Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De koloniale relatie tussen Nederland en Nederlands-Indië

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas vwo | 4984 woorden
  • 23 maart 2009
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
20 keer beoordeeld

Mijn hoofdvraag luidt:
Hoe ontwikkelde zich de koloniale relatie tussen Nederlanders en het gebied dat in Nederland bekend staat als Nederlands-Indië ?

Mijn deelvragen zijn:

-Wat veranderde er in de koloniale relatie tussen Nederland en Nederlands- Indië in de jaren 1800-1870?

-Nederlands breidt zijn gezag uit, wat betekende dit voor de koloniale relaties?

-Hoe ontwikkelde zich de verhoudingen tussen Nederland en Nederlands-Indië in de jaren 1901-1942

-Hoe ontwikkelde de relatie tussen Nederland en Indonesië zich vanaf 1942?


Deelvraag 1: Wat veranderde er in de koloniale relatie tussen Nederland en Nederlands-Indië in de jaren 1800-1870 ?

Van wingewest tot schadepost
Koning Lodewijk Napoleon stuurde generaal H.W. Daendels als gouverneur generaal in 1806 naar Java. Hij moest hervormingen doorvoeren zodat Java verdedigd kon worden tegen een Engelse aanval. Hij wilde een moderne staat met duidelijke regels en hij moest niets hebben van het feodale systeem. In plaats van de feodale verplichtingen zoals de zogeheten herendiensten, kwam er een belasting : De landrente. Dit hield in dat de boeren een deel van de grondopbrengst aan de overheid moesten betalen. Lang duurde Daendels bewind niet. In 1811 bezetten de Engelsen Java en stelden T.S. Raffles als gouverneur- generaal aan. Hij zette de koers van Daendels voor maar ook zijn bewind duurde kort. De Britten wilden van Nederland een sterke staat maken, die een eventuele nieuw Franse opmars naar het noorden kon tegenhouden. Daarom gaven de Britten de VOC- bezittingen in de Indische archipel terug en erkende de Britten de Nederlandse soevereiniteit over het gebied dat voortaan Nederlands-Indië werd genoemd.

Koning Willem I beloofde dat Nederland en Nederlands-Indië een bloeiend , welvarend en gelukkig land zou worden. Daarom noemde hij G.A.G.Ph Van der Capellen (1816-1826) tot gouverneur- generaal op om dit prachtig doel te bereiken. Van der Capellen had het beste met de bevolking voor. Hij wilde ze beschermen tegen uitpersing door eigen regenten en westerse ambtenaren en ondernemers.
Maar de goede bedoelingen leidden tot niets. Omdat de herendiensten gewoon bleven bestaan was de landrente een extra belasting voor de boeren. Ook Westerse Planters kochten steeds meer grond van de Javaanse edelen inclusief het recht op herendiensten. In 1823 verbood Van der Capellen deze grondverkopen maar de boeren hadden hier niets meer aan. In 1825 begon de Javaanse prins Diponegoro een opstand. Hij was een vrome moslim en hij wou vorst van heel Java worden. De opstand verspreidde zich razendsnel en liep uit op de Java-oorlog. De opstandelingen dreven met guerrillatactieken het Nederlands-Indische leger in het nauw. Na 5 jaar gaf Diponegoro zich dan toch over. Hierdoor was het onvermijdelijk dat Indië geen wingewest was maar een schadepost.

Het Cultuurstelsel
Koning Willem I benoemde oud-VOC militair Johannes van den Bosch tot nieuwe gouverneur-generaal. Hij was tegen het geperverteerde liberalisme van Daendels. Hij vond dat Nederland alleen aan de kolonie kon verdienen als het de feodale tradities in ere herstelde. Hij vond ook dat Java een wingewest was met als enig doel het vullen van de Nederlandse schatkist. Daarvoor voerde hij het cultuurstelsel in. Van den Bosch vond dat de koloniale overheid eigenaar was van de grond. Als vergoeding voor het gebruik van die grond mocht ze van de boeren exportproducten vragen. In het cultuurstelsel werd de Javaanse bevolking gedwongen tropische gewassen te verbouwen. Deze cultures werden opgekocht tegen door de koloniale overheid vastgestelde prijzen, deze werden daarna in Holland verkocht tegen veel hogere wereldmarktprijzen. De opbrengst (het Batig slot genaamd) ging naar de Nederlandse schatkist. De door Koning Willem I opgerichte Nederlandse Handel Maatschappij ( NHM) kreeg het alleenrecht de tropische producten te kopen, ze naar Nederland te vervoeren en ze daar op veilingen weer te verkopen.
Van den Bosch voerde een dualistisch bestuursstelsel in, waarin het Nederlandse en inheemse bestuur naast elkaar functioneerden. Bovenaan regeerde de gouverneur-generaal, daaronder stonden de ambtelijke diensten in Batavia en de residenten die de provincies bestuurde. Deze provincies waren weer onderverdeeld in afdelingen , met de assistent-residenten aan het hoofd, daaronder hadden zijn nog een aantal controleurs . In de afdelingen waren ook nog regenten, dit waren hoge functionarissen van het Inlandse bestuurd. Daaronder stonden weer de dorpshoofden.

Het cultuurstelsel werd voor Nederland een groot succes. De boeren deden wat hun werd gevraagd en het cultuurstelsel leverde zoete winsten op. Ook de industrie profiteerde. De NHM bracht de scheepsbouw weer tot leven en in Twente kwam de katoennijverheid tot bloei.


Nederlanders en Javanen
Door het Cultuurstelsel nam voor de Javaanse bevolking de werkdruk enorm toe. Ook bleven de landrente en de herendiensten bestaan. Het cultuurstelsel ging ten koste van de verbouw van het Javaanse hoofdvoedsel rijst. Zolang de boeren aan de cultures moesten werken konden ze niet op de sawa’s (rijstvelden) werken.
Na jaren kregen de boeren plantloon, deze was al snel hoger dan de landrente dus hielden ze wat over. Maar in 1845 ging het toch mis, door mistoogsten braken in de jaren 1845-1850 hongersnoden uit. De verzwakte bevolking viel ook nog ten proo aan epidemieën. Er vielen honderdduizenden doden.

Uiteindelijk kwam er een eerste kritiek op het cultuurstelsel. Kamerlid Van Hoevell beschuldigde de regering er in 1849 van alleen naar de schatkist te kijken. De regering besefte dat er iets moest gebeuren en het cultuurstelsel hervormde. Het verplichte werk op de suiker-en koffieplantages verminderde en de cultuurprocenten gingen omlaag. De Nederlandse ambtenaren moesten voortaan de bevolking tegen misbruik door hun eigen bestuurders beschermen, hierdoor groeide het binnenlandse bestuur. In de ogen van de bevolking bleven de regenten almachtige heersers maar in de praktijk werden ze langzaam gedegradeerd tot uitvoerders van het Nederlands beleid. Een belangrijke bijdrage aan deze ontwikkeling leverde het boek Max Havelaar. Hierin stond de situatie van de inheemse bevolking goed beschreven. Het boek maakte grote indruk op aankomende bestuursambtenaren, die het als hun taak gingen zien om de inheemse bevolking te beschermen. De aanval op het cultuurstelsel kwam vooral uit liberale hoek. Het cultuurstelsel sloot niet aan bij de liberale principes. Tot 1848 had het liberalisme in Nederland weinig voorgesteld. Maar in 1848 liet Koning Willem I uit angst voor de revolutie de liberaal Thorbecke een liberale grondwet schrijven. Het gevolg was dat de liberalen vanaf 1950 tientallen jaren de meerderheid in de Tweede kamer hadden. Zij zouden het cultuurstelsel uiteindelijk opheffen.

Het einde van het cultuurstelsel
De eerste groep rijke ondernemers op Java waren de suikerfrabrikanten. Ze moesten de verwerkte suiker tegen een vaste prijzen aan de NHM leveren maar mochten een klein deel zelf verkopen. Dit particuliere deel nam na 1845 sterk toe. Rond 1860 as het al opgelopen tot dertig procent. De suikerondernemers waren toen al niet meer de enige particulieren ondernemers op Java.
Vanaf 1840 mochten particulieren ook thee, tabak en indigo produceren en verhandelen. De opkomst van particuliere ondernemers tastte de monopoliepositie van NHM aan . Na 1860 maakte liberale regeringen geleidelijk een eind aan het cultuurstelsel. In 1867 werd het monopolie van de NHM opgeheven en in 1870 kwam de suikerwet, die de afschaffing van suikercultures regelde. Tegelijk met de suikerwet werd de Agrarische wet ingevoerd. Dit hield in dat buitenlanders geen grond konden kopen. Nederland ging Java geleidelijk meer overheersen. Er ontstond een Indo-europese mengcultuur die maar bleef groeien.

Deelvraag 2: Nederland breidt zijn gezag uit, wat betekende dit voor de koloniale relaties?

De onderwerping van de Buitengewesten.
Gouverneur-generaal Van den Bosch bepaalde in 1830 dat Nederland in de Buitengewesten politiek van onthouding moest voeren. Toch werd met behulp van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) het koloniale gezag op kleine schaal wel uitgebreid of bevestigd. Soms gebeurde dat op lokaal initiatief door eerzuchtige officieren. Maar meestal had de regering politieke en economische redenen voor een KNIL-operatie. In de jaren 1840 verloor Nederland op Borneo een groot gebied aan de Britten. Om herhalingen te voorkomen, voerde het KNIL in de jaren daarna diverse strafexpedities uit tegen vorsten die zich te onafhankelijk gedroegen. De onthoudingspolitiek werd lang volgehouden. Na 1875 legde het gouvernement de relatie met de inheemse vorsten en sultans vast in een standaardcontract . Nederland beloofde daarin militaire steun en politieke waarborgen in ruil voor economische goederen.

Tot 1871 was Atjeh op noord-Sumatra niet tot de Nederlandse staat gerekend. Engeland en Nederland hadden lang daarvoor afgesproken Atjeh’s onafhankelijkhied te respecteren. Dat werd een probleem na opening van het suez-kanaal in 1869. Door dit kanaal was er een veel kortere route maar wel langs Atjeh. Het nadeel was dat daar Atjehse zeerovers actief waren, waartegen Nederland niet kon optreden zolang de Sultan van Atjeh soeverein was. In 1871 kreeg Nederland het voor elkaar dat Engeland de Nederlandse soevereiniteit over Atjeh erkende. Nadat de sultan verslagen was begonnen de Atjeeërs een felle guerrilla .De Atjeh-oorlog duurde jaren maar Nederland wilde Atjeh niet besturen, het wilde alleen rust. De omslag naar een meer imperialistische kwam in 1894 waar het KNIL naar Lombok werd gestuurd. In Lombok had de lokale bevolking een conflict met zijn Balinese leiders.

Toen de Balinezen wilden onderhandelen werden de KNIL-troepen onverwacht aangevallen. Nadat 97 KNIL-militairen omkwamen , maakte het KNIL korte metten met de Balinezen. Tweeduizend Balinezen werden gedood en hun schatten werden naar Nederland gestuurd. De ‘helden van Lombok’ werden in Nederland goed ontvangen. Na Lombok werd ook Atjeh een zaak van nationale eer. De leiding kwam in handen van generaal Van Heutsz, die al lang genoeg had van de onthoudingspolitiek. Van Heutsz begon een contraguerrilla waarbij mobiele eenheden met ‘de blanke sabel’ het verzet achtervolgden. Toen in 1903 de belangrijkste verzetsleiders zich overgaven verklaarde Van Heutsz dat Atjeh was gepacificeerd.
Nadat Van Heutsz in 1904 was gepromoveerd tot gouverneur-generaal bracht hij het ene na het andere gebied onder Nederlands bestuur. In 1904 was bijna heel Nederlands- Indië daadwerkelijk onder Nederlands bestuur gebracht.

Economische expansie.
Niet alleen op Java groeide het particulier landbouwbedrijfsleven maar ook op Sumatra stichtten Nederlanders plantages. Dat begon in Deli aan de oost kust, waar de Amsterdammer Jacob Nienhuys in 1863 een stuk oerwoud van de sultan had gekocht om er tabak te verbouwen. Dit leverde sensationele winsten op . Het ‘Wonder van Deli’ lokte anderen en de rimboe raakte bedekt met tabaksplantages.
In de buitengewesten leefde ook de mijnbouw op. Tot 1850 was deze in overheidshanden maar de Mijnwet van 1850 bepaalde echter dat ook particulieren concessies konden krijgen voor de winding van bodemschatten. In 1884 raakte de Indische economie in een crisis. Door overproductie kelderde de suikerprijs, koffie en andere producten. Pas tegen 1900 leefde de suiker-thee en koffieteelt weer helemaal op. Borneo en Sumatra hadden grote olievoorraden. Tientallen bedrijfjes gingen de velden exploiteren. Maar op ten duur werden ze allemaal opgeslokt door de Koninklijke Nederlandse Aardolie Maatschappij die in 1907 met Shell fuseerde tot de Koninklijke / Shell.

De auto-industrie zorgde voor de opkomst van rubber, dit werd afgetapt van Zuid-Amerikaanse bomen die het ook goed bleken te doen op Borneo en Sumatra. Nederlands-Indië werd de grootste rubberproducent. Deze economische groei was ook mede mogelijk door de verbetering van de infrastructuur. Binnen de Archipel speelde van 1891 de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij (KPM) een hoofdrol. De KPM, die van de overheid het alleenrecht op vervoer tussen de eilanden had gekregen, verving op grote schaal zeilschepen door stoomschepen, legde moderne havens aan en had een snel groeiend netwerk aan lijndiensten. Voor de Nederlandse economie bleef Nederlands-Indië ook na het cultuurstelsel belangrijk. Het Batig Slot verdween maar het bedrijfsleven maakte winsten naar Nederland over. Verder leverde de kolonie grondstoffen voor de Nederlandse industrie. Ook was de kolonie belangrijk als afzetgebied voor de Nederlandse scheepsbouw en textielindustrie. Niet alleen de Nederlanders profiteerden . Vooral op Sumatra stichtten ook andere Europeanen en Amerikanen plantages. En de zelfstandige inheemse boeren gingen rond 1900 ook produceren voor de wereldmarkt.

