In dit werkstuk was het de bedoeling de lezer een beeld te geven van feministische actiegroeperingen binnen het nastreven van vrouwenemancipatie in Nederland.
Ik vind het persoonlijk een educatief onderwerp, want het zet je aan het denken en daarbij is het actueel, want veel vrouwen worden vandaag de dag nog steeds niet gelijkwaardig behandeld.
Omdat het onderwerp ‘feminisme’ behoorlijk groot is heb ik me beperkt tot een klein gedeelte binnen dit onderwerp, dat wel van essentieel belang was voor de huidige levenstand voor vrouwen in Nederland. Ik heb het natuurlijk over de Dolle Mina’s en de Man Vrouw Maatschappij. Deze actiegroeperingen hebben veel teweeggebracht en het leek me interessant om hier meer over te weten komen.
Om u een informatief beeld van de periode te geven heb ik dit werkstuk verdeeld in drie essentiële deelvragen, die samen antwoord geven op de onderzoeksvraag.
Onderzoeksvraag:
· Wat voor invloed hebben feministische actiegroepen gehad op de Nederlandse samenleving vanaf 1960 tot op heden?
Deelvragen:
· Hoe was de positie van de vrouw vóór het ontstaan van deze radicale feministische actiegroepen?
· Wat waren de doeleinden van de actiegroepen Dolle Mina’s en Man Vrouw Maatschappij in de jaren ’60 en hoe dachten ze die te verwezenlijken?
· Wat merken we vandaag nog van deze doeleinden?
Tot slot wil ik u mededelen dat de PO naar mijn mening geslaagd is en ik hoop op dezelfde respons uwerzijds.
Ik wens u veel leesplezier!
-Hoe was de positie van de vrouw vóór het ontstaan van deze radicale feministische actiegroepen?
Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw kwam de industrialisatie op gang in Nederland. Doordat de fabriekslonen erg laag uitvielen waren zowel vrouw als kind genoodzaakt mee te werken om zichzelf in eten en onderkomen te kunnen voorzien. Aan het einde van de 19e eeuw werden er regels en maatregelen opgesteld voor vrouwen en kinderen werkend in een fabriek. Zij mochten ’s avonds en op zondagen niet werken. Na een tijdje werden deze arbeidersgezinnen verder geholpen door voor de vrouw des huizes huishoudcursussen te verstrekken. Hierop volgde (met moeite) de huishoudscholen, die als doel hadden de vrouw kennis bij te brengen over het runnen van een huishouden. De mannen waren in die tijd in vel protest tegen deze scholen.
De maatschappelijke positie van de vrouw werd bepaald door die van de man. Want toen de fabriekslonen wat verhoogde en alles wat stabiliseerde, viel de rolverdeling weer terug in het oude patroon van voor de revolutie. Er werd volledig geleefd op het inkomen van de heer des huizes en de vrouw van toen deed het huishouden en verzorgde de kinderen. Kortom het arbeidsproces van de vrouw verliep enorm traag. Eigenlijk kan men een onderscheidt maken tussen de twee groepen vrouwen levende binnen deze samenleving: de fabrieksvrouw en de vrouw uit de gegoede burgerij. Hoe fabrieksvrouwen leefden staat hierboven al vermeldt. De vrouw uit de gegoede burgerij had, ondanks dat ze zich bezig hield met huishouden, zeeën van tijd. Ze gaf alleen de taken op aan de knechten en dienstmeisjes die vervolgens alles in uitvoering brachten. Zelf hoefde ze dus eigenlijk niks te doen. Volgens de Nederlandse wet van toen hadden vrouwen geen burgerrechten, waren ze niet in staat te werken en had de man volledig zeggenschap over zijn vrouw en haar bezit. Wanneer de vrouw bijv. producten wilden verkopen, had ze toestemming nodig van haar man. In 1 zin gezegd, de vrouw werd handelsonbekwaam verklaard. In het onderwijs werden vrouwen ook alleen maar tegengewerkt, want na de basisschool was er geen mogelijkheid voor meisjes om een vervolgopleiding te doen, deze waren namelijk alleen toegankelijk voor jongens. Genoeg zaken dus om over in opstand te komen.
Omstreeks 1870 begon de eerste feministische golf dan ook, deze duurde voort tot ongeveer 1919. De belangrijkste punten voor demonstraties en opstanden draaiden om o.a. de strijd om (goedbetaald) werk voor vrouwen, beter onderwijs, kiesrecht, en erkenning en financiële steun van onwettige kinderen door hun vaders. Ook de nodige partijen kwamen tot stand. Bijv. De Vrije Vrouwen Vereniging (VVV), opgericht door Wilhelmina Drucker en Alleta Jacobs ( eerste vrouw die medicijnen ging studeren aan de universiteit). Deze vereniging was de eerste vereniging die aanduidde dat de ondergeschikte positie een maatschappelijk probleem was. Om hun boodschap duidelijk kenbaar te maken schreven ze o.a. brieven naar de Tweede Kamer en deden aan spreekbeurten voor belangstellende. Een andere vereniging met dezelfde oprichters was De Verenging voor Vrouwenkiesrecht (VvVk). Later in de Nederlandse Bond voor Vrouwenkiesrecht verandert. In 1917 kregen vrouwen passief stemrecht. Dat betekende dus dat ze zich verkiesbaar konden opstellen om de politiek in te kunnen gaan. Dat was natuurlijk een hele vooruitgang en uiteindelijk kregen deze partijen het voor elkaar 7 vrouwen het parlement in te werken. In 1918 werd Suze Groeneweg (SDAP) de eerste vrouw in de Tweede Kamer.
