Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Verzorgingsstaat

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
Cijfer 6.9
143 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inhoud

Inleiding
Hoofdstuk 1 1.1 Wat houdt de verzorgingsstaat precies in?
Hoofdstuk 2 2.1 Wat ging er vooraf aan de verzorgingsstaat?
2.2 Wat is de aanleiding voor het ontstaan van de verzorgingsstaat?
2.3 Welke personen en politieke partijen speelden
hierin een belangrijke rol?
2.4 Wat veranderde er voor de burgers?
Hoofdstuk 3 3.1 Hoe heeft de verzorgingsstaat zich verder ontwikkeld?
3.2 Toekomst van de verzorgingsstaat?
Conclusie

Literatuurlijst

Inleiding

Ik doe deze praktische opdracht over de verzorgingsstaat omdat ik ben geïnteresseerd in de wederopbouw van Nederland na de tweede wereldoorlog, dit is een heel belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van Nederland en in de rest van de wereld. De Oorlog heeft nog steeds heel veel invloed op het dagelijkse leven. Veel oude (en soms ook jonge) mensen haatten nog steeds de Duitsers en je ziet nog vaak gebouwen met kogelgaten in de muren. Je wordt dus wekelijks nog geconfronteerd met deze oorlog. Ik vroeg me af waarom dat de Nederlandse Overheid deze zekerheden aan zijn burgers wilde geven en welke mensen en politieke partijen hier een grote invloed op hebben gehad. Ik begrijp niet goed hoe de politiek in Nederland in elkaar zit en hoop met het maken van dit werkstuk dat te kunnen veranderen omdat het toch wel erg belangrijk is. Ik ben steeds meer geïnteresseerd geraakt in politiek door Pim Fortuyn. Door hem raakte de ‘gewone’ mens ook bij de politiek betrokken. Door alle ophef rond hem en doordat hij zoveel in de media is gekomen zijn jongeren zich meer bezig gaan houden met de politiek. Ik denk dat deze man een enorme invloed heeft gehad op de politiek van tegenwoordig.

De hoofdvraag van mijn praktische opdracht luid:
Hoe en met welke redenen is de Verzorgingsstaat tot stand gekomen na de tweede wereldoorlog en wat houdt ‘de verzorgingsstaat’ precies in.

Hoofdstuk 1

1.1 Wat houdt de verzorgingsstaat precies in?

Een verzorgingsstaat is een staat waarin de overheid zich verantwoordelijk stelt voor het welzijn van de burgers. Dat wil dus zeggen dat wanneer een burger niet meer in staat is om geld te verdienen (en dus voor zichzelf te zorgen), de overheid voor je zal bijspringen en voor je zal ‘zorgen’. Het is belangrijk voor de burgers dat dit er is omdat ‘zwakkere’ mensen op deze manier ook gewoon door kunnen gaan met hun dagelijks leven ondanks dat niet kunnen werken.

In een verzorgingsstaat heeft de overheid vele taken, hieraan kun je een verzorgingsstaat herkennen:


1. Sociale taken, zoals het verstrekken van uitkeringen en subsidies. Dat houdt in dat mensen die niet meer kunnen werken geld krijgen van de overheid. Iedere burger in Nederland die werkt, betaalt belasting. Van deze belasting worden veel dingen in Nederland betaald. Een deel daarvan gaat naar de uitkeringen en subsidies. Een voorbeeld van een uitkering is de WAO, wet arbeids ongeschiktheid. Deze uitkering geeft mensen recht op geld wanneer ze door omstandigheden tijdelijk arbeidsongeschikt zijn. Hierdoor hebben deze mensen, ondanks dat dus geen baan hebben, toch een inkomen om van te leven.

2. Economische taken, zoals het stimuleren van de werkgelegenheid en het bestrijden van de inflatie. De overheid zal altijd proberen zo veel mogelijk mensen aan het werk te laten zijn. Als de concurrentie positie hoog is wordt er meer geproduceerd. Er is dan dus meer werkgelegenheid. De overheid stimuleert dit door te zorgen voor betere arbeidsomstandigheden. Inflatie wil zeggen dat je minder producten kan kopen voor het zelfde loon. Je geld wordt dus minder waard. Door te zorgen dat de prijzen laag blijven stijgt de koopkracht.

