Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 6, Van Nederlands-Indië tot Indonesië

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas havo | 4027 woorden
  • 12 november 2003
  • 65 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
65 keer beoordeeld

Inleiding “Indië verloren, rampspoed geboren”, een veelgebruikt spreekwoord kort nadat Nederlands-Indië onafhankelijk van Nederland werd. Toen Nederland in 1949 de kolonie kwijtraakte vreesde veel mensen dat Nederland niet zonder zou kunnen, uiteindelijk viel dit alles wel mee. De geschiedenis die aan deze kolonie vastzit, kent veel hoogte- en dieptepunten. In deze praktische opdracht probeer ik een antwoord te vinden op de vraag “Hoe ontstond Nederlands-Indië en hoe ontwikkelde die kolonie zich tot de zelfstandige republiek Indonesië?”. Van Nederlands-Indië tot Indonesië Hoofdvraag: Hoe ontstond Nederlands-Indië en hoe ontwikkelde die kolonie zich tot de zelfstandige republiek Indonesië? In 1808 werd Deandels gestuurd naar Indonesië als Gouverneur-generaal, die streng militair optrad in en daarmee het Hollandse gezag probeerde te herstellen. Hierdoor kreeg zijn opvolger Raffles die daarna bestuurde het vrij makkelijk. Dan volgt er een periode dat de Engelse aan de macht komen (1811-1816). In 1816 kreeg Nederland opnieuw de macht en bouwde voort op wat het vond en probeerde ook buiten Java nieuwe relaties te krijgen. Langzamerhand ontstond er toch een soort eenheid in Indonesië, mede door een aantal grondwetten ontstond in het einde van de 19de eeuw een duidelijk Nederlands-Indie, duidelijk gescheiden van Duitse en Portugese buren, onder Nederland bestuur. Dit bestuur diende er eerst voornamelijk voor om de belangen van Europese ondernemers zo goed mogelijk te waarborgen. Ook moest er wetgeving komen die meer zekerheid gaf voor de koloniale investeerders. Door de uitbreiding van de overheidstaken waren er b.v. ook ambtenaren nodig en omdat Nederland natuurlijk de kosten zo laag mogelijk wilde houden, waren dit meestal inheemse werkkrachten. Doordat deze krachten in heel Indonesië konden worden ingezet ontstond er langzaam het gevoel dat men tot een “Nederlands-Indie” hoorde en niet meer tot allemaal eigen etnische groepen hoorde. Door kritiek werd het bewind veranderd en men voerde de ethische politiek in, die als doel had het belang van de inheemse bevolking en haar opvoeding tot zelfstandigheid te bevorderen. Een ander kenmerk van het beleid was dat men wilde voorkomen dat er een economisch sterke laag onder de Indonesische bevolking zou ontstaan. De adel in Indonesië kreeg allerlei voorrechten om er voor te zorgen dat zij zich zouden binden aan Nederland. De bevolking werd zich steeds meer bewist van de achterstandspositie. In 1908 werd de Boedi Oetomo (het schone streven) opgericht, nog in Javaans-cultureel gericht, in 1912 de Sarekat Islam, een massabeweging op islamitische grond, in 1920 de communistische partij (PKI). In 1926–1927 kwam het tot door de communisten geïnspireerd gewapend verzet tegen het Nederlandse bestuur in West-Java en op de Westkust van Sumatera, waarna de PKI werd verboden (ze kwam pas terug in 1945). Ten slotte stichtte Soekarno in 1927 de PNI, die streefde naar totale onafhankelijkheid voor Indonesië. Ik denk dat de Nederlanders de kracht van de nationalistische beweging niet goed hebben ingeschat. Wel hadden zij een volksraad ingesteld in 1918, maar deze raad had weinig bevoegdheden, ook toen vanaf 1931 van de 60 leden 30 Indonesiërs waren. Van een echte volksvertegenwoordiging was dan ook geen sprake. Tegen de nationalisten, vaak samen met de communisten als een geheel gezien, traden de Nederlanders na 1926 steeds harder op. Zo werden velen verbannen naar het interneringskamp Boven-Digul in het ongezonde binnenland van Nieuw-Guinea of naar een andere uithoek van Indonesië; wat ook gebeurde met b.v. Soeharto of Hatta toen ze jong waren. Nederlands-Indië was op de dag van de Japanse overgave door de Amerikanen aan het Britse Zuidoost-Azië-commando overgedragen. Dit had echter weinig troepen en kon het land voorlopig niet