In 1919 tekende Koningin Wilhelmina een wet die ervoor zorgde dat alle vrouwen volledig kiesrecht konden krijgen. Gevolg? In 1922 zaten er 7 vrouwen in de Tweede Kamer!
In de tweede wereldoorlog werd er ook wel werk verricht door de vrouw. De man moest het leger in, dus het mannenwerk moest overgenomen worden. Vooral als conducteur en postbode was er volop werk te vinden. Ook de vrouwen in verzet verrichtten meerdere diensten, zoals illegale kranten verspreiden en het smokkelen van wapens. Verdere opstanden en demonstraties betreffende vrouwenemancipatie bleven zeer beperkt.
Na de tijd van de oorlogen pas in de jaren ’60 begon de vrouwenrechtenstreving al weer te ontwaken.
1956 was het jaar van alle opheffingen, de handelsonbekwaamheid bijv. werd opgeheven en zo werd het mogelijk om voor gehuwde vrouwen tijdens hun huwelijk ook gewoon te werken Ook mochten ze gaan werken als ambtenaar en lerares. Verder werd Marga Klompé in dit jaar minister van Maatschappelijk werk en daarmee de eerste vrouwelijke minister. Ook op het gebied van voortplanting (of antivoortplanting) was de nodige verandering merkbaar. In 1964 was het mogelijk om anticonceptiemiddelen voor vrouwen te halen bij de dokter. Door de pil kon de vrouw zelf bepalen of ze zwanger wilde worden of niet en was seks niet alleen bedoeld om kinderen te verwekken.
Drie jaar hierna wordt de Nederlandse vrouw er op attent gemaakt dat haar eindbestemming niet anders zal zijn dan dat van vrouw en moeder, maar dat ze daarnaast toch met moeite de maatschappelijke ladder kan beklimmen.’’Waarom kan een vrouw geen meisje voor halve dagen thuis zijn en een halve dag part-time gaan werken in het onderwijs of waar dan ook?’’ (Bron: Hervormd Nederland, 31 oktober 1987, pagina 27) Joke Smit had de oplossing voor dit probleem: algemene arbeidsverkorting. Het werd op die manier mogelijk parttime te gaan werken zodat de aandacht tussen gezin en werk goed te verdelen was voor zowel man als vrouw. Het artikel waarin dit probleem aan het daglicht werd gesteld haalde de politieke agenda en werd tevens centraal gesteld in de tweede feministische golf. De maatschappelijke positie van de vrouw was in het begin van de 19e eeuw niet best. Gelukkig kwam hier verbetering in, maar de verbetering was klein.
-Wat waren de doeleinden van de actiegroepen Dolle Mina en Man Vrouw Maatschappij in de jaren ’60 en hoe dachten ze die te verwezenlijken?
De periode 1965 –1975 was een periode waarin veel dingen veranderden, vooral voor vrouwen. Het arbeidsverbod en de handelingsonbekwaamheid van getrouwde vrouwen was afgeschaft. Daarmee hadden vrouwen en mannen gelijke rechten gekregen. Vrouwen hadden o.a. kiesrecht en bijna niemand trok in het openbaar nog in twijfel dat mannen en vrouwen gelijkwaardig waren. Ook in de politiek was de positie van de vrouw verbeterd. De meisjes en vrouwen begonnen hun achterstand in het onderwijs snel in te lopen en toen pas zagen de beter opgeleide vrouwen overal om zich heen hoeveel ongelijkheid er eigenlijk nog was; zo werkte maar een kleine minderheid van de gehuwde vrouwen, 83% van de bevolking vond zelfs dat een moeder met kinderen niet hoorde te werken.
Maar de emancipatie van de vrouw was nog niet helemaal voltooid. Er ontstond onvrede onder de vrouwen en nieuwe actiegroepen. Er was nog steeds ongelijkheid tussen man en vrouw op het gebied van werk, kinderopvang en zelfstandigheid. De ideeën van de Nederlanders op het gebied van normen en waarden voor het gezin waren niet veranderd. De vrouw werd veel zelfstandiger en onafhankelijker, maar er waren veel politieke partijen die dit tegenwerkte. De vrouwen hadden vooral last van de gezinspolitiek, waarin de vrouw ondergeschikt was aan de man en de huishoudelijke taken op zich moest nemen.