3. Welzijnstaken, zoals de gezondheidszorg en het maatschappelijke werk. De overheid zorgt ervoor dat de ziekenhuizen betaald worden en dat deze dus goed kunnen functioneren. Dit is zeer belangrijk omdat zo de mensen die ziek worden snel maar vooral ook goed kunnen worden behandeld. Ook de armere mensen worden ondersteund door de overheid, zodat ook zij gewoon een goede behandeling kunnen krijgen.

4. Culturele taken, zoals het beheren van bibliotheken en musea. De overheid stimuleert culturele zaken omdat ze dit belangrijk vinden voor de ontwikkeling van de maatschappij. Het is belangrijk omdat zo mensen zichzelf verder kunnen ontplooien als mens. Zo kunnen studenten, de mensen van de toekomst zou je kunnen zeggen, dingen opzoeken in bibliotheken en dingen bezichtigen in musea. Cultuur is erg belangrijk voor een land, zo kan het zijn eigen ‘cultuur’ maken en laten ontstaan.

5. Bestuurlijke taken, zoals het handhaven van rechtsorde. De politie bijvoorbeeld, deze word gefinancierd door de overheid. Het is belangrijk voor je veiligheid. Je moet je veilig kunnen voelen in je eigen land. Ook als er rellen zijn bij voetbalwedstrijden moet de politie optreden om het veilig te laten verlopen. Eigenlijk zou de politie andere dingen moeten oplossen, maar als mensen er nou zo nodig een zooitje van moeten maken, is de politie wel nodig op die plekken. Ook heeft de politie een controlerende functie. Moet je betalen bij een parkeerautomaat en heb je dit niet gedaan dan kun je een bon krijgen. Maar ook als je je niet aan regels houdt, kun je daarvoor een boete krijgen. Het is belangrijk dat die dingen gecontroleerd worden anders zou Nederland een zooitje worden.

6. Ondernemerstaken, zoals het financieren en produceren van goederen en diensten. De overheid zorgt ervoor dat je in Nederland kan leven. Lantaarnpalen worden geplaatst daar waar ze nodig zijn en wegen zorgen voor een goede infrastructuur. Zo kunnen de burgers die in de ‘handel’ zitten beter handelen en dat bevordert weer de economie natuurlijk. Ook werd er vroeger bijvoorbeeld gezorgd voor het openbaar vervoer. Tegenwoordig is dat uit handen gegeven en zorgt daar een andere organisatie voor.

Hoofdstuk 2

2.1 Wat ging er vooraf aan de verzorgingsstaat?

In de 19de eeuw was de verzorging van zwakkeren in de Nederlandse maatschappij erg slecht geregeld. De armen en dakloze mensen in Nederland hadden het het slechtst. Deze mensen konden alleen gebruik maken van een zogenaamd ‘Nachtasiel’. Dat was een plaats waar daklozen konden overnachten voor één kwartje per nacht. Zoals bijna elke sociale voorziening in die tijd was het Nachtasiel een vorm van liefdadigheid. De overheid hield zich weinig bezig met haar zwakke burgers. Dankzij de liefdadigheid van kerken, particulieren en de armen fondsen waren er gelukkig nog wel enigszins sociale voorzieningen in Nederland, hoe minimaal die ook waren.

Het beleid dat de overheid voerde was het zogenaamde Nachtwakersstaatbeleid. Dat betekende dat de sociale zorg door de overheid werd overgelaten aan het volk; kerk, particulieren enz. De overheid speelde een zo klein mogelijke rol moest in de maatschappij. Ze zorgde wel voor armenhuizen, maar voor de rest was de armenzorg in handen van het volk. Een andere eigenschap van de nachtwaker staat die Nederland kende in de 19de was het zo weinig mogelijk bemoeien van de staat met de economie.


Bij particuliere liefdadigheid moet je denken aan de hulp die een welgestelde man geeft aan een zwakkere. De kerk is ook altijd erg betrokken geweest bij de zwakkeren van de Nederlandse maatschappij. De hulp van kerken aan zwakkeren wordt ook wel kerkelijke liefdadigheid genoemd. Het geld voor de steun die de kerk leverde kwam vooral van de rijke burgers die geld over hadden voor de zwakkeren. Het geld werd aan dominees of pastoors gegeven die er vervolgens zo veel mogelijk de armen mee probeerden de helpen. Door de kerk zijn er verschillende instellingen ontstaan om armen te helpen, een voorbeeld van een dergelijk instelling is de katholieken Vincentius vereniging.
Naast de particuliere en kerkelijke liefdadigheid was er ook nog het armen fonds die begaan was met het lot van de zwakkeren. Armen fondsen waren in veel gemeentes te vinden en mensen konden er terecht als ze echt geen geld meer hadden. Maar veel mensen gingen toch weer met lege handen naar huis. Armen fondsen hadden over het algemeen in die tijd niet veel geld tot hun beschikken en een echt recht van armen op een uitkering bestond ook nog niet.

2.2 Wat is de aanleiding voor het ontstaan van de verzorgingsstaat?

De mensen wilde graag zekerheid na de 2e WO. De overheid zorgde hiervoor door het aanstellen van wetten. Zo werd wettelijk werd vastgelegd dat bedrijven een ondernemingsraad moesten hebben. Er werden ook een groot aantal sociale wetten aangenomen, zo waren de mensen voortaan verzekerd van een inkomen, ook bij ziekte, ouderdom, arbeids -ongeschiktheid of werkeloosheid. Het aantal voorzieningen waarvoor de overheid zich verantwoordelijk stelde, breidde zich steeds verder uit. Niet alleen werd er gezorgd voor een gegarandeerd inkomen, er werden ook maatregelen genomen om het welzijn van mensen te vergroten. Op elk denkbaar terrein van de samenleving trof de overheid voorzieningen. Uit internationaal onderzoek door H.L. Wilensky is gebleken dat de economische groei de voornaamste oorzaak is geweest van de ontwikkeling van de huidige verzorgingsstaat.

Met de economische groei bedoel ik de opkomst van de industrie. De industriële revolutie is de overgang van een agrarische naar een industriële maatschappij. Daarbij wordt de handenarbeid vervangen door machines en wordt natuurlijke energie(wind, water, spieren) door mechanische energie (stoommachine) vervangen.
Tussen 1800 en 1900 verdubbelde de Europese bevolking zich doordat er betere voedselvoorzieningen kwamen, er een betere hygiëne kwam en door de vooruitgang van de geneeskunde. Daardoor was er meer vraag naar producten wat de technieken in de industrie bevorderden. Er gingen dus meer mensen migreren van het platteland naar de stad. De boeren hebben steeds minder werk en vertrekken ook naar de stad om in een fabriek te gaan werken. Tijdens de industriele revolutie veranderde er veel dingen. Zo werden er andere energie bronnen gebruikt (steenkool i.p.v houtskool) en door de verbetering van de infrastructuur ging de transport beter. Veel mensen probeerden werk te krijgen in de nieuwe industrie. Dat lukte vaak wel maar de omstandigheden waarin gewerkt werd was erg slecht. De omstandigheden waren zelfs zo slecht dat de werknemers het helemaal zat waren en besloten om zich te verenigen tot een organisatie die moest zorgen voor betere arbeids- omstandigheden. Met deze organisatie was de eerste vakbond geboren. Arbeiders zagen de sociale hulp niet langer als een voorrecht, maar steeds meer als een recht. Ook de rijke burgerij kreeg steeds meer in de gaten dat er wat moest gebeuren om hun werknemers tevreden te houden.