bezetten. De eerste Britten en Nederlanders kwamen pas in okt. 1945 op Java aan. In de meeste buitengebieden werd het Nederlandse gezag snel hersteld. Op Java en Sumatera verzette de Republiek zich sterk tegen de terugkerende Nederlanders, wat voorlopig werd gestopt na het onder Britse druk gesloten Nederlands-Republikeinse akkoord van Linggadjati (nov. 1946). Goed bruikbaar was deze overeenkomst niet. Op 21 juli 1947 begon Nederland zijn eerste ‘politionele actie’, die door toedoen van de Verenigde Naties op 5 aug. werd gestaakt. Indonesië kon daarbij vooral rekenen op de sympathie van de Verenigde Staten, deze steun werd in 1948 alleen nog maar sterker toen Staatsman Hatta, afrekende met een communistische opstand in het Indonesische leger. De verenigde Staten dreigden zelfs met intrekking van hun Marshall hulp aan Nederland, die deze heel hard nodig voor de weder opbouw van het verwoeste Nederland. In de onder Amerikaanse druk gesloten Renville-verdrag, aanvaarden Nederland en de Republiek de goede diensten van de Verenigde Naties. Binnen de Republiek zelf was nog wel grote strijd tussen de radicalen en anderen met invloed. Was Indonesië tijdens het Renville-akkoord een factor in de ‘koude oorlog’ geworden, na Madiun kreeg de Republiek in Washington nog meer gezag. Dit was de voornaamste reden waarom een in dec. 1948 ingezette tweede ‘politiële actie’ ondanks de bezetting van Yogyakarta en de gevangenneming van vrijwel de gehele Republikeinse regering politiek mislukte. Onder Amerikaanse druk droeg Nederland op 27 dec. 1949 de soevereiniteit over Nederlands-Indië over.
1 Van VOC-koopman tot bestuursambtenaar Deelvraag: Hoe ontwikkelden de VOC-kooplieden zich tot bestuurders van Nederlands-Indië en welke gevolgen had dat? De in 1602 opgerichte Verenigde Oost-Indische Compagnie was bedoeld om sterker te kunnen concurreren in de handel. Ze werd dan ook machtigste handelaar in Indonesië . Op dat moment bemoeiden Hollanders zich alleen met het bestuur als daadoor hun handels monopolie in gevaar kwam. Na het afdoen van de VOC als handelscompagnie bleven er belangrijke door Nederlanders bestuurde gebieden over. Via deze weg breidde het Nederlandse gezag zich uit. Java was in 1596 al een ontwikkeld gebied. De dorpsgemeenten stonden onder gezag van adellijke bestuurders, welke de vorst moesten gehoorzamen. Zo werden er staten gevormd. De vorst had veel aanzien, maar was wel totaal afhankelijk van zijn eigen volk. Men geloofde dat de vorst in verbinding met de goden stond, wat voort kwam uit de Adat, een eeuwenoud stelsel van gewoonten en geschriften. De macht in de havenvorstendommen lag bij de havenvorst, het adellijk bestuur en de koopheren, die door de Cargadoors werden gevormd. De haven waren stapelmarkten, handelaars werden gedwongen op die plaats te verkopen. Al in 1596 werd geprobeerd de specerijenhandel in handen te krijgen. De VOC, die daarna werd opgericht kreeg dan ook het alleenrecht voor de handel op Indonesië. Door vredesverdragen, list of militaire kracht werd de compagnie steeds sterker. Ook was er steeds meer kennis, en zo behoefte aan een bestuur in Indonesië. De functie van Gouverneur-generaal werd geboren. De VOC werd een politieke macht in Indonesië, en ter plaatse bijgestaan door de Gouverneur-generaal en de Raad van Indië. Voor de ontwikkeling hiervan was Jan Pieterszoon Coen een belangrijk man. Hij legde de basis voor de latere VOC-monopolie op de handel in kruidnagels, en bracht ook de nootmuskaatindustrie onder handen van de VOC. Hij deed dit onder andere door bepaalde contracten op te stellen, en liet in 1621 zelfs een deel van de Bandanese bevolking uitroeien. Dankzij Coens ideeën kwam de VOC tot grote bloei. Frankrijk en Engeland kwamen in de 18e eeuw steeds sterker te staan binnen de EU, Nederlanders echter steeds minder. In 1780 uitte dit zich in een ruzie met Engeland, die eindige bij de vrede van Parijs. Een ramp voor de VOC, doordat de handelsverbindingen werden geblokkeerd raakte de VOC in geldnood. In 1795 leidde een Franse verovering dan ook tot een Frans-Nederlands verdrag. In de