Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Erfelijkheid & Omgevingsinvloeden

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 8445 woorden
  • 28 april 2009
  • 32 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
32 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Onderwerp: Erfelijkheid en omgevingsinvloeden
Vak:
Biologie

Hoofdvraag:
In hoeverre zijn eigenschappen bij de mens erfelijk bepaald?
Nature & Nurture

Deelvragen:
Meerlingen
Wat zijn tweelingen/meerlingen? En hoe ontstaan ze?
Welke factoren vergroten de kans op een meerling?
Wat zijn de verschillen tussen eeneiige en een twee-eiige tweeling? En wat zijn de overeenkomsten dan?

Nature & Nurture
Welke rol spelen de genen in de ontwikkeling van de mens? (waar staat Nature voor?)
Welke rol speelt de omgeving in de ontwikkeling van de mens? (Waar staat Nurture voor?)

Wat voor nut hebben tweelingonderzoeken omtrent Nature & Nurture?
Hoe werd zo’n onderzoek vroeger gedaan? Wat voor tweelingonderzoeken zijn inmiddels al uitgevoerd?

Inleiding:
In het begin wilden we ons profielwerkstuk alleen over tweelingen doen. Later hebben we er een belangrijk onderwerp, over “Nature & Nurture”, bijgedaan vanwege de hoofdvraag, maar ook omdat het ons heel interessant leek. Nu hebben we als centraal onderwerp “erfelijkheid en omgevingsinvloeden”, omdat het èn met “Nature & Nurture” èn met tweelingen te maken heeft.
Nature & Nurture, wat heeft meer invloed op de mens? Aanhangers van de Nature-theorie beweren namelijk dat de eigenschappen bij de mens vooral erfelijk bepaald zijn. Aanhangers van de Nurture- theorie beweren juist, dat de omgeving hiervoor verantwoordelijk is. Sinds de termen “Nature en Nurture” tegenover elkaar zijn gezet door Galton, in 1869, zijn de discussies erover nooit gestopt. Ook zijn er sindsdien talloze onderzoeken uitgevoerd, om meer informatie te verkrijgen over de erfelijkheid en omgevingsinvloeden. In het begin waren de meeste onderzoeken kleinschalig, dat leverde vaak tegenstrijdige resultaten op. Tegenwoordig zijn er meer uitgebreide onderzoeken, die veel betrouwbaarder zijn dan daarvoor. Ondanks al deze onderzoeken (en steeds nieuwere technieken) is men nog steeds niet uitgepraat over de termen “Nature & Nurture”. Wel kiezen steeds meer wetenschappers de neutrale kant, zij vinden namelijk dat Nature & Nurture ongeveer evenveel invloed uitoefenen op de mens.

Om de hoofdvraag te beantwoorden willen we ons ook wat meer verdiepen in één van de belangrijkste onderwerpen rond de “Nature & Nurture”, namelijk tweelingenonderzoeken. Al jaren worden tweelingen (eeneiige en twee-eiige tweelingen) onderzocht om te bepalen in hoeverre de eigenschappen bij de mens erfelijk zijn en in welke mate de omgeving invloed heeft op de mens. Voordat we daar op ingaan, willen we wel het een en ander duidelijk maken over tweelingen. Aan de hand van de verzamelde gegevens over tweelingen willen wij een onderzoek opstellen en uitvoeren, de conclusies van dit onderzoek zal ons helpen de hoofdvraag te beantwoorden

Wat zijn tweelingen/meerlingen? En hoe ontstaan ze?
Eerst gaan we de algemene vraag behandelen van wat tweelingen/meerlingen zijn.
Vrijwel iedereen weet wel wat tweelingen/meerlingen zijn, maar wanneer mag je mensen officieel benoemen tot meerling? Als twee of meerdere baby’s gelijk of vlak na elkaar worden geboren, noem je ze een meerling. Bijna altijd op dezelfde dag worden de baby’s van een meerling geboren. Een baby van een meerling zit dus met een of meerdere baby’s heel de zwangerschap in de baarmoeder.

Soorten meerlingen:
Je kan meerlingen onderverdelen naar het aantal baby’s/mensen. Dus als het er twee zijn, noem je ze tweelingen. Zijn het er drie zijn het drielingen, zijn het er vier dan is er sprake van een vierling, enz.

Vervolgens kan je meerlingen nog onderscheiden als:
- Ééneiig
- Twee-eiig
- Siamees

Ééneiige meerling:
Ééneiige meerlingen ontstaan als één *zygote na een aantal celdelingen zich splitst in twee of meer zygoten. Het aantal zygoten bepaalt wat voor ééneiige meerling het wordt. In het geval van een ééneiige meerling is er één cel die door één zaadcel wordt bevrucht. Die bevruchte eicel splitst zich vervolgens een paar dagen na de bevruchting in tweeën of meer. Drie of vier op de tien tweelingen is ééneiig, dus ééneiige tweelingen komen minder vaker voor. Ééneiige meerlingen zijn eigenlijk een soort kloon van elkaar, ze zijn genetisch honderd procent hetzelfde. Ze hebben altijd hetzelfde geslacht, hun uiterlijk is hetzelfde en ze hebben dezelfde bloedgroep. Ze lijken als twee druppels water op elkaar, tenzij ze verschillen in uiterlijk doordat ze dat zelf hebben gedaan, bijvoorbeeld dat ze allebei een ander kapsel hebben genomen en dergelijke. Ook kan hetgene met wat ze in hun leven hebben meegemaakt een rol spelen bij het verschil van uiterlijk. Eeneiige tweeling

Twee-eiige meerling:
Als er bij de eisprong twee eicellen rijpen en vrijkomen bij de ovulatie, en vervolgens ook worden bevrucht door twee aparte zaadcellen ontstaat er een twee-eiige tweeling. Ook is het mogelijk dat er meer dan twee eicellen rijpen en vrijkomen bij de eisprong. Als die eicellen allemaal worden bevrucht door verschillende zaadcellen wordt je zwanger van een meereiige tweeling. Dus als er twee eitjes bij de eisprong vrij komen, en worden bevrucht is er een tweelingzwangerschap. Komen er drie of vier eitjes vrij, is er sprake van een drielingzwangerschap of een vierlingzwangerschap enzovoort.
65% van de tweelingen is twee-eiig, dus dat is ruim de meerderheid.

Twee-eiige tweelingen zijn maar voor vijftig procent genetisch identiek aan elkaar. Dus dat komt overeen met dezelfde genetische eigenschappen als broers en zussen. Ze kunnen ook juist heel erg op elkaar lijken en niet genetisch identiek zijn aan elkaar, maar dat komt niet zo heel veel voor . Twee-eiige tweeling
*zygote: bevruchte eicel

Siamese tweeling:
Ook heb je Siamese tweelingen, dat zijn tweelingen waarbij de eicellen tijdens de zwangerschap niet volledig van elkaar zijn gesplitst. Dus in feite zijn Siamese tweelingen ééneiige tweelingen, maar het enige verschil is dat de celdeling niet helemaal volledig is verlopen. Siamese tweelingen moeten dus heel hun leven lang aan elkaar blijven zitten, bijvoorbeeld met hun hoofd. In sommige gevallen kunnen Siamese tweelingen worden geopereerd. Bij de operatie worden ze van elkaar losgemaakt. Als de operatie slaagt, kunnen ze als twee gescheiden mensen door het leven. Maar helaas zijn deze operaties zeer risicovol. Vaak overleeft één van de twee, of soms allebei de operatie niet.
Bij deze Siamese tweeling is het onderlichaam aan elkaar gegroeid.
Ze hebben hun eigen hoofd en armen, maar vanaf hun buik zitten ze aan elkaar gegroeid.
Er zijn maar twee benen die aan de zijkant van het lichaam zijn gegroeid.
Aan de andere kant zit er alleen maar een stompje.
Bij deze Siamese tweeling is een operatie denk ik niet haalbaar.