2.3 Welke personen en politieke partijen speelden hierin een belangrijke rol?

Bijna iedereen had een eigen visie op hoe het met de staat en sociale voorzieningen verder moest. De één vond dat de sociale voorzieningen structureel moest worden geregeld door de staat, terwijl de ander voor het behoud was van de nachtwakerstaat. Zo ging het ook in de politiek. Elke partij en politieke stroming had een andere visie. Binnenin de liberale was er onenigheid. De visie van de jong-liberalisten botste met de visie van andere liberalen. De jong-liberalen vonden dat de overheid door middel van een wetgeving in moest grijpen. De behoudende conservatieve liberalen vonden echter dat er niets moest veranderen, zij waren ervan overtuigd dat het systeem goed functioneerde. De confessionelen vonden dat het systeem helemaal niet goed werkte en vonden dat er nodig wat moest veranderen. Volgens de confessionelen was het het beste als de werknemers en de werkgevers samen de armoede en de andere problemen die er speelden gingen bestrijden. Ten slotte waren er ook nog de socialisten. Rond 1900 waren er gigantische verschillen tussen rijk en arm. De arme mensen leefden in kleine slechte huizen met veel mensen terwijl de rijken mensen in grote huizen leefden met weinig mensen. Dit was dus niet eerlijk verdeeld. Het doel van de socialisten was dan ook het verschil tussen rijk en arm zoveel mogelijk te beperken. De socialisten wilden dus een uitgebreid sociaal stelsel waarin de armen e.d als de grote winnaar uit kwam. Doormiddel van het verbeteren van de wetgeving probeerden de socialisten het lot van de armen te verbeteren, wat hun doel weer ten goede kwam natuurlijk.

Na de Tweede wereldoorlog vormden katholieken (KVP) en sociaal-democraten (PvdA) samen de regering onder leiding van Drees. Er was weinig geld. Het was daarom belangrijk dat de lonen laag waren. De regering besliste hoe hoog de lonen mochten zijn. De sociaal-democraten gingen hiermee akkoord onder de voorwaarde dat de positie van de werknemers versterkt zou worden. De christen-democratische visie zie je terug bij bijvoorbeeld:

* De kinderbijslag werd ingevoerd als tegemoetkoming in de kosten voor kinderen
* Het ziekenfonds werd een collectieve verzekering tegen ziektekosten
* Het maatschappelijke werk hielp mensen bij het oplossen van hun problemen
* De studiebeurzen moesten kinderen van arme ouders in de gelegenheid stellen een studie te volgen
* De huursubsidie zorgde ervoor dat mensen met een klein inkomen toch een goed huis konden bewonen.

Het uitgangspunt van hun beleid was een groot gezin met een vader als kostwinner en een moeder die uitsluitend het huishouden deed en voor de kinderen zorgde. Na de oorlog wilde de mensen maar 1 ding: zekerheid in het gezin. De kinderbijslag en de kostwinnerstoeslag maakte dit mogelijk.

De PvdA werd steeds sterker dan de KVP. Ze zaten wel samen in de regering. De PvdA strijde voor een gelijkheid tussen de mensen. Steeds meer katholieke liepen over naar deze partij. De Katholieke Geestelijke hadden de mensen ontraden om op deze partij te stemmen maar dit had maar weinig effect. Steeds meer mensen verlieten de kerk en Nederland ontwikkelde zich in de loop van de eeuw tot het meest ontkerkelijke land van Europa.

Een erg belangrijke persoon in de politiek was de toenmalige premier van Nederland: Willem Drees. Willem Drees werd op 5 juli 1886 geboren in Amsterdam. Hij werd in 1904 lid van de SDAP. In 1933 werd hij Kamerlid. In 1939 werd hij de fractievoorzitter van de Tweede Kamer. In 1947 nam de Tweede Kamer met algemene stemmen zijn wetsontwerp Noodvoorziening voor ouden van dagen aan. Deze pensioenregeling vormde de basis voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) uit 1957. Zij maakte Drees geliefd bij de ouderen ('vadertje Drees'). Van 1948 tot 1958 was Drees premier van vier kabinetten, steeds met de KVP als grootste en belangrijkste partij. Tijdens zijn premierschap herstelde Nederland van de oorlogsschade. De Amerikaanse Marshallhulp droeg daar zeker toe bij. Het Marshallplan houdt in dat de Verenigde Staten hulp bood aan Europa voor de wederopbouw. Ze gaven 13 miljard die de 16 landen die deelnamen zelf moesten onderverdelen. Nederland had 1127 miljoen dollar ontvangen, dat is 109 dollar per hoofd. De Verenigde Staten hielp Europa omdat ze Europa nodig hadden voor de handel. In 1971 zegde hij zijn lidmaatschap van de Partij van de Arbeid op. Willem Drees overleed te Den Haag op 14 mei 1988.

