Doordat de grote investeerders niet samenwerkten en zij niet kenbaar maakten dat ze een beurscrash verwachtten kon het probleem niet voorkomen worden. Velen wijten de krach aan het feit dat men zo makkelijk geld kon lenen, dit word echter tegen gesproken door de econoom John Kennedy Galbraith. Hij zei dat in de periode voor en na de krach men even gemakkelijk aan geld kon komen en dat leidde volgens hem ook niet tot speculatie. Er was wel veel geld beschikbaar maar de rente voet lag veel hoger als in andere tijden.
De oorzaken van de crisis en de krach op een rijtje:
· De slechte inkomensverdeling (de rijkste 5% van de bevolking ontving 30% van het nationaal inkomen)
· De slechte ondernemingsstructuur
· De slechte organisatie bij de banken
· De twijfelachtige situatie van de betalingsbalans
· Het gebrek aan economische kennis
De “New Deal”
In 1932 waren de presidentsverkiezingen met Roosevelt en Hoover als kandidaten. President Hoover had de crisis niet aangekund. Hij had in ieder geval niet de juiste middelen gebruikt om de werkloosheid te verminderen. Op dat moment waren er namelijk 14 miljoen werklozen. President Hoover, die republikein was zei dat hij het allemaal ging oplossen. Maar de crisis duurde al drie jaar en de mensen geloofde niet meer in hem. Hoovers tegenstander, Franklin Delano Roosevelt (democraat), wilde dat de overheid een grotere rol ging spelen en had hier een plan voor opgesteld.
Zijn plan noemde hij "New Deal", hiermee bedoelde hij het opnieuw delen van de kaarten, nieuw kaartspel, nieuwe ronde, nieuwe kansen. Een bekende uitspraak van hem is: "The only we have to fear is fear itself". Roosevelt won de verkiezingen met een grote meerderheid voor de democraten. Volgens Roosevelt was de crisis veroorzaakt door de bevolking en kon de bevolking de crisis zelf oplossen. Hij startte allerlei overheidsprojecten om werk te bieden aan de 14 miljoen werklozen. Hij liet bijvoorbeeld rivieren indijken, waterkrachtcentrales bouwen, overheidsgebouwen opknappen, en hij startte een steunproject voor de landbouw.
Door deze projecten kwam Roosevelt niet van de werkloosheid af, maar maakte wel een vordering. De industriële productie in de VS steeg tussen '32 en '37 met meer dan 60%. Maar de werkloosheid bleef hoog.
Roosevelt hield zich alleen bezig met binnenlands politiek en hield de buitenlandse politiek voor wat het was. De democraten vonden dit een erg risico vol beleid. Ze waren bang dat als dit zou mislukken er veel mensen zouden zijn die op de Republikeinen zouden stemmen. Maar de verkiezingen van 1936 won hij met gemak. In het Huis van Afgevaardigden hadden de Republikeinen maar 103 van de 435 zetels gewonnen. Eigenlijk was het hele idee van Roosevelt: als het goed gaat met de economie moet de regering streng optreden; hoge belastingen, hoge rente enz. Maar raakte de economie in een dal dan moest de overheid de schatkist openen en bijspringen.
Dankzij "New Deal" werd de productie weer op peil gebracht en in 1938 was het aantal werklozen gedaald tot één op de vijf.
Tegenstanders van New Deal
Long, een ex-medewerker van Roosevelt, vond Roosevelt op een gegeven moment te conservatief worden en besloot een eigen partij op te richten. Hij noemde de partij: "Share-Our-Wealth". Hij had in 1935 4,6 miljoen aanhangers.
Een aantal van zijn standpunten waren:
· Elk gezin een basis inkomen van 2000 à 3000 dollar per jaar.
· Een familie met een kapitaal van meer dan 5 miljoen dollar moest al haar geld afstaan.
· Iemand met een inkomen boven de 1 miljoen dollar per jaar moest 100% belasting betalen.
· Het geld dat hierdoor vrij zal komen, wilde hij gebruiken om ieder gezin de zogenaamde 'homestead' te geven.
Verder wilde hij het geld besteden aan onderwijs en veteranenpensioen. Hij stelde ook voor om de werkdag te verkorten om zo meer banen beschikbaar te stellen.
Een andere tegenstander van New Deal was Dr. Francis E. Townsend. Hij stelde voor iedereen boven de 60 een pensioen van $200 per maand te geven, met als voorwaarde dat ze $200 per maand uitgaven en dat ze geen baan zochten. Hierdoor zou de arbeidsmarkt kleiner worden en de koopkracht stijgen. Dit zal als gevolg hebben dat er meer gekocht zal worden, waardoor er meer geproduceerd moet worden, waardoor er weer meer banen zouden komen. Geen slecht idee opzicht. Het enige nadeel van deze oplossing was dat het $24 miljard per jaar zou gaan kosten, wat op dat moment de helft van het budget van de overheid was.
De “Second New Deal”
Roosevelt moest snel de economie er boven op brengen, want door al die nieuwe ideeën zou hij het moeilijk krijgen tijdens de verkiezingen. Daarom kwam hij met "Second New Deal". Roosevelt vond dat vakbonden een belangrijkere rol zouden moeten gaan spelen. Zij moesten met de werkgevers gaan onderhandelen over de lonen. Ook moesten er gedeeltes van de lonen worden ingehouden voor sociale belastingen en ook werkgevers moest hiervoor gaan betalen. Roosevelt doelde erop om de betalingsbalans zo evenwichtig mogelijk te houden.
Ook "Second New Deal" had een aantal tegenstanders. Zoals de Engelse econoom Keynes. Hij zei dat de overheid beter de belastingen en rentestand konden verlagen en meer moesten uitgeven om investeringen te stimuleren.
Roosevelt richtte zich vooral op de armere en boeren bij de verkiezingen. Hij kreeg veel steun van het zwarte deel van de bevolking, die bij de vorige verkiezingen nog voor een groot deel op Hoover hadden gestemd. Ook de boeren steunden hem omdat ze vonden dat Roosevelt opkwam voor hun rechten. Doordat ze ook de meerderheid wonnen in het Congres stond niets hem meer in de weg om de economie te verbeteren
Hoe verliep de crisis voor de doorsnee Amerikaan?
Door de crisis waren veel mensen al hun geld kwijt geraakt. Veel mensen werden dakloos. Sommigen stonden langs de straat met kisten vol appels die zij per stuk probeerde te verkopen ($2 of meer was heel normaal). Er kwamen hele wijken gemaakt van planken en blik. Deze wijken werden Hoovervilles genoemd naar President Hoover. De huisverhuurders wilde altijd hun huur ontvangen en mensen die dat een keer niet konden betalen kwamen op straat te staan. Kerken en liefdadigheidsinstellingen zetten gaarkeukens op voor de mensen. Sommige kledinghandelaars gaven warme kleding weg aan de aller armsten. Op het land werden werkloze mannen aan genomen voor $1 en vrouwen voor een halve dollar om te werken in fabrieken. De auto-industrie werkte maar op 20% van haar capaciteit, er waren 14 miljoen werklozen. Een kwart van de boeren verloor hun bedrijf.
Om toch enigszins uit de ellende te komen deden mensen mee aan dansmarathons. Het paar dat zich dagenlang op de dansvloer stand wist te houden maakte kans op $1000. Op duizelingwekkende hoogte vertoonden verarmde artiesten hun kunsten op wolkenkrabbers en werden betaald door de media.
De drooglegging (sinds 1920 was alcohol verboden in de Verenigde Staten) veroorzaakte veel corruptie en huichelarij. Soms ontvingen politie agenten steekpenningen en politici miljoenen dollars van gangsters om af en toe de andere kant op te kijken. De misdaad syndicaten zoals de maffia hadden veel macht. Mede dankzij de corruptie onder de staatsambtenaren. In het begin van de jaren dertig waren er veel gangsteroorlogen die werden uitgevochten op straat. De politie wilde of kon niets doen. Roosevelt had in zijn verkiezingsprogramma de afschaffing van de drooglegging bovenaan staan. In 1933 werd het verbod op alcohol afgeschaft.
Hoe verliep de crisis in Nederland?
Nederland rekende niet op veel problemen toen de crisis in Amerika begon. In Nederland werd er immers niet zoveel gespeculeerd. Maar de prijzen en daarmee de winst daalde. Nederland was en is een export land en omdat het financieel en economisch met de andere landen slecht ging probeerde die landen zichzelf te beschermen tegen import. Er werden protectionistische maatregelen genomen om de eigen industrieën te beschermen wat dus slecht is voor een handelsland als Nederland.
Ook in de landbouw ging het slecht. Door de crisis waren de prijzen laag en door de mechanisatie steeg de productie, waardoor de prijzen nog lager werden. Daarom werd de productie teruggevoerd, waardoor mensen hun baan kwijt raakten. Dit gebeurde niet alleen in de landbouw maar in alle sectoren.