Deze Siamese tweeling is vergroeid met het hoofd, en misschien ook wel nog met hun schouders. Deze Siamese tweeling is heel erg bekend, veel mensen kennen het verhaal van deze tweeling. Tijdens de operatie zijn ze overleden doordat ze teveel bloed verloren.
Bij de operatie probeerden ze de tweeling los van elkaar te halen, maar dat was een lastige operatie omdat ze met hun hoofd aan elkaar zaten. De kans op slagen was dan ook heel erg klein. Ze hebben het ook allebei helaas niet gehaald.

Andere mogelijke combinaties:
Wat ook mogelijk is, is een combinatie bijvoorbeeld bij een drieling. Twee van de drie zijn dan een ééneiige meerling en de andere is een twee-eiige meerling. Dan zijn er twee eitjes vrijgekomen bij de eisprong en allebei zijn ze bevrucht. Één van de eitjes is dan ook nog eens opgesplitst in tweeën. Zo ontstaat bijvoorbeeld een drieling waar je zowel ééneiige als twee-eiige meerlingen hebt. Één zo een drieling zit bij ons op school, op het Nehalennia (Breeweg), namelijk de drieling; Gijs, Jannes en Stella (VWO6). Er zijn ook nog andere mogelijkheden.


Ook kun je bij tweelingen nog een onderscheid maken tussen:
- een Dichoriale-diamniotische tweeling
- een Monochoriale-diamniotische tweeling
- een Monochoriale-monoamniotische tweeling

Deze drie soorten tweelingen gaan we bij de deelvraag “Wat zijn de verschillen tussen eeneiige en een twee-eiige tweeling? En wat zijn de overeenkomsten dan?” behandelen.

Welke factoren vergroten de kans op een meerling?
In de afgelopen jaren is het aantal meerlingen dat geboren wordt in Nederland enorm gestegen. Wij vroegen ons af wat dan de oorzaak daarvan is, en of er factoren zijn die een kans op een meerlingzwangerschap vergroten. De kans om bij een zwangerschap zwanger te raken van een meerling heeft een verband met verschillende factoren.

De kans dat vrouwen zwanger worden van een meerling kan een verband hebben met de volgende factoren:
- leeftijd van de moeder
- kunstmatige ingrepen om zwanger te worden
- erfelijkheid in familie
- ras van de moeder

Leeftijd van de moeder:
De leeftijd van de moeder is een van de factoren die een kans op een meerling kunnen vergroten. Hoe ouder de moeder des te groter is de kans. Omdat vrouwen steeds later kinderen nemen, wordt de kans op een meerling dus vergroot. Vrouwen tussen de 35 en 39 jaar hebben drie keer meer kans op een meerling dan vrouwen onder de 20 jaar. Dus als een vrouw op een natuurlijke wijze zwanger word, zonder ingrepen of vruchtbaarheidsbehandelingen is de kans 1 op de 83 dat ze zwanger raakt van een meerling. Hierbij word er niet één eicel bij de eisprong vrijgelaten maar twee of meer (twee-eiige meerling drie-eiig enz.) Een vrouw van 25 jaar heeft een kans van 1 op de 90 dat ze zwanger word van een meerling. Bij een vrouw van 40 jaar is de kans toegenomen naar 1 op de 60. Dus je ziet dat de leeftijd een belangrijke factor is die de kans vergroot om zwanger te raken van een meerling.
Bij ééneiige meerlingen is dat anders. Om zwanger te raken van een ééneiige meerling is de kans 1 op 250, dus dat is veel zeldzamer.


Ik heb voor de duidelijkheid de gegevens om zwanger te raken van een meer-eiige meerling in een tabel gezet, zodat je kan zien wat het verband is tussen de kans op een meerling en de leeftijd. Ik heb met de gegevens zelf de kans in procenten uitgerekend.

Leeftijd moeder: Kans op meerling:
25 jaar 1 op 90 (1,1%)
40 jaar 1 op 60 (1,7%)

Kunstmatige ingrepen om zwanger te worden:
Als een vrouw ouder is dan 30 jaar neemt de vruchtbaarheid af. Een vrouw van 30 jaar die normaal vruchtbaar is, heeft 20% kans op een zwangerschap. Een vrouw van 38 jaar die normaal vruchtbaar is, heeft een kans van 5% op een zwangerschap. Omdat de kans om zwanger te raken op oudere leeftijd afneemt, gaan meer oudere mensen naar de arts om via een hulpmiddel toch sneller zwanger te raken.

Je hebt verschillende soorten ingrepen namelijk;
- Intra Uteriene Inseminatie (IUI)
- In-vitrofertilisatie (IVF)
- Intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI).

Intra Uteriene Inseminatie (IUI):
Bij Intra Uteriene Inseminatie (IUI) wordt er sperma zonder zaadvocht op de dag van de verwachte ovulatie aangebracht in de baarmoederholte of het baarmoedermondkanaal.

Normaal gesproken bij een gewone bevruchting zonder ingreep komt het sperma na een zaadlozing vlak bij de baarmoedermond. De zaadcellen gaan via het slijm van de baarmoedermond in de baarmoederholte in de eileiders. In de eileiders vindt dan de bevruchting van de eicel plaats.
Maar als je een ingreep doet met Intra Uteriene Inseminatie (IUI) dan worden er enkele zaadcellen uit het sperma gehaald, die het beste en sterkste zijn. Ze plaatsen dan de zaadcellen gelijk in de baarmoederholte, zodat de zaadcellen gelijk op de plaats zijn waar de eicel kan worden bevrucht. Doordat het plaatsen van de zaadcellen precies op het goede moment gebeurd moet worden, namelijk rond de dag van de eisprong, worden daardoor vaak ook hormonen gebruikt om de behandeling te bevorderen. Deze hormonen stimuleren het rijpen van de eicellen.


Mensen die voor Intra Uteriene Inseminatie (IUI) kiezen, doen dat meestal door de volgende situaties:
- Het slijm van de baarmoedermond is niet goed van kwaliteit
- Dat je al meer dan drie jaar gemeenschap hebt gehad zonder voorbehoedsmiddelen, en je wordt maar niet zwanger en de oorzaak is niet duidelijk.
- Het aantal zaadcellen in het sperma is veel minder dan normaal
- Het aantal goede zaadcellen in het sperma is slechter dan normaal

In-vitrofertilisatie (IVF):
In-vitrofertilisatie (IVF) wordt ook wel reageerbuisbevruchting genoemd. Als eerste krijgt de vrouw hormonen toegediend, die ervoor zorgen dat de eicellen rijpen. Als de eicellen gerijpt zijn, worden de eicellen afgenomen. In het laboratorium worden de afgenomen eicellen buiten het lichaam bevrucht. Daardoor kweken ze *embryo’s, in soort van petrischalen. Eigenlijk is de naam als reageerbuisbevruchting niet juist, omdat ze embryo’s niet in reageerbuisjes kweken. De bevruchte eicellen, die ondertussen embryo’s zijn geworden worden vervolgens weer teruggeplaatst in de baarmoederholte. Het enige verschil bij deze bevruchting is dat het buiten het lichaam de bevruchting plaatsvindt, en dat de bevruchting op deze manier een handje wordt geholpen. De kans op een succesvolle zwangerschap wordt daardoor vergroot.

*embryo: een eicel die door een zaadcel is bevrucht. Een embryo is een vervroegd stadium van een baby, maar voordat het embryo een baby wordt, wordt het eerst nog een foetus.

Intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI):
Intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI) wordt vaak toegepast als de man maar weinig vruchtbare zaadcellen produceert, of als de vrouw maar weinig goede eicellen heeft. Bij ICSI is de kans op een bevruchting het hoogst.
Wat ze namelijk doen bij Intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI) is dat ze het sperma van de man opvangen, en daaruit worden vervolgens de gezonde spermacellen eruit gehaald. De staart van een zaadcel word onbeweeglijk gemaakt met een *micropipet. De vrouw krijgt extra hormonen toegediend waardoor de eicellen gestimuleerd worden om te gaan rijpen. Vervolgens prikken ze enkele eicellen uit de eierstokken.

