Doe mee met Markteffect's studiekeuze-onderzoek
Maakt niet uit of je je studie al gekozen hebt. Win één van de 200 (!) cadeaubonnen van €25

Meedoen

Het Intelligentie Quotient

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • Klas onbekend | 3877 woorden
  • 4 januari 2004
  • 29 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
29 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Inhoudsopgave 1. Inleiding
2. Theorie
3. Praktijk
4. Conclusie
5. Literatuurlijst
Behalve het IQ ben ik ook van plan het EQ (Emotioneel Intelligentie Quotiënt) als praktijk theorie te onderzoeken in deze Praktische Opdracht. 1. Inleiding Ik ben van plan in deze Praktische Opdracht te onderzoeken of de manieren die gebruikt worden om universele Intelligentie te bepalen werkend zijn en ook hoe deze methodes om IQ te berekenen tot stand zijn gekomen. Daarbij ga ik ook na of het IQ erfelijk bepaald is. Een grote algemene vraag komt nu ter sprake: of dit “berekende” IQ ook daadwerkelijk invloed heeft op het sociaal functioneren van een individu. Ik zal in deze Praktische opdracht veel moeten refereren naar twee beroemde psychologen, namelijk de twee psychologen die een schaal hebben opgesteld voor het bepalen van iemands intelligentie deze psychologen heten: Alfred Binet en Theodore Simon. Maar waren zij de eersten? 2. Theorie Wat betekent een Intelligentie Quotiënt? Om de intelligentie van iemand te bepalen zou je diegene een hele lange reeks testen moeten laten ondergaan. Waarom? Omdat je intelligentie niet aan één iets kan aflezen. En deze tests,die overigens in het algemeen uren duren, zijn in de loop van de 20e eeuw ontworpen. Ook nu zijn er nog steeds veel onderzoekers die onderzoek doen naar “het bepalen van”: - Het vermogen om problemen op te lossen. - Het vermogen om kennis en gegevens te formuleren en toe te passen. - De capaciteit om via leren zich aan de omgeving aan te passen. - Maar vooral het bepalen van rationeel (logisch) denken is erg belangrijk omdat als deze rationaliteit goed aanwezig is, alle andere aspecten van intelligentie gemakkelijker te creëren zijn (zie opsomming hierboven). Een IQ geeft aan hoe je gescoord hebt op (een aantal) “intelligentie testen”. De uitslag is een vergelijking met het overige deel van de bevolking van dezelfde leeftijd. De testscore is gebaseerd op het gemiddelde van de uitslagen van de “totale” groep leeftijdsgenoten dit gemiddelde wordt als getal: 100. Hierbij wordt een standaardafwijking van 15 punten toegepast. Een standaardafwijking is een maat die de spreiding van een groep over een bepaald aantal getallen aangeeft (variabele) Volgens het Nederlands Woordenboek is een “standaarddeviatie” oftewel een “standaardafwijking”:Een maat voor de variatie tussen de waarnemingen, resp. de betrouwbaarheid van met statistische methoden verkregen getallen. Bijvoorbeeld: - Het gemiddelde is 100 - De standaardafwijking is 15

Dan kun je er van uitgaan dat ongeveer 68 procent (2x34) in de eerste “graad” afwijking ligt, dus ongeveer tussen de 85 (100-15) en de 115 (100+15) Dit komt er op neer dat 95 procent tussen 2 standaard afwijkingen (100-(2x15)=70) en (100+(2x15)= 130) in scoort. Als je dan boven 130 scoort dan heeft 97,5 procent slechter gescoord en 2,5 procent scoort hoger. Dit is hieronder duidelijk verklaard in de grafiek : Deze typische moderne intelligentietest wijst uit dat ongeveer 68 % van de bevolking een IQ heeft tussen 84 en 116, 34 % boven de 100 en 34 % eronder (100 is dus per definitie het gemiddelde van de bevolking). Buiten deze grote middengroep zijn er ongeveer 13,5 % met een IQ van 116-132, 2 % met een IQ tussen 132-148, 0.5 % met een IQ boven de 148. Voor het behalen van de middelbare school mag men een IQ van circa 115 verwachten en voor het behalen van een universitaire opleiding een gemiddelde van 125. Bekijken we de groep beneden het normale gemiddelde, dan vinden wij eenzelfde beeld van 13.5 % met een IQ tussen 68 en 84, 2 % tussen 52 en 68, en 0.5 % lager. (Dit is te zien in de grafiek hierboven, met daarbij de benamingen voor de groepen.) Hoe is het intelligentie quotiënt ontstaan en hoe worden de verschillende “groepen” gedefinieerd? Het intelligentie Quotiënt is voor het eerst beredeneerd door de Engelsman William Stern, niet veel later werd dit aangevuld door de Franse psychologen Alfred Binet en Theodore Simon. Deze “test” werd de Binet-Simon schaal genoemd. Deze bestond uit dertig opgaven met een stijgende moeilijkheidsgraad. Deze test was in de eerste plaats voor kinderen tussen 5 en 15 jaar bedoeld. Aan deze test viel een “mentale leeftijd” te concluderen ook wel “intelligentie leeftijd” genoemd. Aan deze test viel dus nog geen IQ af te lezen! Daarom moest er vervolgens nog wat met de mentale leeftijd worden gedaan. William Stern zorgde voor een getal waarmee je je eigen intelligentie kon vergelijken met die van andere leeftijdsgenoten. Hij noemde dit het Intelligentie Quotiënt. Hij maakte gebruik van de formule IQ= (Mentale Leeftijd : Kalender Leeftijd) x 100. In feite is deze formule wat geïdealiseerd; er is namelijk een klein aantal stofwisselingsziekten en andere afwijkingen (trisomie 21 oftewel een extra chromosoom 21 dat het syndroom van Down tot uiting brengt) die de intelligentie in negatieve zin beïnvloeden en mensen met een zeer laag IQ doen toenemen. Mensen met een IQ beneden 70 worden in de leerboeken soms geclassificeerd als zwakzinnig. Er is zelfs een gepreciseerde onderscheiding in groepen, die hen verdeelt in “debielen”, met een IQ van 50-70, imbecielen, met een IQ van 25-50, en idioten, met een IQ beneden 25. Men neemt aan dat een debiel nuttige bezigheden aan kan leren en zich onder toezicht kan aanpassen. De imbeciel moet in een inrichting leven, is in staat zich te voorzien van eenvoudige persoonlijke behoeften en tot het afwenden van gevaar. De idioot kan zelfs dit niet. In de praktijk wordt aan de hand van een veel uitgebreider stelsel van criteria dan een eenvoudige intelligentietest vastgesteld of een persoon wel of niet zwakzinnig is. Dit heeft in ieder geval weinig te maken met intelligentie. Ik zou verwachten dat intelligentietesten mij de verschillen toonden in geestelijke capaciteiten tussen mensen in verschillende beroepen in relatie met de intellectuele vereisten van deze beroepen . De volgende tabel toont enkele van de resultaten in de vorm van de IQ's van groepen mensen uit acht verschillende sociale lagen. Intelligentiequotiënt van groepen mensen uit acht verschillende sociale lagen: BEROEP
1. Hogere intellectuele en hogere administratieve beroepen 153-120
2. Lagere intellectuele beroepen; technisch en leidinggevend werk 132-115
3. Beter geschoolde arbeid, lagere administratieve beroepen 117-110
4. Geschoolde arbeid 109-105
5. Half geschoolde arbeid 98-97
6. Ongeschoolde arbeid 87-92
7. Onregelmatige arbeid 82-89
