De eerste maanlanding

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • Klas onbekend | 2783 woorden
  • 1 april 2001
  • 131 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
131 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdvraag: Waarom wilde men op de maan landen? De eerste maanlanding
De vlucht van Apollo 11 begon op woensdag 16 juli 1969, om twee minuten over half drie ’s middags (Nederlandse tijd). De machtige Saturnus v-raket verliet precies op tijd het lanceerplatform 39A op Cape Kennedy. Bijna drie miljoen kilo staal, brandstof en elektronica verliet de aarde. Slechts zesduizend kilo hiervan zou de aarde weer terugzien. Aan boord van de Apollo 11 waren drie astronauten: Neil Alden Armstrong, 38 jaar, Edwin Eugene “Buzz” Aldrin Jr. 39 jaar en Michael Collins, 38 jaar. Op aarde was er veel belangstelling voor deze drie: honderden technici keken toe in het vluchtleidingscentrum, vele duizenden mensen keken vanaf een veilige afstand toe en miljoenen mensen konden hun ogen niet van hun televisiescherm afhouden. De vlucht van de Apollo 11 verliep zonder problemen. Minder dan drie uur na de lancering waren de drie astronauten al op weg naar de maan. Nadat de Apollocapsule was vastgekoppeld aan de maanlander, hadden Armstrong, Aldrin en Collins een aantal dagen niets te doen. Op de vierde dag kregen de astronauten hun reisdoel weer in zicht. Armstrong en Aldrin kropen door de verbindingstunnel van de Apollocapsule naar de maanlander, waarna deze werden losgekoppeld. De samenwerking tussen Aldrin en Armstrong verliep niet altijd even goed. Zij konden weliswaar goed met elkaar werken, maar absoluut niet met elkaar opschieten. Deze botsing kwam vooral door de jaloersheid van Aldrin. Deze vond het niet terecht dat niet hij, officier bij de Amerikaanse luchtmacht, maar Armstrong, een burger, de eerste stap op de maan mocht zetten. Toen dit laatste bekend werd overwoog Aldrin zich zelfs terug te trekken. Aldrin had verder geen tijd om zich daarover druk te maken, want de afdaling naar de maan was een veel belangrijkere zaak die veel concentratie eiste. Bijna ging er iets fout doordat de boordcomputers van de maanlander overbelast waren. Dit probleem is uiteindelijk opgelost door Steve Bales, navigatiedeskundige van de maanlander. Hij overtuigde de astronauten ervan dat er absoluut geen reden was tot paniek en zei dat Aldrin de gele alarmknopjes maar moest negeren. Ook Armstrong heeft eraan bijgedragen dat deze onderneming toch een succes werd. Er bleek weinig brandstof aan boord van de maanlander te zijn en ze zouden zonder zijn ingrijpen recht op een krater met immens grote rotsblokken terecht zijn gekomen. Armstrong ging echter over op handbesturing en zorgde er zo voor dat de maanlander, met nog 30 seconden aan brandstof aan boord, een zachte landing op de maan maakte. “Houston, Tranquillity Base here. The Eagle has landed” waren de eerste woorden van Armstrong op het maanoppervlak. Het was zondag 20 juli, 21:18 uur Nederlandse tijd. Om 03:56 uur, maandag 21 juli 1969, maakte Armstrong de gedenkwaardige stap op de maan met de woorden: “A small step for a man, a giant leap for mankind”. Na een kwartier vergezelde Aldrin hem en het eerste wat zij deden was het verzamelen van een aantal bodemmonsters. De twee astronauten verbleven minder dan twee en een half uur op het maanoppervlak. In deze tijd moesten zij wetenschappelijke instrumenten opstellen, bodemmonsters verzamelen en foto’s maken. Ook moest de Amerikaanse vlag geplaatst worden. Terug in de maanlander werd er een telefoongesprek gevoerd met president Nixon. Nixon vond de week van de Apollo 11-vlucht de belangrijkste week in de wereldgeschiedenis sinds de schepping. Nixon’s handtekening en die van de drie astronauten sieren de daaltrap van de maanlander. Hierbij staan de woorden: “We came in peace for all mankind”. Op aarde was de oorlog in Vietnam in volle gang. Wat waren de politieke argumenten om op de maan te landen? Na afloop van de Tweede Wereldoorlog werd het verslagen Duitsland tussen de geallieerden en de Sovjets verdeeld, wat uiteindelijk resulteerde in de verdeling van Europa (en bijna de hele wereld) tussen "Oost" en "West" met als gevolg de Koude oorlog.De USA en de USSR probeerden beide als "supermachten" zoveel mogelijk landen onder hun invloedssfeer te brengen door lokale oorlogen te ondersteunen (Korea, Vietnam, Midden-Amerika) maar