Bacterie-groei

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • Klas onbekend | 775 woorden
  • 17 juni 2004
  • 40 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
40 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

1. De bacteriën die op je schaaltje zitten zijn zo klein dat ze niet zichtbaar zijn. Als je er heel veel hebt kun je ze pas zien.

2. De bacteriën kunnen zich het beste vermenigvuldigen bij een temperatuur van ongeveer 30 graden.

3. Na een week hebben de bacteriën zich vermenigvuldigd en zie je ze wel omdat het hele grote aantallen zijn.

4. Bacteriekolonies zijn plat en rond. Er is een duidelijke grens tussen de kolonie en de omgeving. Bij schimmels zie je geen duidelijke grens. Schimmels zijn niet plat en ze zien er draderig uit.

5. Bacteriekolonies hebben verschillende kleuren en zijn niet even groot.

6. De meest opvallende verschillen tussen de schalen zijn:
Het aantal kolonies in de schaaltjes verschilt niet zoveel, alleen op de prullenbak zijn het er 10 keer zoveel als in de andere ruimten. De meeste soorten bacteriën vind je in de wc-ruimte en bovenop de kluisjes.

7. De conclusie doe je hieruit kunt trekken is dat de prullenbak os zeer onhygiënisch en er zitten veel bacteriën op.

8. De diameter is 10-2 meter (1cm) 10-2/(3x10-6)= 3333,3333. Hieruit blijkt dat er dus 3333 bacteriën op de diameter passen.

9. De straal is halve diameter dus 3333/2= 1667 bacteriën.

10 De oppervlakte van de kolonie is: µx(5x10-6)2= 0,000079m2

0,000079,2/ µx(1,5x10-6)2= 11176213,78 bacteriën in de kolonie.

11. De eerste reden is dat het berekende aantal onder gunstige omstandigheden is en dat is meestal niet het geval. Hierdoor zal het aantal werkelijke bacteriën dus afwijken. En de tweede reden is dat de voedingsbodem op een gegevenmoment geen voeding meer kan geven en de bacteriën kunnen zich vervolgens niet meer delen.

12. Het verschil in grote van kolonies op de petrischalen is te verklaren door het aantal verschillende stammen dat er zijn, en elke stam verschilt van grote.

13. In de realiteit blijven de bacteriën niet steeds doorvermenigvuldigen. Als ze op hun hoogt punt zijn gekomen stoppen ze met vermenigvuldigen en neemt het aantal bacteriën af.

14. De verandering in het praktijk voorbeeld na 14 uur zal zijn dat de voedingsbodem is opgeraakt en de bacteriën zich niet meer delen.

15. De levensverschijnselen die we bij de bacteriën hebben waargenomen is dat ze zich voortplanten.

16. Micro-organismen zijn organismen die je alleen maar onder een microscoop kunt zien.

17. Een micro-organisme is niet hetzelfde als een bacterie want een micro-organisme kan ook een schimmel of een gist zijn.

18. Antoni van Leeuwenhoek heeft in 1677 voor het eerst bacteriën waargenomen.

19. De franse wetenschapper Louis Pasteur heeft in 1861 ontdekt dat bacteriën ook een rol kunnen spelen als ziekteverwekker.

20. Bacteriën zijn zo “groot” als een duizendste millimeter.

21. Bacteriën spelen een rol in de stikstofkringloop omdat ze nuttig zijn. Door de eigenschap van stikstofbindingen worden deze bacteriën gebruikt in de landbouw om gewassen te helpen met groeien. Afval (van de mens) in het milieu wordt door bacteriën afgebroken.

22. Dit zijn drie “soorten” bacteriën die voor ons nuttig zijn zijn: Colibacteriën, Lactobacillus, Bifidobacterium Bifidum.

23. Dit zijn drie “soorten” bacteriën die voor ons schadelijk kunnen zijn zijn: Salmonella, Pasteurella en Ecolli.

24. Bacteriën en schimmels worden in de moderne biotechnologie toegepast als producenten omdat ze zich snel kunnen vermenigvuldigen.

25. Bacteriën verschillen van andere cellen omdat ze geen celkern hebben. En ze zijn eencellig.

26. Virussen worden niet tot bacteriën gerekend omdat ze geen cel hebben en een virus is 100 maal kleiner dan een bacterie en heeft een “gastheer” nodig omdat ze een gastheer nodig om zich voort te kunnen planten.

27. In het cytoplasma van een bacteriecel ligt het DNA, er is dus geen aparte kern voor zoals bij dieren en planten. De erfelijke informatie is enkelvoudig aanwezig. Naast het DNA molecuul, waarop alle noodzakelijke eigenschappen zitten, hebben veel bacteriën nog veel kleinere moleculen DNA in de cel liggen, de plasmiden. Plasmiden kunnen makkelijk worden overgebracht op andere bacteriecellen.

28. Agar is een vaste stof tot 50 C. Bacteriën kunnen hier dus niet op groeien omdat ze de voedingsbodem de hele tijd nodig hebben om zich te kunnen vermenigvuldigen en water bevat te weinig voedingselementen.

29. Virussen hebben andere cellen nodig om te groeien en geen voedingsbodem zoals bacteriën.

30. Je doet in 1 petrischaaltje wat kalkwater. Dan zet je dat een tijdje in de stoof en als het water dan troebel is geworden als je het schaaltje weer bekijkt zie je dat ze koolstofdioxide produceren en als dat niet zo is weet je dat dat niet het geval is

31. Je neemt een ui, zorg dat je oog gaat tranen, vang een traan op een glaasje met een bacteriekolonie erop. Doe er vervolgens een dekglaasje op en leg het onder een microscoop en dan moet je het resultaat zien.

REACTIES

L.

L.

graag reactie trug!

et beste

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.