Als dat is gebeurd, wordt er een zaadcel opgezogen in een pipet. Met de pipet prikken ze door de wand van de eicel, zodat de zaadcel geïnjecteerd wordt in de eicel. Als alles goed verloopt, versmelten de eicel en spermacel en gaan vervolgens delen. Als dat gebeurd is de kans groot op een goede zwangerschap.

De kans op een meerling is bij IVF en ICSI groter dan bij een natuurlijke bevruchting of bij IUI ingreep. Bij IVF en ICSI worden er meerdere eicellen bevrucht en in het lichaam gebracht. Bij een natuurlijke bevruchting of bij IUI is er een kleinere kans op een bevruchting waar meerdere eicellen worden bevrucht. De kans dat er bij een eisprong meerdere eicellen vrij komen en bevrucht raken is vele malen kleiner dan dat er meerdere cellen zich ontwikkelen tot embryo`s bij een IVF of ICSI ingreep. De kans op dat meerdere eicellen zich ontwikkelen bij IVF of ICSI tot embryo en uiteindelijk tot baby is dan veel groter. Vooral door kunstmatige ingrepen worden er meer meerlingen geboren dan voorheen. De oorzaak van dat er meer meerlingen geboren worden komt vooral door dat er meerdere bevruchte eicellen, of embryo’s in de baarmoeder zitten.

*micropipet: een pipet is een soort van gereedschap waarmee je vloeistof op kan zuigen in bepaalde nauwkeurige hoeveelheden, en vervolgens weer ergens anders in kunnen spuiten.

Erfelijkheid in familie:
Meerlingen komen vaker in bepaalde families voor. Onderzoek laat zien dat het krijgen van een twee-eiige tweeling mede erfelijk bepaald is. Een vrouw die spontaan zwanger is geworden van een twee-eiige tweeling heeft bij iedere volgende zwangerschap 10 % kans om weer een tweeling te krijgen. De kans dat haar dochter een tweeling krijgt is 5 %. De vader heeft geen invloed op het krijgen van een meerling. Maar als er meerlingen aan de kant in zijn familie zijn dan kan de vader wel de erfelijke eigenschap op een vergrote kans op het krijgen van een meerling overdragen op zijn dochters. Als hij een zoon krijgt, kan zijn zoon de erfelijke eigenschap overdragen en zijn dochters. Het krijgen van een ééneiige tweeling is naar alle waarschijnlijkheid niet erfelijk bepaald.

Ras van de moeder:
Het schijnt dat het ras van de moeder ook invloed heeft op de kans op een meerling te krijgen.
Bij donkere vrouwen komt het krijgen van een meerling vaker voor dan bij blanke vrouwen. Bij donkere vrouwen is de kans op een tweeling 1 op de 79, en bij blanke vrouwen is die kans 1 op de 100. In Afrika blijkt dat er uitzonderlijk veel tweelingen voorkomen, soms 1 op de 20 zwangerschappen. In Azië is het krijgen van een tweeling juist zeldzaam.
Daar is de kans op een tweeling maar bij 1 op de 150 zwangerschappen.


Conclusie
Het krijgen van een meerling heeft dus inderdaad een verband met de factoren die een meerlingzwangerschap vergroten. Ik heb voor de duidelijkheid drie tabellen gemaakt, waaronder de eerste tabel met gegevens die ik gevonden heb, waarin je ziet dat het krijgen van meerlingen sterk toeneemt in Nederland in de afgelopen jaren. Die gegevens zijn absoluut, en geven aan hoeveel meerlingen er in de jaren ’75 tot ’02 geboren werden. In het tweede tabel heb ik het aantal geboren tweelingen tussen de jaren ’75 tot ’02 per 1000 geboorten gemaakt. En als laatste heb ik een derde tabel gemaakt waarin ik tweelingen naar geslacht onderverdeel en in kaart heb gebracht in absolute aantallen. In al deze resultaten spelen de factoren van de leeftijd van de moeder en de kunstmatige ingrepen om zwanger te worden een belangrijke rol.

Tabel 1:
Jaar: Tweeling: Drie- of meereiige meerlingen
1975 1715 0
1984 1991 34
1985 2058 32
1986 2194 31
1987 2250 55
1988 2346 48
1989 2480 78
1990 2690 118
1991 2794 123
1992 2789 115
1993 2824 93
1994 2818 114
1995 3070 66
1996 3197 98
1997 3245 83
1998 3556 74
1999 3634 75
2000 3639 79
2001 3695 56
2002 3707 62

Tabel 2:
Periode (in jaren): Twee jongens: Één jongen en één meisje: Twee meisjes:
1992 867 959 963
1993 954 953 918
1994 954 973 900
1995 1072 990 1008
1996 1069 1069 1059
1997 1068 1134 1043
1998 1180 1233 1143
1999 1156 1348 1130

2000 1203 1335 1101
2001 1204 1335 1156
2002 1256 1288 1163

Tabel 3:

Periode (in jaren): Aantal tweelingen per 1000 geboorten:
1992 14,3
1993 14,6
1994 14,6
1995 16,3
1996 17,1
1997 17,1
1998 18,1
1999 18,4
2000 17,8
2001 18,5
2002 18,6

Wat zijn de verschillen tussen eeneiige en een twee-eiige tweeling? En wat zijn de overeenkomsten dan?

Deze vraag behoort ook mede bij ons onderzoek van de tweelingen. We hebben namelijk gedrag van ééneiige en twee-eiige tweelingen onderzocht. Eerst gaan we wat theorie behandelen over de verschillen en overeenkomsten tussen ééneiige tweelingen en twee-eiige tweelingen, die we hebben gevonden in de literatuur zoals bladen van de universiteit die we hebben aangevraagd, met informatie over tweelingen.
Daarna gaan we nog met de resultaten van ons onderzoek kijken wat de verschillen en overeenkomsten zijn van het gedrag tussen ééneiige en het gedrag tussen twee-eiige tweelingen. Als laatste gaan we een conclusie trekken. We kijken wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen ééneiige tweelingen en twee-eiige tweelingen. Op basis van ons onderzoek en de literatuur gaan we conclusies trekken.


Om te kijken wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen ééneiige tweelingen en
twee-eiige tweelingen, kun je onderzoek doen en als je dan vervolgens de resultaten met elkaar vergelijkt kun je zien wat de overeenkomsten zijn en de verschillen.
Er worden veel tweelingonderzoeken gedaan omdat je dan goed het verschil kunt zien welke factoren een invloed hebben op gedrag bij mensen. Er zijn twee factoren namelijk; omgeving (Nurture) en erfelijke aanleg (Nature).

Theorie:
Er zijn veel verschillende overeenkomsten en verschillen tussen eeneiige en twee-eiige tweelingen in DNA, uiterlijke- en innerlijke kenmerken etc.
De verschillen zijn onder andere:

De aantallen waarin twee-eiige tweelingen met de eeneiige tweelingen verschillen. Twee-eiige tweelingen komen in grotere aantallen voor dan eeneiige tweelingen, omdat de kans op 2 bevruchte eicellen groter is dan een splitsing van één eicel.

Twee-eiige tweelingen ontstaan uit verschillende eicellen, eeneiige tweelingen daarentegen ontstaan uit één en dezelfde eicel, dat zich wat verder in de cyclus opsplitst.

In genetisch materiaal (DNA) verschillen de eeneiige tweelingen met de twee-eiige tweelingen van elkaar, omdat eeneiige tweelingen (ook wel identieke tweelingen genoemd) qua genetisch materiaal identiek zijn aan elkaar. In vergelijking met de twee-eiige tweelingen, die gemiddeld voor 50% identiek zijn aan elkaar. Daarom zijn twee-eiige tweelingen gewoon broer of zus van elkaar.

