Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Belastingherziening 2001

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 6e klas vwo | 3380 woorden
  • 8 augustus 2010
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 6
2 keer beoordeeld

1. Wat is belasting?

‘Een gedwongen inhouding of heffing teneinde de begroting te financieren, zonder dat de overheid daar een individueel aanwijsbare tegenprestatie voor levert.’

1.1 Geschiedenis van belasting
Belasting is letterlijk zo oud als de weg naar Rome. De oude Egyptenaren droegen bij aan de bouw van de piramides, de Romeinen lieten 2000 jaar geleden de inwoners van Palestina belasting betalen en de Friezen moesten al vanaf het begin van onze jaartelling hun eigendommen afstaan. De Romein Tacticus schreef hierover: “De Friezen moeten runderhuiden leveren als teken van onderwerping aan het Romeinse gezag”. Tijdens de Romeinse tijd was de grondbelasting (Tribitum soli) de meest geheven belasting. Bewoners moesten belasting betalen voor het gebruik van de grond, van het geïnde geld werden forten, wegen en kastelen gebouwd. Pas in 1806, toen Nederland een Republiek was met een Franse grondwet, werd er in Nederland voor het eerst een algemeen belastingstelsel ingevoerd. Voor het eerst was er een eenheid in de belastingheffing. De minister van Financiën Isaac Gogel had hiertoe aangezet. Na het vertrek van de Fransen was het de Zeeuwse patriot en minister van Financiën J.H.Appelius die in 1821 de basis legde voor het belastingstelsel zoals wij die nu kennen. Belastingen, accijnzen en invoerrechten werden vanaf dat moment centraal gereguleerd.

1.2 Belastingheffing in de 20e eeuw
In 1914 werd voor het eerst inkomstenbelasting geheven. Het doel hiervan was vooral de rijkeren zwaarder te belasten. De overheid groeide gedurende de 19e en 20e eeuw. Om haar inkomsten te laten meegroeien werden steeds meer belastingen geheven. In 1917 kwam de voorloper van de huidige vennootschapsbelasting tot stand, in 1941 werd de loonbelasting ingevoerd en in 1934 de omzetbelasting (omgedoopt in 1969 tot BTW). Na WOII werd de Nederlandse belastingheffing steeds meer geïntegreerd in het algemene sociaaleconomische beleid van de overheid. Conjunctuur, bevordering van een redelijke inkomensverdeling en stabiele groei bepaalden grotendeels de belastingheffing.

Het Nederlandse belastingstelsel wordt gekenmerkt door 2 belangrijke uitgangspunten: het draagkrachtbeginsel en het profijtbeginsel. Het draagkrachtbeginsel gaat ervan uit dat hoe meer men van een bepaalde overheidsvoorziening profiteert, hoe meer men er voor moet betalen. Het profijtbeginsel gaat ervan uit dat de sterkste schouders de lasten dienen te dragen. Hoe hoger het inkomen, hoe meer men procentueel moet betalen. Nederland kent hierdoor een progressief belastingsstelsel.

De belastingen worden geheven door het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen. Belastingen worden door de overheid geheven om inkomsten te genereren en tot een rechtvaardige inkomensverdeling te komen. Maar naast deze budgettaire functies vervult belastingheffing ook instrumentele functies. Door bepaalde belastingen te verhogen of juist te verlagen kan de regering haar gestelde doelen eerder bereiken. Nederland kent directe en indirecte belastingen. Directe belastingen worden geheven op winst, inkomen en vermogen. Indirecte belastingen zijn kostprijsverhogende belastingen.

2. Welke stappen gingen er aan de belastingherziening vooraf?

2.1 Belastingherziening
Het Nederlandse belastingstelsel is dynamisch, het past zich aan aan de maatschappelijke ontwikkelingen. Belastingherziening kwam in de jaren ´80 hoog op de politieke agenda te staan als gevolg van klachten over de schade die de hoge belastingtarieven op de economische ontwikkeling hadden. De Britse premier Margaret Thatcher en de Amerikaanse president Ronald Reagan namen het voortouw. In Nederland werd in 1985 de commissie-Oort geïnstalleerd die met nieuwe belastingvoorstellen zou komen. In 1990 werd aan de hand van die voorstellen het toptarief verlaagd van 72% naar 60% en het aantal tariefschijven verlaagd van 9 naar 3. Sindsdien is belastingherziening altijd een punt op de politieke agenda geweest. Elke 10 jaar vindt er in Nederland een algehele herziening van het belastingstelsel plaats en elk jaar wordt er een belastingplan opgesteld. Dit plan is een fiscaal wetsvoorstel die de wijzigingen regelt aan de inkomstenkant van de Rijksbegroting. Op Prinsjesdag worden het Belastingplan met de begrotingswetvoorstellen en de Miljoenennota aan de Staten-Generaal aangeboden.

