Geloof in de Lage Landen
Een praktische opdracht voor het vak geschiedenis, geschreven door Christy Gomes en Emily Jasinski.
Geloof in de Lage Landen
Voorwoord
Wij bedanken een aantal medeleerlingen, onze geschiedenis docent meneer Riegen die ons uitgebreid les heeft gegeven over dit onderwerp en onze ouders. Deze personen hebben ons allemaal geholpen en gesteund met het maken van dit praktische opdracht.
Inleiding
Deze praktische opdracht gaat over geloof in de Lage Landen. De Lage Landen is de laagvlakte in Noordwest-Europa die het stroomgebied vormt van de beneden-Rijn, de beneden-Maas en de Schelde. Geloof in de Lage Landen was belangrijk, omdat het geloof eigenlijk overal mee te maken had in die tijd en dit heeft te maken met de Opstand die van 1568 tot 1648 liep.
Deze tijd was de tijd van de Reformatie en Opstand. In deze tijd speelden geloof een belangrijke rol in het ontstaan van de Opstand, de Reformatie en ook het begin van de Republiek. De hoofdvraag van dit onderwerp is ook: Welke rol speelde het geloof in het ontstaan van de Opstand?
Verder wordt er in deze praktische opdracht ook geschreven over het verloop van de Reformatie in de Lage Landen, waaronder ook informatie over Calvijn voorbijkomt. En er wordt geschreven over Karel V en Filips II hoe zij reageerden op de Reformatie. Een voorbeeld van hun reactie was het invoeren van de Bloedplakkaten. Als laatste wordt er geschreven over hoe de Reformatie escaleerde in de Lage Landen. Een voorbeeld
Hoofdstuk 1 De Reformatie in de Lage Landen
Dit hoofdstuk gaat over de Reformatie van de Lage Landen en hoe dit verliep. We gaan het ook hebben over Calvijn, want hij speelde een belangrijke rol in de Reformatie. De Reformatie begon in het jaar 1517. Maarten Luther stuurde toen een brief met kritiek aan zijn bisschop en hij maakte openbaar en bevestigt zijn beroemde 95 stellingen op de kerkdeur in Wittenberg. Op langere termijn zorgde dit voor een scheuring in de christelijke kerk. Dit wordt ook wel ‘hervorming’ genoemd.
De kerkhervorming in de Lage Landen verliep anders dan in andere landen van Europa. Dat komt doordat een hervorming van bovenaf hier uitgesloten was. In de andere landen van Europa namen de vorsten het initiatief en veranderden ‘de kerk’ in hun land in een protestantse en stelden zichzelf aan het hoofd ervan in plaats van de paus. In de Nederlanden waren er geen lokale heren die konden overgaan tot de lutherse leer en hun gewest daarin konden meeslepen. Ketterij werd in de Nederlanden streng bestreden met keizerlijke maatregelen die werden gedrukt en aangeplakt en daardoor de naam ‘plakkaten’ kregen.
De denkbeelden van de hervorming vonden de bevolking in de Nederlanden gunstig onthaal. Dit had gezorgd voor een goede voedingsbodem. Bovendien vertoonde de kerk in de Lage Landen duidelijke tekenen van het verval. Er was een zeer matig ontwikkelde, slecht gemotiveerde geestelijkheid, van wie de leefwijze vaak niet voldeed aan de normen die passend zouden zijn voor geestelijke leiders. Doordat werd de gelofte van het celibaat (het ongetrouwd zijn en geen seks hebben) slecht onderhouden. Vermoedelijk leefde er een kwart van de geestelijken samen met een vrouw. Gelovigen gingen zich hieraan ergeren en ze hadden klachten over het gedrag van de geestelijken. Ook was er een overvloedige aanwezigheid van geestelijken en dat deed de kerk weinig goeds.
Er waren slecht vijf bisschoppen op ruim drie miljoen inwoners. Vier van die bisschoppen woonden in het Franstalige gebied. De enige bisschop in het Nederlandstalige gebied woonde in Utrecht. Deze bisschoppen vielen onder het gezag van de aartsbisschop. Meerdere vorsten hadden plannen voor kerkelijke reorganisatie, maar de paus toonde weinig neiging tot medewerking. De opvolger van Karel V (Filips II) drong opnieuw aan op reorganisatie, maar toen was de hervorming op volle gang.
Het protest tegen het verval van de kerk heeft een grote invloed uitgeoefend op de Lage Landen. Erasmus schreef in 1519, dat Luthers werken overal zich hadden verspreid in de lage Landen. Karel V probeerde dit te stoppen. Zo vonden de eerste verbrandingen van lutherse geschriften plaats op 8 oktober 1520 in Leuven. Dat was een half jaar voordat Luthers werken op de Rijksdag van Worms werden veroordeeld. Na de Rijksdag verscheen er in 1521 een plakkaat dat, boeken en geschriften van Luther of aanhangers, verbood en dat ze verbrand moesten worden. Ondanks dit alles kwam in de Nederlanden nog steeds geen lutherse kerk. De reformatie moest zich schuilhouden en zich organiseren als ondergrondse beweging.
Inquisitie (ketterrechtbank)
Twee monniken die ideeën van Luther waren toe gedaan, werden ze op de brandstapel gezet in 1523. Deze doodstraf in Brussel maakten grote indruk. Deze monniken waren de eerste slachtoffers van de inquisitie die Karel V in 1522 had ingevoerd in de Nederlanden. Karel V voerde in de Nederlanden het type inquisitie staatsinstelling. In geen enkel ander Europees land was dit het geval behalve Spanje. Geloof en samenleving waren nauw verbonden met elkaar en wie anders dacht, stelde zich buiten de samenleving. Ongeveer 1300 mensen zijn overleden door de inquisitie in de Nederlanden.
Calvinisme
In de Nederlanden was het vrijwel onmogelijk om een enige vorm van kerkelijke organisatie ontstaan. Ook het opstellen van een samenhangende hervormde kerkleer was heel moeilijk. In de Nederlanden heerste veel verwarring en onzekerheid op godsdienstig gebied. In Oost-Friesland zochten gereformeerden aansluiting bij de leer van Johannes Calvijn. Hij was de tweede grote reformateur. Calvijn behoorde tot een goede middenklasse en sprak de taal van de elite. Hij was geen theoloog maar jurist. Hij vond dat men God meer diende te gehoorzamen dan de mensen.
Calvijns ideeën verspreiden zich door Frankrijk en uiteindelijk kwamen ze ook in de zuidelijke Nederlanden. De belangrijkste invloed op het Nederlandstalige gebied werd uitgeoefend via Emden. Na 1550 vormden zich de eerste ondergrondse gemeenten met kerkraden in het Waalse gebied en in Antwerpen. Na 1560 nam dit toe, doordat de invloed van het calvinisme groeide. Toen Filips vertrok naar Spanje nam zijn halfzus Margaretha van Parma het gezag over. Alleen zij lag overhoop met de Nederlandse adel over gezags- en bestuur kwesties. Zo groeide het aantal calvinistische gemeentes. De meeste en sterkste gemeentes ontstonden in het zuidelijke Nederlanden. In 1561 stelde een predikant een Nederlandse Geloofsbelijdenis op, een document dat groot gezag kreeg gebaseerd op de leer van de gereformeerde kerken. Eén jaar later werd het ook in Emden gedrukt en van daaruit verspreid.
De praktische opdracht gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden