Mensen en machines, industrialisatie

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas vwo | 5002 woorden
  • 14 juni 2001
  • 132 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
132 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding: Hoofd- en deelvragen: Wat veranderde er in arbeidsomstandigheden? - Wat veranderde er wat betreft werktijden voor de Industriële Revolutie? - Wat veranderde er in veiligheid op het werk? - Wat veranderde er wat betreft de werkplek? - Werd het werk voor de arbeiders zwaarder of lichter? Wat veranderde er op het gebied van arbeidsverhoudingen? - Hadden andere mensen de productiemiddelen in handen? - Hoe was de verhouding tussen werkgevers en werknemers? Motivatie: Deze Praktische Opdracht moest ik maken voor geschiedenis. Het gaat over de Industriële Revolutie en de veranderingen die daarin plaatsvonden. In de Industriële Revolutie maakte de agrarische sector plaats voor industrie, fabrieken en machines. In dat proces vonden natuurlijk een groot aantal veranderingen plaats en daar ga ik in dit werkstuk verder over uitweiden.
Opdracht 6 In de Industriële Revolutie kwamen de handel en de massaproductie op. Er was een sterke technologische ontwikkeling en er werden veel ontdekkingen gedaan, zoals elektriciteit en stoom. Hierdoor ontstonden nieuwe mogelijkheden en de behoefte aan communicatie en nieuwe producten groeide. Door de massaproductie en de internationale handel waren een goede infrastructuur, goede manieren van vervoer en een goed betalingssysteem een vereiste. Door de vooruitgang van de techniek werd ook nieuwe vormen van vervoer ontwikkeld: de stoomlocomotief, de auto en de stoomboot. Dit bracht de volgende voordelen met zich mee voor de handel: - Goederen werden sneller, goedkoper en over grotere afstanden vervoerd; - Zware en grote goederen konden makkelijk vervoerd worden; - Meer contact tussen de verschillende werelddelen werd mogelijk; - Landen ontwikkelden zich sterk; - Er kwam meer handel op plaatsen langs de verbindingswegen; - Bedrijven konden zich op meer plekken vestigen; - Het contact tussen mensen werd makkelijker; door de techniek kwamen er nieuwe middelen om contact te hebben tussen mensen: telefoon, telegraaf, radio. In de 18e eeuw was er een chaos in betaalmiddelen; elk gebied had zijn eigen betalingssysteem. In de 19e eeuw kwam er meer eenvormigheid, de staten gingen binnen hun gebied een muntsysteem toepassen en er kwam ook papiergeld. In de 20e eeuw ging men over op handelsverrichtingen waaraan geen papier- of muntgeld te pas kwam, zoals betalen met cheques of overschrijvingen. Na 1980 kwam het elektronische betalingsverkeer op gang. Er deden zich grote ontwikkelingen voor wat betreft de grondstoffen en energiewinning en de productie. Men ging andere grondstoffen en energie produceren: - Men ging op grote schaal mijnbouw bedrijven waardoor ijzer en kolen gewonnen konden worden. Deze stoffen waren nodig door behoefte aan energie en een goede markt om producten te maken. - Er kwamen nieuwe energiebronnen op in grote hoeveelheden; aardolie en aardgas. Het werd mogelijk om gebruik te maken van elektriciteit. De massaproductie kwam op gang: door de vooruitgang van de techniek kwamen er veel machines en veel industrialisatie. Mensen werkten meer aan de lopende band, er waren veel arbeiders nodig. Mensen trokken naar de stad en gingen daar wonen. Door vele (technologische) ontwikkelingen in de landbouw (modernisering, kunstmest, nieuwe gewassen) en de hoge levensstandaard kon de bevolking steeds beter van eten voorzien worden en breidde de bevolking zich sterk uit. Omdat de bevolking groeide en de beroepsbevolking zich dus ook uitbreidde, konden de fabriekseigenaren de lonen laag houden omdat er veel aanbod van arbeiders was. Er was minder vakmanschap vereist om het werk te verrichten. Door de groei van de bevolking kwam er behoefte aan andere producten en er was steeds meer behoefte aan mensen uit de dienstensector, zoals dokters en advocaten. Deze waren schaars en verdienden dus veel. Het bezit van de productiemiddelen kwam in handen van