ook door het winnen van prestige en het afschrikken van de vijand door militaire superioriteit. Beide landen wilden beschikken over inter-continentale atoomraketten en spionagesatellieten en dat maakte de ruimtevaart steeds belangrijker. De lancering van de Russische Spoetnik 1, op 4 oktober 1957, leidde in de Verenigde Staten tot een nieuw hoogtepunt in communistenhaat en angst voor de Reds, het "Rode Gevaar". Toen de eerstvolgende lanceerpoging van een Amerikaanse satelliet (die ook nog eens 10x kleiner was als de Spoetnik) mislukte, brak een nationale hysterie uit. Nog nooit was Amerika zo vernederd. Door de traditionele "stammenstrijd" tussen Army, Navy en Airforce in het Amerikaanse leger was de technologische ontwikkeling enorm versprokkeld. Daarom zag toenmalig president Eisenhouwer zich genoodzaakt in 1958 de NASA (National Aeronautics and Space Administration) op te richten. Een overkoepelend orgaan voor de ontwikkeling van de lucht-en ruimtevaart. Het militaire deel betrof natuurlijk geheime projecten en hiermee viel nauwelijks prestige te winnen. Dat was wel mogelijk met de bemande ruimtevaart, mits men maar ergens het eerste in was. Op 12 april 1961 wordt het reguliere televisieprogramma plotseling onderbroken voor een extra nieuwsbericht. De tekst luidt: Zojuist is voor het eerst een man in een baan om de aarde gelanceerd...., en die man is een communist!. Omdat de Sovjet-Unie onder andere de eerste satelliet, het eerste dier en de eerste mens in de ruimte bracht, zochten de Amerikanen naar een daad die al het voorafgaande in de schaduw kon stellen. En dat was natuurlijk de bemande maanlanding. De Amerikanen deden wat ervaring op met verschillende projecten. Het Mercuryproject zorgde voor de eerste Amerikaan in de ruimte. Dit zorgde voor wat meer optimisme. Dit is ook te horen aan de toespraak van Kennedy, de toespraak die hij 25 mei 1961 gaf aan het Amerikaanse parlement: “Now is the time for this nation to take a clearly leading role in space achievement, which in many ways may hold the key to our future on Earth (…) I believe that this nation should commit itself to achieving the goal, before this decade is out, of landing a man on the Moon and returning him safely to the Earth. No single space program in this period will be more impressive to mankind, or more important in the long-range exploration of space; and none will be so difficult or expensive to accomplish.” Kennedy gaf daarmee aan dat de maanlanding voor 1970 een feit zou zijn. Amerika had dus minder dan negen jaar de tijd om ervaring op te doen met bemande ruimtevluchten, om een raket te bouwen die krachtig genoeg was om een ruimtevaartuig naar de maan te brengen, om koppelingen in de ruimte onder de knie te krijgen, om maanlanders en maanpakken te ontwerpen, om astronauten op te leiden, kortom om een onmogelijke taak te volbrengen. Het Mercuryproject ging verder en in 1962 maakte Walter Shirra na 6 rondjes om de aarde een perfecte landing op een van tevoren vastgesteld punt in de oceaan. Er waren dus wel vorderingen, hoewel de Russen nog steeds een voorsprong hadden: toen de Amerikanen voor het eerst een astronaut een paar rondjes om de aarde lieten maken, hadden de Russen de aarde al 18 keer omcirkeld. Nadat Kennedy in 1963 is vermoord wordt het budget dat NASA ter beschikking is gesteld steeds hoger. Zijn opvolger, voormalig vice-president Lyndon B. Johnson is zo mogelijk een nog grotere aanhanger van de ruimtevaart. De Amerikanen hebben iets nodig dat van het land weer een eenheid kan maken, in kleine stukjes verdeeld als het is door werkloosheid, rassenrellen, studentenopstand, de oorlog in Vietnam en de moorden op Robert Kennedy en Martin Luther King. Twee jaar na het Mercuryproject, dus in 1965, startte men het Geminiproject. Vooral bij de latere vluchten van het Geminiproject verliepen de koppelingen tussen ruimtevaartuigen feilloos. En dat was erg belangrijk om op de maan te kunnen landen. Na de vlucht van de Gemini 12 was Amerika klaar voor Apollo. In 1967 kwamen drie astronauten om tijdens een test van het Apolloproject. Dit was dus geen goed begin. Maar 23 maanden later had Amerika een primeur: zij brachten als eersten een drie-persoons bemanning in de ruimte. Datzelfde jaar, 1968, bracht de Apollo 8 als eerste mensen naar de omgeving van de maan. Voor het eerst in de al acht jaar durende nek-aan-nekrace hebben de Amerikanen de leiding