2.2 Van hersenspinsel tot wet
Het eerste initiatief tot de belastingherziening van 2001 werd halverwege de regeerperiode van het kabinet Kok I genomen (1994-1998). Het was staatssecretaris Vermeend van Financiën die zich als eerste openlijk uitsprak over de plannen van zijn ministerie. Op 11 december 1997 presenteerden de minister van Financiën Zalm en staatssecretaris Vermeend de nota Belastingen in de 21e eeuw: een verkenning. Dit belastingplan beperkte zich tot het stellen van wat opties. In mei 1998 werden de Tweede Kamerverkiezingen gehouden waardoor het onderwerp iets naar de achtergrond schoof. De formatie van het kabinet Kok II was een groot succes voor Zalm en Vermeend. Bij het regeerakkoord werd een bijlage bijgesloten die uitvoerig het compromis tussen de VVD, D66 en PvdA beschreef, waaronder die over de belastingherziening. Op 14 september 1999 werd dan eindelijk de lang verwachte Belastingherziening 2001 gepresenteerd. Op 7 januari volgde een nota van wijzigingen op de herziening. Op 17 januari 2000 werd het voorstel met Memorie van Toelichting in de Tweede Kamer behandeld. Slechts 11 dagen later werd het door een grote meerderheid van de Kamer goedgekeurd. In maart 2000 konden de senatoren hun vragen en opmerkingen indienen waarna het wetsvoorstel op 8 en 9 mei door de Eerste Kamer zou worden behandeld. Inmiddels was Wouter Bos staatssecretaris Vermeend opgevolgd en samen met Zalm ging hij het voorstel voor de Eerste Kamer verdedigen. De beide heren hebben enkele kleine aanpassing moeten maken in het voorstel maar uiteindelijk is de wet met een grote meerderheid door de senaat goedgekeurd. Nu de herziening groen licht van het parlement had gekregen ging het ter ondertekening naar de koningin en de minister van Justitie Korthals. Op 30 mei 2000 werd de wet aangekondigd in Staatsblad 215. De herziening trad op 1 januari 2001 officieel in werking. De belastingdienst en burgerij kregen vanaf deze datum pas echt met de uitvoering te maken.

Het hele besluit is dus niet over één nacht ijs gegaan. Er is uitgerekend dat de Tweede Kamer in de beslissende fase 90 uur vergaderde over 4.023 bladzijden wettekst waarbij 4.770 schriftelijke vragen werden gesteld. 50 Ambtenaren hebben circa 80.000 uur gewerkt aan de beantwoording van deze vragen en de 5.356 vragen van de Eerste Kamer.

3. Wat veranderde er door de Belastingherziening 2001?

3.1 Hoge tarieven en royale aftrekmogelijkheden
Het ministerie van Financiën meende dat de belastingherziening nodig was als gevolg van de toenemende economische druk van het buitenland. Belastingsystemen concurreren met elkaar; miljonairs zoeken naar fiscaal aantrekkelijke landen om hun geld te laten rusten en bedrijven laten de belastingvoordelen meewegen bij de beslissing van hun toekomstige vestigingsplaats. Naar internationale maatstaven was arbeid in Nederland te duur geworden. Staatssecretaris Vermeend schatte dat de schatkist hierdoor jaarlijks zo’n fl. 70 miljard misliep. Ook de toegenomen uitholling van de belastinggrondslag (maatstaf waar de af te dragen belasting op gebaseerd is) vormde een reden tot ingrijpen, de fiscale ontwijkingconstructies drukten op de belastinginkomsten. De opkomende interneteconomie maakte het makkelijker geldstromen voor de belastingdienst verborgen te houden.

3.2 Doelstellingen
Verschuiving, verbreding en vergroening waren de 3 kernwoorden in de belastingherziening. Er werden 7 doelen gesteld:
- verlaging lastendruk op arbeid;
- verbreding van de belastinggrondslag;
- bevordering van de werkgelegenheid en economische structuur;
- bevordering van emancipatie en economische zelfstandigheid;
- bevordering van de duurzame economische ontwikkelingen;
- evenwichtige en rechtvaardige belastingdruk;
- vereenvoudiging van het belastingstelsel.

