Deelvraag I.. Wanneer en door wie zijn de 9 planeten ontdekt..? [ En hoe is het zonnestelsel eigenlijk zo ongeveer ontstaan..? ]
De huidige theorie over het ontstaan van het zonnestelsel gaat ongeveer zo.. Een wolk van ‘sterrengas’ of ‘sterrenstof’ werd verstoord en begon samen te trekken onder invloed van haar eigen zwaartekracht. Bij het samentrekken werd de wolk in het centrum samengedrukt en ontstond er een grote hitte. Heet genoeg om het stof te doen verdampen. Het samendrukken heeft ongeveer 100.000 jaar in beslag genomen. Onder invloed van de grote druk ontstond in het centrum een protoster (de oorspronkelijke ster, hoe de ster in het begin was) en de rest van het gas kwam in een omloopbaan rond de protoster terecht. Tijdens het draaien om de protoster viel het meeste gas naar de protoster toe. De kracht die naar het middelpunt trok voorkwam dat al het gas het centrum bereikte. Het vormde een schijf die energie uit straalde en koelde uiteindelijk af. Mochten de omstandigheden iets anders geweest zijn had het gas rond de protoster onstabiel kunnen worden en beginnen met samenklonteren door haar eigen aantrekkingskracht. Dan zou er in plaats van één ster met een planetenstelsel een dubbelster ontstaan zijn.. Het gas koelde genoeg af zodat het metaal, de gesteenten en het ijs condenseerde tot kleine deeltjes. Het metaal condenseerde vrijwel onmiddellijk na de vorming van de schijf (ongeveer 4,5 miljard jaar geleden volgens metingen); de gesteenten condenseerden daarna (4 miljard jaar geleden). De stofdeeltjes botsten met elkaar en vormden een grotere massa. Dit ging verder tot ze de grootte bereikten van kleine planeten. Met de tijd groeiden ze steeds verder aan. De steeds groter wordende brokstukken verwierven voldoende aantrekkingskracht om alle kleine deeltjes in hun omgeving op te slurpen. Hun uiteindelijke grootte hing af van hun afstand tot de ster en de dichtheid en samenstelling van de nevel van de protoplaneet. Ongeveer 1 miljoen jaar na de vorming van het systeem produceerde de ster een sterke zonnewind die al het gas dat zich nog in de nevel van de planeet bevond wegduwde. Als de protoplaneet groot genoeg was kon het de gasnevel in de buurt opnemen en werd ze een reuze planeet. De kleinere protoplaneten bleven een stenen- of ijslichaam. Het zonnestelsel bestaat dan uit protoplaneten en gasreuzen. Na honderd miljoen jaar vormden er zich een tiental planeten in stabiele omloopbanen en het zonnestelsel was geboren. De planeten hun oppervlak werden sterk hervormd (kraters) door inslagen van de resterende brokstukken..
Al in de oudheid waren de zon, de maan en vijf planeten al bekend. De planeten waren waarschijnlijk heel belangrijk voor de mensen toen want ze werden naar goden vernoemd.
De eerste planeet was Jupiter, het was een heldere dwaalster die heel geleidelijk langs de nachtelijke hemel kroop. Door de Babyloniers werd hij Mardoek genoemd, de oude Noren noemden hem Odin, de Griekse Zeus, maar uiteindelijk hebben de Romeinen hem de naam Jupiter gegeven.
De tweede planeet was Mercurius, het was een zwakke, snel bewegend lichtpunt dat altijd in de buurt van de zon te vinden was. Het werd vernoemd naar Mercurius, de boodschapper van de goden.
De derde was Venus, de meest heldere van allemaal. Zij werd vernoemd naar de godin van de liefde en de schoonheid.
Als vierde werd Mars ontdekt, de bloedrode planeet, vernoemd naar de god van de oorlog.
En als laatste, Saternus. De tergend trage planeet. Saternus was de naam van de god van de tijd.