in de race naar de maan! De Apollo 10 is de laatste testvlucht en generale repetitie voor de maanlanding. De twee astronauten dalen tot 15 km boven de maan. En dan, op 21 juli 1969, is het zover: de maanlander van de Apollo 11 landt op de maan. En Neil Armstrong, een Amerikaan, zet er als eerste mens zijn voetstappen op! Ná de eerste maanlanding wordt het Apollo-project steeds meer bekritiseerd en worden de budgetten weer verlaagd. Uiteindelijk besluit de NASA om voortijdig met de maanvluchten te stoppen. De voorkeur wordt gegeven aan de ontwikkeling van de Spaceshuttle. Eind jaren tachtig werd pas duidelijk dat de Russen ook een maanlanding voorbereidden. Ook zij hadden een maanlander en een maanraket. Hun plannen stamden al uit begin jaren zestig, alleen de uitvoering van de Russische projecten ging erg langzaam. Na enkele mislukte vluchten besloten de Russen in 1974 het bemande maanprogramma te staken. Het is duidelijk: de zogenoemde spacerace is gewonnen door de Amerikanen. Op welk gebied wilde de wetenschap meer kennis op doen met betrekking tot de eerste maanlanding? Water op de maan? In het begin van de jaren zestig waren er gastronomen die berekeningen uitvoerden, waaruit bleek dat bepaalde kraters op de maan wel eens ijs-meren konden zijn. Deze meren ontstonden door vrijgekomen waterdampen vanuit het binnenste van de maan. Deze dampen zouden direct bevriezen en op de grond terecht komen. Zonder zonlicht en met een temperatuur van ongeveer min tweehonderd graden zouden de meren eeuwig kunnen blijven bestaan. Deze theorie bleek helaas bijna onmogelijk aan de hand van Apollo onderzoek. Uit dat onderzoek bleek dat de maan echt droog is en dat het heel onwaarschijnlijk is dat er waterdampen uit de maan komen. Er was echter een wetenschapper, van de universiteit van Californië, die bleef beweren dat er wel degelijk water op de man kon zijn. Zijn naam was James Arnold. Zo zou er water kunnen zijn door komen die insloegen op de maan. Bij deze inslagen zou waterdamp vrij komen die bij de poolgebieden ijs konden vormen. Maar stel dat deze ijs-meren er werkelijk waren, dan hadden deze veel moeite om te blijven bestaan. Zo werden deze meren indirect door zonlicht beschenen. De wanden van aangrenzende kraters die wel direct zonlicht opvingen gaven hun warmte aan de meren af . Toch zijn er de afgelopen jaren nieuwe ontdekkingen gedaan, die ook aantoonden dat er wel degelijk water in de ruimte is of kan zijn. In de zomer van 1991 werd ontdekt dat er vlakbij de polen van Mercurius ijskapen voorkomen. Deze poolkappen werden ontdekten met behulp van radarecho’s van ijs. Overdag is het op Mercurius ongeveer vierhonderd graden, daarom is het heel bijzonder dat daar ijskappen voorkomen. Maar daarom is het ook niet zo moeilijk aan te nemen dat ook op de maan ijs-meren voorkomen. Deze ijs-meren kunnen op foto’s niet waar worden genomen, maar dat is logisch te verklaren. Als er dan ijs-meren zijn zullen deze zich vrijwel altijd in de schaduw bevinden. Mocht er werkelijk water op de maan zijn, dan zou dat groot nieuws voor de ruimtevaart betekenen. Dat zou namelijk in houden dat de bemande ruimtevaart geen water van de aarde meer mee hoeft te nemen. Willen ze dan bijvoorbeeld naar Mars, dan nemen ze gewoon maanwater mee. In hoeverre veranderde de toekomstvisie na de eerste maanlanding en hoe is hij nu? Na de eerste maanlanding… Nadat de eerste landing op de maan had plaats gevonden, wilde men proberen of ze ook op andere planeten konden landen. Zo wilde men Mercurius, Jupiter en Saturnus bezoeken, om daar meer te weten te komen over de planeten die op de aarde lijken. Ook wilde men het gehele zonnestelsel aan uitgebreid onderzoek onderwerpen. Het idee om op te maan te wonen kwam ook boven bij een aantal mensen. Het idee om gewone mensen naar de maan te vervoeren was als volgt: Eerst moest er een ruimtetransportsysteem uit worden gevonden. Dit systeem bevatte: een ruimtestation om de aarde, een ruimtestation om de maan, een pendelraket, een ruimtevliegtuig en een maanlander. Men vertrok vanaf de aarde met het ruimtevliegtuig naar het ruimtestation om de aarde. Daar stapten ze over in de pendelraket. Daarin werden ze in een paar dagen naar het ruimtestation om de maan gebracht. En daar stapten ze in de maanlander. Terug gaat hetzelfde maar dan de omgekeerde volgorde. Men wil op de maan een permanente wetenschappelijke basis bouwen. Met