8. In inrichtingen opgenomen 57-67 Hoe betrouwbaar zijn intelligentie testen? De allereerste IQ test was bedoeld voor verstandelijk gehandicapten en werd ontwikkeld door psycholoog Dr. Binet. Inmiddels kent iedereen de IQ-test. Iedereen heeft er wel eens van gehoord en velen zullen wel eens een testje uitgeprobeerd hebben op het internet. Vaak worden mensen erop geattendeerd dat niet alle testen betrouwbaar zijn. Veel internet tests geven gelukkig zelf aan dat de test niet geheel betrouwbaar is; zo mocht ik zelf tot mijn grote vreugde vaststellen dat de- telegraaftest niet geheel betrouwbaar is. Om een stapje verder te gaan, de betrouwbaarheid van elke IQ test is betwistbaar. Dit aangezien een test op papier niet aangeeft hoe iemand in de praktijk functioneert, dan is het toch zeker zo dat de test niet de werkelijkheid aangeeft. Nu even een gewetens vraagje : Dat is toch de reden waarvoor een test is gemaakt? Op school krijg je testen, deze testen geven aan hoe goed je iets geleerd hebt dus met andere woorden hoe goed je iets weet, hierbij wordt automatisch aangenomen dat je dit in de praktijk kan toepassen. Tenminste wat betekent een test nou als je hem niet in de praktijk kan toepassen zou je denken. Hierbij kondig ik een uitwijding aan over hoogbegaafdheid in de praktijk. Uitwijding hoogbegaafdheid in de praktijk Hierbij wil ik graag de nadruk leggen op hoogbegaafden die volgens “Centrum voor hoogbegaafdheids onderzoek (Antwerpen)” (zie :
http://www.kuleuven.ac.be/admin/al/niv3pbis/AL09-10.htm) vaak te kampen hebben met sociale & emotionele onderontwikkeling Dit geeft aan dat deze personen wel hoogbegaafd kunnen zijn, (dus wel heel veel intellectuele capaciteiten hebben, maar als “persoon” (individu) vaak niet goed functioneren. Op deze site wordt deze uiteenzetting omtrent dit onderwerp als volgt vermeld : Hoogbegaafdheid: een gave of vergiftigd geschenk? Door het woord “vaak”, hierboven vermeld, wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen 2 groepen hoogbegaafden, namelijk : tussen "ware" intellectuele begaafdheid en gemeten intelligentie. Dit laatste in de praktijk vaak opgevat als : Hoogbegaafde onderpresteerders. Een kenmerk van een hoogbegaafd persoon is dat deze op vroege leeftijd al geestelijk verder is dan zijn leeftijdgenoten. Hier wordt al voor het eerst kennisgemaakt met de sociale onderontwikkeling, want een vriendengroep (die in deze zin van de woorden “sociale
onderontwikkeling” bedoeld wordt) wordt gevormd door mensen die zich in enigszins met elkaar kunnen identificeren. Dit brengt een handicap met zich mee omdat “het kind” al geestelijk verder is dan zijn leeftijdgenoten. Nogmaals het woord “vaak” want er zijn altijd gevallen waarbij het gewoon goed gaat, daarom had men hoogbegaafden al in 2 groepen onderverdeeld. Ook emotionele onderontwikkeling komt hier ter sprake want emotie is het reageren van je hersenen op andere mensen en hun handelen. Denk aan haat, jaloezie, maar ook heel belangrijk: liefde. Duidelijk valt nu te stellen dat het in de praktijk brengen van deze onderontwikkelde emoties, als gevolg van sociale problemen, nog meer gevolgen met zich mee brengt. Ook motivatie speelt hierbij een belangrijke rol. Een kind merkt ook wel dat het minder geaccepteerd wordt, en kan gaan twijfelen over de zin van het leven en in een depressie raken. In de praktijk zien we dit (ook uit eigen ervaring) als minder aandacht voor hygiëne en uiterlijk, zelfs (in extreme gevallen)het in een isolement raken. In opleidingen, werk etc. zul je altijd te maken krijgen met andere mensen. Als je nooit echt vrienden gehad hebt en altijd in je eentje hebt moeten ontwikkelen dan vind ik het niet minder dan logisch dat dit individu niet snel goed in de maatschappij zal functioneren. Problemen rond het intelligentiequotiënt. Vooraf zal ik het woord “correlatiecoëfficiënt” uitleggen aangezien dit in het hierop volgende onderdeel vaak gebruikt zal worden: Het verband tussen twee groepen variabelen wordt meestal uitgedrukt in een correlatiecoëfficiënt, die een waarde van + 1,00 krijgt wanneer er volledige overeenstemming is, en een waarde van nul wanneer er alleen maar toevallig relatie bestaat. Wordt het IQ van vierjarige kinderen vergeleken met hun IQ wanneer ze volwassen zijn, dan moet men meestal vaststellen dat de correlatiecoëfficiënt erg laag ligt. Gewoonlijk ligt deze niet ver van nul af, zodat het onmogelijk is een