Hierdoor raakte de economie in een dalende spiraal:
· Te hoge productie
· Productie wordt teruggevoerd
· Mensen worden ontslagen
· Koopkracht word minder
· Productie daalt nog meer
· Ga zo maar door.
Ruys de Beerenbrouck
Eind 1929 wordt het kabinet geleidt door jonkheer Ruys de Beerenbrouck. Volgens SDAP-lid, Jan van den Tempel, is de crisis een afzetcrisis. Hij zegt tegen de regering:
“De crisis is in wezen een afzet crisis zoals het huidige productiestelsel telkens weer te voorschijn roept. Daartegenover stelt de arbeidsklasse de eis van een planmatige regeling der productie. De werklozen voelen scherper dan voorheen dat er wordt geleden zonder noodzaak, dat het voortvloeit uit de foutieve grondslagen van het systeem. De ondernemers grijpen in deze crisis naar loonsverlaging als enig redmiddel. Maar dit is geen weg tot duurzame verbetering, want het tast de koopkracht aan en vermindert daardoor de afzet. De regering moet daarom duidelijk maken of zij bereid is mede te werken tot diep ingrijpende hervormingen welke ons maatschappelijk en economisch bestel behoeft".
In feite was deze theorie hetzelfde als die van Keynes, niet de lonen verlagen, maar zorgen dat het besteedbaar inkomen stijgt. Bijvoorbeeld door de belasting te verlagen. Ruys trok zich echter weinig van dit verzoek aan, omdat hij vond dat de regering zich niet moest bemoeien met het bedrijfsleven.
Maar de werkloosheid steeg en de kosten voor steunverlening aan het bedrijfsleven stegen. Daarom werd een commissie het leven in geroepen, om te onderzoeken hoe er bezuinigd kon worden. De commissie kwam met een plan dat 15% van de overheidsuitgaven bespaart. Hiervoor moest er bezuinigd worden op sociale zekerheid, ambtenarensalarissen en Rijkswaterstaat (Zuiderzeewerken). Hiertegen volgde als snel stakingen van ambtenaren op het Binnenhof.
Ook in het onderwijs moest er bezuinigd worden. Leraren moesten voor grotere klassen les geven wat als gevolg had dat er leraren ontslagen werden, dus meer werklozen en het werk van de overgebleven leraren werd zwaarder. In 1932 was er een demonstratie waaraan 100.000 mensen meededen en zo hun steun aan de partijen SDAP en NVV betuigden. Zij hadden het volgen de motto:
"Wie brengt de honger in ons huis?
Dat is Ruys, Ruys, Ruys.
Wie maakt onze centen zoek?
Dat is Ruys de Beerenbrouck".
In 1933 raakte de regering van Ruys in botsing met de Tweede Kamer. Daarom werd de Kamer ontbonden en kwamen er nieuwe verkiezingen. De Anti Revolutionaire Partij (ARP) maakte hier mooi gebruik van en schoof hun grote man Colijn naar voren. Hij koos voor sterk gezag en de ARP kwam als winnaar uit de bus. De SDAP had verwacht zetels te winnen door de kritiek op de rechtse (ofwel confessionele) regering, maar moest 2 zetels afstaan. De kleine partijen, die opkwamen voor de boeren, wonnen zetels. Het kabinet dat gevormd werd, bestond uit de drie rechtse partijen (ARP, CHU, RKSP) en de liberale partijen VDB en de Vrijheidsbond werden toegevoegd.
Colijn
Colijn wilde de concurrentiepositie herstellen, dit deed hij door steunverlaging. Ook daalde de ambtenaren salarissen en werden getrouwde leraressen ontslagen (Toen hoorde de vrouw nog achter het aanrecht). Doordat België in april 1935 de franc devalueerde dreigde de haven van Rotterdam achterop te raken bij de haven van Antwerpen. Steenberghe, Minister van Economische Zaken, stelde voor om de gulden ook te devalueren, omdat hij bang was dat Nederland niet meer mee kon komen met het buitenland. Ook vond hij dat verdere bezuiniging alleen maar zouden leiden tot werkloosheid. Colijn was het daar absoluut niet mee eens. Hij zei: "We zijn geen muntvervalsers". Omdat Colijn niet naar Steenberghe luisterde nam Steenberghe ontslag. Later raadde de president van de Nederlandse Bank Colijn aan om de munt te devalueren wegens het dreigende bankroet met dit beleid, en Colijn stemde toe. Hierdoor werd in drie dagen het probleem opgelost waar ze al drie jaar mee bezig waren.