Joop den Uyl zat bij de PvdA. De PvdA heeft niet altijd in de regering gezeten. Na de kabinetten onder leiding van Schermerhorn en Drees heeft de PvdA lange tijd in de oppositie gezeten. In 1965 kwam de PvdA weer in het kabinet, maar dit duurde slechts anderhalf jaar. Bijna tien jaar later (in 1973) leverde de PvdA de derde minister-president in haar geschiedenis, Joop den Uyl. Hij bracht de idealen weer terug in de politiek. Den Uyl was heel erg populair bij de burgers omdat hij wilde dat iedereen gelijk was en hij wilde dat iedereen gelijke kansen kon krijgen. De overheid moest hierdoor erg veel betalen en de burgers minder. De PvdA won bij de verkiezingen van 1977 tien zetels. Met 53 zetels was de PvdA toen verreweg de grootste partij, maar kwam toch niet in de regering.


2.4 Wat veranderde er voor de burgers?

De welvaart steeg. Er waren minder arme mensen. Door de industrialisatie en de goede (groeiende) economie was er bijna geen werkeloosheid. De meeste mensen werkten in de fabrieken. Ze kregen allerlei subsidies en uitkeringen. De werk -omstandigheden werden verbeterd en men bemoeide zich meer met de politiek.

Er waren dus bijna geen arme mensen meer, omdat deze allemaal de uitkering kregen voor arbeidsongeschiktheid of ze werkte in de fabrieken. De middelste laag van de samenleving had het niet slecht. Ze konden zich beter ontwikkelen. Er waren genoeg banen en ook de vrouwen gingen zich ontwikkelen (vrouwenemancipatie). De rijken besefte dat ook zij getroffen konden worden door besmettelijke ziektes zoals cholera. Ze waren daarom bereid iets meer bij te dragen aan het bestuur. Met dit extra geld werden rioleringen en waterleidingen aangelegd. Dit zorgde dus voor extra hygiëne en verkleinde de kans op besmettingen van zulke ziektes.

Hoofdstuk 3

3.1 Hoe heeft de verzorgingsstaat zich verder ontwikkeld?

Alleen belastingbetalers betalen mee aan de sociale verzekeringen. Ook als je geen verzekeringspremie betaalde had je ook recht op een uitkering. De voornaamste volksverzekeringen waren: AOW (algemene ouderen wet, deze is voor ouderen mensen van 65+), de kinderbijslag en de algemene weduwen en wezen wet. Het grootste deel van de kerken en particulieren instellingen in de armenzorg werden door de opkomst van de verzorgingsstaat dus overbodig en verdwenen.

Het belangrijkste gedeelte van de opbouw van de verzorgingstaat vond plaats in de jaren 50 en 60. Nederland was in het begin van de jaren 60 al een welvaartsstaat. Het ging dus erg goed met Nederland. De economie groeide en er was veel export. De ontwikkeling van de westerse economische groei veranderde de samenleving. Er kwamen gastarbeiders. Dat wil zeggen dat er mensen uit andere landen naar Nederland immigreerde om hier te gaan werken. Ook gingen in deze periode de werknemers en studenten zich meer met allerlei zaken bemoeien en deed de vrouwenemancipatie zijn intrede. Vrouwenemancipatie wil zeggen dat ook de vrouwen zich overal mee gaan bemoeien. Zij vinden dat ze dezelfde rechten hebben als mannen. Ze willen ook gaan werken en zich met de politiek gaan bemoeien. Er was in Nederland in deze periode ook sprake van toenemende individualisering. Dit zie je bijvoorbeeld bij de vrouwenemancipatie maar ook bij de studenten. Na deze periode beschikte Nederland over een verzorgingstaat met verschillende sociale voorzieningen:

1) Sociale verzekeringen. Onder deze verzekeringen vallen de werknemers-verzekeringen en de volksverzekeringen. De werknemersverzekeringen zijn bedoel voor de werknemers. Alle werknemers en werkgevers betalen premies hiervoor, en als iemand een uitkering nodig heeft kan dat hiervan betaald worden. De werknemersverzekeringen waren voor een groot gedeelte al voor 1960 ingevoerd, maar in 1967 kwam daar nog de WAO bij, een verzekering voor mensen die niet meer geschikt zijn om te werken.

2) Sociale voorzieningen. Dit zijn de voorzieningen voor het hele volk die uiten hun schuld om niet rond kunnen komen. De bekendste en belangrijkste sociale voorziening is de algemene bijstandswet (ABW), de bijstand. In 1965 is deze wet ingevoerd en zorgt ervoor dat iedereen die geen recht heeft op een andere uitkering toch geld krijgt.


In de jaren 70 stegen de uitkeringen. Er komen ook steeds meer typen uitkeringen bij. Dit alles brengt enorme koste met zich mee. Dit kon niet lang goed gaan. De veranderingen werden gecoördineerd door het Kabinet-Den Uyl. Het doel van het kabinet was het volgende: “Het kabinet-Den Uyl stelde zich ten doel de maatschappij ingrijpend te hervormen onder het motto 'spreiding van inkomen, kennis en macht'. Werknemers moesten meer directe zeggenschap krijgen in bedrijven. Grondspeculatie moest worden tegengaan. Vakbonden moesten de beschikking krijgen over fondsen uit de 'overwinsten' van bedrijven. Het kabinet stond een zogenoemde middenschool voor ogen waar leerlingen gelijke kansen zouden krijgen door hun de eerste vier jaar na de basisschool hetzelfde lesprogramma aan te bieden. Ontwikkelingssamenwerking met progressieve landen in de Derde Wereld moest worden uitgebreid. Als kritisch lid moest Nederland deel uit blijven maken van de NAVO.” Bron: NRC handelsblad.

Het kan inderdaad niet langer goed gaan met de verzorgingstaat nu de nieuwe uitkeringhoogtes zijn doorgevoerd. Er komen hierdoor verschillende problemen. Zo komt er een einde aan de economische groei die Nederland meemaakte. Als gevolg hiervan breekt er een economische crisis uit en loopt het aantal werklozen weer flink op. Veel mensen maken gebruik van hun WW recht, terwijl er door veel minder mensen premies worden betaald. Daar komt nog eens bij dat er veel misbruik van de sociale voorzieningen werd gemaakt en dat door de verhoging van de uitkeringen werk veel minder aantrekkelijk is geworden.


3.2 Toekomst van de verzorgingsstaat?

In Nederland is er nu nog steeds sprake van een verzorgingsstaat, omdat de overheid zich nog steeds verantwoordelijk stelt voor het welzijn van de burgers. Het niveau van de verzorgingsstaat is echter, vergeleken met een aantal jaren geleden, lager geworden. Voorbeelden daarvan zijn dat uitkeringen en subsidies zijn verminderd. Het is nu bijvoorbeeld allemaal erg moeilijk om een WAO-uitkering te krijgen, terwijl de bijstandsuitkeringen omlaag zijn gegaan. Er is bezuinigd op politie en justitie daardoor is er een toenemend gevoel van onveiligheid bij de burgers. Er is ook bezuinigd op culturele taken, zo is bijvoorbeeld de opkoopregeling voor beeldende kunst afgeschaft. En er is drastisch bezuinigd op tegemoetkoming in de ziektekosten, de eigen bijdrage van de burger is dus hoger geworden. In het onderwijs is de studiefinanciering ook flink aangepakt. Zo zijn de studiekosten hoger geworden, terwijl de studiefinanciering lager is geworden. Dat beketend dus dat je zelf meer moet betalen. In vergelijking met andere landen is Nederland echt nog wel een verzorgingsstaat. In Amerika bijvoorbeeld zijn er op het gebied van gezondheidszorg helemaal geen voorzieningen die de overheid regelt. De mensen daar moeten zich altijd zelf verzekeren. Het probleem hierbij is dat veel mensen arm zijn en zo’n verzekering niet kunnen betalen. Als zij ziek zijn kunnen ze dus geen hulp krijgen.