grootindustriëlen. Ondernemers gingen steeds meer investeren in de industrie en kregen veel macht: industrieel kapitalisme. Steeds minder mensen hadden op deze manier steeds meer bezit. Er waren dus lagen met grote verschillen: - Een zeer rijke bovenlaag van grootindustriëlen; - Een vrij grote middenlaag van mensen met een redelijk hoge functie in fabrieken en in de dienstensector; - Een laag van fabrieksarbeiders; deze waren arm en hadden een klein inkomen. Er was wel meer sprake van sociale mobiliteit en het was minder makkelijk te bepalen tot welke groep iemand behoorde. Toch was er meer welvaart dan vóór de Industriële Revolutie. Er waren meer producten en de levensstandaard was hoger. Er waren veel ontwikkelingen die het leven kwalitatief beter maakten, zoals medicijnen en gezonder eten. Eigen interpretatie: er zijn veel ontwikkelingen en veranderingen die tot in onze tijd doorlopen: - Een hoge levensstandaard en veel welvaart. In deze tijd hebben wij veel behoefte aan producten en aan mensen uit de dienstensector. - De technische ontwikkelingen zijn ook van groot belang geweest: het is niet meer voor te stellen om zonder techniek te leven. Daardoor kan veel geproduceerd worden en kunnen we communiceren en leven met de grootste gemakken. - De infrastructuur en vervoersmiddelen zijn enorm uitgebreid en ontwikkeld. Vervoer is van groot belang in onze samenleving. Er zijn nog steeds wel bevolkingslagen, maar dat is wel minder duidelijk in onze samenleving. In Nederland heeft iedereen enig bezit en een redelijk inkomen. Er zijn nog wel grootindustriëlen maar dat is niet te vermijden. Er zijn altijd mensen die de leiding hebben van een bedrijf en die verdienen meer. Dat is logisch, want die doen over het algemeen ingewikkelder werk waarvoor je een vooropleiding gehad moet hebben. Dat is voor zoiets als lopende band werk niet nodig. Conclusie: de ontwikkelingen en veranderingen in de Industriële Revolutie hebben een enorme invloed gehad en die invloed werkt nog steeds door; wij borduren erop voort. Opdracht 10 Er waren veel werknemers die ongeschoold waren, het werk in de fabriek was immers niet moeilijk. Door de industrialisatie groeide de bevolking en omdat er dus veel werknemers waren die dat werk konden verrichten, kregen ze weinig loon. De werkgevers konden de lonen laag houden en zelf veel verdienen. Er waren grote verschillen in loon. De arbeiders waren twaalf uur per dag in werkplaatsen verzameld, in een atmosfeer die heet was, vaak vol stof en katoenvezels en onzuiver als gevolg van voortdurend transpireren en andere oorzaken (bron 20). Vrouwen werkten na hun werkdag soms nog als prostituee omdat ze anders niet konden overleven (bron 23). De werktijden waren absurd; een dag van 13 tot 14 uur werken was niet ongewoon en er werd geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. Later verbeterde dit gelukkig en in goed georganiseerde industrieën was de 10-urige werkdag normaal (bron 12). Kinderen moesten ook werken. Soms gebeurde dat in familieverband en dat betekende voor kinderen een zekere bescherming. In de fabriek was het werk van kinderen heel anders. Ze moesten op jonge leeftijd werken en hadden geen tijd om naar school te gaan. Ze verdienden weinig en kregen straf als ze ook maar iets verkeerd deden (bron 24) In Lancashire, dat een onvruchtbare en weinig bevolkte streek was, had men grote behoefte aan inwoners, vooral kinderen. Ze haalden leerjongens uit Londen, Birmingham en elders omdat deze fijne en handige vingers hadden. Er werd gezorgd voor voeding, kleding en onderdak van deze jongens. Er werd maximaal rendement geëist omdat de opzichters betaald werden in verhouding tot de arbeid die de jongens konden verrichten. De kinderen werden mishandeld op wrede wijze (bron 26). Vrouwen hadden het ook niet best. Sommigen moesten in de mijn werken en hadden bijna geen tijd om voor hun kinderen te zorgen. Tijdens de zwangerschap moest gewerkt worden en de omstandigheden waaronder gewerkt moest worden waren erbarmelijk (bron 27) De arbeidsomstandigheden veranderden in de Industriële Revolutie: daarvoor maakten mensen het hele arbeidsproces mee, nu zagen ze alleen een deel van het eindproduct. Dit was niet bevorderlijk voor plezier in het werk. Het was erg onveilig in de fabrieken, de machines waren gevaarlijk en regelmatig overleden er mensen aan ongelukken met de machines (bron 14, 15, 16, 17). De werknemer had minder rechten dan de werkgever. - Iedere arbeider moest trouw en gehoorzaam zijn en zich fatsoenlijk gedragen. Hij moest zich nauwkeurig aan de arbeidstijden houden en door zijn ijver bewijzen dat hij het beste met de fabriek voor heeft. Als je te laat kwam, kreeg je minder loon en als je schade toebracht aan werk of aan werktuigen, moest je dat vergoeden (bron 28) - Door het ´werkmansboekje´ zat de arbeider vastgekluisterd aan het bedrijf. Daar stond veel over hem in: gegevens over zijn persoon, zijn werkijver, zijn inschikkelijkheid, zijn dagelijks doen en laten in de fabriek. De werkgever kon het achterhouden als de werknemer in een andere fabriek wilde gaan werken. Zonder werkmansboekje kon je niets (bron 30) Later kregen de werknemers meer rechten. Vakverenigingen werden officieel toegestaan en staken werd ook legaal (bron 29, 32, 33, 35). Er was wetgeving over de werktijden in Engeland: - 1802: leerjongens/leerlingen mochten geen nachtwerk in de textielindustrie doen en de dagarbeid werd beperkt tot 12 uur. Deze wet had nauwelijks effect omdat er geen controle en straffen waren. - 1819: wet voor de textielindustrie: onder de 9 jaar mochten kinderen niet werken en kinderen tussen 9 en 13 jaar mochten maximaal 48 uur per week werken. Jongeren tussen de 13 en 18 jaar mochten maximaal 69 uur per week werken. - 1833: fabriekswet textielindustrie: de wet was hetzelfde als die van 1819, maar deze had wel effect: er werd rijksinspectie ingezet om de naleving te controleren. - 1844: fabriekswet textielindustrie: minimumleeftijd werd verlaagd tot 8 jaar. Kinderen tussen 9 en 13 mochten niet langer dan 6,5 uur per dag werken en jongeren tussen de 13 en 18 en vrouwen niet langer dan 12 uur per dag. - 1847: fabriekswet: werkuren voor vrouwen en jongeren in de textielindustrie tussen de 13 en 18 werd beperkt tot 10 uur per dag. Vrouwen en jongeren moesten in ploegendiensten werken met wisselende werktijden. - 1867: fabriek- en werkplaatswet: alle vorige wetgeving werd van toepassing verklaard op werkplaatsen. (bron 11) De werknemers kregen steeds meer vrije tijd. Tussen 1830 en 1860 was er zeer weinig vrije tijd voor de werknemers, maar dat werd steeds meer. Vanaf 1900 hadden de arbeiders ongeveer zes uur vrije tijd per dag, terwijl dat ook drie uur geweest was. (bron 13) Er was sociale wetgeving voor de werknemer in Duitsland: 1883: Ziekteverzekeringswet. Dit was een gedwongen verzekering voor de arbeiders. De kosten moesten ze voor tweederde zelf betalen en eenderde betaalde de werkgever. De wet regelde ook vrije behandeling door een arts en betaling van ziektegeld vanaf de derde dag tot hoogstens 13 weken. 1884: Ongevallenverzekeringswet: vervolg op de ziektewet. Na afloop van de 13e week trad deze wet in werking. De kosten van het ziekteherstel worden betaald. Bij volledige arbeidsongeschiktheid werd tweederde van het loon uitgekeerd en de werkgever droeg de kosten. Bijdrageplichtig waren alleen de ondernemers, georganiseerd in beroepsverenigingen die onder toezicht van Rijksverzerkeringsbureau’s stonden. 1889: Invaliditeits- en ouderdomsverzekering: kosten voor werknemer, werkgever en de overheid. Uitkering bij arbeidsongeschiktheid. Pensioenuitkering vanaf 70 jaar bij 30 jaar premiebetaling. (bron 19) Opdracht 14 Conclusies uit de schema's van opdracht 12 en 13. Conclusie opdracht 12: Bij de belangrijke sociale en economische gebeurtenissen is een duidelijk verband te zien: Er zijn veel maatregelen voor de infrastructuur genomen: de scheepvaart en het treinverkeer werd beter geregeld. Verder werden er maatregelen genomen wat betreft de arbeid. Er werden duidelijke regels gesteld wanneer men mocht werken, wie mocht werken en in welke omstandigheden het werk verricht moest worden. Er is ook