De zorg voor de kinderen en het huishouden bleef voor het grootste deel verantwoordelijk voor de vrouw en dat thuiszitten werkte steeds meer vrouwen op de zenuwen. En ook al hadden vrouwen een goede baan, ze kregen meestal minder betaald voor hetzelfde werk dat mannen ook deden. Iemand moest hier iets van zeggen en er moest iets aan gedaan worden.
De eerste die opkwam voor de vrouwen en die er iets over durfde te zeggen was Joke Smit, die voorbeeld nam aan de actiegroepen Nozems en Provo. Zij beschreef de situatie in haar artikel ‘Het onbehagen van de vrouw’ in 1967. Zij schreef over haar eigen ervaringen als vrouw en als werkende moeder met jonge kinderen. haar conclusie was dat de vrouwenemancipatie nog lang niet voltooid was. Wilden mannen en vrouwen écht gelijke kansen krijgen, dan moest het huwelijk grondig veranderen. Mannen moesten een taak in het huishouden krijgen en korter gaan werken. Er moesten meer crèches komen etc. Veel vrouwen dachten hier hetzelfde over en het artikel van Joke Smit werd het startsein voor de tweede feministische golf.
In 1968 richtte Joke Smit samen met Hedy d’Ancona de actiegroep Man Vrouw Maatschappij (MVM) op. Deze groep richtte zich vooral op wettelijke verbeteringen. MVM probeerde haar doel te bereiken door het samenstellen van rapporten die vervolgens aan politici werden aangeboden. MVM eiste gelijke lonen voor mannen en vrouwen, een verbod op seksediscriminatie, grotere onderwijskansen voor meisjes en legalisering van abortus, mannen en vrouwen moesten de huishoudelijke taken eerlijk verdelen. Ook moesten overheid en bedrijfsleven vrouwen helpen bij het vinden van een passende baan, als bleek dat bij het solliciteren dat mannen en vrouwen even geschikt waren, dan zou de vrouw voorrang moeten krijgen (positieve discriminatie).
Een organisatie die op een andere en meer opvallende manier de positie van vrouwen wilde verbeteren was de actiegroep Dolle Mina, opgericht in 1969. de naam Dolle Mina komt van een bekend feministe van voor de Eerste Wereldoorlog: Wilhelmina Drucker. Dolle Mina wilde in principe hetzelfde als MVM, maar pakte de zaken heel anders aan. Volgens Dolle Mina was MVM een clubje deftige dames. MVM bestond uit dertigers, Dolle Mina uit studentes en andere leden van de protestgeneratie. Dolle Mina vond dan ook dat de achterstelling van de vrouw alleen door een revolutionaire verandering kon worden opgeheven. MVM stak veel energie in onderzoek, publicaties en contacten met de politiek, terwijl Dolle Mina zich richtte op ludieke acties die de aandacht van de media trokken. Een van de aanleidingen voor het ontstaan van Dolle Mina was de Maagdenhuisbezetting, waarbij de vrouwen alleen goed waren voor het koffiezetten, broodjes smeren en het typewerk. Zo staken ze bij hun eerste acties voor het standbeeld van Wilhelmina Drucker corsetten in brand (symbolen van vrouwelijke onderdrukking).
In tegenstelling met sommige andere emancipatiebewegingen is voor Dolle Mina niet de belangrijkste tegenstelling die tussen man en vrouw, maar tussen rijk en arm, kanshebbers en daklozen. Dolle Mina eiste gelijke opvoeding voor jongens en meisjes; voorlichting over seksualiteit; meer en gratis opvangtehuizen, peuterspeelzalen etc; recht op gelijk werk en gelijk loon; recht op uitkering naar keuze voor man of vrouw na de bevalling gedurende 2 tot 6 maanden; en de abortuskwestie, een bekende actie van Dolle Mina was ‘baas in eigen buik’. De Dolle Mina’s trokken hun kleren omhoog waardoor hun buik zichtbaar werd en waar op stond geschreven ‘baas in eigen buik’. Daarmee wilden ze aangeven dat vrouwen zelf mochten beslissen of ze een abortus wilden begaan. Naast de abortuskwestie vroeg de vrouwenbeweging aandacht voor het probleem van onderdrukking binnen het huwelijk. Om vrouwen van dat probleem bewust te maken, werden vanaf 1971 overal vrouwenhuizen en vrouwenpraatgroepen opgericht.
De Dolle Mina’s vonden het ook erg vervelend dat ze vaak werden gezien als ‘lustobject’, daarom besloten ze dat het ook wel eens omgedraaid mocht worden. Waarom zouden alleen mannen vrouwen na mogen fluiten? Daarom werd er besloten mannen ook na te fluiten wanneer ze langsliepen.
Na een tijdje groeide de werkgelegenheid ook voor vrouwen en ontstond er een probleem; het tekort aan crèches. Daarom besloten de Dolle Mina’s een grote box met baby’s midden op straat te zetten, zo wilde ze duidelijk maken dat er een tekort was aan crèches.
