KCV P.O. ORPHEUS IN DE POËZIE
Door Tim Nieuwlands.
Gedicht zonder titel, door W. J. Otten.
Nog eenenveertig,
Dan belichaam jij.
Ik kijk omhoog.
Daar is het al dag,
hanekraaiblauw.
Nog ben je schim,
Blinde verdiept
In de schemering.
Wie ben jij
Die mij meenam,
Hoe ben jij
Zo je spinsel bent,
Even volstrekt
Als met de ogen dicht
Een cirkel is?
Zesentwintig nog.
Nu of nooit.
Je krijgt al stem,
Ik hoor althans
Een adem die je haalt.
Zolang ik volgde
Was je niet te zien –
Begeerte ontzielde je
Tot een beweging
Zonder gezicht
En ook die vervloeide
En toen vielen we
Vereenzelvigd elk
In onze eigen slaap
Nog elf. Of nooit?
Of nu. Kijk achterom.
Er is een kennis
Die bij daglicht niet
Te achterhalen is.
Afkijken wil ik van jou
De gelukzaligheid
Der gelukzaligheden,
Van opzien naar de ogen
Van de derde man –
De flits voordat ik jou
Ten volle daag.
(Afkomstig uit Synopsis werkboek B, origineel verschenen in ?)
Dit gedicht is niet opgedeeld in strofen, heeft geen duidelijk rijmschema , maar wel een redelijk regelmatig metrum. Dit was even een taalkundige inleiding, dan komt hier nu het echte verslag:
Volgens mij gaat dit gedicht over de tocht van Orpheus met Eurydice uit de onderwereld, nadat hij Hades heeft overgehaald Eurydice vrij te laten, op voorwaarde dat Orpheus niet om zou kijken. De dichter verplaatst zich in de Orpheus-figuur, en beschrijft de tocht vanuit de 1e persoon enkelvoud. De getallen die in dit gedicht voorkomen (eenenveertig, zesentwintig en elf) staan voor het aantal treden dat Orpheus en Eurydice nog moeten afleggen, voordat ze weer in de normale wereld zijn en Orpheus mag omkijken naar zijn geliefde Eurydice. Het feit dat Orpheus omkijkt en daarmee verantwoordelijk is voor de blijvende ondergang van Eurydice waardoor ze nooit meer uit de Onderwereld kan komen, kan ik niet expliciet vinden. Wel kon ik vinden dat Orpheus geneigd was om te kijken, en wel in de 28e en 29e regel, waarin staat:”Nog elf. Of nooit? Of nu. Kijk achterom” Ik denk dat “de derde man” zoals hij in regel 39 genoemd is, de god van de onderwereld Hades zijn. De eerste is dan Orpheus, en de tweede kan dan of de oppergod Zeus zijn, of de satyr die Eurydice letterlijk en figuurlijk de dood injoeg. Van die twee mogelijkheden lijkt mij het het waarschijnlijkste dat de tweede man de satyr is, ook al is dat geen echte man, maar een half man half geit wezen. Wat de kennis is die bij daglicht niet te achter halen is, vind ik niet echt duidelijk, maar het zou kunnen zijn dat men de goden niet moet tarten, altijd naar je verstand te luisteren, dat je andere mensen moet vertrouwen of dat liefde de dood tot op zekere hoogte kan overwinnen. Het woord hanekraaiblauw is volgens mij een verzinsel van de dichter zelf, die het waarschijnlijk wel een mooi woord vond om de blauwe lucht die boven de aarde hangt aan te duiden, als een kleur die men alleen maar kan zien nadat de haan gekraaid heeft. Met de woorden “Nog ben je schim, blinde verdiept in schemering. Wie ben jij die mij meenam, hoe ben jij zo je spinsel bent, even volstrekt als met de ogen dicht een cirkel is?” wil de dichter volgens mij duidelijk maken dat Eurydice nog een schim is, en dat Orpheus begint te denken wat voor wonderlijk wezen ze eigenlijk wel niet is. Orpheus denkt volgens mij zelfs even dat Eurydice een hallucinatie is, omdat er de woorden “zo je spinsel bent” staan. De spinsel zou dan een hersenspinsel oftewel hallucinatie gaan. Het zou ook kunnen dat de dichter duidelijk wil maken met de woorden “even volstrekt als met de ogen dicht een cirkel is?” dat Orpheus zeer veel van Eurydice houdt, dat hij haar zelfs ziet met zijn ogen dicht en dat ze samen een onafscheidelijk verbond vormen, dat met de twee helften bij elkaar gevoegd er uit ziet als een cirkel, zonder begin en zonder eind, en dat hun liefde eeuwig door zal gaan. Met de woorden “Je krijgt al stem, ik hoor althans een adem die je haalt” wordt duidelijk gemaakt dat Eurydice al aan het belichamen is en niet langer een ziel zal zijn. Het wekt ook de nieuwsgierigheid van Orpheus op, die onder andere daardoor omkijkt naar Eurydice. Twee andere redenen zijn dan dat hij Hades niet vertrouwt en dat hij niet kan wachten tot hij Eurydice weer kan zien en kan aanraken. Met “begeerte ontzielde je tot een beweging zonder gezicht” wordt bedoeld dat ze stierf door de begeerte van de satyr naar Eurydice, die daardoor op een giftige slang trapte en een dodelijke beet kreeg van het beest. De beweging zonder gezicht is de ziel van Eurydice die onderweg is gegaan naar de Onderwereld, om daar in het dodenrijk van de god Hades te gaan wonen. “de gelukzaligheid der gelukzaligheden” (in het boek overigens een spelfout) drukken nogmaals uit hoeveel Orpheus voor zijn geliefde Eurydice voelde. “de flits voordat ik jou ten volle daag.” aan het einde van het gedicht is in mijn opinie bedoeld om aan te geven dat Orpheus heeft omgekeken en Eurydice met een flits terugging naar de onderwereld, maar het zou net zo goed iets totaal anders kunnen zijn, dat ik alleen niet heb gevonden. Ik vond dit een mooi gedicht, vanwege de symboliek en de goedgekozen woorden van de dichter. Echt duidelijk wat de dichter bedoelde en wilde bereiken in en met zijn gedicht was het echter niet allemaal, maar dat is wel vaker zo bij gedichten. Ik vond dit gedicht een van de betere die in het boek stond, vandaar dat ik hem heb genomen. Ik had alleen van geen van die dichters uit het boek ooit gehoord, maar misschien komt dat door het feit dat ik niet zo heel veel dichters ken. Dat kan misschien weer komen doordat het gedicht niet zo heel veel aandacht krijgt, en dat kan weer komen doordat gedichten niet echt makkelijk zijn om te lezen en te begrijpen.
De praktische opdracht gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden