Hoe zag de geschiedenis van Ieper eruit voor de oorlog? 10e eeuw: Het ontstaan Nadat de Noormannen onze gewesten hadden verlaten en vrede en rust waren teruggekeerd, ontstonden her en der landhoeven of villa's. Samen met de hoeven die overal in de buurt verspreid lagen, vormden ze wijken of dorpen. Op hun landhoeve bewoonden de eigenaars wallen. In 902 zou graaf Boudewijn II van Vlaanderen aan de waterkant van de Ieperlee (rivier) een wal gebouwd hebben. Deze nederzetting lag tussen twee armen van de Ieperlee en was belastingplichtig tegenover de Karolingische keizer. De villakerk, die bij de landhoeve werd gebouwd, kreeg Sint-Maarten als patroonheilige. Het is rond de markt waar zich rond 930 een primitieve gemeenschap zou hebben ontwikkeld, die vooral bestond uit lijfeigenen die aan de landhoeve waren verbonden. Een oorkonde uit 962, waar over het bodium de Ypris werd gesproken en die als bron werd gebruikt om het duizendjarig bestaan te bewijzen, bleek een vals document te zijn. De verbazende snelle bevolkingsaangroei was te danken aan de voorspoedige economische ontwikkeling die Vlaanderen vanaf de 10e eeuw meemaakte. De lakenkooplieden bezochten in groten getale de kuststreek en kochten er wollen stoffen om die te Parijs en elders aan de man te brengen. Zo ontstond hier een druk handelsverkeer. Op hun lange tochten legden de kooplui in goed gelegen oorden langs hun reisweg aan, en de Ieperse landhoeve moet zo'n aanlegplaats zijn geweest voor de kooplui die van de kust naar het zuiden trokken. Ze was immers gelegen aan een waterloop en gemakkelijk bereikbaar langs een weg uit het zuiden en één uit het noorden. Spoedig verbleven de kooplieden tijdens het slechte jaargetijde of tussen twee reizen door bij voorkeur op de Ieperse landhoeve. Waar konden de kooplieden immers beter aanleggen dan op een villa die eigendom was van de graaf. Daar zouden zij in geval van nood zeker bescherming vinden. De vorst begunstigde deze nederzettingen en liet zelfs toe dat de kooplieden zich hier blijvend vestigden, mits ze grondschatting betaalden. Indien de wevers meer wol nodig hadden dan plaatselijk werd voortgebracht, kwamen de kooplieden hen ter hulp; ze stelden wol beschikbaar in de omringende plaatsjes aan de Ieperlee. Om vervoerskosten te vermijden, vestigden vrije wolbewerkers zich in de buurt van die plaatsjes. Zo groeide de stad.
11e eeuw: Ontwikkeling vanuit nederzetting
Tot 1050 was Ieper een grote landbouwnederzetting, dat toebehoorde aan de Graven van Vlaanderen. Maar dat veranderde door de snelle groei van Ieper veroorzaakt door de goede ligging: de Markt lag op het snijpunt van de belangrijkste rivier, de Ieperlee, en de even belangrijke weg die van Rijsel naar Brugge liep. Het was dan ook weinig verwonderlijk dat zich hier naast de eerste bewoners al heel vroeg een handeldrijvende bevolking vestigde. De nieuwe handeldrijvende bevolking kreeg de bovenhand op de vroegere agrarische bevolking. In diezelfde periode ontwikkelde zich ronde de Sint-Maartenskerk een reguliere kloostergemeenschap. De grondstof voor de lakennijverheid werd oorspronkelijk geleverd door schapen uit de Vlaamse landstreken, maar in de 11e eeuw was de hoeveelheid Vlaamse wol onvoldoende. Er werd dan maar kwaliteitswol vanuit Engeland ingevoerd. In die tijd ontstond Nieuwpoort, dat later de Ieperse zeehaven werd. In Ieper ontwikkelde zich een bloeiende jaarmarkt dankzij Nieuwpoort.
12e eeuw: Een middeleeuwse hoofdstad In 1116 verleende graaf Boudewijn Hapken aan de stad haar eerste voorrechten. Ieper bezat van toen af een eigen rechtsspraak. Van nu af mocht Ieper zich onder de grote steden van Vlaanderen rangschikken. Ieper werd niet alleen een handelscentrum, maar ook een belangrijk politiek trefpunt. De lakenhandel zorgt in de 12de eeuw voor een snelle groei van de jonge stad. In de 12e eeuw kende Ieper een grote bloei. De jaarmarkt was van Europese betekenis, in het oog van Londen nam Ieper de tweede plaats in en met Brugge en Gent behoorde het tot de drie grootste steden van Vlaanderen. De snelle ontwikkeling van Ieper was niet alleen te danken aan de handelsfunctie, maar ook aan het feit dat het een belangrijk industriecentrum was. De wol, grondstof voor de lakennijverheid, werd aangevoerd over de, in de IJzer uitmondde, Ieperlee die Ieper rechtstreeks verbond met de kuststreek waar schapen werden gefokt.
13e eeuw: Hoogtepunt in faam en welvaart
Na de terugtocht van de Franse koning Filips-August werd in 1214 door Fernand van Portugal een begin gemaakt met de bouw van de vestingswallen. De nieuwe stad kreeg tien poorten. Gesteund door de graven van Vlaanderen werd Ieper een wereldberoemde stad in Vlaanderen en evenaarde Brugge en Gent in pracht en praal. Iepers faam en welvaart bereikte een hoogtepunt. Toen kende de stad haar grootste omvang tot dan toe. In 126O telt de stad volgens sommige bronnen 40.000 inwoners. Dat lijkt niet zo veel, maar bedenk dat Gent 50.000 inwoners had, en de machtigste stad in de toenmalige wereld, Venetië, 100.000.
Het Ieperse laken beheerst de wereldmarkt; het werd tot in Rusland toe verhandeld. In die periode wordt gestart met de bouw van Belfort, de kathedraal en Lakenhallen. Het originele gebouw van de Lakenhallen, voor zijn tijd een verbazingwekkende constructie, werd opgetrokken tussen 1260 en 1304 en diende tegelijk als markt- en opslagplaats voor wol en laken. De stad had toen een drukke haven en het grootste deel van de wol werd per boot aangevoerd. Boten kwamen de stad binnen via de Ieperlee en meerden naast de Lakenhallen aan. Het was makkelijker om goederen over water te transporteren dan over land.
Meer en meer handelaars en ambachtslui kwamen zich in Ieper vestigen. Zij voelden zich aangetrokken door de grote arbeidsmogelijkheden, en zo ontstond een spiraalbeweging; hoe meer volk, hoe meer werk, dat dan weer nieuwe mensen aantrok. Ambachten worden opgericht en gilden gesticht. Deze mensen konden zich onmogelijk allemaal vestigen op het oorspronkelijke grondgebied van de stad. Zo vestigde men zich op de aangrenzende gebieden.
Maar in deze bloeiende 13e eeuw kreeg Ieper ook te maken met oproer en rampen. In 1255 zien we de eerste tekenen van sociale onlusten, als gevolg van de ontevredenheid van de ambachtslieden, die aan de willekeur van de machtige bestuurders van de stad waren overgeleverd. In 1241 vernielde een brand ongeveer een derde van de stad. Een nieuwe ramp in 1273; om politieke motieven werd door
Engeland een embargo gelegd op de levering van Engelse wol. In 1297 werden de buitenwijken van Ieper door de Fransen in brand gestoken, waarop Graaf Gwijde van Dampierre besloot de stad te versterken tegen de opkomst van de Fransen.
De praktische opdracht gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
K.
K.
Hallo
Zou u mij kunnen vertellen wie deze site geschreven heeft en wanneer deze website tot zijn recht is gekomen?
Dank
Karen
16 jaar geleden
AntwoordenC.
C.
Heey,
is dit een p.o die je nodig hebt in de derde?
alvast bedankt..
xxx cynthia
19 jaar geleden
AntwoordenX.
X.
welke bronnen heb je voor dit verslag gebruikt?
12 jaar geleden
Antwoorden