Tabel 1: De uitkeringen zijn toereikend, naar partijkeuze
Gemiddeld SP Groen Links PvdA D66 CDA kl. Christ. VVD
Werknemersverzekeringen
Ziektewet 76 -9 -2 3 5 -2 1 2
WW 67 -17 -1 -2 9 6 -3 5
AAW/WAO 41 -21 -11 1 13 7 6 4
Volksverzekeringen
AOW 41 -15 -12 0 2 10 17 0
Bijstandswet 31 -9 -15 2 3 4 3 13
Nabestaandenwet 29 -11 -2 -2 -1 9 0 4
totaal van de afwijkingen -81 -42 3 32 35 25 29

In de eerste tabel zie je welke partij de uitkeringen toereikt. Je ziet dat ……………
Tabel 2: Opvattingen over de stijging van inkomens en uitkeringen, naar partijkeuze

SP Groen Links PvdA D66 CDA Kl. Chr. VVD

De inkomens zouden moeten stijgen 73 40 52 42 41 43 52
De uitkeringen zouden moeten stijgen 78 66 61 54 46 47 44

In de tweede tabel zie je hoe de partijen denken over de inkomens en de uitkeringen. Je ziet dat er een groot verschil is tussen de opvatting over de stijging van de inkomens en de opvatting over het stijgen van de uitkering bij de Politieke Partij Groen Links. Deze partij wil dat de uitkeringen hoger worden. De VVD daar in tegen wil dat de inkomens hoger worden en dat de uitkeringen dalen.

Tabel 3: Huishoudens met risico van armoedeval naar samenstelling en soort uitkering, 1999 (aantallen x 1000)

totaal bijstands-
uitkering werkloosheids-
uitkering Arbeidsongeschiktheids-
uitkering
totaal 267 199 14 54
eenpersoonshuishouden 110 83 4 24
eenoudergezin jongste kind <6 jaar, 38 35 1 2
eenoudergezin jongste kind >- 6 jaar 46 42 1 2
echtpaar zonder kinderen 35 14 5 16
echtpaar jongste kind <6 jaar 18 15 1 2
echtpaar jongste kind >- 6 jaar 13 7 1 5
overig huishouden 6 3 1 3

In de derde tabel zie je het aantal gezinnen (huishoudens) in Nederland dat een kans heeft op armoede gerangschikt naar het soort uitkering. Je ziet dat de eenpersoons huishoudens het meeste kans hebben op een armoedeval en dat een echtpaar waarvan het jongste kind jonger is dan 6 jaar de kleinste kans heeft op een armoedeval.

Conclusie

Voordat de verzorgingsstaat werd opgericht hadden de arme mensen het erg slecht in Nederland. De belangrijkste en grootste partijen in de regering waren de PvdA en de KVP. De minister-president was eerst Willem Drees en later Joop Den Uyl.


Bronvermelding:

• Lemma ‘Verzorgingsstaat’. In: Grote Winkeler Prins Encyclopedie in 25 delen: deel 23, Amsterdam Elsevier Brussel. Pag. 138-139.

• ‘Memo Geschiedenis voor de tweede fase, Basisboek Havo’. Malmberg Den Bosch. pag. 47, 76, 120.

www.scholieren.com/werkstukken

http://www.maatschappijleerwerkstuk.nl/lesmateriaal

• (Tabellen) Bron: SCP (1998). Sociale en Culturele Verkenningen 1998. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (p.16).

REACTIES

A.

A.

Helemaal goed veel aan gehad. Heel nauwkeurig gekkopieerd

8 jaar geleden

A.

A.

ben je stotteraar? :)

7 jaar geleden

A.

A.

:(

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.