Blanke overheersing.
Veel Javanen gingen werken voor Nederlandse ondernemers. Vaak ervoeren zij de overgang van gedwongen herendiensten naar ‘vrije loonarbeid’ als een achteruitgang. Loonarbeiders heette koelies en deze stonden laag in het aanzien op het agrarische Java. Vooral in de jaren 1880 en 1890 was er onrust op het Javaanse plattenland. Er waren voortdurend relletjes en suikerriet werd in brand gestoken ook opzichters werden vermoord. De onrust werd aangewakkerd door de economische malaise na de suikercrisis van 1884. Terwijl de afhankelijkheid van de geldeconomie toenam, gingen de lonen en inkomens omlaag. Tegelijk stegen de belastingen. En tot overmaat van ramp bleef de rijstproductie achter bij de enorme bevolkingsgroei. Grote delen kampten met armoede en hongersnood. Java had drie keer zoveel inwoners als alle anderen eilanden samen . Buiten Java was dan ook helemaal geen overbevolking.

De weinige oorspronkelijke bewoners in Deli weigerde in loondienst te werken. Hierdoor moesten Planters massaal Chinese en Javaanse koelies halen. Die werden gelokt met een voorschot dat ze na afloop van een meerjarig contract terug moesten betalen. Het loon wat ze kregen was immers onvoldoende om het voorschot terug te betalen en ze stierven dan ook als ratten. De almacht van de Planters werd nog versterkt door de koelieordonnantie die het gouvernement in 1880 afkondigde. Daarin werd bepaald dat Planters hun koelies streng mochten straffen.


Door de verbeterde infrastructuur kwamen er na 1870 meer Nederlanders naar Nederlands-Indië . Deze nieuwkomers paste zich aan de Indische mengcultuur aan. De jaren 1870-1920 werden later verheerlijkt als de ‘Tempo doeloe’ de goede oude tijd waar Nederlanders en Indonesiërs goed met elkaar overweg konden. De werkelijkheid was minder rooskleurig. Doordat na 1900 steeds meer Europeanen met hun vrouw kwamen werden de Indo-Europeanen gediscrimineerd.

De ethische politiek.
Rond 1900 was de Javaanse adel duidelijk naar het tweede plan verdrongen. Toch waren er veel idealistische ambtenaren die vaak geïnspireerd waren door Max Havelaar. Zij zagen het als hun roeping de bevolking te bevrijden van uitbuiting en onderdrukking. Mede onder invloed van Max Havelaar groeide de kritiek op het koloniale beleid. De leider van de oppositie tegen de liberalen , Abraham Kuyper, schreef in 1870 in het beginselprogramma van de Anti-revolutionaire Partij dat Nederland verplichtingen tegenover Indië had. Het had de voogdij over een bevolking die het moest opvoeden tot meer zelfstandigheid. Uiteindelijk namen de liberalen deze voogdijgedachte over. De echte doorbraak kwam in 1899 door de liberaal Van Deventer. Volgens Van Deventer had Nederland een ‘eereschuld’ het moest miljoenen die het via het cultuurstelsel uit de kolonie had gehaald terugbetalen. Er moest veel geld gestoken worden in het onderwijs en de economische ontwikkeling van de inheemse bevolking. In Nederland kwam toen een eind aan het liberale belei van staatsonthouding en werd een begin gemaakt met sociale wetgeving. De Tweede kamer nam de conclusies van Van Deventer over en Kuyper, die in 1901 minister president werd, nam ze op in zijn eerste troonrede. Daarmee werd de Ethische politiek het officiële beleid. Onder de leuze ‘irrigatie, emigratie, educatie’ werd een welvaartsbeleid opgezet. Irrigatie( kunstmatige bevloeiing van het land) zou een hogere voedselproductie opleveren. Emigratie van Java naar Buitengewesten zou overbevolking op Java tegen gaan en in de Buitengewesten gebrek aan arbeidskrachten oplossen. En onderwijs zou de definitieve overwinning op de armoede mogelijk maken.
Onder invloed van de Ethische politiek werden het binnenlandse bestuur en het inheemse bestuur gemoderniseerd. De Ethische politiek bracht ook met zich mee dat de bevolking geleidelijk meer inspraak kreeg. De decentralisatiewet van 1903 regelde de oprichting van gemeenteraden en provinciale raden, waarin ook inheemse leden zaten. In 1916 kwam de Volksraad , deze mocht advies geven en de inheemse bevolking kreeg 15 van de 39 zetels.