Ook zijn er veel verschillen in uiterlijk bij eeneiige tweelingen en twee-eiige tweelingen. Omdat eeneiige tweelingen identiek zijn aan elkaar qua genetisch materiaal, zijn er ook nauwelijks verschillen in uiterlijk tussen eeneiige tweelingen. Ze lijken als twee druppels water op elkaar, indien ze niet zelf verschillen in uiterlijk hebben aangebracht. Twee-eiige tweelingen daarentegen lijken meer als broers of zussen van elkaar, omdat ze maar voor gemiddeld 50% identiek zijn van elkaar. Twee-eiige tweelingen kunnen dus helemaal niet op elkaar lijken, dan verschillen ze van geslacht. Ze kunnen ook een beetje op elkaar lijken (of verschillen van elkaar) qua haarkleur/oogkleur/bouwlichaam en gezicht etc. Ze kunnen ook juist heel erg op elkaar lijken en niet identiek zijn aan elkaar qua genetisch materiaal, dit komt zelden voor.


De innerlijke kenmerken tonen ook veel verschillen tussen ééneiige tweelingen en twee-eiige tweelingen. Omdat de eeneiige tweelingen identiek zijn aan elkaar en dus een dezelfde DNA delen, verschillen ze innerlijk nauwelijks van elkaar. Onderzoekers hebben namelijk met verschillende testen aangetoond dat identieke tweelingen nauwelijks van persoonlijkheid verschillen. De twee-eiige tweelingen daarentegen verschillen weer voor 50% van elkaar qua DNA, daarom verschillen de twee-eiige tweelingen qua innerlijk veel meer dan de eeneiige tweelingen.

Ook zijn er verschillen tussen ééneiige tweelingen en twee-eiige tweelingen bij de zwangerschap, namelijk;

Dichoriale-diamniotische tweeling:
In het eerste plaatje zie je de baarmoeder bij een gewone toestand bij een zwangerschap van een tweeling. In de baarmoeder heb je een vruchtzak, die vruchtzak zit rond het vruchtwater. De vruchtzak bestaat uit een *amnion en een *chorion. Er zitten altijd rond ieder kind twee vruchtvliezen, zowel bij ééneiige en bij twee-eiige tweelingen. Als het tussenschot tussen het vruchtwater van de tweeling uit vier vliezen bestaat, dan is het een dichoriale-diamniotische tweeling.

Monochoriale-diamniotische tweeling:
Bij een ééneiige tweeling komt het ook wel eens voor dat de vruchtzak maar één buitenvlies heeft, en dat het tussenschot maar uit twee binnenvliezen bestaat. De ééneiige tweeling liggen dan nog wel in twee aparte vruchtzakken. Deze tweeling wordt een monochoriale-diamniotische tweeling genoemd. Hoe dat eruitziet zie je in het tweede plaatje.

Monochoriale-monoamniotische tweelingen:
Wat ook nog kan, maar dat is echt heel zeldzaam, namelijk één procent van de zwangerschappen bij een ééneiige tweeling is dat er helemaal geen tussenschot in de vruchtzak aanwezig is. Deze ééneiige tweelingen worden monochoriale-monoamniotische tweelingen genoemd. Dit zie je in het derde plaatje.

*amnion: dun binnenste vlies van de vruchtzak
*chorion: dik buitenste vlies van de vruchtzak

Het verschil bij de zwangerschap van een ééneiige tweeling en een twee-eiige tweeling is dat een twee-eiige tweeling alleen een dichoriale-diamniotische tweeling kan worden, dus dat er altijd een vruchtvlies zit rond het kind. Ook is het altijd het geval dat er vier vliezen zijn tussen het tussenschot.
Bij ééneiige tweelingen heb je drie mogelijkheden, namelijk: dichoriale-diamniotiche tweeling, monochoriale-diamniotische tweelingen en monochoriale-monoamniotische tweelingen. Dus dat er een vruchtvlies rond het kind zit en dat er tussen het tussenschot vier vliezen zijn. Of dat er maar één buitenvlies is en twee vliezen tussen het tussenschot, maar dat de tweeling nog wel in twee aparte vruchtzakken zit. Of als derde mogelijk, maar die kans is enorm klein, dat er helemaal geen tussenschot is en dat de tweeling allebei in dezelfde vruchtholte zit.


De overeenkomsten zijn onder andere:
In uiterlijk omdat ook twee-eigen veel op elkaar kunnen lijken, zo erg dat ze meer op een eeneiige tweeling lijken dan op een twee-eiige tweeling. Voor meer zekerheid worden deze tweelingen onderzocht, waarbij er bloed (DNA) word afgenomen van de tweeling. Bij een identieke DNA kan er van een eeneiige tweeling worden gesproken, bij verschillende DNA zijn ze een twee-eiige tweeling.

Qua innerlijk kunnen twee-eiige tweelingen ook best op eeneiige tweelingen lijken, want de meeste tweelingen hebben een speciale band met elkaar al sinds de geboorte. Omdat ze al van kinds af aan elkaar hebben en vaak met elkaar omgaan, zullen twee-eiige tweelingen en eeneiige tweelingen veel overeenkomsten vertonen qua innerlijk. Inmiddels hebben zelfs verschillende studies aangetoond, dat twee-eiige tweelingen meer gelijkenis vertonen met elkaar dan andere broers of zussen, die geen tweeling zijn, met elkaar. Ook als ze apart groot zijn gebracht, vertonen twee-eiige tweelingen deze opvallende gelijkenissen.

Ons onderzoek
Om te zien of er duidelijke verschillen en overeenkomsten zijn tussen ééneiige tweelingen en twee-eiige tweelingen, hebben we zelf een onderzoek opgesteld. Onze vraag daarbij was dan ook; Wat zijn de verschillen tussen ééneiige tweelingen en twee-eiige tweelingen? En welke overeenkomsten zijn er dan? We kijken dan naar karakter, uiterlijk, handschrift, nature en nurture, hobby’s en gedrag.
We hebben bedacht dat we testjes met tweelingen moesten doen waar ze op konden scoren en dat ze een enquête moesten invullen, waarin je een beeld krijgt van hun karakter, hobby’s, voorkeuren, meningen, handschrift, lengte, gewicht, stijl, reactiesnelheid, IQ en geheugen.



Nature & Nurture
Sommige wetenschappers denken dat mensen zich gedragen volgens hun genetische aanleg of zelfs dierlijke intuïties. Dit is beter bekend als de “Nature” theorie van het menselijke gedrag. Andere wetenschappers geloven dat mensen denken en gedragen op bepaalde manieren omdat ze dat zo zijn aangeleerd. Dit is beter bekend als de “Nurture”theorie van het menselijke gedrag.

Welke rol spelen de genen in de ontwikkeling van de mens? (waar staat Nature voor?)

Je haren (en kleur), oogkleur, huidskleur, lichaamsbouw, (grotendeels) lengte, en andere fysieke eigenschappen heb je te danken aan je genen ofwel DNA (Deoxyribonucleic Acid) die je geërfd hebt van je ouders. Deze eigenschappen staan al vast bij je geboorte, en veranderen niet naarmate je ouder wordt.

Voorstanders van Nature vinden dat de eigenschappen bij de mens vooral erfelijk bepaald zijn. Ook beweren zij dat meer abstracte eigenschappen zoals intelligentie, persoonlijkheid, agressie en seksuele oriëntatie ook gecodeerd zitten in het menselijke DNA. Een aantal argumenten hiervoor zijn o.a.:
• Als genetica geen rol zou spelen, dan zouden twee-eiige tweelingen, grootgebracht onder dezelfde omstandigheden, hetzelfde zijn, ongeacht de verschillen in hun genen. Maar inmiddels hebben verschillende studies aangetoond, dat twee-eiige tweelingen meer gelijkenis vertonen met elkaar dan andere broers of zussen, die geen tweeling zijn, met elkaar. Ook als ze apart groot zijn gebracht, vertonen twee-eiige tweelingen deze opvallende gelijkenissen. Zie bijlage voor de studies die hiervoor zijn uitgevoerd.

• Niet alleen twee-eiige tweelingen, maar ook identieke tweelingen, die samen of apart grootgebracht zijn, vertonen opvallend veel (meer dan twee-eiige tweelingen) gelijkenissen met elkaar. In de Amerikaanse stad Minneapolis bestudeert men eeneiige tweelingen die na de geboorte zijn gescheiden, in verschillende adoptiegezinnen opgroeiden en elkaar na een jaar of dertig weer tegenkwamen. Er blijken dan de meest opvallende overeenkomsten te zijn, niet alleen in kapsel of het aantal ringen dat men draagt, maar ook in beroepskeuze, wijze van praten en bewegen, verlegenheid of juist zelfverzekerdheid, humor en zelfs politieke voorkeur. De onderzoekers concluderen dat de meeste menselijke eigenschappen (zelfs karaktertrekken) erfelijk zijn en dat de opvoeding niet zo doorslaggevend is als de laatste decennia is gedacht. De belangrijkste invloed op de mens zijn zijn genen.
De bekendste identieke tweelingen, die apart zijn grootgebracht, zijn o.a.: Jim Springer en Jim Lewis, Gerald Levey en Mark Newman, de joodse Jack Yufe en Oskar Stoh, die als een Nazi werd grootgebracht.
Het eerste paar, Jim Springer en Jim Lewis, toonden bij hun ontmoeting na ongeveer 39 jaar opvallend veel overeenkomsten, terwijl ze vijf weken na hun geboorte gescheiden werden van elkaar. Ze vertoonden opvallend veel overeenkomsten in smaak (drank, soort auto, sigaretten, etc.) als in naamkeuze en beroepskeuze. Ook hadden ze beide bijna geheel identieke hersengolven en IQ’s. Ze hadden beide dezelfde stem intonaties en medische problemen. En als toppunt: de resultaten van hun persoonlijkheidstesten waren niet te onderscheiden van elkaar. Zo waren er nog meer identieke tweelingen die op hetzelfde manier opvallend veel gelijkenissen vertoonden na tientallen jaren. (Deze plotselinge ontdekking heeft als gevolg veel vragen ter sprake gebracht, want kan je er nu van uitgaan dat je deze overeenkomsten ook echt aan je genen te danken hebt? Als het gaat om hobby ’s en beroepskeuze is er wel een mogelijkheid, namelijk dat het komt doordat onze genen zo in elkaar zitten dat men een bepaalde voorkeur creëert voor een bepaald beroep of hobby. Bijvoorbeeld Lewis & Springer die beide dienden als schout assistent/adjunct en Levey’s & Newman’s keuze om vrijwilligerswerk te doen als brandbestrijders en zo zijn er wel meer.)

• Onderzoekers beweren dat men een bepaald gen bezit. Een voorbeeld hiervan is de een gen dat je aanzet tot verslavend gedrag (er bestaat geen specifieke gen voor alcoholverslaving of drugsverslaving, wel een bepaald gen dat je aanzet tot verslavend gedrag), dit gen kan voor positieve maar ook negatieve gevolgen zorgen. Het ligt er namelijk aan hoe deze gen tot expressie komt, dat ligt weer aan je omgeving en opvoeding.

• Intelligentie is vooral erfelijk bepaald, want naarmate een kind opgroeit, wordt de ontwikkeling van zijn of haar IQ (intelligentie) steeds sterker bepaald door erfelijkheid. Bij een vijfjarig kind bepaalt de erfelijke aanleg voor zo’n 30 procent de intelligentie. Bij een zevenjarige is dat 40 procent, bij een twaalfjarige 60 en bij volwassenen meer dan 80 procent. De invloeden van alle omgevingsfactoren samen, waaronder ouderlijk milieu, vriendenkring, levensloop en onderwijs, is dus verminderd tot minder dan 20 procent. Zie bijlage voor meer over het onderzoek.

• Onderzoekers beweren dat men voor de meeste eigenschappen die we bezitten een bepaald gen hebben. Onlangs meenden een aantal onderzoekers een belangrijk gen te hebben gevonden, een gen dat je zou aanzetten tot verslavend gedrag (dus geen specifieke gen voor alcoholverslaving of drugsverslaving, wel een bepaald gen dat je aanzet tot verslavend gedrag). Dit gen kan voor positieve maar ook negatieve gevolgen zorgen. Het ligt er namelijk aan hoe dit gen tot expressie komt, dat ligt weer aan je omgeving en opvoeding. Je raakt hierdoor eerder en langer aan iets verslaafd, de één aan alcohol en de ander aan postzegels…

• Bij de geboorte ligt in grote lijnen al vast wie u bent, want de persoonlijkheid wordt voor meer dan de helft bepaald door de genen, de erffactoren die we van onze ouders meekrijgen. Deze ontdekking heeft heel wat teweeg gebracht. Tot voor kort heerste namelijk de opvatting dat de kindertijd zo belangrijk zou zijn en dat je je karakter daarom grotendeels te danken hebt aan je kindertijd. Wanneer men niet lekker in zijn vel zat werd hem/haar het walhalla beloofd door psychologen en psychiaters, als ze maar eenmaal zouden ontdekken wat er in hun kindertijd had afgespeeld. Maar sinds het bekend is dat je karakter (persoonlijkheid) grotendeels wordt gevormd door je genen, is deze opvatting dan ook vrijwel gelijk verworpen door veel psychologen en psychiaters. Onderzoeken hebben onder meer aangetoond dat ook criminaliteit en alcoholgebruik grotendeels te wijten is aan je (biologische) ouders. Als een kind zowel biologische als adoptieouders zonder strafregister heeft, is de kans dat het kind het slechte pad opgaat slechts drie procent. Heeft het kind goede biologische ouders maar komt het in een verkeerd adoptiegezin terecht dan stijgt de kans op misdadig gedrag licht, tot zeven procent. Foute biologische ouders en een goed adoptiegezin leiden tot een kans van twaalf procent. Verkeerde biologische ouders en adoptiegezin verhogen de kans op misdadig gedrag tot veertig procent. Vergelijkbare waarnemingen tonen aan dat adoptiekinderen van wie één van de biologische ouders alcoholist is, hebben viermaal zo hoge kans om later zelf verslaafd te raken. Kinderen van wie de biologische ouders niet verslaafd zijn worden daarentegen vrijwel nooit alcoholist.

Met andere woorden, de invloeden van de biologische ouders is een stuk groter dan van de opvoeding.

• Seksuele oriëntatie: hierbij wil ik me verder verdiepen in de homoseksuele kwestie waarover tegenwoordig veel onderzoek naar wordt gedaan. Volgens de Nature aanhangers ligt het aan je genen of je homoseksueel wordt of niet:

 Één van de meest onderzochte onderwerpen van tegenwoordig is homoseksualiteit, men wil namelijk weten of het erfelijk is of een gevolg is van omgevingsinvloeden. Veel onderzoeken hebben aangetoond dat homoseksualiteit erfelijk is. Onderzoek toonde verschillen aan tussen hetero’s en homo’s. Hieruit is gebleken dat homoseksuele mannen een veel kleiner hypothalamus hebben dan hetero mannen. Dat zou een gevolg zijn van verkeerde genen in een gezond lichaam.

Hieronder is Sven Bocklandt, een Vlaamse biotechnoloog, aan het woord over de erfelijkheid van homoseksualiteit:
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Is homoseksualiteit een fantasie van een zieke geest, of een aangeboren eigenschap in een gezond lichaam?
Er woedden hevige discussies over het onderzoek naar de biologische basis van homoseksualiteit, maar de onderzoekers zelf zijn er zeker van: het gaat om een aangeboren voorkeur. “Homoseksualiteit is zo oud als man en vrouw”, zegt onderzoeker Sven Bocklandt, een Vlaamse biotechnoloog die aan de Amerikaanse topinstelling National Institutes of Health werkt. “Het aangeboren verschil tussen homo’s en hetero’s werd voor het eerst ontdekt toen hersenen van dode homo’s onderzocht werden. Er was één uitgesproken verschil: niha 3, een hersencentrum dat in de hypothalamus ligt, was de helft kleiner bij homomannen. Bij homo’s was het even groot als bij vrouwen, die ook een kleinere niha3 hebben.” Diep in onze hersenen liggen vlak naast elkaar vier centra die seksuele opwinding, respons en voorkeur bepalen: niha1, 2, 3 en 4. “Hoe ze precies werken weten we niet, maar niha 3 was het enige centrum dat in grootte verschilde tussen mannen en vrouwen, en tussen homomannen en heteromannen. Of er een verschil is tussen lesbiennes en heterovrouwen hebben we nog niet kunnen onderzoeken. Bij autopsie van lijken staat wel op de medische fiche of iemand homo is, maar lesbienne staat er bijna nooit op. De hypothese is dat niha 3 bij hen groter is dan bij andere vrouwen. Voorlopig concentreren we ons op onderzoek naar homoseksualiteit bij mannen.” Dat ook in de dierenwereld homoseksuele mannetjes een kleiner sneeuwvlokje in de hersenen hebben, sterkt de overtuiging dat homoseksualiteit aangeboren is. “Bij rammen is dat heel duidelijk: 8 procent van alle mannelijke schapen is homoseksueel, en zij hebben allen een kleinere niha 3. Homoseksualiteit uit zich bij dieren eveneens door een verschil in de hersenen. Bij ratten, fretten, cavia’s, makaakapen werd evenzeer een verschil in grootte teruggevonden. Homoseksualiteit moet zowel natuurlijk als aangeboren zijn. Mijn stelling is dat het zo oud is als man en vrouw. Er zijn enorm veel verschillen tussen man en vrouw, en het aanschakelen van de juiste genen zorgt ervoor dat we alle kenmerken van een meisje of jongen krijgen. Een van die genen moet ook de juiste seksuele voorkeur aanschakelen, maar regelmatig wordt er een foutje gemaakt. Een jongen krijgt dan de seksuele voorkeur die normaal bij vrouwen hoort.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------





 50% - 50%
In 1991 heeft een studie, onder leiding van psycholoog Michael Bailey van de Northwestern University en psychiater Richard Pillard van de Boston University School of Medicine, opnieuw aangetoond dat homoseksualiteit in je genen zit. De studie onderzocht eeneiige (identieke) en twee-eiige tweelingen, waarvan in elk paar minstens één tweeling(helft) homoseksueel was. De studie toonde aan dat 52% van de identieke tweelingen en 22% van de twee-eiige (dizygote) tweelingen beide homoseksueel waren. In andere woorden: Je hebt 52% kans dat als één van de identieke tweeling homoseksueel is, ze beiden homoseksueel zijn. En 22% kans dat als één van de twee-eiige tweeling homoseksueel is, ze beide homoseksueel zijn.

Kortom, de verzamelde gegevens over identieke tweelingen verstrekken veel meer inzicht sinds genen een nauwe band blijken te hebben met de homoseksualiteit.

Welke rol speelt de omgeving in de ontwikkeling van de mens? (Waar staat Nurture voor?)
Je gedrag, gewicht, lengte etc. heb je niet alleen te danken aan je genen, maar ook aan je omgeving waarin je opgroeit. Zo kan je wel beweren dat bijvoorbeeld je lengte bepaald is door je genen, de erffactoren die je geërfd hebt van je ouders, maar als je zo’n honderd jaar terug kijkt, zagen de mensen er totaal anders uit en waren ze bovendien korter dan tegenwoordig. Maar dat niet alleen, de gemiddelde intelligentie is de laatste jaren ook flink gestegen. Kortom de eigenschappen bij de mens zijn dus niet alleen bepaald door je genen, de externe factoren zoals omgeving hebben ook een grote invloed op de ontwikkeling van de mens.

Voorstanders van de Nurture theorie vinden dat eigenschappen bij de mens vooral te danken zijn aan de omgeving (familie, vrienden, en andere invloeden van buitenaf) Een aantal argumenten hiervoor zijn o.a.:

Allereerst wil ik duidelijk maken wat we onder intelligentie en IQ verstaan.
- Intelligentie is eenvoudig gezegd hetzelfde als het verstandelijke vermogen. Intelligentie bestaat er in alle vormen o.a.: numerieke intelligentie (wiskundig inzicht) en verbale intelligentie (taalvaardigheid). Maar ook emotioneel- sociaal inzicht en muzikale intelligentie dragen bij aan de gehele intelligentie van de mens.

- Intelligentiequotiënt (afkorting: IQ), is één van de meest gangbare maten voor de intelligentie. Het is een score afgeleid van een verzameling tests die zijn ontwikkeld met het doel om de kennis (cognitieve vaardigheden) van een persoon vast te stellen.

• - Men heeft veel onderzoeken gedaan om het verband tussen intelligentie en erfelijkheid te verhelderen. Één daarvan was een adoptie- onderzoek in Texas. Men heeft voor het onderzoek zwarte wees kinderen genomen die opgevoed werden in hun eigen milieu en zwarte weeskinderen die opgevoed werden door een blank gezin uit de hogere middenklasse. Zwarte kinderen die op heel jonge leeftijd door blanke gezinnen uit de hogere middenklasse uit de staat Texas waren geadopteerd, bleken als groep een IQ te hebben dat boven het Amerikaanse gemiddelde lag - en ruim 20 punten hoger dan dat van zwarte kinderen die in hun eigen milieu opgroeiden.

- Ook heeft men onderzocht dat verschillende rassen verschillen van IQ, deze IQ scores zijn vooral te wijten aan verschillende externe factoren, zoals je al weet is Afrika al een lange tijd een ontwikkelingsland. Een land met groot voedsel tekort en waar de meeste mensen zich niet een studie kunnen veroorloven. En laat dat nou net de belangrijkste “voedingsbronnen” zijn voor je IQ, want optimale voeding lijdt tot optimale omstandigheden om te ontwikkelen en te groeien. In tegenstelling tot Afrika is Europa een welvarend gebied. De meeste Europeanen beschikken over genoeg voedsel en een studie. Deze mensen kunnen hun IQ goed “voeden”en de generaties na hun zullen (als de omgeving niet verslechterd) een steeds hogere IQ hebben.
- IQ groeit met de tijd mee, afgelopen 45 jaar is de gemiddelde IQ gestegen met 14 punten. Dat kan dus nooit aan de genen liggen. Een belangrijk oorzaak voor deze opmerkelijke stijging is het steeds welvarender milieu waarin we leven. Dit maakt het voor ons mogelijk om een studie te volgen, elke dag genoeg eten binnen te krijgen en daarnaast op oneindig veel manieren je hersenen actief te houden en te trainen met o.a. boeken, (school) opdrachten, (computer)spelletjes zoals puzzelen, etc.
Daarom is het bijzonder onwaarschijnlijk dat intelligentie volledig aangeboren is.

• Veel onderzoekers (vooral aanhangers van de Nature-theorie) denken veel te snel een definitief bewijs te hebben om het verband tussen menselijke eigenschappen en de erfelijkheid te verklaren, een voorbeeld hiervan is het onderzoek dat werd uitgevoerd in de Amerikaanse stad Minneapolis (waar ze geadopteerde identieke tweelingen gebruikten voor hun onderzoek). Een probleem met dit onderzoek is echter het zeer kleine aantal identieke tweelingen dat vanaf enkele maanden na de geboorte gescheiden zijn opgevoed. De kans dat ze zijn grootgebracht in uitlopende sociale milieus is nòg kleiner, zodat deze onderzoeksmethode niet betrouwbaar is. Er moeten dus meer identieke tweelingen beschikbaar zijn voordat men van een onderzoek spreekt van algemeen belang.

• Ook de gemiddelde lengte is niet meer zoals het vroeger was, vroeger waren de mensen namelijk een stuk kleiner dan tegenwoordig. Dat is (vooral) te danken aan de omgeving ofwel Nurture, omdat men vroeger niet leefde zoals men dit nu doet. De omgeving heeft een grote invloed op je lengte en zoals eerder gezegd: optimale voeding lijdt tot optimale omstandigheden om te ontwikkelen en te groeien. In de Middeleeuwen bijvoorbeeld waren de mensen van de lagere standen gemiddeld kleiner dan de mensen van hogere standen, dat is gebleken na een opgraving in en buiten de kerk in de Maastrichtse St. Servaas (mensen van hogere rang werden ìn de kerk begraven, de rest werd buiten de kerk begraven). Dit bevestigt dus dat lengte sterk afhankelijk is aan wat voor soort opvoeding je krijgt.
Kortom, lengte verandert met de tijd mee, door invloeden van buitenaf.

• Veel eigenschappen, van wat we nu bezitten zijn de resultaten van eeuwenlange aanpassing, die men (nog) voortdurend ondergaat. Bewust of onbewust passen mensen zich voortdurend aan de omgeving waar ze leven. Zie survival of the fittest van Charles Darwin, een bekende natuuronderzoeker. Zijn theorie heeft voor een ware revolutie gezorgd in zijn tijd, omdat toentertijd wetenschap met geloof werd verbonden.
Survival of the fittest ofwel: degenen die zich het meest kunnen aanpassen aan zijn omgeving overleven en kunnen voor nakomelingen zorgen die zich verder aanpassen, de zwakken zullen sterven en kunnen dus niet voor nakomelingen zorgen. Generatie na generatie ziet men steeds meer veranderingen in o.a. lengte, huidskleur, etc.
- Zo zie je dat degenen die dichtbij de evenaar (warme gebieden) leven een donkerder huidskleur hebben dan degenen die verder van de evenaar af wonen (koudere gebieden). Vanwege het aantal uren zon dat het daar schijnt en de felheid van de zon, zijn de mensen daar waarschijnlijk steeds donkerder van huidskleur geworden. Het tegengestelde gold waarschijnlijk voor de mensen die nu wat noordelijker leven, de generaties voor hun hadden namelijk een bruinere huidskleur, maar doordat de continenten door de eeuwen heen steeds meer van elkaar verschoven. Kwam uiteindelijk datzelfde continent in het noorden te liggen, de bewoners hadden waarschijnlijk ondertussen zich heel wat aangepast aan de nieuwe omstandigheden (minder (fel) zon), en kregen hierdoor een blanke (re) huidskleur.

Maar veranderingen hoeven niet pas na eeuwen te ontstaan, in een korte periode kan er ook heel wat veranderen en Amerika is daar een goed voorbeeld van. Sinds de introductie van o.a. fastfood, zijn de inwoners daar gemiddeld steeds dikker geworden. Het aantal zwaarlijvigen is daar sindsdien sterk gestegen. Tegenwoordig zijn Amerikanen zelfs officieel de dikste mensen op aarde.

In korte tijd is fastfood ook overgewaaid naar andere landen, waaronder ook Nederland. Dat is de voornamelijkste reden dat Nederland tegenwoordig kampt met een overvloed aan zwaarlijvigen.
Dat betekent dus dat mensen vooral dik worden gemaakt door hun omgeving. Erfelijkheid speelt waarschijnlijk ook een rol, namelijk toen het bleek dat vooral zwaarlijvige ouders, zwaarlijvige kinderen kregen. Maar het kan ook weer niet aan de erfelijkheid liggen omdat de kinderen niet dik geboren worden, maar dik worden. Dat kan namelijk aan de ouders liggen, de kinderen nemen immers het gedrag van hun ouders over. Eten de ouders meer dan normaal dan nemen de kinderen dit gedrag (onbewust) over. Je past je dus aan je ouders aan.
Wederom heeft de omgeving een veel groter invloed op de mens dan werd gedacht.

• Homoseksualiteit, aangeboren of aangeleerd?
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Zie boven (nature): “50% - 50%”
In 1991 heeft een studie, onder leiding van psycholoog Michael Bailey van de Northwestern University en psychiater Richard Pillard van de Boston University School of Medicine, opnieuw aangetoond dat homoseksualiteit in je genen zit. De studie onderzocht eeneiige (identieke) en twee-eiige tweelingen, waarvan in elk paar minstens één tweeling(helft) homoseksueel was. De studie toonde aan dat 52% van de identieke tweelingen en 22% van de twee-eiige (dizygote) tweelingen beide homoseksueel waren. In andere woorden: Je hebt 52% kans dat als één van de identieke tweeling homoseksueel is, ze beiden homoseksueel zijn. En 22% kans dat als één van de twee-eiige tweeling homoseksueel is, ze beide homoseksueel zijn.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De tekst hierboven toont niet alleen aan dat homoseksualiteit in je genen zit, maar ook dat iemand homoseksueel wordt door verschillende invloeden van de omgeving, want zoals je ziet is er ook 48% kans dat als één van de identieke tweeling homoseksueel is de ander dat niet is. Dat betekent dus dat genen 52% invloed hebben op de mensen en de omgeving 48% invloed (ongeveer 50-50 kans), als het gaat om homoseksualiteit.

Wat voor nut hebben tweelingonderzoeken omtrent Nature & Nurture?
Tweelingonderzoeken bestaan nu ongeveer tachtig jaar, het heeft sindsdien een schat aan informatie geleverd op het terrein van geneeskunde en gedragswetenschappen.


Het gaat vooral om de vraag wat de bijdrage is van erfelijke aanleg en omgevingsinvloeden, bij groei en ontwikkeling van kinderen, bij o.a. verschillende soorten ziekten, gedragsproblemen (bijvoorbeeld: ADHD), persoonlijkheid, intelligentie, agressie, seksuele oriëntatie etc. Tweelingen werden en worden hiervoor vaak onderzocht. Waarom? Omdat met behulp van (vooral identieke) tweelingen gezegd kan worden, welke verschillen er tussen de tweelingen veroorzaakt zijn door de omgeving en welke verschillen te wijten zijn aan de genen.

Door een identieke (eeneiige) tweeling ieder in een ander milieu op te laten groeien zie je dat ze veranderen op bepaalde gebieden. Deze veranderingen geven je wat meer informatie over de opvoeding (Nurture), de genen hebben hierbij geen invloed omdat identieke tweelingen dezelfde genen hebben. Je krijgt door deze onderzoeken meer inzicht in hoeverre de eigenschappen nou erfelijk zijn bepaald en in hoeverre de eigenschappen bij de mens bepaald zijn door de omgeving (vrienden, familie, etc.)

-Eeneiige tweeling
• hetzelfde genotype, ofwel DNA
-Twee-eiige tweeling:
• ander genotype, ofwel DNA

Hoe werd zo’n onderzoek vroeger gedaan?Wat voor tweelingonderzoeken zijn inmiddels al uitgevoerd?
De eerste tweelingonderzoeken waren kleinschalig en leverden vaak tegenstrijdige resultaten op. Dat veranderde in 1970 toen uit statistische berekeningen bleek dat er honderden of zelfs duizenden tweelingparen nodig waren om onderscheid te kunnen maken tussen genetische aanleg en omgevingsinvloeden. „Het werd duidelijk dat het merendeel van de onderzoeken te kleinschalig was geweest”, aldus Martin. „Er waren slechts twee alternatieven: ermee ophouden en iets anders gaan doen óf veel grotere tweelingonderzoeken opzetten.”
Het zal duidelijk zijn: de wetenschappers kozen voor het laatste. De statistische ’ontdekking’ zorgde ervoor dat er in de jaren tachtig grote tweelingregisters in het leven werden geroepen om gegevens te verzamelen op diverse wetenschappelijke terreinen. Inmiddels nemen tienduizenden tweelingen uit diverse landen deel aan het onderzoek.

De meest onderzochte onderwerpen m.b.v. tweelingen gaan over agressiviteit, intelligentie, persoonlijkheid, seksuele oriëntatie (homo), psychische stoornissen etc.

Conclusie
Het ligt eraan hoe je ernaar kijkt, op lange termijn heeft Nurture vooral invloed op de eigenschappen van de mens.
Op korte(re) termijn heeft Nature vooral invloed op de eigenschappen van de mens.

Wat me ook is opgevallen is dat er geen Nature is zonder Nurture, de mens van nu zou niet hetzelfde eruit hebben gezien als de omgeving geen invloed gehad zou hebben op de genen. Zonder omgeving zou er eigenlijk niets zijn, zouden mensen dom zijn gebleven (want leren is een omgevingsinvloed). En als de omgeving geen invloed op je zou hebben dan zou je zo blijven als je was en nooit veranderen. Ook niet de generaties na jouw. Door Nurture verandert men, wanneer men dikker/langer (etc.) wordt is dat vooral vanwege Nurture. Nurture is aanpassen aan de omgeving, dat doet men voortdurend en door deze aanpassing veranderen ook de eigenschappen bij de mens. Eigenlijk kan je ook zeggen dat Nature het gevolg is van Nurture.

Nog steeds worden er tweelingonderzoeken opgesteld, omdat men nog steeds niet met zekerheid kan zeggen of persoonlijkheid en andere kenmerken erfelijk zijn. Wel is het bekend dat uiterlijke kenmerken erfelijk zijn.

Kortom alle veranderingen zijn mogelijk gemaakt door de steeds veranderende omgevingsinvloed: mensen, weer/klimaat, school, voeding, cultuur, etc.



Tweelingonderzoek

Inleiding:
Bij ons profielwerkstuk hebben we ook een onderzoek gedaan.
Samen hebben we besloten om het verschil van gedrag, IQ, hobby’s, handschrift, stijl en karakter bij tweelingen te vergelijken. Daarbij gaan we vooral kijken of er een verschil is in gedrag, IQ, enz. tussen ééneiige tweelingen en tussen twee-eiige tweelingen.
Ter voorbereiding van het onderzoek hebben we posters gemaakt en overal op school gehangen, om de leerlingen die een tweeling zijn te vragen om deel te nemen aan ons onderzoek.
Bij Anja van de receptie hebben we een aantal namen met bijbehorende klas van tweelingen gekregen die zij had opgezocht in de computer. Thuis hebben we een enquête gemaakt waarin een aantal vragen staan over hobby’s, sport, kledingstijl, muziekstijl, voorkeuren, karakter, soort school, mening, leeftijd, lengte en gewicht.

Op de dag van het eerste gedeelte van het onderzoek dat we op vrijdag 14 November deden, hebben we vrij gevraagd van de lessen in het derde en vierde uur. Vervolgens hebben we op de lijst gekeken van de geworven leerlingen en die zijn we dan opgehaald uit de lessen.
In dit geval waren dat: Jasper en Martijn Sulkers, en Jessica en Thomas Stone. In het lokaal waar eerst de mediatheek zat hebben we achter twee computers de leerlingen getest. We werkten steeds met één tweeling tegelijk, dus Farieha had één persoon van de tweeling en Mirjam had de andere persoon van de tweeling.
Het tweede gedeelte van ons onderzoek dat we op maandag 24 November deden, hebben we het zesde uur tweelingen onderzocht. Ieder nam een eigen tweeling zodat we ieder twee mensen hadden om te onderzoeken zodat we sneller meer tweelingen konden testen in een kortere tijd. We hebben toen Teun en Pelle van Bremen, en Tom en Lars de Groot onderzocht.
Het derde gedeelte van ons onderzoek dat we op vrijdag 28 November deden, hebben we het derde uur tweelingen onderzocht, we namen wederom één tweeling per persoon om te onderzoeken. Toen hebben we de tweelingen; Sanne en Bregje Duinhof, en Joeri en Gerjo Bommeljé onderzocht.

Verloop van ons onderzoek:
Eerst lieten we de tweelingen de enquête invullen, met de vragen van wat zijn je hobby’s, soort sport, karakter, leeftijd, lengte, hun mening over het zijn van een tweeling enz.
Deze enquête hebben we zelf gemaakt. Hieronder zie je de enquête die de tweelingen moesten invullen.

Daarna moesten ze een mini IQ test maken van tien vragen die we op internet hebben opgezocht, de bron van die site vind je onder aan deze bladzijde. Alle testen die we van internet hebben gehaald, hebben we voor het onderzoek ook zelf gedaan om te kijken wat het in hield. De mini IQ-test bevat vragen over taal, cijferreeksen, figuurreeksen, syllogisme (conclusie trekken welke stelling juist is), kubus in elkaar zetten, redactiesom, samengestelde figuren. Dus met deze IQ test kan je zien hoe ze scoren op het gebied van taleninzicht en ruimtelijk inzicht.
Als tweede test moesten ze nog een reactiesnelheidtest doen, waarin ze in drie keer, zo snel mogelijk op hun muis moesten klikken.

Als laatste hebben ze nog een geheugentestje gemaakt met getallenreeksen. Het was de bedoeling dat ze de getallenreeksen die ze te zien kregen moesten onthouden. Eerst kreeg je getallen achter elkaar te zien, die je vervolgens moet onthouden en intypen. Hoe verder je n dat testje kwam hoe meer getallen je kreeg te zien en moest onthouden. Dus je kreeg bijvoorbeeld 567 te zien, en dan moest je dat onthouden en daarna moest je dan 567 intypen. Daarna moest je hetzelfde doen alleen met andere getallen en dan omgekeerd. Dus je kreeg een getallenreeks te zien bijvoorbeeld: 123 en dan moest je dat onthouden, maar het omgekeerde daarvan moest je intypen dus in dit geval 321.

Tweelingonderzoek vragenlijst

Naam: .........................................................................
Klas (HAVO/VWO en eventueel welk profiel): .........................................
Leeftijd: .........................
Lengte: ...........................
Gewicht: .........................
Hobby’s: ......................................................................................................................................
Sport: ...........................................................................................................................................
Leukst (e) schoolvak(ken): ........................................................................................................
Lievelingseten: ............................................................................................................................

Beschrijf je muziekstijl:..............................................................................................................
.......................................................................................................................................................
Beschrijf je kledingstijl: .............................................................................................................
.......................................................................................................................................................
Beschrijf jezelf in het kort (karakter/houding):………………………................................
……………………………………………………………………………………………….......
.......................................................................................................................................................
Wat vindt je ervan dat je een tweeling bent?...........................................................................
.......................................................................................................................................................
…………………………………………………………………………………………………...
Voordelen van een tweeling zijn: ..............................................................................................
.......................................................................................................................................................

Nadelen van een tweeling zijn:...................................................................................................
.......................................................................................................................................................

Dit zijn de links van de 3 testjes:
Mini IQ-test:
http://www.123test.nl/iqtest/

Reactiesnelheidstest:
http://www.praktijkonderwijs.com/~ehl/spel/test_je_reactie_snelheid.htm

(Korte termijn) geheugentest:
http://www.burotester.nl/java/html/nl/digitspan.html

Bronnen:
Een stapel boekjes en losse blaadjes van de universiteit van Amsterdam

http://internet-extra.vumc.nl/communicatie/nieuws/synaps/index.html?../synaps45/neurowetenschappen.html~hoofd

http://www.nvom.net/nl/magazine/MM04_3_1.pdf

http://www.nvog.nl/files/iui.pdf

http://www.menzis.nl/web/show/id=356991

http://staff.science.uva.nl/~dcslob/lesbrieven/dille/onderbouwtekst.doc]


http://www.hetklokhuis.nl/lees/dossiers/read/dossier_intro.cfm?did=91002281-508B-E261-7914EC4B22301C49

http://www.leerkracht.nl/show?id=81786

http://tweelingen-onderzoek.tripod.com/

http://www.tweelingenregister.org/

http://www.tweelingenonderzoek.nl/spreekbeurt.html

http://meerling.startpagina.nl/

http://www.tweelingenregister.org/nederlands/verslaggeving/NTR-publicaties_2008/Bruder_AJHG_2008.pdf

http://www.huizegerritsen.nl/tweelingweetjes.html

http://genealogy.about.com/lr/Nature_v._Nurture/23990/1/

http://students.juniata.edu/gardime3/portfolio/natureornurture.doc

www.google.nl

www.scholieren.com

www.wikipedia.nl

http://www.humannurturome.org/

http://students.juniata.edu/gardime3/portfolio/natureornurture.doc

www.mijnwoordenboek.nl

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.