een sterrenwacht zou men ongehinderd de dampkring van het heelal kunnen bestuderen. Men wilde aan de achterkant van de maan een radiotelescoop plaatsen. Daarmee zou de radiostraling uit het heelal geregistreerd kunnen worden zonder storingen van aardse radiouitzendingen. Men dacht na de eerste maanlanding dat er in 2000 wellicht mensen op de maan zouden wonen. Wat is ervan de toekomstverwachtingen werkelijkheid geworden? De Amerikanen gingen niet lang meer door met de maanlandingen. Na Apollo 17 stopte men ermee. De oorspronkelijke bedoeling was om tot Apollo 20 te gaan, maar door budgetinkortingen (mede door de afname van de mediabelangstelling na Apollo 11) werden één na één de missies 20, 19 en 18 afgelast. Men vond dat het hoofddoel, een mens op de maan zetten, bereikt was en dat er nu niet veel meer te doen was op de maan. Daarnaast was er in de jaren 70 ook een tijdelijke dooi in de koude oorlog. Rusland en de Verenigde Staten werkten plannen uit om een gezamelijke missie, de Apollo-Soyoez missie, uit te voeren. Daarbij zouden een Apollo en een Soyoez ruimteschip aan elkaar gekoppeld worden, waarna de bemanningen van het ene ruimteschip naar het andere konden overzweven. Er werd gedurende twee jaar gewerkt aan een koppelingssysteem gewerkt, dat werd meegevoerd op de plaats waar normaal de maanlander zat. De missie werd een succes, maar wel een eenmalig succes, want de dooi in de koude oorlog was maar van korte duur. Terwijl de Russen volop bezig waren in de ruimte met hun Saljoet ruimtestations waren was het ongeveer 10 jaar stil bij de Amerikaanse ruimtevaart. Men was bezig met het ontwikkelen van het ruimteveer, nu beter bekend als de 'Space Shuttle.' Eind 1981 vloog die Space Shuttle zijn eerste missie. Ook de Russen bouwden hun versie van de Space Shuttle, de Boeran (of Vuurvogel), maar die vloog maar één missie, onbemand dan nog wel. Door geldtekort blijven de Russen nog steeds vliegen met hun Soyoezen. Na de Russische Saljoet ruimtestations kwam het bekende ruimtestation Mir. Dat drie keer langer dan verwacht bemand bleef, ondanks de vele levensgevaarlijke problemen. Nu werken enkele ruimtevaartorganisaties, waaronder de Amerikaanse, Europese, Russische en Japanse, aan een internationaal ruimtestation, het ISS. Het is wachten wat de toekomst ons zal brengen. Al ziet het er niet naar uit dat we binnen kort tijdsbestek op de maan zullen wonen. Conclusie
Na de Tweede Wereldoorlog was er de zogenaamde Koude Oorlog tussen Amerika en Rusland. Beide landen waren bezig met ruimtevaart. Rusland had al enige primeurs op dat gebied, zoals de eerste man en de eerste hond in de ruimte. In 1961 verklaarde Kennedy dat de Amerikanen voor 1970 een man op de maan zouden zetten. Dit was een van de enige dingen die de Amerikanen konden doen om al de primeurs van de Russen te overschaduwen. Voordat de maanlanding een feit was, moesten de Amerikanen nog heel wat ervaringen opdoen. Dit deden ze met het Mercuryproject, later het Geminiproject en tot slot met het Apolloproject. In februari 1967 zou de eerste Apollo de ruimte in worden gestuurd. Dit ging echter helemaal fout, want nog voor de raket de lucht in was ontplofte deze door technische problemen, hierbij kwamen alle drie de astronauten om het leven. Na deze tegenslag besloten de Amerikanen om verder te testen met onbemande vluchten. Later testten zij toch weer met bemande vaartuigen, waarin ook drie mensen konden verblijven. Uiteindelijk was het op 16 juli 1969 dan zover, de Apollo 11 ging op weg naar de maan en de landing op de maan vond 4 dagen later op 20 juli 1969 plaats, het eerste doel van het Apollo-project was bereikt. De Amerikanen hadden laten zien dat zij ook iets konden bereiken in de ruimte. De Russen waren in een race om de maan verslagen. Later kwamen er nog meer landingen op de maan, bij deze ging het meer om wetenschappelijke doelen. Men wilde meer te weten komen over het maanoppervlak. Rond de tijd van de maanlanding was men heel enthousiast over de ruimtevaart. Men verwachtte dat er over een aantal jaar, misschien wel tien jaar, mensen op de maan zouden kunnen wonen. Dit is tot nu toe geen werkelijkheid geworden. Na de primeur te hebben gehaald heeft Amerika het budget voor onderzoek weer flink verminderd. De maanlandingen zijn alweer verleden tijd, men is wel bezig om op andere planeten te kunnen landen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.