brieven van Kew gaf Willem V bestuurders in Indonesië opdracht het engelse gezag toe te laten. Dit alles betekende uiteindelijk het einde van de VOC in 1795, althans het bestuur werd overgedragen. De compagnie hield op te bestaan in 1796. In die tijd geloofde de Nederlanders sterk in de fransen. Dit gold echter niet altijd in de vroegere VOC gebieden. In 1802 werd er door een commissie geprobeerd een soort grondwet te vormen. Daarin stonden twee stromingen recht tegenover elkaar. Een conservatieve en een vooruitstrevende. De commissie bracht weinig vernieuwing. Er was weinig vooruitstrevendst in terug te vinden. Voortaan bepaalde de Nederlandsenpolitiek wat er in Indonesië gebeurde. Daendels, de man die door Napoleon was aangewezen als bestuurder over de VOC gebieden, gooide tussen 1808 en 1811 het totale bestuurssysteem om. Er kwam een nieuw politieke en bestuurlijke indeling. Volgens hem kon alleen westers bestuur de corruptie op Java tegengaan. Hij ontnam rechtstreeks gezag. Ook legde hij de Grote Postweg aan waardoor hij veel bekendheid kreeg. Hij gebruikte de bewoners bijna als slaven om zijn project binnen een jaar uit te voeren. Daardoor werd hij niet bepaald geliefd onder de bevolking. Mede daardoor werd hij in 1811 ontslagen. Dit was het einde van het bewind-Daendels. Na Daendels werd het bestuur overgeheveld aan de Engelsman Raffles. Volgens zijn idealen werd de fraude bij belastingheffing uitgesloten. Zijn goedbedoelde ideeën sloten echter niet aan bij die van de Javaanse bestuurders. In de praktijk betekende die ideeën namelijk een lastenverzwaring voor de boeren. Uiteindelijk kreeg Nederland het gezag over de koloniën toch terug in 1814, dit door een overeenkomst tussen de Engelsen en Nederlanders. Door de slordige handelingen van de Engelsen had Nederland het gezag pas in 1816 volledig terug in handen. Het meeste verzet vond echter plaats op de Molukken. Onder leiding van Thomas Matoelesia veroverden zei in 1817 het fort Duurstede, en vermoorden resident Van den Berg. De Hollanders kregen steeds minder macht en pas een half jaar later slaagde een expeditie erin het verzet te breken. Daarmee verharde Buyskens (leider van de expeditie) het bestuur op de Molukken nog verder. Matoelesia werd in het openbaar opgehangen. In die tijd werd ook de basis gelegd voor het koloniale gezag. Sinds Daendels was het gezag tegenover de inheemse bestuurders veranderd. Dit bleek al uit het reglement voor de naamsverandering van de kolonie. Dit was een van de aanleidingen voor de Java-oorlog in 1825. Het verzet kwam niet alleen van de vorsten, maar ook van het volk. De strijdmacht van de verzetleider Dipanegara boekte veel succes. Pas toen de strijdwijze werd aangepast lukte het om Dipanegara gevangen te nemen. Het gezag kwam weer snel in handen van de Nederlanders. De kolonie kostte het moederland in de loop der tijd steeds meer geld als het opbracht. Al snel werd alles veranderd en werd het Cultuurstelsel ingevoerd. Hierin was vastgelegd dat de boeren verplicht agrarische exportproducten moesten produceren. Hiervoor kreeg hij plantloon, wat vaak te laag was om een goed bestaan mee te leiden. Ook werden boeren gebruikt om allerlei ‘klusjes’ voor de regering te doen, zoals het bijhouden van het wegennet. In sommige gebieden steeg de welvaart echter toch. Ondertussen was de kolonie een klein goudmijntje voor de Nederlandse staat. De Nederlandse bevolking raakte ondertussen steeds meer en beter geïnformeerd over de situatie en al gauw ontstond er kritiek op het CS. Hierbij waren ook economische kritieken. Het eind van het stelsel raakte in zicht. Alleen koffie bleef gedwongen teelt tot 1915. Het bestuur werd tussen 1816 en 1910 vaak verkregen op diplomatieke of militaire wijze. Het opperbestuur zetelde nog altijd in het moederland, in Den Haag. De minister van Koloniën gaf opdrachten aan de gouverneur-generaal, de hoogste bestuurder op de kolonie. Het bestuur was onderverdeeld in acht departementen. Binnen het departement Binnenlands Bestuur bestond het bestuur weer uit een Hollands bestuur en een inheems bestuur. Nederlands-Indië