Maar de belangrijkste actie (vanaf 1965 - tot halverwege de jaren 80) die de Dolle Mina’s op hun naam hadden staan was toch wel de actie voor abortus: BAAS IN EIGEN BUIK! Vrouwen liepen met deze leus op hun buik rond met als doel zelf te mogen beslissen over wanneer kinderen te krijgen en ook wanneer ze op te voeden. Zelf het besluit nemen wanneer je een baby wilde was zeer belangrijk volgens deze feministen.
-Wat merken we vandaag nog van deze doeleinden?
Sinds de MVM en de Dolla Mina’s is er veel veranderd. Zeker de manier waarop de maatschappij tegen vrouwen aankijkt. De vrouw is niet meer ondergeschikt aan de man, maar zijn juist in veel opzichten gelijk(er) geworden aan mannen. Vrouwen zijn vooral zelfstandiger geworden.
Feitelijke gegevens:
· Van alle vrouwen werkt 51% tenminste 12 uur per week. Bij de mannen is dit 75 %. Van alle vrouwen die werken, werkt 67% in deeltijd. Van de werkende mannen werkt 15% in deeltijd. In andere EU-landen liggen deze percentages veel lager.
· Er bestaat nog wel een scheiding tussen mannen- en vrouwenberoepen. Vrouwen werken in de gezondheid- en welzijnszorg of in de handel. Mannen werken in de bouw, industrie, handel of zakelijke dienstverlening.
· 70 % van de werkende vrouwen blijft na de geboorte van hun eerste kind werken, al is het wel minder uren.
· De meeste mannen besteden weinig tijd aan huishoudelijk werk. 52% van de mannen besteedt minder dan een kwartier per week tijd aan de volgende dingen: koken, afwassen, schoonmaken, wassen en strijken, en boodschappen doen.
· Mannen en vrouwen met een hogere opleiding werken in gelijke mate. Laag opgeleide vrouwen hebben het minst vaak een baan, vooral met (jonge) kinderen.
· Lage banen (dat is minder dan 12 uur per week) komen het meest voor onder de laag opgeleide vrouwen.
In Nederland zijn de meeste vrouwen die in deeltijd werken, als je het vergelijkt met andere EU-landen. In geen enkel ander land is het percentage zo hoog. Nederland zit ruim het dubbele boven het EU-gemiddelde. Na Nederland volgen het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Duitsland en Denemarken. Overigens is het aantal mannen dat in deeltijd werkt ook bovengemiddeld.
(Bron: www.cbs.nl)
Helaas worden vrouwen, na alles wat er is gebeurd, nog steeds niet helemaal gezien als gelijke aan de man. De vrouw is dan wel zelfstandiger geworden, maar het traditionele rollenpatroon is haast niet veranderd. Het item feminisme is dus nog steeds actueel. Het gaat daarbij niet om klagende vrouwen, maar om klagende kwesties waar vrouwen mee te maken hebben; er wordt in deze tijd veel gediscussieerd over de ‘dubbele taken’ van de vrouw. Vrouwen gaan weliswaar werken, maar er wordt van hun verwacht dat zij het grootste deel van de opvoeding op zich nemen. Het gezin is nog altijd de taak van de vrouw gebleven. Deeltijdwerken is meestal alleen mogelijk in de lagere functies, in hogere functies is dit niet mogelijk of wordt je uitgesloten van carrièmogelijkheden. In lagere functies deeltijdwerken betekend dus dat je niet economisch afhankelijk kunt zijn, omdat het te weinig verdient.
De gemiddelde Nederlander houdt nog steeds vast aan de traditionele normen en waarden waarin de man de kost verdient en de vrouw zorgt voor het huishouden en opvoeding van de kinderen en het zal moeilijk zijn om deze rollenpatronen te doorbreken.
Conclusie:
-Wat voor invloed hebben actiegroepen zoals de MVM en de Dolle Mina’s gehad op de Nederlandse samenleving vanaf 1960 tot op heden?
Voor het ontstaan van de radicale feministische actiegroepen was de positie van de
vrouw ondergeschikt aan die van de man. De vader moest het geld verdienen en de moeder moest thuis zitten, het huishouden doen en de kinderen opvoeden. Meisjes werden voorbereid op het moederschap. Zij moesten breien, naaien en helpen met de afwas en andere huishoudelijke taken doen. De vrouw was niet zelf in staat om handelingen te verrichten en keuzes maken en hier hadden ze schoon genoeg van en begonnen in opstand te komen.
Aangezien Nederland in de jaren 1950-1970 een moderne consumptiemaatschappij werd en de mensen meer geld hadden om uit te geven, ontwikkelde zich een aparte cultuur die zich afzette tegen de normen en waarden.
Vrouwen begonnen hun eisen te stellen en kwamen voor hun zelfstandigheid op: de MVM richtte zich vooral op wettelijke verbeteringen, terwijl de Dolle Mina’s hun doeleinden verwezenlijken d.m.v. ludieke acties.