Deelvraag 3 : Hoe ontwikkelde zich de verhouding tussen Nederland en Nederlands- Indië in de jaren 1901-1942?

De balans van de ethische politiek.
Irrigatie, emigratie en educatie dat was de leus van de Ethische politiek. De koloniale overheid ging daar hard mee aan de slag. Er werden landbouwscholen opgezet, de infrastructuur werd verbeterd en er waren volop irrigatieprojecten. Er weren ook dessa(dorp)banken opgericht waar boeren goedkoop konden lenen. Dankzij deze ontwikkelingspolitiek kwamen hongersnoden na 1905 niet meer voor. Toch nam de levensstandaard nauwelijks toe dat kwam omdat de Javaanse bevolking hard bleef groeien. Een andere oorzaak was dat boeren vooral bij de dorpsbanken leenden om te consumeren en niet om te investeren in de landbouw. De emigratiepolitiek werd geen succes. Slechts tienduizenden Javanen emigreerden. De Ethische politiek leidde wel tot betere gezondheidszorg. Onder invloed van de Ethische politiek kreeg Nederland ook oog voor de arbeidsomstandigheden. Na een schokkend onderzoek in 1907 in Deli werd de arbeidsinspectie ingesteld maar pas vele jaren later kreeg de arbeidsinspectie toestemming onaangekondigd bedrijven te bezoeken en nog later werd de beruchte poenale sanctie ( de wet dat je koelies mocht straffen) afgeschaft. Het onderwijs moest uit het niets worden opgebouwd. Omstreeks 1900 was het overgrote deel van de bevolking analfabeet. De regering besloot overal op het plattenland dessaschooltjes op te richten. Voor de elite kwamen er aparte scholen. Daarnaast kwam er een speciale school voor de ‘aanzienlijken en gegoeden’ uit de inheemse bevolking. De Hollands-Indische school genaamd. Voor de Chinese elite kwam er een Hollands-Chinese school. Ook kwamen er middelbare scholen en instellingen voor hoger onderwijs zoals de Technische Hogeschool in Bandoeng. Er waren ook Indonesische jongeren die aan de Universiteiten in Nederland gingen studeren. Toch kwamen Indonesische academici niet voor de topfuncties in aanmerking.

De geboorte van het Indische nationalisme.
Het Indonesische nationalisme ontstond pas in de 20e eeuw. De eerste nationalistische vereniging was Boedi Oetomo uit 1908. Massaler was de in 1912 opgerichte Sarakat Islam (SI) deze kwam op voor de belangen van de Javaanse bevolking en stelde op haar eerste nationale congres in 1916 politieke eisen. Ze wilde democratisering van het bestuur ‘het mag niet langer dat men ons bestuurt zonder ons, zonder enige medewerking onzerzijds’ . Bestuurders en politici zagen het ontstaan van de nationalistische bewegingen als een succes van de Ethische politiek. In 1916 stuurde Boedie Oetomo en de SI een delegatie naar Nederland om bij parlement en regering te pleiten voor andere verhoudingen tussen kolonie en moederland. Het bezoek leidde tot de oprichting van de Volksraad.

Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog riep Amerika de koloniale mogendheden op om na de oorlog meer rekening te houden met de inheemse bevolking. In Nederlands-Indië zei de gouverneur-generaal in 1918 dat Indië een zelfstandig deel van het Koninkrijk zou worden en dat de Volksraad zich zou ontwikkelen tot een echt democratisch gekozen parlement. Van de beloofde zelfstandigheid kwam weinig terecht wel kreeg de kolonie met de grondwet van 1922 een autonomie binnen het Koninkrijk. Ook werd in 1925 de Volksraad gepromoveerd van adviserend naar medewetgevend orgaan.


In Den Haag en Batavia kregen de tegenstanders van de Ethische politiek het voor het zeggen. De opkomst van de SI was hier en daar al gepaard gegaan met relletjes. In reactie daarop hadden Nederlanders wapens en Munitie ingeslagen om zich op het ergste voor te bereiden. Na 1920 kwam ook de politieke leiding sceptisch te staan tegenover de Ethische politiek. Omgekeerd keerden de nationalisten zich af van Nederland. Toen dat van de beloftes van 1918 weinig terecht kwam, koos de SI gefrustreerd voor de harde lijn. Ze steunde lokale opstandjes en stakingen en ze stapte in 1923 ui de Volksraad. Daarmee zwoer ze associatie af. De SI werd overschaduwd door de in 1920 opgerichte Partai Komunis Indonesia (PKI) deze was niet alleen communistisch maar ook nationalistisch en ze stelde zich niet antigodsdienstig op. De PKI begon een opstand, deze zou in Sumatra beginnen. Daarmee zou het KNIL op Java worden weggelokt en konden communisten de macht grijpen. Eind 1926 was het zover en de paniek onder de Nederlanders sloeg toe. Maar het KNIL wist de opstand snel te bedwingen. Begin 1927 was de oorlog hersteld en een harde repressie volgde. Eind 1927 was de PKI ontmanteld en had Nederland de orde op zaken gesteld.