In het kort
De regering begon zich beetje bij beetje meer te bemoeien met het bedrijfsleven. De boeren kregen steun en er kwamen minimumprijzen voor land- en tuinbouwproducten. En wat niet verkocht werd, werd opgekocht door de overheid. Colijn was streng tegen devaluatie en in plaats daar van ging Colijn over op de aanpassingspolitiek, wat inhield: bezuinigen waar het kan. Pas in 1936 zwichtte de regering onder de druk en besloot zij over te gaan op devaluatie van de gulden. Hierdoor lag Nederland achter op andere Europese landen die al in 1933 waren overgegaan op devaluatie en waar de economie alweer op gang was gekomen. Pas rond 1940 nam het aantal werklozen in Nederland af.
In het kort
De regering begon zich beetje bij beetje meer te bemoeien met het bedrijfsleven. De boeren kregen steun en er kwamen minimumprijzen voor land- en tuinbouwproducten. En wat niet verkocht werd, werd opgekocht door de overheid. Colijn was streng tegen devaluatie en in plaats daar van ging Colijn over op de aanpassingspolitiek, wat inhield: bezuinigen waar het kan. Pas in 1936 zwichtte de regering onder de druk en besloot zij over te gaan op devaluatie van de gulden. Hierdoor lag Nederland achter op andere Europese landen die al in 1933 waren overgegaan op devaluatie en waar de economie alweer op gang was gekomen. Pas rond 1940 nam het aantal werklozen in Nederland af.
Conclusie
Hoe verliep de crisis in Amerika?
Aan het begin van de jaren ‘20 ging het erg goed met Amerika. Meer mensen gingen beleggen en de koersen stegen. Er was dus vertrouwen in de economie. Maar in maart 1929 waren al de eerste tekens van een dreigende depressie en op 29 oktober vond de crash plaats. Dit kwam vooral doordat burgers zonder kennis belegden. Een week voor de crash werden er erg veel aandelen verkocht en daardoor daalde de waarden. Op Zwarte Donderdag werd er door de banken nog aandelen gekocht, maar het mocht niet baten. Veel families en bedrijven gingen failliet.
Om uit de problemen te komen had president Roosevelt een plan opgesteld, genaamd New Deal. In dit plan stonden overheidsprojecten en hierdoor daalde de werkloosheid. Maar er waren tegenstanders van dit plan. Deze wilden dat iedereen een basisinkomen kreeg, maar omdat dit plan verschrikkelijk duur bleek te zijn kon het niet worden uitgevoerd. Later kwam Roosevelt met een tweede plan. Hij wilde Amerika zo snel mogelijk van de crisis verlossen.
Hoe verliep de crisis voor een doorsnee Amerikaan?
Door de crisis kwamen veel mensen op straat te staan en moesten in sloppenwijken gaan wonen. Het voedsel was erg duur en de lonen erg laag. Men probeerde op allerlei manieren aan geld te komen. Door de drooglegging was er veel corruptie en met gevolg veel gangsteroorlogen.
Hoe verliep de crisis in Nederland?
Door dat Nederland een handelsland is en was had het veel problemen door de crisis. Want de landen waar de crisis heerste, deden niet meer aan import en steunden eerst hun eigen productie. Hierdoor kwam Nederland in de problemen. Men stelde een commissie aan die voor zo veel mogelijk bezuinigingen zorgde. Dit gebeurde onder leiding van Ruys de Beerenbrouck. Maar later werd Colijn gekozen en die kwam met andere maatregelen. Ook Colijn ging bezuinigen op salarissen. Maar hij wilde niet dat de gulden ging devalueren. Totdat de president van de nederlandse bank dit sterk aanraadde en Colijn stemde in. Omdat dit relatief laat gebeurde liep Nederland achter in het herstel van de economie.
Literatuuropgave
NR. Titel Schrijver(s)
1 De crash van 1929 John Kenneth Galbraith
2 Oorzaak & Gevolg, de crisis jaren Stewart Ross
3 Wereld in wording, deel 3 Pater W. Beemsterboer, C.J. Canters, Mr. A.C. Henny, Mej. M. Jacobs, Dr. J.A.J. Jousma, Drs. H.J. Nannen, Dr. L.C. Suttorp, Drs. G.J. de Voogd,
4 Leer- en Leesboek der Economie B.H. Schoonenberg
5 Economie, in theorie en praktijk Dr. J. E. Andriessen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
P.
P.
Goed werkstuk over zwarte donderdag, ik heb hem ff bewerkt en wat info toegevoegd en weer wat info weggelaten.
Gisteren teruggekregen en een 8.7 gehaald!
MzzL
21 jaar geleden
Antwoorden