Op 13 maart 1781 de planeet Uranus ontdekt door William Herschel. (Eerst heette deze Herschel. Later, na de ontdekking van Neptunus heeft men hem Uranus genoemd.) Herschel speurde vanaf het terras van zijn huis in de Engelse stad Bath met een zelfgemaakte telescoop de hemel af. “In het gebied bij de ster Zéta Tauri staat een merkwaardige nevelachtige ster of misschien komeet”, zei hij heel makkelijk over zijn ontdekking. Hij volgde het schijfje een paar dagen en stond toen voor een raadsel. Hij bewoog als een komeet, maar had geen staart. Herschel vertelde over dit vreemde verschijnsel met zijn vrienden in de Royal Society in Londen en al snel werd dit werd rondverteld. Een paar maanden later was iedere sterrenkundige in Europa de komeet aan het volgen en probeerden zijn baan te berekenen. Maar al snel was iedereen het erover eens dat William Herschel een zevende planeet ontdekt had.
Al snel daarna kwam men erachter dat de omloopbanen van Uranus niet overeen kwamen met wetten van Newton. Ze gingen er van uit dat een nog niet ontdekte planeet de oorzaak was van de storingen in de omloop van Uranus. In 1846 werd de planeet Neptunus (Genoemd naar de god van de zee.) door Johann Gottfried Galle waargenomen.
Neptunus bevond zich toen 30 keer zover van de zon dan de aarde. Hij markeerde op dat moment de grens van het zonnestelsel. Kort na zijn ontdekking meenden de sterrenkundigen dat Neptunus een beetje van zijn verwachte baan om de zon afweek. Het leek erop dat er een nog verder weg gelegen planeet was die met zijn zwaartekracht Neptunus van zijn koers bracht. De sterrenkundigen begonnen met zoeken naar de verre planeet, die ze toen ‘Planeet X’ noemden. Na zelfs 40 jaar hadden ze nog niets gevonden. Tombaugh was geen officiele sterrenkundige, maar hij had zichzelf onderwezen uit een boek dat hij van zijn oom had geleend. In zijn jeugd had hij verschillende telescopen gebouwd. Toen hij 22 jaar oud was ging de oogst van zijn vader verloren en Tombaugh besloot werk te zoeken om zijn familie de winter door te helpen. Hij schreef naar Lowell de sterrenwacht en werd aangenomen. In februari 1929 was de nieuwe telescoop klaar en had Slipher hem de basis van sterrenkundige fotografie geleerd. Hij ging opzoek naar ‘Planeet X’. In het begin was de speurtocht makkelijk. Hij maakte opnamen met tussenpozen van dat stukje sterrenhemel waarvan ze dachten dat daar ‘Planeet X’ moest zijn. Deze opnamen werden vervolgens met een blinkcomparator bekeken, met dit apparaat kon een sterrenkundige de opnamen vergelijken. Door elke ster te bekijken kon er worden vastgesteld of er misschien één tussenzat die in de loop van een paar dagen zijn oorspronkelijke positie had verlaten. Dit zou dan waarschijnlijk een planeet zijn. Dat was natuurlijk niet makkelijk, op elke plaat stonden 50.000 tot 1 miljoen sterren. Op 15 februari 1930 vergleek hij het zoveelste platenpaar in de blinkcomparator. Het was het gebied ronde ster ‘Delta Geminorum’ dat vier weken eerder was gefotografeerd. Drie dagen knipperde hij van de ene naar de andere plaat. En toen zag hij het, hij zag een zwak lichtvlekje dat bij het heen en weer knipperen tussen de platen van positie leek te veranderen. Tombaugh vond het geweldig. “Ik klapte de sluiter heen en weer om de beelden nog eens goed te kijken. Op een zekere moment bedacht ik dat ik maar beter eens kon opschrijven hoe laat het was. Het zou immers een historische ontdekking zijn.” Het was 4 uur in de middag op 18 februari 1930 werd de negende planeet, Pluto, ontdekt.
De praktische opdracht gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
S.
S.
Ja ik heb een paar vragen aan u.
Hoeveel weegt het planeet Mercurius en wat betekent eigenlijk massa.Ik moet een een werkstuk maken over planeten en ik zou niet durven vragen of u mij niet kunt helpen of een maar goeie site's kan geven met meer informatie als vast hartelijke dank Sabrina stuur maar een mail aan mij terug a.u.b
Doei:Sabrina
18 jaar geleden
Antwoorden