goed te zien dat de mensen zelf verenigingen en bewegingen gingen oprichten. Particuliere groepen en personen gingen zich verenigen om sterker te komen staan en dingen gedaan te krijgen. Conclusie opdracht 13: 1850: De samenleving werd steeds meer geregeld, was in het begin van de industrialisatie nog heel erg de houding 'de overheid moet zich erbuiten houden', na vele jaren kwam men erachter dat dat niet werkte en dat de overheid als onafhankelijke organisatie zich in de industrialisatie moest gaan mengen. Dit werd gedaan door wetten. In het begin werd niet of nauwelijks gecontroleerd of deze wetten wel werden nageleefd en dat werkte dus niet. Daarom kwamen er strenge controles op de wetten en toen werden ze wel nageleefd. De overheid kreeg invloed in een heleboel dingen. De burgers wilden beschermd worden: sociale zorg (die in de hoofdzaak wel aan particulieren werd overgelaten), infrastructuur, het beheer van koloniën en onderwijs. In de economie mengde de overheid zich zo min mogelijk, uitzonderingen waren: - uit- en invoerrechten op bepaalde producten - onder leiding van de overheid was de Nederlandse Handel Maatschappij opgericht - meren werden ingepolderd om de landbouwgronden te laten toenemen - door gemeentelijke en provinciale overheden stichtten nutsbedrijven - de scheepvaart werd gestimuleerd door de oprichting van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij. Er werd belasting geheven om deze investeringen en sociale zorg etc. te financieren. Er waren meerdere wetten: grondwet, gemeentewet, provinciewet, kieswet. Er waren echter weinig ambtenaren omdat, als er bezuinigd werd, er werd bezuinigd op de salarissen van de arbeiders. Het overheidsgeld werd voornamelijk uitgegeven aan andere departementen. Vanaf 1850: Er kwam meer sociale zorg omdat de eerste sociale wetgeving weinig resultaat had. Er kwamen nieuwe en meer wetten: - arbeidswet - ongevallenwet - ziektewet - AAW - WAO - AOW - WW

De overheid hield zich meer bezig met de economie. De industrialisatie maakte enorme investeringen noodzakelijk en de infrastructuur moest uitgebreid worden. Investeringen: - Spoorwegen kwamen voor het grootste deel voor rekening van de overheid - Meer nutsbedrijven - Staatsmijnen - Schiphol - Inpoldering Zuiderzee - PTT
Door de economische depressie moest de overheid nog verder ingrijpen: - Vrijhandel werd losgelaten - Landbouw werd subsidieel ondersteund - Werkloosheid werd tegengegaan d.m.v. gelegenheidsprojecten - Er kwam een strikte loonpolitiek - Het scheppen van nieuwe financieringsmogelijkheden, bevorderen van buitenlandse vestigingen en bieden fiscale voordelen aan het bedrijfsleven. De macht van de overheid werd beperkt door: - Overkoepelingsorganen, zoals de Sociaal Economische Raad - Het lidmaatschap aan de Europese Unie
De overheid hield zich niet alleen bezig met de economie, maar ook met het onderwijs, wat natuurlijk een indirecte link heeft met de economie, want goed geschoold personeel zorgt voor een goede economie. Er kwamen uniforme soorten voortgezet onderwijs voor de verschillende maatschappelijke standen en bijzonder onderwijs. Na WO II was er geen standenonderwijs meer en studiebeurzen kwamen tot stand. De overheid ging zich nu ook meer bemoeien met de inhoud van het onderwijs. Naast economie en onderwijs werden diverse uitingen van cultuur gesubsidieerd. Industrialisatie noodzaakt tot overheidsingrijpen - Grotere productie vereiste betere infrastructuur - Behoefte aan geschoold personeel nam toe => meer onderwijs - Snelle groei steden - Problemen van armenzorg werden te groot voor particuliere organisaties - Industrialisatie bracht massificatie van de cultuur met zich mee. Het beschavingsoffensief van gegoede burgerij werd overgenomen door de overheid. Revoluties en hervormingen in het buitenland stimuleren tot hervormingen. De economische crisis van 1929 noodzaakte tot verder overheidsingrijpen. De welvaartsgroei na 1950 was een gunstige omstandigheid. De overheid kreeg veel invloed, de arbeiders wilden ook meer invloed en daarom organiseerden ze zichzelf in vakverenigingen