werd ingedeeld in zes gouvernementen, bestuurd door een gouverneur. Ieder gouvernement telde op haar beurt residenties met residenten. Altijd was het Indonesische bestuur ondergeschikt aan het Hollandse gezag. De regent, de hoogste Indonesische bestuurder had direct gezag over de bevolking. Verder waren er nog 300 onafhankelijke vorstendommen. Door de strenge gezagsverhoudingen had het bestuur een stand hoog te houden. Ze kon altijd terugvallen op de diensten van de bevolking. Dit werd altijd goed in de gaten gehouden door de Nederlanders. Voor Indonesië was dit moeilijk omdat zij gezag uit moest stralen maar ook het Nederlandse oppergezag aanvaarden. Ook de Nederlanders moesten zich aanpassen in de samenleving. Antwoord deelvraag: Geleidelijk aan kregen de kooplieden van de VOC steeds meer macht. Doordat de VOC een grote bloei doormaakte en steeds sterker werd kwam er behoefte aan een bestuur overzee. De VOC werd alsmaar belangrijker en werd samen met de Raad van Indië een politieke macht. Hierbij stond de gouverneur-generaal aan de top. Hierdoor kregen ook de kooplieden een steeds belangrijkere functie. Geleidelijk kwam heel Indonesië in handen van de Hollanders. Een minpunt in al deze ontwikkelingen waren de brieven van Kew, waardoor engels gezag toegestaan moest worden. Een grote verandering kwam toen Daendels tussen 1908 en 1911 het hele systeem omgooide. Er kwam een totaal nieuwe politieke en bestuurlijke indeling. Ook na het bestuur van de Engelsman Raffles was het bestuur in handen van de Hollanders, echter met dit verschil dat het bestuur flink verhard werd. Er werd strenger opgetreden en beter toezicht gehouden. De Hollanders hadden dus in principe bijna altijd de leiding in Indonesië, het Indonesische bestuur was dan ook altijd ondergeschikt aan het Hollandse. 2 Ondernemers, ethici en nationalisten Deelvraag: Hoe ontwikkelde het Indonesische nationalisme zich? Toen er rond 1870 eindelijk interesse werd getoond in Nederlands-Indië kwamen er al snel een aantal fabrieken tot stand. Het goedverdienende Nederlandse personeel daarvan begunstigde de markt voor Nederlandse bedrijven in Nederlands-Indië. Zo werd het een belangrijke inkomstenbron voor Nederland. Om deze kolonie veilig te stellen werd er onder andere een koninklijk nederlands-indisch leger opgesteld. Rond 1910 was Nederlands-Indië bestuurlijk klaar. Er werd veel geprivatiseerd wat voordelige gevolgen had voor de welvaart. Het tekort aan arbeiders op Sumatra werd opgelost door Chinese koelies en Javaanse arbeiders. Ook de overheid breidde uit, er kwamen meer overheidstaken. De overheid kreeg rond 1900 een steeds ethischer karakter. De veranderde samenstelling van de bevolking vond dat Nederland zijn schuld aan de Indonesiërs moest aflossen. Wel werd gesteld dat Nederlandse leiding noodzakelijk werd gesteld. Dit omdat het in belang was van de ondernemers in Nederlands-Indië. Volgens ethici was bij dit alles het westers onderwijs erg belangrijk. Er kwamen meer en verschillende scholen en opleidingen tot stand. Onder de bevolking bestond een enorme dadendrang en goede wil. Toch waren er ook nadelen, bijvoorbeeld de bedreiging van de arbeidsintensieve landbouw. Er heerste steeds meer een spelletje van krachten en tegenkrachten waardoor de overheid het erg druk kreeg. Na 1900 kwamen de eerste veranderingen in zicht. De ontevredenheid over Nederlands overheersende rol nam toe. Die ontevredenheid gaf zich uiting via het nationalisme. Hierbij keken ze ook naar gebeurtenissen in de rest van de wereld. Al was het nationalisme in het begin gematigd, het werd alsmaar groter en groter. Belangrijk hierbij waren onder andere het Boedi Oetomo (het Schone Streven), die streefden naar gelijkmatige ontwikkeling van de bevolking. Ook de Indische Partij en de Sarekat Islam speelden een grote rol. De Indische Partij streefde naar gelijkheid en samenwerking tussen alle bevolkingsgroepen. Zij wilden een zelfstandige staat binnen een gemenebest met Nederland ontwikkelen. De overheid die de partij in eerste instantie liet uitpraten verbande de drie leiders naar Nederland. Een van hen keerde terug en bewees dat hij nodig was voor het nationalisme door het oprichten van de taman-siswascholen. Hier werden ook nationalistische idealen bijgebracht. Er kwamen steeds meer wilde scholen, scholen die niet gehoorzaamden aan de onderwijseisen van de overheid. De Sarekat Islam hadden antioverheid en –kapitalistische idealen. Voor de socialisten richtte de Nederlander Sneevliet in 1914 de ISDV op, welke al snel (1920) werd omgedoopt in PKI, de eerste communistische partij in Azië. De koloniale overheid versterkte met haar beleid het nationalisme. In de novemberbeloften beloofde gouverneur-generaal Van Limburg Stirum de volksraad beslissingsmacht en meer Indonesische als andere leden. Veel nationalisten hadden hier hoge verwachtingen van, maar deze kwamen vaak niet of nauwelijks uit. Door de wereldcrisis in de jaren 30 kwam er een einde aan de welvaart in Nederlands-Indië. Veel overheidstaken werden ingekrompen. Onder leiding van de conservatieve gouverneur-generaal De Jonge werden de bezuinigingen alsmaar groter. De ontevredenheid was groot. Rond 1927 kwam een nieuwe nationalistische partij tot stand, de PNI, onder leiding van Mohammad Hatta en Soekarno. Ook zei streefden naar de onafhankelijkheid van Indonesië. Soekarno wist een groot deel van het volk te winnen voor het nationalisme. Ook de PNI was non-coöperatief. Soekarno werd in 1929 gearresteerd en moest voor vier jaar de gevangenis in. Na twee jaar kwam hij vrij en ging opnieuw de politiek in. De Jonge maakte van 1932 tot 1933 een einde aan een aantal acties van belangrijke nationalisten. De leiders werden verbannen en er mocht alleen politiek bedreven worden binnen een toegestane ruimte. Toch bleef het nationalisme. In een petitie in de volksraad in 1936 bleek wel dat de nationalistische koers was veranderd. Hierin werd gevraagd naar een conferentie tussen Nederland en Nederlands-Indië. Met enkele veranderingen werd de petitie aangenomen maar in 1938 werd deze weer afgewezen. Hierop reageerden de nationalisten door in 1939 de Gapi op te richten, waarin verschillende organisaties georganiseerd waren. De standpunten van de Gapi veranderden het gezag echter niet. Japan, dat zijn invloed in Azië trachtte te vergroten, was ook een dreiging voor Nederlands-Indië. Ze lieten dit merken door overduidelijke nationalistische propaganda. De onverwachte aanval op Pearl Harbor, Malakka en Hongkong in 1941 betekende het begin van de oorlog. Nederland verklaarde Japan de oorlog. Nederland hoopte zoveel mogelijk steun van de VS te krijgen. Op 8 maart 1942 gaf de KNIL zich over en al snel was heel Nederlands-Indië veroverd. In principe ligt daar ook het einde van de kolonie Nederlands-Indië. Antwoord deelvraag: Het nationalisme ontwikkelde zich met kleine stappen. Het nationalisme gaf uiting aan de ontevredenheid die er was over de maatschappij. Deze ontevredenheid was dan ook groot. Toen er politieke partijen opgericht werden werd het nationalisme nog groter. Toch was niet iedereen zo radicaal, er waren ook gematigde nationalisten. Het nationalisme streefde naar gelijke ontwikkeling van de bevolking, gelijkheid en samenwerking tussen alle bevolkingsgroepen. Ze wilde een zelfstandige staat ontwikkelen. Toch was dit in het begin moeilijk omdat de leiders naar Nederland werden verbannen. Er werden zelfs beloften gedaan door de gouverneur-generaal, waar de nationalisten hoge verwachtingen van hadden. Ook hierdoor veranderde de koloniale overheid weinig. Na de crisis in de jaren 30 en onder de grote ontevredenheid van de bevolking kwam het nieuwe nationalisme tot stand. Weer werd er gestreefd naar de onafhankelijkheid. Aan belangrijke acties werd snel een eind gemaakt en nog steeds hield de overheid het nationalisme in een greep. Verdere ontwikkelingen waren mede hierdoor moeilijk. Toch waren er nog steeds mensen die zich aansloten bij deze beweging. Nadat de petitie in 1938 werd afgewezen kwam er een grote beweging tot stand, de Gapi. Ook de standpunten van de Gapi veranderde het beleid van de overheid niet totdat de kolonie in 1942 werd veroverd door Japan.