De invloed van deze feministische actiegroepen is heel groot geweest. De moderne vrouw, zeker in Nederland, is nu zelfstandig en niet meer afhankelijk van de man.
De vrouw is ook zeker niet meer ondergeschikt of minder dan de man. Het is nu normaal dat meisjes gaan studeren en dezelfde kansen hebben als jongens.
Toch werken vrouwen vaak in deeltijd, omdat ze de verantwoordelijkheid van de opvoeding van de kinderen op zich nemen. Ook is het gezin de taak van de moeder gebleven.
De positie van de vrouw is dus zeker verbeterd en tot op de dag van vandaag zijn er nog steeds feministische instellingen die zich inzetten voor de positie van de vrouw.
“De positie van de vrouw is enorm verbeterd, maar er zullen altijd wel verschillen blijven bestaan tussen mannen en vrouwen. Een vrouw is immers nooit een echte man en een man nooit een echte vrouw. Wanneer die verschillen door beide partijen geaccepteerd zullen worden is het pad vrij naar de echte gelijkheid; de gelijkheid tussen man en vrouw.”
Ik vind het persoonlijk een educatief onderwerp, want het zet je aan het denken en daarbij is het actueel, want veel vrouwen worden vandaag de dag nog steeds niet gelijkwaardig behandeld.
Omdat het onderwerp ‘feminisme’ behoorlijk groot is heb ik me beperkt tot een klein gedeelte binnen dit onderwerp, dat wel van essentieel belang was voor de huidige levenstand voor vrouwen in Nederland. Ik heb het natuurlijk over de Dolle Mina’s en de Man Vrouw Maatschappij. Deze actiegroeperingen hebben veel teweeggebracht en het leek me interessant om hier meer over te weten komen.
Om u een informatief beeld van de periode te geven heb ik dit werkstuk verdeeld in drie essentiële deelvragen, die samen antwoord geven op de onderzoeksvraag.
· Wat voor invloed hebben feministische actiegroepen gehad op de Nederlandse samenleving vanaf 1960 tot op heden?
Deelvragen:
· Hoe was de positie van de vrouw vóór het ontstaan van deze radicale feministische actiegroepen?
· Wat waren de doeleinden van de actiegroepen Dolle Mina’s en Man Vrouw Maatschappij in de jaren ’60 en hoe dachten ze die te verwezenlijken?
· Wat merken we vandaag nog van deze doeleinden?
Tot slot wil ik u mededelen dat de PO naar mijn mening geslaagd is en ik hoop op dezelfde respons uwerzijds.
Ik wens u veel leesplezier!
-Hoe was de positie van de vrouw vóór het ontstaan van deze radicale feministische actiegroepen?
Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw kwam de industrialisatie op gang in Nederland. Doordat de fabriekslonen erg laag uitvielen waren zowel vrouw als kind genoodzaakt mee te werken om zichzelf in eten en onderkomen te kunnen voorzien. Aan het einde van de 19e eeuw werden er regels en maatregelen opgesteld voor vrouwen en kinderen werkend in een fabriek. Zij mochten ’s avonds en op zondagen niet werken. Na een tijdje werden deze arbeidersgezinnen verder geholpen door voor de vrouw des huizes huishoudcursussen te verstrekken. Hierop volgde (met moeite) de huishoudscholen, die als doel hadden de vrouw kennis bij te brengen over het runnen van een huishouden. De mannen waren in die tijd in vel protest tegen deze scholen.
De maatschappelijke positie van de vrouw werd bepaald door die van de man. Want toen de fabriekslonen wat verhoogde en alles wat stabiliseerde, viel de rolverdeling weer terug in het oude patroon van voor de revolutie. Er werd volledig geleefd op het inkomen van de heer des huizes en de vrouw van toen deed het huishouden en verzorgde de kinderen. Kortom het arbeidsproces van de vrouw verliep enorm traag. Eigenlijk kan men een onderscheidt maken tussen de twee groepen vrouwen levende binnen deze samenleving: de fabrieksvrouw en de vrouw uit de gegoede burgerij. Hoe fabrieksvrouwen leefden staat hierboven al vermeldt. De vrouw uit de gegoede burgerij had, ondanks dat ze zich bezig hield met huishouden, zeeën van tijd. Ze gaf alleen de taken op aan de knechten en dienstmeisjes die vervolgens alles in uitvoering brachten. Zelf hoefde ze dus eigenlijk niks te doen. Volgens de Nederlandse wet van toen hadden vrouwen geen burgerrechten, waren ze niet in staat te werken en had de man volledig zeggenschap over zijn vrouw en haar bezit. Wanneer de vrouw bijv. producten wilden verkopen, had ze toestemming nodig van haar man. In 1 zin gezegd, de vrouw werd handelsonbekwaam verklaard. In het onderwijs werden vrouwen ook alleen maar tegengewerkt, want na de basisschool was er geen mogelijkheid voor meisjes om een vervolgopleiding te doen, deze waren namelijk alleen toegankelijk voor jongens. Genoeg zaken dus om over in opstand te komen.