3.3 Voornaamste veranderingen
Het algehele belastingbestel werd herzien maar in de inkomstenbelasting vonden de meeste veranderingen plaats. De wet IB 2001 (inkomstenbelasting) is daarmee het meest ingrijpende deel van de belastingherziening. De voornaamste veranderingen van de herziening waren:
Verbreding grondslag belastingheffing
Het aantal aftrekposten werd teruggebracht waardoor er over een hoger inkomen belasting wordt geheven.

vermogensrendementsheffing in de praktijk
eigen vermogen 01-01-2009 € 50.000
eigen vermogen 31-12-2009 € 80.000
gemiddeld eigen vermogen € 65.000
vrijstelling -€ 20.661
grondslag voor heffing € 23.678
fictief rendement 4% € 947
vermogensrendementsheffing 30% € 284

Invoering fictieve rendementsheffing
Voorheen werden ontvangen rente en dividend alsmede opbrengsten van onroerend goed anders dan de eigen woning rechtstreeks belast. Nu werd er een fictief vermogensrendement vastgesteld en belast. Het forfaitair rendement werd gesteld op 4% waarover 30% belasting zou worden geheven. Hierdoor kwam de vermogensbelasting te vervallen. Nederland was het eerste land dat de vermogensrendementsheffing invoerde.

Invoering boxenstructuur
Voor de inkomstenbelasting kwamen er 3 soorten belastbaar inkomen, ieder inkomen kreeg zijn eigen box met bijbehorend tarief:
- Box 1: inkomen uit werk en woning (tarief is progressief oplopend tot 52%)
- Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang (tarief 25%)
- Box 3: inkomsten uit sparen en beleggen (tarief 30% heffingsvrij vermogen € 20.661)
Box 1 telt 4 tariefschijven met ieder een eigen tarief.
Voor het inkomen in box 1 geldt nu een schijventarief waarbij de tarieven in vergelijking met de oude situatie zijn verlaagd.

Vervanging belastingvrije sommen door heffingskortingen
Voorheen vormden de belastingvrije sommen een aftrek op het inkomen voordat de belastingheffing werd toegepast. Na de herziening werden de heffingskortingen een aftrek op de belasting over de drie boxen. Voorheen was het voordeel voor hogere inkomens groter maar door deze verandering is in vergelijkbare omstandigheden het voordeel voor iedereen even groot.

Verschuiving van directe naar indirecte belastingen
De tarieven van de inkomstenbelasting daalden zoals gezegd. Daar stond tegenover dat het hoge BTW-tarief werd verhoogd van 17,5% naar 19%. Ook de regulerende energiebelasting REB (ecotax) werd verhoogd.

Verlaging WW-premie
Hoewel premieheffing losstaat van belastingheffing maakte het toch deel uit van de belastingherziening. Het werknemersdeel van de premie Werkloosheidswet WW daalde met 0,9 %-punt. Het doel hiervan was een tot een betere verdeling van de inkomenseffecten over de verschillende inkomensgroepen te komen.

Loonheffing (premie volksverzekering)
De loonheffing is een voorheffing, om te voorkomen dat in één keer een groot bedrag moet worden ingehouden wordt het van het loon of de uitkering ingehouden. Bij de jaarlijkse opgaaf inkomstenbelasting wordt naberekend of er voldoende of teveel is betaald. Er wordt premie betaald over de volgende volksverzekeringen:
- AOW (Algemene Ouderdomswet, tarief 17,9%)
- ANW (Algemene Nabestaandenwet, tarief 1,1%)
- AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, 12,15%)

4. Wat waren de verwachtingen?

NIBUD
In augustus 1998 berekende het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting NIBUD de gevolgen van het nieuwe belastingstelsel. Volgens deze berekening zouden vrijwel alle Nederlandse huishoudens erop vooruit gaan. Hoeveel ze erop vooruit zouden gaan was afhankelijk van de fiscale bijtellingen en aftrekposten die men op dat moment had en de soorten inkomstenbronnen (box 1, 2 of 3). Specifieke aftrekposten en eigen vermogen buiten beschouwing gelaten zou het er als volgt uit komen te zien:
- de laagste inkomens tot fl. 30.000 bruto per jaar en de hoogste inkomens vanaf fl. 90.000 bruto per jaar gaan er met meer dan 7% op vooruit;
- de middeninkomens gaan er minder dan 5% op vooruit;
- bij een bruto inkomen van fl. 150.000 bedraagt het netto voordeel maar liefst 9,4%
- alleenverdieners profiteren het minst van de belastingherziening.
De gevolgen van de BTW-verhoging en ecotax waren niet in de berekening meegenomen.