voorspelling te doen. De correlatiecoëfficiënt wordt meestal laag geconcludeerd omdat een jong kind in weinig jaren een heleboel ontwikkeling doormaakt. Zoals iedereen weet groeit een kind van zijn geboorte tot aan ongeveer zijn 18e jaar. Geestelijke ontwikkelingen, zo is bepaald, gaan door tot aan ongeveer het 15e jaar. Zes jaar is daarom misschien de laagste leeftijd waarop men een intelligentietest serieus kan nemen - en zelfs dan nog onder voorbehoud! De tweede variabele die wij zullen bekijken, is dat het verband tussen de eerste en de laatste testen kleiner wordt naar mate het aantal jaren toeneemt; of anders gezegd: dat de correlatie tussen de eerste en de laatste test verzwakt naarmate de tijd die verstrijkt tussen de momenten van testen. Er blijkt hier een redelijk verband te bestaan. Als de eerste en laatste test niet ver uit elkaar liggen, dat wil zeggen met een week of minder tussenruimte, zal de correlatiecoëfficiënt bij 0,95 liggen. Ieder jaar loopt deze terug met 0.04 tot ongeveer de leeftijd van zestien jaar. Dit voert ons tot het derde punt: de maximale leeftijd waarop men een IQ kan vaststellen. Als iemand ongeveer rond de leeftijd komt dat hij/ zij volwassen wordt blijft het IQ ongeveer op dezelfde hoogte. Men gaat er van uit dat er geen grote veranderingen meer in het IQ komen, tenzij deze persoon een bepaalde zenuwziekte of hersenbloeding etc. krijgt. Uit testen blijkt dat op dit moment (als de persoon volwassen is geworden) het correlatiecoëfficiënt 0,8 is en langzamerhand daalt. Dus niet wat eerder verondersteld werd. Dit is het gemiddelde beeld, maar het gemiddelde kan zeer misleidend zijn. Bij personen met een lage intelligentie, dat wil zeggen met een IQ van 80 of lager, houdt de groei eerder op en zet de daling eerder en sneller in dan het geval zal zijn bij de grote middengroep met een IQ tussen 90 en 110. Daarentegen is de groeiperiode bij mensen met een hoge intelligentie, dat wil zeggen met een IQ van 120 en daarboven, langer en verloopt de daling langzamer. Het is duidelijk dat de groei van de intelligentie tussen het zesde en twaalfde jaar voor alle groepen vrijwel lineair is. Lineair betekent dat deze lijn op de grafiek als een rechte kan worden weergegeven; ook volgt hieruit dat wij een IQ boven de leeftijd van twaalf of op zijn hoogst vijftien niet juist kunnen bepalen. De verhouding tussen de verstandelijke en werkelijke leeftijd in de formule van Stern ((ML: KL)x100)is dus bij de leeftijd van twaalf tot vijftien jaar niet meer van toepassing. Om deze moeilijkheid op te lossen paste men een andere formule toe namelijk een statistische transformatie. Een statistische transformatie is een ( in dit geval) intelligentietest waarbij men het aantal juiste antwoorden dat ieder persoon heeft gegeven noteert. Daarna berekent men het gemiddelde aantal juiste antwoorden; dit noemt men het groepsgemiddelde en stellen het gelijk aan het IQ van 100, wat weer het gemiddelde IQ van de groep is. Op dezelfde manier bepaald men de grenzen waartussen 50 % van alle behaalde punten liggen, en stellen deze grenzen gelijk aan een IQ van 90 en 110. Als voorbeeld een formule die geldt voor kinderen tussen 13, 14, 15 jaar (dus kinderen die naar alle waarschijnlijkheid de grootste ontwikkeling doorgemaakt hebben) en een meer onderbouwde uitslag geeft voor het bepalen van de intelligentie is: de Eysenck-IQ-test. Deze is dus opgebouwd uit de lineaire formule: y = ax + b
A is in dit geval het verschil (D). X is het aantal punten dat gescoord is. B is het begin getal. In deze test kwam ik erachter dat 20x voor 5 IQ stond, 20 : 5 = 0,25 dus A = 0,25
Om het begin getal te vinden heb ik een X coördinaat en een Y coördinaat ingevoerd: 13 jarige: y = 0,25 x + b
100 = 0,25 . 150 + b
100 = 37,5 + b
b = 100 – 37,5 = 62,5
Hieruit volgt dan de formule: y = 0,25 x + 62,5
14 jarige: y = 0,25 x + b
100 = 0,25 . 170 + b
100 = 42,5 + b
b = 100 – 42,5 = 57,5
Hieruit volgt dan de formule: y = 0,25 x + 57,5
15 jarige: y = 0,25 x + b
100 = 0,25 . 190 + b
100 = 47,5 + b
b = 100 – 47,5 = 52,5
Hieruit volgt dan de formule: y = 0,25 x + 52,5
IQ score <13-jarige > <14-jarige> <15-jarige> 75 50 70 90
80 70 90 110