In 1919 tekende Koningin Wilhelmina een wet die ervoor zorgde dat alle vrouwen volledig kiesrecht konden krijgen. Gevolg? In 1922 zaten er 7 vrouwen in de Tweede Kamer!
In de tweede wereldoorlog werd er ook wel werk verricht door de vrouw. De man moest het leger in, dus het mannenwerk moest overgenomen worden. Vooral als conducteur en postbode was er volop werk te vinden. Ook de vrouwen in verzet verrichtten meerdere diensten, zoals illegale kranten verspreiden en het smokkelen van wapens. Verdere opstanden en demonstraties betreffende vrouwenemancipatie bleven zeer beperkt.
Na de tijd van de oorlogen pas in de jaren ’60 begon de vrouwenrechtenstreving al weer te ontwaken.
1956 was het jaar van alle opheffingen, de handelsonbekwaamheid bijv. werd opgeheven en zo werd het mogelijk om voor gehuwde vrouwen tijdens hun huwelijk ook gewoon te werken Ook mochten ze gaan werken als ambtenaar en lerares. Verder werd Marga Klompé in dit jaar minister van Maatschappelijk werk en daarmee de eerste vrouwelijke minister. Ook op het gebied van voortplanting (of antivoortplanting) was de nodige verandering merkbaar. In 1964 was het mogelijk om anticonceptiemiddelen voor vrouwen te halen bij de dokter. Door de pil kon de vrouw zelf bepalen of ze zwanger wilde worden of niet en was seks niet alleen bedoeld om kinderen te verwekken.
Drie jaar hierna wordt de Nederlandse vrouw er op attent gemaakt dat haar eindbestemming niet anders zal zijn dan dat van vrouw en moeder, maar dat ze daarnaast toch met moeite de maatschappelijke ladder kan beklimmen.’’Waarom kan een vrouw geen meisje voor halve dagen thuis zijn en een halve dag part-time gaan werken in het onderwijs of waar dan ook?’’ (Bron: Hervormd Nederland, 31 oktober 1987, pagina 27) Joke Smit had de oplossing voor dit probleem: algemene arbeidsverkorting. Het werd op die manier mogelijk parttime te gaan werken zodat de aandacht tussen gezin en werk goed te verdelen was voor zowel man als vrouw. Het artikel waarin dit probleem aan het daglicht werd gesteld haalde de politieke agenda en werd tevens centraal gesteld in de tweede feministische golf. De maatschappelijke positie van de vrouw was in het begin van de 19e eeuw niet best. Gelukkig kwam hier verbetering in, maar de verbetering was klein.
-Wat waren de doeleinden van de actiegroepen Dolle Mina en Man Vrouw Maatschappij in de jaren ’60 en hoe dachten ze die te verwezenlijken?
De periode 1965 –1975 was een periode waarin veel dingen veranderden, vooral voor vrouwen. Het arbeidsverbod en de handelingsonbekwaamheid van getrouwde vrouwen was afgeschaft. Daarmee hadden vrouwen en mannen gelijke rechten gekregen. Vrouwen hadden o.a. kiesrecht en bijna niemand trok in het openbaar nog in twijfel dat mannen en vrouwen gelijkwaardig waren. Ook in de politiek was de positie van de vrouw verbeterd. De meisjes en vrouwen begonnen hun achterstand in het onderwijs snel in te lopen en toen pas zagen de beter opgeleide vrouwen overal om zich heen hoeveel ongelijkheid er eigenlijk nog was; zo werkte maar een kleine minderheid van de gehuwde vrouwen, 83% van de bevolking vond zelfs dat een moeder met kinderen niet hoorde te werken.
Maar de emancipatie van de vrouw was nog niet helemaal voltooid. Er ontstond onvrede onder de vrouwen en nieuwe actiegroepen. Er was nog steeds ongelijkheid tussen man en vrouw op het gebied van werk, kinderopvang en zelfstandigheid. De ideeën van de Nederlanders op het gebied van normen en waarden voor het gezin waren niet veranderd. De vrouw werd veel zelfstandiger en onafhankelijker, maar er waren veel politieke partijen die dit tegenwerkte. De vrouwen hadden vooral last van de gezinspolitiek, waarin de vrouw ondergeschikt was aan de man en de huishoudelijke taken op zich moest nemen.
De eerste die opkwam voor de vrouwen en die er iets over durfde te zeggen was Joke Smit, die voorbeeld nam aan de actiegroepen Nozems en Provo. Zij beschreef de situatie in haar artikel ‘Het onbehagen van de vrouw’ in 1967. Zij schreef over haar eigen ervaringen als vrouw en als werkende moeder met jonge kinderen. haar conclusie was dat de vrouwenemancipatie nog lang niet voltooid was. Wilden mannen en vrouwen écht gelijke kansen krijgen, dan moest het huwelijk grondig veranderen. Mannen moesten een taak in het huishouden krijgen en korter gaan werken. Er moesten meer crèches komen etc. Veel vrouwen dachten hier hetzelfde over en het artikel van Joke Smit werd het startsein voor de tweede feministische golf.