en andere organisaties die voor hun belangen opkwamen. Niet alleen voor de belangen in het werk, maar ook wat betreft cultuur en andere luxe-uitingen. De macht van de werkgevers werd hen voor een groot deel ontnomen en dat was ook wel een vereiste want de werknemers werden soms ontzettend uitgebuit en afgetuigd. Hier moest een einde aan komen. Conclusie: De overheid moest ingrijpen in de economie, omdat het anders verkeerd liep (economische crisis 1929). De arbeiders wilden ook invloed en organiseerden zich daarom in vakverenigingen en andere organisaties. Opdracht 16 Voor 1875 was de situatie zo: - Sekse: Mannen keken neer op vrouwen. Vrouwen hadden veel minder toekomstkansen. Na de basisschool kregen de meesten geen vervolgopleiding, ze moesten meehelpen in de huishouding of op het land. - Afkomst: De kinderen van rijke ouders hadden meer toekomstkansen. De ouders konden een vervolgopleiding betalen. - Opleiding: Alleen met een middelbare school diploma of een hogere opleiding was er kans op een goede baan, anders was het 'vonnis' arbeider. - Etniciteit: Donkere mensen werden gediscrimineerd en hadden minder kansen op een goede baan. - Leeftijd: kinderen waren goedkopere arbeidskrachten en daar was meer werk voor. Vooral kinderen van 6 - 12 jaar in grote steden. Mensen kregen meer gelijke kansen in de periode 1875 - 1900: - Sekse: vrouwen werden langzamerhand geaccepteerd op hogescholen, dat kwam vanaf 1870 gestaag op gang. Bijvoorbeeld Aletta Jacobs: zij wilde studeren en werd uiteindelijk toegelaten op de HBS. Toen andere meisjes dat ook wilden gaf de minister hen toestemming. Aletta werd de eerste vrouwelijke arts en haar zusje werd de eerste vrouwelijke apotheker. Aletta Jacobs stichtte ook een praktijk en die liep heel goed. - Afkomst: het onderwijs werd gratis en iedereen kon onderwijs krijgen zodat er meer kans was op een goede baan later omdat afkomst niet meer zo belangrijk was. Er waren ook studiebeurzen. - Opleiding: de opleiding was belangrijk. Met een goede opleiding kon je een goede baan krijgen en dus een goed leven hebben omdat je jezelf kon onderhouden. - Etniciteit: Zwarte mensen werden minder gediscrimineerd vanaf Willem III. - Leeftijd: Vanaf 1874 kwam er een verbod op kinderarbeid en konden de kinderen dus niet meer uitgebuit worden. Niet iedereen had dus dezelfde kansen. Vooral voor 1875 had
sekse, afkomst, opleiding, etniciteit en leeftijd een grote invloed. Toen er meerdere wetten kwamen waren er meer gelijke kansen voor iedereen en kon iedereen een goede opleiding krijgen. Zo werd het werk beter verdeeld en werden mensen minder uitgebuit. Opdracht 19 Welke bijdrage heeft Domela Nieuwenhuis geleverd aan de verbetering van de positie van de arbeiders in Nederland? a) Tijdens de industrialisatie ontstonden wantoestanden in de arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen. Dankzij acties van sommige organisaties en personen kwam daarin verandering. Welke bijdrage aan die verandering leverden Domela Nieuwenhuis en zijn SDB volgens de geschiedschrijver Kossmann? Beredeneer of de laatste alinea in de tekst van Kossmann al dan niet in strijd is met de voorgaande alinea's. b) Hoe groot was de aanhang van Domela onder de Nederlandse bevolking? c) Hoe verklaart Kossmann de naar zijn mening geringe betekenis van Domela voor de de positie van de arbeiders? d) Geef aan in welke opzichten vrienden van Domela, Wilhelmina Drucker en W. Hamers en Sam. Coltof, een andere mening hebben over de betekenis van Domela dan Kossmann. e) Ga na welk bewijsmateriaal of welke argumenten de schrijvers van de bronnen 1 tot en met 3 voor hun standpunten noemen. f) Geef vervolgens aan in hoeverre de redacties van de dagbladen bij het overlijden van Domela voorgaande standpunten ondersteunen of weerleggen. g) Ga na welke niet in deze bronnen genoemde factoren eind 19e eeuw bijdroegen tot de verbetering van de arbeidsomstandigheden en -verhoudingen. h) Rond je betoog af door een afgewogen antwoord te geven op de hoofdvraag. Betrek bij dit afwegen de representativiteit en betrouwbaarheid van de bronnen. Het socialisme vervulde in het Nederland van de jaren 1880 geen wezenlijke functie. Daar kwam echter verandering in met Domela Nieuwenhuis. De geschiedenis van de SDB leek vaak de geschiedenis van zijn persoon en zijn overtuigingen te worden. Tot ongeveer 1885 streed de SDB hard voor algemeen kiesrecht, dat in die jaren nog de aantrekkingskracht van een revolutionaire hervorming had. De kleine groep socialisten was heel enthousiast, maar dat algemene kiesrecht kwam er niet. De SDB beschikte niet over het plan of de middelen om het Parlement met geweld tot een andere politiek te dwingen. Domela Nieuwenhuis werd in 1888 in de Tweede Kamer gekozen, maar zijn welsprekendheid had in deze omgeving geen effect. In 1885 - 1890 kreeg het anarchisme vat op de arbeiders van de SDB en Domela Nieuwenhuis begon er ook naar te neigen. Na 1891 streed Domela Nieuwenhuis tegen de Duitsers, tegen de Friese Volkspartij en tegen de Nederlandse vakverenigingen. Recht voor allen schreef in 1893 over de verkiezingssuccessen van de Duitsers en de algemene staking, die de Belgische socialisten organiseerden om algemeen kiesrecht te krijgen. De SDB had zich losgemaakt van de internationale beweging en had niets concreets aan te bieden naast kritiek om het parlementarisme en de buitenlandse bureaucratie. Later bleek dat het makkelijker was geweest voor de arbeiders om te leren geloven in de mogelijkheid van lotsverbetering en in de dynamiek van de ontwikkeling. Dit alles was te danken aan Domela Nieuwenhuis en de SDB. Ook heeft de socialistische kiesrechtagitatie van de vroege jaren 1880 zeker iets bijgedragen tot de rijping van het inzicht dat de regeling van 1848 niet te handhaven was. De laatste alinea in de tekst van Kossmann is in strijd met voorgaande alinea's, want in de voorlaatste alinea wordt gezegd ' de SDB behield de trouw van Domela Nieuwenhuis' volgelingen, maar was tot niets dan negatie in staat.' In de laatste alinea wordt juist gezegd dat de SDB en Domela Nieuwenhuis toch nog aan iets positiefs hebben meegewerkt. Dat is dus in strijd met het voorgaande. De aanhang van Domela was groot onder de Nederlandse bevolking. Hoewel de SDB niet veel leden had, waren er op zijn begrafenis in 1919 vele tienduizenden toeschouwers. Een vriendin van Domela zegt dat hij door sommigen niet als een mens werd gezien, maar als een halfgod. Hij had aanhangers, maar ook tegenstanders. Toch erkende iedereen zijn buitengewone macht. Hij mocht niet worden beoordeeld door gewone stervelingen; ook al deed hij iets fout, dan moest iedereen nog zwijgen. Domela's invloed breidde zich snel uit en men nam gretig kennis van de artikelen, geschriften en brochures die van D.N.'s hand uitkwamen. Toen Domela Nieuwenhuis in de gevangenis moest en er later weer uitkwam, was er een grote groep mensen die hem steunde. Hij kreeg een grote zegetocht en een huldiging door het hele land heen. Wilhelmina Drucker en W. Hamers en Sam. Coltof hadden een andere mening over Domela Nieuwenhuis dan Kossmann: Wilhelmina Drucker: Domela Nieuwenhuis is de onvermoeibare wegverbreider, de grote meester van de socialistische levensleer geweest en iedereen heeft van hem geleerd. Uit zijn woord en daad is het Nederlands Feminisme geboren. Duizenden heeft hij opgezweept tot handelen en er was geen sociale verbetering die in zijn optredens niet haar oorsprong vond. Wilhelmina heeft veel aan hem gehad en veel kracht uit hem geput, ze durfde dingen die ze anders niet had durven doen. Ze zag erg tegen hem op en vond dat hij hele goede dingen had gedaan. Hier was Kossmann het niet mee eens, hij vond dat D.N. niet veel bereikt had behalve veel praatjes en kritiek. Wilhelmina vond juist dat hij veel had gedaan. W. Hamers en Sam. Colthof: D.N. nam niet aanval op een enkel punt, maar tegelijk op alles wat hij verkeerd achtte in de samenleving. D.N.'s invloed breidde zich snel uit en het volk vond alles interessant wat hij aan papier publiceerde. D.N. werd pas de man van betekenis, toen hij zich in dienst van de opkomende sociaal-democratische beweging stelde, waarmee de stichting van het