85 90 110 130
90 110 130 150
95 130 150 170
100 150 170 190
105 170 190 210
110 190 210 230
115 210 230 250
120 230 250 270 3. Praktijk Zoals ik eerder aangekondigd heb zal ik ook het Emotioneel intelligentie Quotiënt ofwel EQ onderzoeken. Dit omdat ik eerder aangetoond heb dat gemeten intelligentie iets compleet anders is dan ware intelligentie. Omdat ware intelligentie toegepast kan worden in de praktijk. De combinatie van een hoog getest IQ met een hoog EQ maakt genieën. Om dit te bewijzen zal ik het volgende aandragen: Het EQ wordt bepaald door een aantal punten. Deze zal ik één voor één uitwerken. Daarna zal ik een test voor het EQ laten zien en uitwerken. Natuurlijk laat ik ook de nodige wiskundige berekeningen die hier uit zullen voorvloeien zien. Zelfkennis
mensen met een hoog EQ zijn zich bewust van wat ze voelen

Optimisme
Mensen met een hoog EQ denken positief over hun eigen mogelijkheden en laten zich niet snel uit het veld slaan. Kunnen afzien
Mensen met een hoog EQ kunnen het opbrengen om te werken aan iets wat ze op langere termijn willen bereiken. Empathie = inlevingsvermogen
Mensen met een hoog EQ kunnen zich goed verplaatsen in de gevoelens van anderen. Sociale vaardigheden
Mensen met een hoog EQ kunnen goed met zowel bekenden als vreemden omgaan
De test is een aantal vragen waarop je bij elke vraag 3 antwoorden kan geven. Namelijk - Waar - Beetje Waar - Niet Waar
Ik noem nu 10 vragen die als voorbeeld gelden en zoals ik heb gezien vaak gebruikt worden in EQ testen. 1. Ik vind van mezelf dat ik mijn gevoelens goed kan uiten. 2. Als ik een cursus kan doen die me vooruit kan helpen op mijn werk, dan zal ik dat zeker doen, ook al kost me dat een paar avonden per week. 3. Als ik nieuwe mensen ontmoet, heb ik moeite om de dingen te onthouden die ze me vertellen. 4. Als iets mislukt, neem ik aan dat het door de omstandigheden komt en dat het de volgende keer wel beter zal gaan. 5. Een sombere stemming kan me vaak helemaal in z'n greep hebben. 6. Ik ben vaak chagrijnig zonder dat ik weet wat me nu precies dwars zit. 7. Ik kan mezelf goed over tegenvallers heen zetten. 8. Als ik iemand zie huilen of als een ander iets naar meemaakt, raakt me dat erg. 9. Ik voel vaak aan hoe iemand zich voelt, zonder dat hij of zij het hoeft te zeggen. 10. Ik ben een echte doorzetter als ik iets wil. Er valt op deze test (www.Goodfeeling.nl) een totaal aantal van 160 punten te behalen. Als eerste heb ik uitgezocht of één bepaald antwoord veel punten geeft. Dit is niet het geval. Hieronder 3 groepen voor de score. De test bestaat uit 20 vragen waar een totaal van 160 punten op gescoord kan worden dat is dus aangezien elke vraag de zelfde antwoorden heeft een rechtevenredige vragen lijst en geldt voor elke vraag een zelfde maximale aantal punten: 160 :20 = 8
40 – 80 punten

Er zijn nog veel situaties en voorvallen waar jij geen grip op hebt of gewoonweg niet ziet. Je emotionele intelligentie is nog niet echt ontwikkeld. Doe je best om jezelf in anderen te verplaatsen en begrip te hebben voor mensen die anders zijn dan jij. Emoties laten zien aan anderen kan ook zonder een watje of een zacht ei te zijn. Denk aan de Gouden Regel: Behandel je medemens zoals je zelf graag behandeld wilt worden. Probeer ook je eigen gevoelens op een rij te krijgen en laat het tot je doordringen dat problemen oplossen minder energie kost, dan er over te tobben. 81 – 120 punten
Je bent aardig op weg, maar het ontbreekt je misschien nog wel een beetje aan medeleven en inleving bij andere mensen. Denk eens na over het accepteren van mensen die er andere ideeën op na houden. Luister naar wat anderen te vertellen hebben en doe dat op een manier zoals jij het prettig zou vinden, als je zelf wat te vertellen hebt. Vergeet niet: je krijgt wat je geeft, en je bent wat je denkt! Houdt in de gaten dat dilemma's er zijn om opgelost te worden, ga ze niet uit de weg. Pak je probleem bij de staart en actie! Tobben is een eindeloze hobby voor heel veel mensen. 121 - 160
Jouw EQ is goed tot zeer goed ontwikkeld. Dingen als: begrip, medeleven, aandacht en onvoorwaardelijke liefde of vriendschap zijn jou niet vreemd. Probeer dit vast te houden ook al wordt je regelmatig teleurgesteld in mensen. Geef ze de kans en vooral de tijd om jou voorbeeld te volgen. Ook al lijkt het alsof je gedrag geen effect heeft op anderen, weet dan dat er altijd iets van blijft hangen bij die persoon. Elke vraag met het zelfde antwoord beantwoorden werkt niet: Elke vraag “Waar”: 28 punten, elke vraag “Beetje waar”: 56 punten, elke vraag “niet waar”: 52 punten
Ik heb deze test op 10 verschillende manieren uitgevoerd en kreeg verschillende antwoorden waaruit ik het volgende kon concluderen: - Mensen met een grote zintuiglijke gevoeligheid (sensitiviteit) bij hun gevoelens zijn in staat tot beter ontwikkeling van hun praktische intelligentie. Zij beslissen bijvoorbeeld beter welke baan te kiezen of welke partner ze moeten huwen. - Gevoelens zodanig hanteren dat ze positief zijn voor het leven. Mensen die slecht erin slagen gevoelens van angst, depressie en irritatie af te weren hebben veel minder energie ter beschikking voor productieve doelen. En zijn dus in staat meer te bereiken met hun kennis. - Het herkennen van emoties in anderen. Mensen die beter in de gaten hebben welke subtiele sociale tekenen aangeven wat een ander nodig heeft, maakt hen betere leraren of verkopers. Dit werd al eerder gezegd als Empathie, een van de eerste EQ vaardigheden. Kans berekeningen totale intellect in de praktijk : (IQ + EQ) : 2 want een IQ telt minstens zwaar als een EQ en dit antwoord geeft een gegeneraliseerde mogelijke praktische uitslag van “ware intelligentie”, variërende van 70 tot ± 140. IQ EQ((60+80):2) EQ((81+120):2) EQ((121+160):2) 70 + 70 = 70 70 + 100,5 = 85,25 70 + 140,5 = 105,25
80 + 70 = 75 80 + 100,5 = 90,25 80 + 140,5 = 110,25
90 + 70 = 80 90 + 100,5 = 95,25 90 + 140,5 = 115,25
100 + 70 = 85 100 + 100,5 = 100,25 100 + 140,5 = 120,25
110 + 70 = 90 110 + 100,5 = 105,25 110 + 140,5 = 125,25
120 + 70 = 95 120 + 100,5 = 110.25 120 + 140,5 = 130,25
130 + 70 = 100 130 + 100,5 = 115,25 130 + 140,5 = 135,25
140 + 70 = 105 140 + 100,5 = 120.25 140 + 140,5 = 140,25
Om deze getallen in groepen te verwerken, kom je meteen problemen tegen: Een gemiddelde van 2 getallen op heel veel verschillende manieren te behalen, zodat je nooit kan zeggen of iets aangetoond kan worden door het eerste getal, of door het 2e . Voorbeeld: 5+5 = 10 10:2 = 5, 6+4= 10 10:2 = 5, 8+2 =10 10:2= 5. Daarentegen kun je met een duidelijke grafiek beschrijven dat een hoog IQ in combinatie met een hoog EQ vaak in de praktijk leid tot een succesvol intellect. Zoals blijkt zijn de hierboven genoemde getallen duidelijk een combinatie van 2 duidelijk lichamelijke functies, in de psychologie worden deze weergegeven door de 2 hersenhelften. Hier volgt een opsomming van functies van de verschillende hersenhelften. Dit om een ongeveer beeld te krijgen van de verschillende taken van het menselijk brein en de communicatie tussen elkaar. Linker Hersenhelft: Denken: Rechtlijnig, abstract, analyserend