In 1968 richtte Joke Smit samen met Hedy d’Ancona de actiegroep Man Vrouw Maatschappij (MVM) op. Deze groep richtte zich vooral op wettelijke verbeteringen. MVM probeerde haar doel te bereiken door het samenstellen van rapporten die vervolgens aan politici werden aangeboden. MVM eiste gelijke lonen voor mannen en vrouwen, een verbod op seksediscriminatie, grotere onderwijskansen voor meisjes en legalisering van abortus, mannen en vrouwen moesten de huishoudelijke taken eerlijk verdelen. Ook moesten overheid en bedrijfsleven vrouwen helpen bij het vinden van een passende baan, als bleek dat bij het solliciteren dat mannen en vrouwen even geschikt waren, dan zou de vrouw voorrang moeten krijgen (positieve discriminatie).
Een organisatie die op een andere en meer opvallende manier de positie van vrouwen wilde verbeteren was de actiegroep Dolle Mina, opgericht in 1969. de naam Dolle Mina komt van een bekend feministe van voor de Eerste Wereldoorlog: Wilhelmina Drucker. Dolle Mina wilde in principe hetzelfde als MVM, maar pakte de zaken heel anders aan. Volgens Dolle Mina was MVM een clubje deftige dames. MVM bestond uit dertigers, Dolle Mina uit studentes en andere leden van de protestgeneratie. Dolle Mina vond dan ook dat de achterstelling van de vrouw alleen door een revolutionaire verandering kon worden opgeheven. MVM stak veel energie in onderzoek, publicaties en contacten met de politiek, terwijl Dolle Mina zich richtte op ludieke acties die de aandacht van de media trokken. Een van de aanleidingen voor het ontstaan van Dolle Mina was de Maagdenhuisbezetting, waarbij de vrouwen alleen goed waren voor het koffiezetten, broodjes smeren en het typewerk. Zo staken ze bij hun eerste acties voor het standbeeld van Wilhelmina Drucker corsetten in brand (symbolen van vrouwelijke onderdrukking).
In tegenstelling met sommige andere emancipatiebewegingen is voor Dolle Mina niet de belangrijkste tegenstelling die tussen man en vrouw, maar tussen rijk en arm, kanshebbers en daklozen. Dolle Mina eiste gelijke opvoeding voor jongens en meisjes; voorlichting over seksualiteit; meer en gratis opvangtehuizen, peuterspeelzalen etc; recht op gelijk werk en gelijk loon; recht op uitkering naar keuze voor man of vrouw na de bevalling gedurende 2 tot 6 maanden; en de abortuskwestie, een bekende actie van Dolle Mina was ‘baas in eigen buik’. De Dolle Mina’s trokken hun kleren omhoog waardoor hun buik zichtbaar werd en waar op stond geschreven ‘baas in eigen buik’. Daarmee wilden ze aangeven dat vrouwen zelf mochten beslissen of ze een abortus wilden begaan. Naast de abortuskwestie vroeg de vrouwenbeweging aandacht voor het probleem van onderdrukking binnen het huwelijk. Om vrouwen van dat probleem bewust te maken, werden vanaf 1971 overal vrouwenhuizen en vrouwenpraatgroepen opgericht.
De Dolle Mina’s vonden het ook erg vervelend dat ze vaak werden gezien als ‘lustobject’, daarom besloten ze dat het ook wel eens omgedraaid mocht worden. Waarom zouden alleen mannen vrouwen na mogen fluiten? Daarom werd er besloten mannen ook na te fluiten wanneer ze langsliepen.
Na een tijdje groeide de werkgelegenheid ook voor vrouwen en ontstond er een probleem; het tekort aan crèches. Daarom besloten de Dolle Mina’s een grote box met baby’s midden op straat te zetten, zo wilde ze duidelijk maken dat er een tekort was aan crèches.
Maar de belangrijkste actie (vanaf 1965 - tot halverwege de jaren 80) die de Dolle Mina’s op hun naam hadden staan was toch wel de actie voor abortus: BAAS IN EIGEN BUIK! Vrouwen liepen met deze leus op hun buik rond met als doel zelf te mogen beslissen over wanneer kinderen te krijgen en ook wanneer ze op te voeden. Zelf het besluit nemen wanneer je een baby wilde was zeer belangrijk volgens deze feministen.
-Wat merken we vandaag nog van deze doeleinden?
Sinds de MVM en de Dolla Mina’s is er veel veranderd. Zeker de manier waarop de maatschappij tegen vrouwen aankijkt. De vrouw is niet meer ondergeschikt aan de man, maar zijn juist in veel opzichten gelijk(er) geworden aan mannen. Vrouwen zijn vooral zelfstandiger geworden.
· Van alle vrouwen werkt 51% tenminste 12 uur per week. Bij de mannen is dit 75 %. Van alle vrouwen die werken, werkt 67% in deeltijd. Van de werkende mannen werkt 15% in deeltijd. In andere EU-landen liggen deze percentages veel lager.