blad ' Recht voor Allen', wat snel een enorme invloed uitoefende. Het persoonlijk optreden van D.N. was belangrijk. Hij mocht met recht worden beschouwd als grondlegger van de arbeidersbeweging in Nederland. Met het intreden van D.N. begon het volk zich pas te interesseren voor de arbeid van zijn parlement. Deze vrienden van D.N. waren positief over hem, maar iets realistischer dan Wilhelmina. Ze vonden dat het volk de invloed die van hem, de enige socialist van het parlement, uitging had overschat. W. Hamers en Sam. Colthof waren ook positiever over Domela Nieuwenhuis dan Kossmann. Ze vonden dat D.N. goed werk had verricht en dat hij uiteindelijk wel veel invloed heeft uitgeoefend op de maatschappij. Dat was Kossmann niet met hen eens, hij was voornamelijk negatief over D.N. en zag niet dat er een enorme menigte was die achter de SDB en D.N. stond. Kossmann: 1. Het socialisme vervulde in het Nederland van de jaren 1880 geen wezenlijke functie. - De geschiedenis van de SDB leek vaak de geschiedenis van Domela Nieuwenhuis en zijn overtuigingen te worden. - De SDB stond voor het kiesrecht maar ondanks veel gepraat en gespeculeer, kwam er niets van. De SDB bleek over plan noch middelen te beschikken om het parlement met geweld tot een ander politiek te dwingen. - Toen Recht voor Allen in 1893 schreef over de verkiezingssuccessen van de Duitsers en de algemene staking, die de Belgische socialisten organiseerden ter verkrijging van algemeen kiesrecht, bleek duidelijker dan ooit dat de SDB zich van de internationale beweging had losgemaakt en niets concreets had aan te bieden naast scherpe en zeker niet geheel onjuiste kritiek op het parlementarisme en de buitenlandse partijbureaucratie. 2. Domela Nieuwenhuis en de SDB hadden de rol van pionier met enig effect gespeeld. - Zonder hun propaganda zou het waarschijnlijk moeilijker voor de arbeiders geweest zijn om te leren geloven in de mogelijkheid van lotsverbetering en in de dynamiek van de ontwikkeling. - Bij de begrafenis van D.N. toonden de tienduizenden die hem begeleidden, hoe levend de herinnering aan zijn werk nog was. - De socialistisch kiesrechtagitatie van de vroege jaren 1880 heeft zeker iets bijgedragen tot de rijping van het inzicht dat de regeling van 1848 niet te handhaven was. Wilhelmina Drucker: 1. Voor Nederland is zijn leven rijk geweest aan zegeningen. - Hij is de stuwkracht geweest, die de gedachtensfeer in ons land heeft verhumaniseerd, versocialiseerd, opgevoerd tot hoger peil. - Hij heeft duizenden opgezweept tot handelen en er was geen sociale verbetering hier in het land die in zijn optredens niet haar oorsprong vindt. 2. Domela Nieuwenhuis is de onvermoeibare wegbereider geweest, de grote meester van de socialistische levensleer. Wij hebben allemaal van hem geleerd. - Uit zijn woord en daad is het Nederlands Feminisme geboren. - Zonder het volgbeeld van zijn stalen ijver, zijn onnavolgbare werkkracht, zijn onverwrikbaar pal-staan voor wat hem recht leek, zijn taaie geduld, dat hinderpalen beschouwde als daar te zijn om overwonnen te worden, zijn onschokbaar vertrouwen op de toekomst, zou ik nooit de moed hebben gehad om op te treden voor de vrouw, van wie de belangen door de sociale hervormers al niet minder werden genegeerd dan door de wetgevers en priesters van de vervlogen tijden. W. Havers en Sam. Coltof: 1. Het belangrijke in D.N.'s optreden was, dat hij niet de aanval ondernam op een enkel punt, Maar tegelijk op alles wat hij op een gegeven moment verkeerd achtte in onze samenleving. - Een groot deel van het volk stelde zich partij. Men was gedwongen de strijd door D.N. aangevangen, te aanvaarden, omdat met vreesde voor de suggestieve invloed van een opruier. - D.N.'s invloed breidde zich snel uit. 2. D.N. werd pas een man van betekenis toen hij zich met zijn gehele kracht in dienst stelde van de opkomende sociaal-democratische beweging, waarmee de stichting van het blad 'Recht voor Allen', dat ook een enorme invloed uitoefende. - Dit kwam door het persoonlijke optreden van D.N. - Hij was de grondlegger van de arbeidersbeweging in Nederland. 