Kennis: Rationeel, logisch
Taal: Veel woordkennis, goede grammatica. Tijdsbesef: Geordend -> ‘bijvoorbeeld in seconden’ Specialisatie: Rekenen, lezen, schrijven, bewegen en voelen. Ruimtelijke oriëntatie: Nogal slecht Rechter Hersenhelft: Denken: Toegepast maar toch overizcht houdend. Kennis: Intuïtief, artistiek
Taal: Geen grammatica maar beeldspraak. Tijdsbesef: ‘voelt’ hoe lang iets duurt. Specialisatie: Muziek, dromen, fantasie, goede herkenning van gezichten en emoties
Ruimtelijke oriëntatie: Heel goed, ook bij 3d-vormen. 4. Conclusie Ik concludeer dat Intelligentie een relatief begrip is,bij het vaststellen moet je oppassen omdat het “ware toegepaste Intellect” per persoon verschillend is ook al scoren deze personen hetzelfde aantal punten op éénzelfde IQ test. IQ is te vergelijken met Energie, energie is de mogelijkheid arbeid te verrichten. Maar hoe je energie dan precies moet voorstellen weet niemand. Wel kun je je er een beeld van vormen door te kijken naar tot wat energie allemaal in staat is: elektrische energie kan een elektromotor laten draaien en een gloeilamp laten branden, chemische energie laat een batterij werken. Wij mensen kunnen direct zeggen of er in een bepaalde situatie energie in het spel is of niet, maar het fenomeen zelf kunnen we niet snappen. Wat intelligentie concreet is weet niemand, wel kunnen we duidelijk zien dat de ene persoon meer intellect heeft dan de andere, maar we kunnen het nergens waterdicht mee bepalen.(althans dat heb ik duidelijk proberen te maken met deze praktische opdracht) Omdat echte intelligentie afhangt van een heleboel omstandigheden: intellectuele vaardigheden, zoals persoonlijke vaardigheden (bijvoorbeeld: omgang met andere mensen) zijn daarbij een belangrijk vereiste. Ik heb ook kunnen concluderen, leren dat hoogbegaafdheid helemaal niet zo’n “geschenk” zoals veel mensen denken. Omdat men alleen de “geteste intelligentie” ziet en niet de emotionele en sociale vaardigheden, verloop van zo’n hoogbegaafd persoon meerekenen. Ook heb ik op kunnen maken uit verslagen van critici dat de meeste testen niet een concrete uitslag geven omdat bij punten bepaling altijd met gemiddelden gerekend wordt. Verder vond ik het wel heel erg leuk om aan deze Praktische opdracht te werken. Omdat ik een combinatie van wiskunde met psychologie en andere gedragstheorieën geel erg fascinerend vind. Ik dacht ook aan het begin nooit 10 pagina’s te kunnen vullen, nu zijn het er bij elkaar met 3 plaatjes alsnog 13 geworden. Ik vind het nu naderhand misschien wel heel erg jammer dat ik met deze PO het vak wiskunde voor de rest van mijn schoolcarrière afsluit. 5. Literatuurlijst http://jasss.soc.surrey.ac.uk/3/1/forum/1.html
http://www.praktischeopdracht.nl
http://www.nrchandelsblad.nl
http://proto.thinkquest.nl
http://www.hbboek.nl/IQ-gedachten.htm
http://www.kuleuven.ac.be/admin/al/niv3pbis/AL09-10.htm
http://home-4.tiscali.nl/~t535045/ix228db.htm#tt3721.htm
http://www.goodfeeling.nl/default.htm - zoeken op EQ

http://www.websitemaker.kennisnet.nl/probladel/339128.htm
Wiskundeboek Getal en Ruimte: Hoofdstuk 4 - Standaard deviatie
Hoofdstuk 1 - Boek 2 Lineaire formules

REACTIES

F.

F.

vraag; U schrijft ergens in je stuk, ik citeer: Men gaat er van uit dat er geen grote veranderingen meer in het IQ komen, tenzij deze persoon een bepaalde zenuwziekte of hersenbloeding etc. krijgt."
kunt u mij aangeven uit welke onderzoekn blijkt dat het iq van iemand na een hersenbloeding kan veranderen?

16 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.