steeds meer verminderde kreeg Lodewijk IX de heilige het in 1248 toch nog voor elkaar om zich met een groot leger in te schepen. Via het eiland Cyprus kwam hij bij Damiate dat in 1249 werd ingenomen. Maar het noodlot sloeg weer toe. Grote ontberingen dunden het leger sterk uit en tot overmaat van ramp werd Lodewijk gevangen genomen. Maar hij wist ook na zijn vrijlating niet van ophouden en wachtte in Klein-Azië vier jaar lang op versterkingen. Toen het hem niet lukte bondgenoten te vinden en ook de versterkingen maar op zich lieten wachten keerde Lodewijk de heilige het Heilige Land de rug toe. Tussen de eerste kruistochten en de zevende hadden er altijd nog enkele bolwerken bestaan die onder leiding stonden van de achtergebleven kruisvaarders. Maar door het uitblijven van versterkingen werden zij steeds minder in getal zodat de oorspronkelijke bevolking, ook wel de Mammelukken genoemd deze bolwerken weer terug veroverde. Achtste Kruistocht 1270 In 1270 was het weer Lodewijk IX de heilige die het voortouw nam in een nieuwe kruistocht. Onderweg naar het heilige land werd hij echter gevraagd om zijn broer te helpen met zijn strijd tegen Tunis. Uiteindelijk gaf hij hieraan gehoor, wat zijn dood zou betekenen want als het leger bij Tunis zijn tenten heeft opgeslagen breekt de pest uit waarbij Lodewijk sterft samen met zijn een groot deel van zijn leger. Zijn dood heeft het einde betekend van de grote kruistochten. Na 1270 zijn het alleen nog kleine legertroepen die zo nu en dan een stad veroveren op de Turken. Maar het mocht niet baten en de Turken rukten steeds verder op. Zo ver zelfs dat in 1453 de trotse stad Byzantium valt en de naam Istanboel krijgt. De naam die de stad met zijn rijke geschiedenis nog steeds heeft. Deelvraag vijf: Hoe zagen de Arabieren de kruistochten? Tot nu toe zijn de kruistochten alleen maar vanaf de kant van het westen gezien. Daarom wil ik in de laatste deelvraag een stuk schrijven over de mening van de Arabieren hierover. Het was natuurlijk duidelijk dat het gedrag van de kruisvaarders een militaire reactie op zou roepen aangezien hun grondgebied werd ingenomen. Maar een heilige oorlog zoals de kruistochten in het westen werden gezien riepen de kruistochten niet op. Er wordt wel van een jihad gesproken maar aan het einde van de elfde eeuw had het ideaal van de jihad zijn aantrekkingskracht al verloren. Deze had dan vooral tot taak om de islam over de hele wereld te verbreiden. Het is wel zo dat de moslims veel toleranter stonden tegenover andere godsdiensten dan het westen zodat een tegenkruistocht niet echt een logisch gevolg zou zijn geweest. Wel wilden de moslims hun heilige plaats Jeruzalem weer terug maar als deze stad ook eenmaal veroverd is zien we dat de vechtlust sterk afneemt. Erg veel indruk hebben de kruistochten op de Arabische kroniekschrijvers ook niet gehad want de aanvallen van de kruisvaarders nemen maar een bescheiden plaats in bij deze schrijvers
De moslims zagen de kruisvaarders over het algemeen als barbaren die geen greintje discipline bezaten. Zo staat er in ooggetuigenverslagen over de kruislegers dat er weinig orde was en dat het vaak maar als een ongeregeld zootje rondliep. Edelen die gevangen waren werden door de moslims heel goed behandeld en er werd toch ook vaak met respect gesproken over deze ridders met hun eer. Toch hebben de kruistochten nog steeds wel degelijk invloed op de relatie tussen de islamitische wereld en het westen. Zo schreef Amin Maalouf in zijn boek: Rovers, christenhonden, vrouwenschenners dat de houding van de moslims en de Arabieren in het bijzonder ten opzichte van het Westen ook nu nog wordt beïnvloed door de traumatische ervaring van de kruistochten. Hij noemt hierbij voorbeelden zoals de aanslag op paus Johannes Paulus II waarbij de islamitische dader dacht dat hij de bevelhebber van de kruistochten was. Het is mij duidelijk geworden dat de Arabieren vrij gematigd reageerden op de kruisvaarders. Ze moesten er uit en daar werd ook aan gewerkt, maar er werd geen idealistische heilige oorlog tegen de westerlingen uitgeroepen van het kaliber van de kruistochten. De reactie van de Arabieren was ook minder idealistisch dan de heilige oorlog die het westen tegen hen voerde.
Hoofdvraag: Wat was de achtergrond voor de kruistochten? Het is duidelijk dat net als heel veel dingen in het dagelijks leven de kruistochten een zeer diepe achtergrond hadden die eigenlijk niet in een profielwerkstuk samen te vatten is. Toch heb ik geprobeerd dit te doen en hier wil ik dan mijn conclusie vermelden. Voor de kruistochten waren verschillende achtergronden. Zo waren er economische, sociologische en godsdienstige achtergronden die allen hun eigen rol speelden op hun eigen manier, dan wel direct, dan wel indirect. Directe redenen zijn toch wel de prediking van de kruistocht door de pausen met alle beloften die daarbij gedaan werden zoals eeuwige aflaat. Deze predikingen hadden een grote invloed op het uiteindelijke plaatsvinden van de kruistochten. Andere directe redenen waren de christenplicht die veel mensen in zich voelden en de mishandelingen van de medechristenen, deze aspecten werden ook vooral door de kerk naar voren gebracht. Ook het avontuur en de rijkdom voor de adel en het handelsaspect voor de kooplieden waren directe aanleidingen. Voor de burgers was ook vaak het ontvluchten van je oude leven een indirecte reden om op kruistocht te gaan. Er waren dus enkele belangrijke directe redenen, maar er waren nog veel meer indirecte redenen die toch hun rol hebben gespeeld. Zo waren indirecte redenen voor de adel bijvoorbeeld de wens om meer grondgebied te hebben. Dit kwam ook vaak doordat de bevolking in de middeleeuwen sterk groeide zodat de leefruimte verminderde wat weer opriep tot conflicten omdat de gewone burgers in deze tijd ook veel mondiger werden. Andere redenen waren de rijkdom die er in het oosten te vergaren te was. Ook de handel zou door de kruistochten een sterke impuls krijgen die de eeuwen daarna nog sterk zou doorwerken. Een indirecte godsdienstige aanleiding was het herenigen van de twee katholieke rijken die sinds 1054 gescheiden waren. Andere redenen waren om de adel meer afhankelijk te krijgen van de kerk en het geloof. Ook de verdere suprematie van de katholieke kerk was een indirecte reden die niet vergeten mag worden. Voor de burgers was ook vaak het ontvluchten van je oude leven een indirecte reden om op kruistocht te gaan.

REACTIES

N.

N.

nou in 1212 waren er helemaal geen kruistochten? dat zeg me geschiedenis lerares ook

16 jaar geleden

S.

S.

toen waren er de kinderkruistochten

7 jaar geleden

S.

S.

waarom niet per stuk (politiek, sociaal, economisch, cultureel) de gevolgen benoemd?

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.