CPB
Volgens het CPB zou de belastingherziening de werkgelegenheid en het arbeidsaanbod stimuleren. De werkgelegenheid zou gaan toenemen door de verwachte loonmatiging als gevolg van de daling van de gemiddelde belastingdruk. Het arbeidsaanbod zou gaan toenemen omdat werken meer lonend werd gemaakt door de daling van de marginale druk van belastingen en premies. Het CPB voorspelde ook een toename van de productie en particuliere consumptie.

4.1 Verbeteringen
De effectieve gemiddelde belastingdruk op de Nederlandse bevolking was niet bovengemiddeld hoog voor de herziening. Maar toch golden er wel hoge inkomstenbelastingtarieven. Nederlanders stopten inkomen in pensioenregelingen en haalden bestedingsmogelijkheden naar voren door te lenen voor de eigen woning, beiden waren fiscaal aftrekbaar. Vervolgens leenden ze op de eveneens onbelaste waardestijging van de woning nog eens bij om te kunnen meeprofiteren op de beurs wat ook weer onbelast bleef. Het hoge inkomstenbelastingtarief was ongunstig voor Nederland. Door de herziening zou aan de uitholling een einde komen.

Ook beleggers wisten de mazen in de wet te vinden. Voorheen werd er wel over rente en dividend belasting geheven maar niet over koerswinst. Beleggers trachtten dus zoveel mogelijk inkomsten uit koerswinst te behalen. Obligatie- en rentegroeifondsen schoten als paddenstoelen uit de grond, ze hielden de ontvangen rente binnenboord en stegen daardoor in waarde. Aan deze onbelaste koerswinst kwam met het nieuwe systeem een einde. Al het inkomen dat uit vermogen wordt verkregen viel nu in box 3 waarover één vast tarief moest worden betaald. Beleggers zouden worden gestimuleerd een zo hoog mogelijk rendement te behalen, de overzichtelijkheid zou toenemen en het zoeken naar aftrekposten zou worden ingeperkt.

4.2 Tegenstanders
Tegenstanders vreesden voor een krapte op de woningmarkt aangezien de hypotheekrenteaftrek onaangeroerd bleef en het door het boxensysteem aantrekkelijker werd gemaakt een huis te bezitten. Vermogen werd voortaan namelijk belast in box 3 terwijl het huis progressief belast werd in box 1.

Nederlandse bevolking
Het NIPO heeft in opdracht van de SP een onderzoek onder de bevolking uit laten voeren. Hieruit bleek dat 62% van de Nederlanders vond dat een van de doelstellingen van de belastingherziening een verkleining van de inkomensverschillen moest zijn (nivellering). Maar door de herziening zouden mensen met een uitkering er veel minder op vooruit gaan dan mensen met werk. Ook op de vermogensrendemenstheffing werd kritiek geleverd want de aandeelhouders zouden door de herziening er nog meer op vooruit gaan. Er zou geen enkele relatie zijn met de feitelijk gerealiseerde heffingen. De gestelde 4% lag ver onder de werkelijke rendementen op aandelen van de voorafgaande jaren. Daar kwam nog eens bij dat de vermogensbezitters over het (fictieve) rendement niet meer het toptarief van 60% hoefden te betalen maar slechts de helft daarvan. De waardestijging van aandelen en andere vermogensbestanddelen bleef geheel onbelast.

Werkgeversverenigingen
Ondernemers toonden zich niet blij verheugd met het plan van de belastingherziening. Het ministerie van Financiën hield in het najaar van 2000 vijf voorlichtingen voor in totaal ruim 3.000 ondernemers. Maar het mocht niet baten. De voornaamste klacht van de ondernemers waren de verwachte vergroting van de administratieve lasten. De nieuwe ‘meesleep- en meetrekregeling’ zorgde voor verdeeldheid. Deze regeling maakt het iets makkelijker een bedrijfspand te verhuren aan de onderneming van een familielid. Voor sommigen ging dit nog niet ver genoeg, anderen zagen het als een vorm van discriminatie.

Directeuren die een meerderheid van de aandelen van hun eigen bedrijf bezitten zouden naar verwachting zo’n 20% duurder uit zijn na de herziening. Werkgeversorganisaties MKB-Nederland en VNO-NCW berekenden dat. Door deze verandering verwachtte het MKB dat veel ondernemers hierdoor sneller voor een andere, goedkopere rechtsvorm dan voor een bv zouden gaan kiezen. Ook kleine zelfstandigen gingen er volgens het MKB met zo’n 2% op inkomen achteruit. Terwijl de consumentenprijzen met minimaal 1,5% zouden gaan stijgen. Het VNO-NCW vond dat het toptarief van 52% nog steeds te hoog was in internationaal opzicht, volgens de werkgevers zou het maximaal 50% moeten zijn.

Werknemersverenigingen
De vakbonden stonden iets positiever tegenover de Belastingherziening 2001. Vooral de vervanging van de belastingvrije voet door een heffingskorting werd toegejuicht. In het oude systeem profiteerden vooral de hogere inkomens, met de heffingskorting zou iedereen hetzelfde gaan ontvangen. Maar er was ook kritiek. Het CNV vond dat mensen met een baan er ten koste van de mensen met een uitkering er teveel op vooruit gingen. Stimuleren van de arbeidsparticipatie was goed maar sommige mensen met een uitkering wilden wel werken maar konden dat simpelweg niet. De FNV vond ook dat de minima met een uitkering te weinig van het nieuwe systeem konden profiteren en dat de rijksten de verlaging van het toptarief zelf zouden moeten betalen door aftrekposten te schappen. Het kabinet kwam bij de herziening met een lastenverlichting van fl. 5 miljard, dat bedrag vond de FNV veel te hoog.

SP, Groen Links en SGP
De SP, Groen Links en SGP waren de enige drie partijen die tegen het belastingplan hadden gestemd. De eerste twee partijen deden dit omdat zij verwachtten dat het plan vooral gunstig uit zou werken voor de mensen met hoge inkomens. De SGP stemde tegen omdat zij vonden dat het plan slecht uit zou pakken voor kostwinners en omdat het vrouwen zou stimuleren om te gaan werken.

Economen
Economen vreesden dat het nieuwe boxenstelsel zou leiden tot ‘taxplanning’. Iedere box kreeg een eigen waarde waarbij de tarieven over het inkomen uit box II en III lager zouden zijn dan het tarief over box III. Het zou dus fiscaal aantrekkelijk worden om inkomensstromen om te gaan leiden van box I naar box II en III door bijvoorbeeld arbeid te vervangen door kapitaal. Maar dit zou ook fictief kunnen gebeuren door middel van allerlei fiscale constructies.

Een andere klacht was dat met het nieuwe systeem het draagkrachtbeginsel werd geschonden. Met het boxenstelsel zou er sprake zijn van zowel verticale als horizontale ongelijkheid. Verticaal omdat mensen met verschillende economische posities (verschillend inkomensniveau) niet langer fiscaal ongelijk maar gelijk behandeld werden met dezelfde belastingtarieven. Horizontaal omdat mensen met dezelfde economische positie niet langer gelijk maar ongelijk werden behandeld met verschillende tarieven. De bron van het inkomen (de box) bepaalde nu de hoogte van het belastingbedrag. Niet langer zou het inkomensniveau als maatstaf voor draagkracht centraal staan, de inkomensbron deed er nu ook toe.

Verzekeraars
Het Verbond voor Verzekeraars was tegen de nieuwe fiscale behandeling van kapitaalverzekeringen en lijfrentes. Ze vreesden dat de opbouw van pensioenen in Nederland in gevaar kwam. Voor de herziening konden mensen jaarlijks een bedrag van fl. 6.075 (gehuwden fl. 12.500) aftrekken voor een aanvullende oudedagsvoorziening, na de herziening zouden ze jaarlijks moeten aantonen dat ze een pensioentekort hadden en hoe groot dat was. Volgens het verbond had 77% van de lijfrentepolishouders een pensioentekort. Zij kregen door de herziening met een grote rompslomp te maken waardoor ze geen lijfrentepolis meer af zouden gaan sluiten, zo verwachtten de verzekeraars. Ze vonden dat het kabinet het advies van de Sociaal-Economische Raad op had moeten volgen. De SER adviseerde een aftrek van fl. 4.000 en een eindtoets op de pensioenleeftijd om vast te stellen of er teveel pensioen is opgebouwd.tDe invoering van de rendementsheffing op kapitaalverzekeringen zou er volgens het verbond toe gaan leiden dat mensen minder oudedagsvoorzieningen en minder voorzieningen voor studerende kinderen zouden gaan treffen.