Radicaal nationalisme.
Het nieuwe nationalisme ontstond in kringen van studenten . In 1922 richtten Indonesische studenten in Nederland de Indonesische Vereniging op. Veel invloed kreeg Mohammed Hatta hij wilde onmiddellijke onafhankelijkheid. Die volgens hem moest worden afgedwongen met massa- actie en non-coöperatie. Deze ideeën bereikten ook Soekarno hij was student aan de Technische Hogeschool in Bandoeng. Hij stichtte in 1927 de Partai Nasional Indonesia (PNI) , die Hatta’s ideeën overnam. Hatta verkondigde overal dat de gehate Hollanders noot uit eigen wil zouden vertrekken en moesten worden gedwongen, hiermee trok hij duizenden mensen aan. Het gouvernement zag de PNI als een serieuze bedreiging en liet eind 1929 Soekarno en honderden andere PNI- leden arresteren. Toen Soekarno na twee jaar vrij kwam was hij alleen maar populairder geworden.

De sfeer in Nederlands-Indië werd steeds grimmiger maar Nederland gaf niet toe. In Februari 1933 brak er muiterij uit op de pantserkruiser ‘De Zeven Provinciën’ . De autoriteiten wierpen via een vliegtuig een bom af die bedoeld was als waarschuwing maar het schip toch vol trof. De muiterij op de zeven provinciën was voor het gouvernement het sein voor een nieuwe repressie. Er kwam strenge censuur en de PNI- leiders werden zonder proces gevangengezet en verbannen naar afgelegen delen van het Archipel. De repressie leek succesvol en het bleef rustig. De volksraad nam in 1936 een petitie aan van de inheemse bestuurder Soetardjo. Daarin werd de Nederlandse regering gevraagd een conferentie te organiseren waarop vertegenwoordigers van Nederland en Nederlands-Indië als gelijkwaardige partners een plan zouden opstellen voor geleidelijke zelfstandigheid. Dit ging Nederland te ver en ze wezen het af. Hierdoor versterkte bij de nationalisten het gevoel dat van Nederland niet verwachten was.

Voortgaande verwijdering.
Moederland en kolonie groeide economisch uit elkaar. Nederlands-Indië richtte zich steeds meer op de Azië en Amerika. In 1874 ging zestig procent van de totale afzet naar Nederland , in 1913 nog dertig procent en in 1939 nog maar 15 procent. Omgekeerd werd ook Nederlands-Indië voor Nederland als afzetmarkt minder belangrijk. De Nederlandse economie richtte zich steeds meer op Europa. Omdat de Indische economie erg afhankelijk was voor de export , kwam de Eerste wereldoorlog hard aan. Na de oorlog was er een grote vraag naar tropische producten maar dit veroorzaakte overproductie waardoor de prijzen sterk daalden en de Indische economie weer in een crisis raakten. In de jaren 1929-1935 werd de kolonie door de economische wereldcrisis nog harder getroffen. Om toch nog wat te verkopen , moesten de prijzen dramatisch worden gedaald. Het regeringsbeleid maakte het alleen maar erger ze voerde een aanpassingspolitiek in. Ze paste zich aan de economische neergaan aan door te snijden in uitgaven. Nederland dwong het Nederlands-Indisch gouvernement tot rigoureuze bezuinigingen die vooral de inheemse bevolking troffen.

In de tweede helft van 1930 herstelde de Indische economie zich. Mede doordat Nederland in 1936 alsnog de gulden devalueerde , profiteerde Nederlands-Indië van de aantrekkelijke wereldhandel. Nederlands-Indië werd voor Nederland in een opzicht steeds belangrijker en dat was als vestigingsplaats . Dit kwam door de groei van het bestuursapparaat en het Indische bedrijfsleven. De blanke toplaag zonderde zich veel sterker af van de inheemse bevolking dan voorheen. Dit kwam doordat Nederlandse vrouwen nu ook met hun man meekwamen. Ook indo-europeanen deden ze europees mogelijk. Omdat Nederlanders zich van de inheemse bevolking afzonderde, wisten ze nauwelijks wat er leefde onder de inheemse bevolking. Ze dachten dat de inlanders volkomen tevreden waren met de situatie. Bij de Japanse invasie in 1942 waren de Nederlanders dan ook volkomen verrast dat de Indonesiërs de Japanners als bevrijders zagen.

Deelvraag 4: Hoe ontwikkelde de relatie tussen Nederland en Indonesië zich vanaf 1942?

De Japanse bezetting
In mei 1940 werd Nederland bezet en week de Nederlandse regering uit naar Londen. Het was duidelijk dat ook het koloniale bezit gevaar liep. Door de oorlog in Europa had Japan vrij spel in Azië . De radicale Hatta en Sjahrir boden hun steun aan de regering. Ze schreven dat hun sympathie aan de kant van de democratieën was maar dat de Indonesiërs alleen zouden meevechten als de regering concessies deed. De Volksraad vroeg in nieuwe petities aan om Indië voortaan Indonesië te noemen , het een gelijkwaardige positie te geven binnen het Koninkrijk en de Volksraad tot een volwaardig parlement te maken. De regering gaf pas na een jaar een reactie en beloofde dat er na de bevrijding een rijksconferentie over de staatkundige toestand zou komen. De nationalisten waren diep teleurgesteld . Op 7 December 1942 beloofde Koningin Wilhelmina in een radiotoespraak Nederlands- Indië alsnog een zelfstandige en gelijkwaardige positie binnen het Koninkrijk. Maar toen was het te laat. De Japanners hadden Nederlands-Indië .
Op 8 maart capituleerde het koloniale leger. Indonesië moest als onderdeel van wat Japen de ‘Groot-Aziatische Welvaartssfeer’ noemde die rubber en rijst leveren. Miljoenen Indonesiërs moesten als romusha’s (werksoldaten) dwangarbeid verachten. Toch betekende de bezetting een enorme stimulans voor het Indische nationalisme. In de eerste plaats werd het geloof in de blanke superioriteit vernietigd. Daarbij kwam dat Japan de Nederlandse invloed grondig uitwiste. De Nederlanders werden gevangen gezet, moesten als dwangarbeider werken en de vrouwen moesten in bordelen werken. De Japanners mobiliseerden de bevolking. Er kwamen anti-Nederlandse jongerenorganisaties. Jongeren weren als Japanse hulpsoldaat opgeleid. Ook schakelde de Japanners de nationalistische beweging in, die ze als vertegenwoordiger van Indonesië zagen. Zij lieten Soekarno anti-Nederlandse propaganda maken, Soekarno werkte mee omdat hij hoopte dat Japan Indonesië onafhankelijkheid wilden geven. Doordat de oorlog slechter verliep beloofde Japan in 1944 Indonesië op termijn de onafhankelijkheid te geven. Op 14 Augustus capituleerden Japan. Maar de radicale jongeren wilden de onafhankelijkeid niet als Japanse gunst krijgen. Ze ontvoerden twee leiders die in de nacht van 16 op 17 Augustus een onafhankelijkheidsverklaring schreven. De volgende morgen riep Soekarno de onafhankelijke Republiek Indonesië uit.


De worsteling met de republiek.
De regering wilden geen onafhankelijk Indonesië maar een zelfstandig Indonesië dat een band met Nederland hield. De Britten die de overgave van Japan kwamen regelen waren onder de indruk van de revolutionaire situatie die ze in Indonesië aantroffen. Daarom voelde ze er weinig voor te vechten voor het koloniale gezag van Nederland. Ze namen alleen wat steden in daarbuiten moest de republiek de orde handhaven. Maar daar liep het volledig uit de hand. Maandenlang trokken strijdgroepen moordend en plunderend rond. In Oktober arriveerde luitenant-gouverneur-generaal Van Mook op Java. Hij ging ondanks het uitdrukkelijke verbod van de regering toch met Soekarno praten. Eind 1946 werden een Nederlandse en Indonesische delegatie het in het Javaanse bergdorp Linggadjati eens. Volgens het akkoord van Linggadjati erkende Nederland het gezag van de republiek op Java en Sumatra . De republiek ging akkoord met de stichting van een Indonesische federati, de Verenigde Staten van Indonesië (VSI) deze zou bestaan uit drie deelstaten: Oost-Indonesië , Borneo en de Republiek zelf. De soevereiniteit zou bij de VSI liggen. Nederland en Indonesië zouden een Unie vormen met de Koningin aan het hoofd.

In beide landen kwam een storm van protesten en het ging dan ook niet door. Daarom besloot Nederland militair orde op de zaken te stellen. Om de schijn van een koloniale oorlog te vermijden , sprak Nederland van een politionele actie. Het leger moest de gebieden heroveren waar de Nederlandse ondernemingen lagen. In de nacht van 20 op 21 Juli 1947 ging de eerste politionele actie onder de naam operatie product van start. Nu begonnen de problemen pas echt. De Republiekse troepen voerden een guerrillastrijd op. Nederland kreeg steeds minder controle. Nederland kwam internationaal onder druk. De Amerikanen dwongen Nederland tot nieuwe onderhandelingen maar dit leverde niets op. Daarom voerde ze een tweede politionele actie uit in December 1948. Ze arresteerde Hatta en Soekarno. Dit liep verkeerd uit , de VN-veiligheidsraad eiste dat Nederland voor 1 Januari 1950 de soevereiniteit zou overdragen. De Amerikanen dreigden om de Marshallhulp in te trekken als Nederland het niet eens werd met de Republiek.

Een gespannen relatie.
Door de internationale druk en interne verdeeldheid werd de regering gedwongen Soekarno vrij te laten en onder VN-toezicht de onderhandelingen met de Republiek te hervatten. Indonesië werd een federale staat en Nederland en Indonesië bleven verbonden in een staatsrechtelijke Unie die slechts een los samenwerkingsverband werd. Op 27 December 1949 was de soevereiniteitsoverdracht. Bij de soevereiniteitsoverdracht was afgesproken dat Nederland zou helpen bij de opbouw van de nieuwe staat maar daar was niets van terecht gekomen. Soekarno liet het leger echter korte metten maken met de deelstaten. Op 17 augustus 1950 riep hij de eenheidsstaat ui de Republiek Indonesië . Ook de Indonesische democratie ging ten onder . Daarnaast kampte Indonesië met corruptie, bureaucratie en economische malaise. En tot overmaat van ramp maakte de samenstelling van het parlement de vorming van een stabiele regering vrijwel onmogelijk. Door dit alles maakt Soekarno in 1957 een dictatuur. Doordat Hatta en Soekarno de onafhankelijke Republik Maluka Selatan aanviel kwamen vele Molukse KNIL-militairen die nog op Java zaten naar Nederland
Het einde van Nederlands-Indië
Nederland en Indonesië bleven het in 1949 op een punt oneens. Nieuw-Guinea . volgend Indonesië hoorde het gebied bij hun maar Nederland wilde het niet afstaan.
Ze zouden die kwestie een jaar later oplossen maar toen waren de relaties met elkaar zo slecht dat de zaak muurvast stond. De zaak was een prestigekwestie . De regering bedacht dat Nederland de taak had om op te komen voor ‘het zelfbeschikkingsrecht’ van de Papoea’s (inwoners van Nieuw-Guinea). Om dit beschavingsoffensief mogelijk te maken moesten ze uit de handen van Soekarno worden gered. Dit dreigde tot een regelrechte oorlog. Omdat president Kennedy bang was dat een militair conflict Indonesië in de armen van Moskou zou drijven besloot hij dat Indonesië zijn zin moest krijgen. In September 1962 legde de regering het hoofd in de schoot en op 1 Oktober 1962 droeg Nederland het bestuur over Nieuw-Guinea over aan de VN die het in mei 1963 weer overdroegen aan Indonesië .

Conclusie

De Britten erkende de Nederlandse soevereiniteit over het gebied dat Nederlands-Indië ging heten. Vanaf dat moment waren de Nederlanders daar de baas. Zo voerde Johannes van der Bosch het cultuurstelsel in. Een tijdje na de afschaffing van het cultuurstelsel kwam er een grote economische expansie. Ook hier profiteerde Nederland van want een groot deel van de opbrengsten kwam in Nederland terecht.

Rond 1900 was de Javaanse adel duidelijk naar het tweede plan verdrongen. Hierna groeide steeds meer kritiek op het koloniale beleid. Zo ontstond er de Ethische politiek en in de 20ste eeuw ontstond er het Indische nationalisme. Het Indische nationalisme veranderde al snel in radicaal nationalisme want de mensen en vooral de jonge mensen waren ontevreden. Toen de Tweede Wereld oorlog uitbrak liep het koloniale bezit van Nederland gevaar. Japan had vrij spel in Azië en veroverde dan ook al snel Nederlands-Indië .Uiteindelijk capituleerde Japan. Na de oorlog wilde Nederland geen onafhankelijk Nederlands-Indië maar een zelfstandig Nederlands-Indië maar ook dit ging na een tijdje niet goed en uiteindelijk heeft Nederland onder dwang van de VN een samenwerkingsverband moeten tekenen. Nederland zou Indonesië wel moeten helpen om een nieuwe staat op de bouwen. Hier kwam uiteindelijk niets van terecht. Nieuw-Guinea was nog een punt waar Nederland en Indonesië het oneens over waren . Uiteindelijk gaf Nederland het bestuur over Nieuw-Guinea over aan de VN die het weer overdroegen aan Indonesië.
Hiermee was de koloniale verhouding tussen Nederland en Indonesië helemaal voorbij !

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.