Werkstuk geschiedenis van de computer.
De rekenmachine als voorloper van de computer:
De eerste rekenmachines zou je kunnen zien als de eerste computers, ook al lijken ze er niet op.
De rekenmachine was helemaal mechanisch, en gebruikte dus geen stroom. Met schuiven boven het apparaat was het mogelijk een berekening in te voeren, waarna door het draaien aan een slinger de berekening ingevoerd en behandeld werd. Het mechaniek gaf de uitkomst.
De eerste echte computer:
De eerste computers wogen vele duizenden kilo's en waren zeker zo groot als een klaslokaal. Ze waren zo groot omdat de onderdelen waarmee ze gebouwd werden groot waren. De eerste echte computer was de ENIAC (Electronic Numerical Integrator and Computer) hij is gemaakt in 1946, en bevatte 18.000 electronen buizen. Het apparaat woog 30 ton. ENIAC was in staat om 100.000 berekeningen per seconde uit te voeren, en kon tegelijkertijd een overdekt zwembad verwarmen.
Transistor:
De uitvinding van de transistor was heel belangrijk (1947). Zo konden er veel kleinere en snellere computers worden gemaakt. Ook verspeidde de transistor veel minder warmte dan de elektronen buis.
Toch waren het nog best grote computers, die hun gegevens van ponskaarten lazen.
Ponsband en ponskaarten:
Heel lang is papier gebruikt om dingen of tekst in op te slaan.
Een ponsband is niets anders dan een papieren strook waarin gaatjes worden geponst. Een ponsbandlezer kan deze ponsgaatjes weer terug vertalen naar een tekst die bijvoorbeeld op een vel papier wordt gedrukt. Behalve teksten kan je ook volledige computer programma's op ponsbanden wegschrijven.
Vergelijkbaar met de ponsbanden zijn de ponskaarten. Op een kaart kunnen maar 80 tekens worden weggeschreven. Voor een computer programma zijn dus al snel vele kaarten nodig.
De chip:
De chip werd in de jaren 60 uitgevonden. Op zo'n chip konden een heleboel transistors worden gemonteerd. Zo werden de computers weer kleiner. Door steeds meer onderdelen uit de computer op één chip te maken konden de computers steeds kleiner worden gemaakt.
In de jaren 70 werd de chip verbeterd, het werd mogelijk om een complete computer op een chip te zetten.
Het werd daardoor goedkoper om een computer te bouwen.
De rekenmachine als voorloper van de computer:
De eerste rekenmachines zou je kunnen zien als de eerste computers, ook al lijken ze er niet op.
De rekenmachine was helemaal mechanisch, en gebruikte dus geen stroom. Met schuiven boven het apparaat was het mogelijk een berekening in te voeren, waarna door het draaien aan een slinger de berekening ingevoerd en behandeld werd. Het mechaniek gaf de uitkomst.
De eerste echte computer:
De eerste computers wogen vele duizenden kilo's en waren zeker zo groot als een klaslokaal. Ze waren zo groot omdat de onderdelen waarmee ze gebouwd werden groot waren. De eerste echte computer was de ENIAC (Electronic Numerical Integrator and Computer) hij is gemaakt in 1946, en bevatte 18.000 electronen buizen. Het apparaat woog 30 ton. ENIAC was in staat om 100.000 berekeningen per seconde uit te voeren, en kon tegelijkertijd een overdekt zwembad verwarmen.
De uitvinding van de transistor was heel belangrijk (1947). Zo konden er veel kleinere en snellere computers worden gemaakt. Ook verspeidde de transistor veel minder warmte dan de elektronen buis.
Toch waren het nog best grote computers, die hun gegevens van ponskaarten lazen.
Ponsband en ponskaarten:
Heel lang is papier gebruikt om dingen of tekst in op te slaan.
Een ponsband is niets anders dan een papieren strook waarin gaatjes worden geponst. Een ponsbandlezer kan deze ponsgaatjes weer terug vertalen naar een tekst die bijvoorbeeld op een vel papier wordt gedrukt. Behalve teksten kan je ook volledige computer programma's op ponsbanden wegschrijven.
Vergelijkbaar met de ponsbanden zijn de ponskaarten. Op een kaart kunnen maar 80 tekens worden weggeschreven. Voor een computer programma zijn dus al snel vele kaarten nodig.
De chip:
De chip werd in de jaren 60 uitgevonden. Op zo'n chip konden een heleboel transistors worden gemonteerd. Zo werden de computers weer kleiner. Door steeds meer onderdelen uit de computer op één chip te maken konden de computers steeds kleiner worden gemaakt.
In de jaren 70 werd de chip verbeterd, het werd mogelijk om een complete computer op een chip te zetten.
Het werd daardoor goedkoper om een computer te bouwen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
R.
R.
Er staat "De chip werd in de jaren 60 uitgevonden. Op zo'n chip konden een heleboel transistors worden gemonteerd."
een chip is geen printplaat waar ransistors op worden gemonteerd, het wordt er in geëtst. Dit noemt men ok we litografie
16 jaar geleden
Antwoorden