5. Wat zijn de resultaten?

5.1 Gevolgen op de lange termijn
In 2008, zeven jaar nadat de belastingherziening was ingevoerd, kreeg Nederland te maken met een kredietcrisis. De huizenmarkt stortte in, de werkloosheid nam toe en veel bedrijven kwamen in nood. De crisis raakte in Nederland vooral de export en investeringen. De crisis was een direct gevolg van:
1. Grote mondiale onevenwichtigheden.
2. Lage rente en risicoperceptie (vooral in de VS)
3. Financiële innovatie en achterblijvend toezicht:
- zeepbellen bij huizen en aandelen;
- het uiteenspatten van de zeepbellen;
- uitholling vermogen banken;
- minder kredietverlening.

De Belastingherziening 2001 was geen directe aanleiding tot de kredietcrisis dus om een zo betrouwbaar mogelijk antwoord op de hoofdvraag te krijgen wordt daarom gekeken naar de resultaten op de korte termijn.

5.2 Gevolgen op de korte termijn
Om de effecten van de belastingherziening in 2001 in kaart te kunnen brengen kunnen niet zomaar de inkomens van 2000 en 2001 met elkaar vergeleken worden. Er zijn ook andere factoren zoals bijvoorbeeld een echtscheiding of een verkorting van de werktijd die een invloed op het inkomen kunnen hebben gehad. Daarom kan er het beste gekeken worden naar statistische veranderingen, de veranderingen in koopkracht bij gelijkblijvende persoonlijke omstandigheden. Zelfs dan zijn er nog andere factoren die van invloed kunnen zijn geweest, zoals veranderingen in uitkering en loon, daarom wordt het verschil berekend in de premie- en belastingheffing als de herziening niet in 2001 maar in 2000 zou zijn ingevoerd:
- het bruto inkomen steeg met 4,4%
- de afschaffing van de overhevelingstoeslag had een negatief effect van 2%
- verandering in de heffing van inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen had een positief effect van 4%
- ook de verlaging van de betaalde premies (WW) en de afschaffing van de vermogensbelasting hadden een positieve invloed

Al deze effecten hebben geleid tot een gemiddelde stijging van het besteedbaar inkomen met 7,6%. Gecorrigeerd voor de stijging van de consumptieprijzen bleef een koopkrachtstijging van 3,6% over ten opzichte van 2000. De koopkrachtstijging door de Belastingherziening 2001 is voor het grootste deel direct het gevolg van veranderingen in de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen.

Uit de evaluatie van de Belastingherziening 2001 van 18 maart 2005 blijkt dat het totale bedrag waarover belasting is betaald is toegenomen met € 28 miljard. Belastingplichtigen zijn meer zelfredzaam geworden; voor 2001 vulde 42% van de particulieren de aangifte zelf in, dat aantal is gestegen naar 50% in 2004.

Toch leken in 2004 de meeste positieve effecten van de Belastingherziening 2001 alweer verleden tijd. De koopkracht was inmiddels gedaald tot het niveau van 2000. Het besteedbaar inkomen van huishoudens daalde in 2004 met 1,4%. De werkgelegenheid kende de sterkste terugval in 20 jaar met een daling van 1,6%. Het werkloosheidspercentage kwam daardoor uit op 6,5%. De economische groei van Nederland viel terug van 1,7% naar 0,4%, waarmee het veel lager was dan de groei in de rest van de EU, Japan en de VS. De enige positieve ontwikkeling was de grote groei van de Nederlandse export met 8,5%.

Deze teruggang had meerdere oorzaken. De kabinetten Balkende I en II hadden een stijging van de pensioenpremies en lastenverzwaringen ingevoerd. De inflatie was toegenomen als gevolg van de hogere loonstijgingen via de loon-prijsspiraal, maar ook door de sterke stijging van de invoerprijzen als gevolg van hogere olieprijzen en een duurdere dollar.

In 2006 werd door de politiek besloten maatregelen te nemen om deze negatieve tendens een halt toe te kunnen roepen. Een nieuw zorgstelsel werd geïntroduceerd wat moest leiden tot een lastenverlichting van € 1 miljard en ook werd er € 1,5 miljard vrijgemaakt voor koopkrachtondersteuning.

REACTIES

R.

R.

Je definitie van de profijt- en draagkracht principes zijn omgedraaid...

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.