3. D.N. paste niet goed in het parlement. - Hij voelde zich er niet op zijn plaats. - De omgang met het arbeidende volk en niet in het minst de strijd die hij voerde tegen het kapitalisme, waren motieven, genoeg om D.N. buiten deze hoge vergadering te houden waar tot heden slechts de stem van hen had geklonken, die meenden dat ieder volk van nature uit twee delen moest bestaan, het ene om te bevelen en het andere (ook het grootste) om te gehoorzamen. Het Volk: Hij heeft de eerste bladzijden van de geschiedenis van het socialisme geschreven en dat was het. Hij heeft met trotse moed de opstand tegen het kapitalisme gepredikt in een tijd dat de grote massa arbeiders nog vast geloofde aan de eeuwigheid van de heerschappij van de bourgeoisie als deze zelf. De standpunten van Kossmann worden ondersteund en de rest wordt weerlegd, het is een negatief bericht. De Tribune: D.N. is onverbrekelijk verbonden aan het socialisme. Op ongeveer elk gebied van de socialistische actie is hij de eerste geweest en als hij niet de eerste was, dan was hij de felste en de meest consequente anti-parlementariër. Dit is een positief stuk. Het ondersteunt de standpunten: 2 van Wilhelmina, 1 & 2 van Havers en Coltof. NRC: Hij sprak tot het volk als socialistische baanbreker. Hij was al lang een afstervende loot aan de socialistisch beweging maar de herinnering leeft nog. Hij had een sterk karakter. Dit is een positief stuk. Het ondersteunt de standpunten: 1 van Kossmann, 1 & 2 van Wilhelmina en 1 & 2 van Havers en Coltof. Het Handelsblad: Ondanks zijn grote fouten zal iedereen D.N. eren omdat hij voor wat hij goed achtte, gestreden en geleden heeft. Dit is een positief stuk. Het ondersteunt de standpunten: 2 van Wilhelmina en 1 & 2 van Havers en Coltof. Ons Noorden: Niemand zal om hem treuren, hij heeft veel fout gedaan omdat zijn hoogmoed niet naar de redding wilde en zo bleef hij in de ellende van zijn eenzaam en tragisch leven. Dit is een negatief stuk. Het ondersteunt de standpunten: 1 van Kossmann en 3 van Havers en Coltof. De Tijd: Zijn talenten werden misbruikt door dwaling en drift voor de maatschappelijke opstand. Dit is een negatief stuk. Het ondersteunt de standpunten: 1 van Kossmann. Andere factoren die bijdroegen aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden en -verhoudingen: het kwam voornamelijk door de oprichting van vakbonden en vakverenigingen. Werknemers gingen zich verenigen en stonden zo sterker. Verder greep de overheid in en nam maatregelen tegen de wantoestanden in de arbeidsomstandigheden en -verhoudingen. Antwoord op de hoofdvraag: Welke bijdrage heeft Domela Nieuwenhuis geleverd aan de verbetering van de positie van de arbeiders in Nederland? Domela Nieuwenhuis heeft het volk aan het denken gezet door zijn inzet voor het sociaal-democratisme. Hij heeft geprobeerd om de arbeidsomstandigheden en de arbeidsverhoudingen te verbeteren en door zijn enthousiasme en doorzettingsvermogen kreeg hij veel aanhang. In het begin was het heel moeilijk voor hem omdat er maar zo weinig aanhangers van het socialisme waren maar later begonnen mensen te geloven dat de arbeidsverhoudingen niet altijd zo hoefden te blijven en geloofden ze in hem. Ik vond het betoog over Domela Nieuwenhuis goed passen bij het katern "Mensen en Machines, omdat het over iemand ging die streed voor betere arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen. In het katern wordt aandacht besteed aan de veranderingen in de Industriële Revolutie en dat hield ook in dat er werd gekeken naar de veranderingen van verhoudingen en omstandigheden. Het is dan een interessante optie om degene die hard voor betere verhoudingen en omstandigheden heeft gestreden, uit te lichten en leerlingen daar een betoog over te laten schrijven. Dan komt het dichter bij je staan en leer je er meer van. Ik vond het dus een goede keuze en ik vond het goed passen bij de rest van het katern.

REACTIES

J.

J.

Ik heb je werkstuk gelezen ziet er heel goed uit! Ik moet zelf nog beginnen..
Greetz! Jonathan

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.