3 Nederlands-Indië wordt Indonesië Deelvraag: Hoe kwam er een einde aan Nederlands-Indië en wat had dat einde voor gevolgen? Japanse macht over Azië, dat was het ideaal waar de japanners naar streefden. Ze vonden het Indonesische nationalisme ondergeschikt aan dat ideaal. In de oorlog probeerden ze de Indonesiërs aan hun kant te krijgen, door ze toch nog enkele rechten te geven. Indonesische leiders droegen er zelf aan bij dat veel arbeiders voor de Japanners moesten werken. Van deze romoesja’s zijn veel mensen omgekomen. De bevolking kwam er al snel achter dat ze van de Japanse leiding weinig beter werden. Omdat Nederlanders werden opgesloten deden de Japanners bovendien vaak een beroep op de Indonesiërs. In 1942 bevonden zich 40000 Nederlanders in Japanse kampen. Op 29 april kregen alleen de KNIL-militairen hun vrijheid terug. Ook verdwenen 110000 Nederlandse burgers in Japanse kampen. In de Japanse kampen ging het er hard aan toe. De medische zorg was slecht en het dodental steeg snel. De in 1944 aangetreden Japanse premier toonde gelukkig meer begrip. Op 7 september zei hij officieel de onafhankelijkheid toe. Hier kwam in het begin helaas weinig van terecht doordat Japan capituleerde. Door de komst van Amerikanen kwam ook de onafhankelijkheid opnieuw in gevaar. Veel mensen vonden dat ze die zelf moesten uitroepen. Soekarno en andere nationalisten dachten dat de Japanners dit niet goed zouden vinden. De onafhankelijkheid kon worden uitgeroepen als de Japanners er niets van wisten en de orde gehandhaafd bleef. Op 17 augustus 1945 proclameerde Soekarno de Repoeblik Indonesia. Veel pasbevrijde Nederlanders werden uit angst voor westerse erkenning vermoord. De Nederlandse overheid was verrast door de onafhankelijkheid. Ze was afhankelijk van de geallieerden. Toen de Nederlanders terugkeerden was de anti-Nederlandse sfeer duidelijk zichtbaar. In deze chaos was het moeilijk een koers te vinden. Na een jaar erkende de Engelsen het Nederlandse gezag toch. Ook de VS was geen voorstander van de koloniale verhoudingen. De nieuwe generaal Van Mook stelde voor om deelstaten te vormen. In maart 1946 waren er besprekingen die mislukten door grote meningverschillen. De volgende besprekingen, die plaatsvonden terwijl Van Mook’s plan al in gang was, leverden het Akkoord van Linggadjati op. Hierin erkende Nederland het Indonesische gezag en het plan van de Verenigde Staten van Indonesië kwam tot stand. Uitvoering hiervan kwam in de praktijk weinig voor. Van Nederlandse kant groeiden de twijfels over het plan Linggadjati. Ook de economische toestand op Java en Sumatra was beroerd. Een militaire actie moest daarom de export weer op gang brengen. Om een breuk in het Nederlandse kabinet te voorkomen mocht de republiek niet veroverd worden. Een speciale commissie van de Verenigde Naties moest bemiddelen. Op 17 januari 1948 kwam er een nieuwe overeenkomst tussen Nederland en de Republiek. Van Mook installeerde een voorlopige regering zonder de Republiek daarin op te nemen. De regering zei hierop dat de Republikeinen eerst moesten ontwapenen. Omdat dit niet wilde lukken werd de overeenkomst in 1948 weer werd opgezegd. Nederland veroverde grote belangrijke delen van Indonesië waardoor zei internationaal zwakker kwam te staan. Op 24 december eiste de VN dan ook een staakt-het-vuren en onmiddellijke vrijlating van Republikeinse leiders. Toch slaagden de Indonesiërs er niet in de Nederlanders te verdrijven. Ook de Nederlanders konden niet winnen, en gooien dus steeds meer in de strijd. Veel burgers sneuvelden. Door de internationale druk werd Nederland wel gedwongen om opnieuw te onderhandelen. Een nieuwe commissie werd samengesteld. Besloten werd een rondetafelconferentie in Den Haag te houden. Hierin werden verschillende voorwaarden opgesteld. Externe zelfbeschikking was hier een onderwerp van, waarbij sommige gebieden door een bepaalde band toch met Nederland verbonden bleven. Door Nieuw-Guinea af te zonderen van de overdracht kreeg de regering steun van de partijen in de tweede kamer om de grondwet te wijzigen. Dit was nodig om de soevereiniteit aan de VSI over te laten. Op 27 december vond die overdracht plaats. Pas in 1962 eindigde het Nederlandse gezag in Nieuw-Guinea. Dit werd nog niet overgedragen aan de regering van Indonesië. Na de door de VS verplichte overgang in 1962 herstelden Nederland en Indonesië in 1963 hun diplomatieke betrekkingen. Door de overdracht kwamen sommige bevolkingsgroepen in gevaar. De regering in Djakarta maakte de deelstaten in hoog tempo onder haar gezag. De VSI waren een eenheidsstaat. In 1950 werd ook de deelstaat Oost-Indonesië opgeheven. De Molukkers die altijd het gezag over Nederlands-Indië hadden gehad, vonden dat hier wel wat tegenoverstond vanuit Nederlandse kant. De onafhankelijke Repoeblik Maloekoe Selatan, was de manier om zelfbeschikkingsrecht af te dwingen. Pas in november 1950 slaagde Indonesië erin Ambon te veroveren. In 1950 werd ook de KNIL opgeheven. Ze spande een kort geding aan tegen de Nederlandse staat om te voorkomen dat ze ongevraagd werden gedemobiliseerd binnen Indonesië. Dat kort geding wonnen ze. Ook de Indo-europeanen kozen na soevereiniteit voor Nederland. Het koloniale verleden van Nederland speelt nog steeds een grote rol in Nederland. In Indonesië is dit minder erg te merken. De relatie tussen Nederland en Indonesië is dan ook niet alleen apart maar ook gevoelig. Antwoord deelvraag: Het einde van de kolonie was moeizaam, veel onderhandeling en militaire drang. Daarbij kwam natuurlijk dat het een tijd lang bezet was door Japan. Het tijdperk van onderhandelingen loop in principe van 1942 (de bezetting door Japan) tot 1949, toen de Republiek officieel onafhankelijk werd. Hier tussenin zijn er bijna voortdurend onderhandelingen bezig geweest. Voordat de Republiek in handen was van de Japanners liepen deze onderhandelingen erg stug omdat de Nederlanders er weinig oog naar hadden. Je kunt dus wel stellen dat de kolonie Nederlands-Indië ophield te bestaan, met de komst van de Japanners. Maar dit was niet het moment waarop het einde in zicht kwam, dit was toen in 1944 een nieuwe Japanse premier aantrad die meer oog had voor de onafhankelijkheid van Indonesië. Ik denk dat ook de internationale druk een grote rol heeft gespeeld. De wereld kon steeds beter meekijken en ging zich dus steeds meer bemoeien. De druk die de VS en ook de VN legden waren uiteindelijk genoeg om Nederland bijna te dwingen om Indonesië onafhankelijk te verklaren. Hiermee was echter nog niet alles onafhankelijk, want Oost-Indonesië was nog altijd een deelstaat. Ook dit werd in 1950 recht gezet.

REACTIES

D.

D.

hey welk cijfer had jij voor de po..
ben ik wel heel erg benieuwd naar
groeten

20 jaar geleden

D.

D.

hey dit is erg slecht, want het is een lap tekst geen alenia's en deelvragen zijn ook niet goed, want het zijn geen vragen.

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.