· Er bestaat nog wel een scheiding tussen mannen- en vrouwenberoepen. Vrouwen werken in de gezondheid- en welzijnszorg of in de handel. Mannen werken in de bouw, industrie, handel of zakelijke dienstverlening.
· 70 % van de werkende vrouwen blijft na de geboorte van hun eerste kind werken, al is het wel minder uren.
· De meeste mannen besteden weinig tijd aan huishoudelijk werk. 52% van de mannen besteedt minder dan een kwartier per week tijd aan de volgende dingen: koken, afwassen, schoonmaken, wassen en strijken, en boodschappen doen.
· Mannen en vrouwen met een hogere opleiding werken in gelijke mate. Laag opgeleide vrouwen hebben het minst vaak een baan, vooral met (jonge) kinderen.
· Lage banen (dat is minder dan 12 uur per week) komen het meest voor onder de laag opgeleide vrouwen.
In Nederland zijn de meeste vrouwen die in deeltijd werken, als je het vergelijkt met andere EU-landen. In geen enkel ander land is het percentage zo hoog. Nederland zit ruim het dubbele boven het EU-gemiddelde. Na Nederland volgen het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Duitsland en Denemarken. Overigens is het aantal mannen dat in deeltijd werkt ook bovengemiddeld.
(Bron: www.cbs.nl)
Helaas worden vrouwen, na alles wat er is gebeurd, nog steeds niet helemaal gezien als gelijke aan de man. De vrouw is dan wel zelfstandiger geworden, maar het traditionele rollenpatroon is haast niet veranderd. Het item feminisme is dus nog steeds actueel. Het gaat daarbij niet om klagende vrouwen, maar om klagende kwesties waar vrouwen mee te maken hebben; er wordt in deze tijd veel gediscussieerd over de ‘dubbele taken’ van de vrouw. Vrouwen gaan weliswaar werken, maar er wordt van hun verwacht dat zij het grootste deel van de opvoeding op zich nemen. Het gezin is nog altijd de taak van de vrouw gebleven. Deeltijdwerken is meestal alleen mogelijk in de lagere functies, in hogere functies is dit niet mogelijk of wordt je uitgesloten van carrièmogelijkheden. In lagere functies deeltijdwerken betekend dus dat je niet economisch afhankelijk kunt zijn, omdat het te weinig verdient.
De gemiddelde Nederlander houdt nog steeds vast aan de traditionele normen en waarden waarin de man de kost verdient en de vrouw zorgt voor het huishouden en opvoeding van de kinderen en het zal moeilijk zijn om deze rollenpatronen te doorbreken.
-Wat voor invloed hebben actiegroepen zoals de MVM en de Dolle Mina’s gehad op de Nederlandse samenleving vanaf 1960 tot op heden?
Voor het ontstaan van de radicale feministische actiegroepen was de positie van de
vrouw ondergeschikt aan die van de man. De vader moest het geld verdienen en de moeder moest thuis zitten, het huishouden doen en de kinderen opvoeden. Meisjes werden voorbereid op het moederschap. Zij moesten breien, naaien en helpen met de afwas en andere huishoudelijke taken doen. De vrouw was niet zelf in staat om handelingen te verrichten en keuzes maken en hier hadden ze schoon genoeg van en begonnen in opstand te komen.
Aangezien Nederland in de jaren 1950-1970 een moderne consumptiemaatschappij werd en de mensen meer geld hadden om uit te geven, ontwikkelde zich een aparte cultuur die zich afzette tegen de normen en waarden.
Vrouwen begonnen hun eisen te stellen en kwamen voor hun zelfstandigheid op: de MVM richtte zich vooral op wettelijke verbeteringen, terwijl de Dolle Mina’s hun doeleinden verwezenlijken d.m.v. ludieke acties.
De invloed van deze feministische actiegroepen is heel groot geweest. De moderne vrouw, zeker in Nederland, is nu zelfstandig en niet meer afhankelijk van de man.
De vrouw is ook zeker niet meer ondergeschikt of minder dan de man. Het is nu normaal dat meisjes gaan studeren en dezelfde kansen hebben als jongens.
Toch werken vrouwen vaak in deeltijd, omdat ze de verantwoordelijkheid van de opvoeding van de kinderen op zich nemen. Ook is het gezin de taak van de moeder gebleven.
De positie van de vrouw is dus zeker verbeterd en tot op de dag van vandaag zijn er nog steeds feministische instellingen die zich inzetten voor de positie van de vrouw.
“De positie van de vrouw is enorm verbeterd, maar er zullen altijd wel verschillen blijven bestaan tussen mannen en vrouwen. Een vrouw is immers nooit een echte man en een man nooit een echte vrouw. Wanneer die verschillen door beide partijen geaccepteerd zullen worden is het pad vrij naar de echte gelijkheid; de gelijkheid tussen man en vrouw.”
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden