1. Hoe is het spel ontstaan?
In 1892 begon prof. Dr. James Naismith van het Springfield College (USA) iets uit te proberen met perzikmanden, die van onderen gesloten waren. Hij timmerde 2 twee perzikenmanden aan de balkons van de gymzaal van de Springfield College. Dr. Nailsmith hoopte daarmee een indoor-activiteit te creëren in de koude wintermaanden, en door de manden hoog te hangen wilde hij meer de aandacht vestigen op de details en behendigheid, dan op het gestalte en kracht. Maar die manden zaagde hij van onderen open en hij hong er ook nog borden achter de manden, zodat het moeilijker was om de bal er in te gooien en zo kwam er ook nog een beetje techniek aan te pas als je de bal door de mand wou laten gaan. Hoewel het college-basketbal veel populairder was bij het publiek, droeg de professionele tak langzaam maar zeker gestalte. Maar hoewel er al meer dan veertig jaar in georganiseerd verband werd gespeeld, was er nauwelijks enige belangstelling voor de ploegen buiten hun eigen geografische gebied. Vanuit Amerika werd de sport over de hele wereld bekend in slechts 44 jaar kende iedereen de sport basketbal. In 1936 werd basketbal officieel opgenomen in de Olympische spelen in Berlijn. Binnen minder dan 50 jaar zou de sport echter worden beheerst door spelers met een enorme dosis allround vaardigheden. En in het voorjaar van 1946 werd de eerste officieel basketbal hal gebouwd in Amerika.
2. Het basketbal veld
Het basketballveld is een rechthoekig veld van minimaal 22,5 m lang en maximaal 28,7 m lange en is minimaal 12,8 m breed en maximaal 15,2 m breed. De middencirkel heeft een straal van 1meter 80. Daar wordt het spel ook begonnen, de lijn die daar door heen getrokken isverdeeld het veld in twee gelijke helften. Tussen de driepunterlijn en de basket zit 6.25 tussen. De bucket is 6 meter breed en 5.80 lang en nog de vrije-worp ronde erbij is dan 7.60 lang! Buiten is een basketbalveldje gewoon asfalt maar binnen is het net een als een gymzaal of Het is soms ook speciaal hout. Verdere instructies zie de onderstaande afbeelding.
3. De kleding
De kleding van een basketballer bestaat gewoon uit een broek en een shirt, schoenen en sokken. De broek was vroeger een kort broekje, tegenwoordig hebben basketbalspelers een langere ¾ broek aan. Deze broek is van lekker luchtig materiaal gemaakt en lekker flexibel, je kunt je er dus vrij in bewegen. Maar ook het shirt is anders , vroeger was het ook maar een zweterig pakje. Nu is het shirt ook erg luchtig en mouwloos. De schoenen zijn ook erg verandert in de laatste jaren. Eerst waren het gewone sportschoenen maar tegenwoordig zijn het vaak wat hogere schoenen. De rondvormige zolen geeft extra grip bij het dribbelen. De schoenen zijn ook extra licht voor het springen.De sokken zijn altijd lang geweest. Sommige basketballers vinden het prettig om zweetbandjes om hun armen of benen te dragen. Het is verplicht om bij een wedstrijd het shirt in je broek te doen.
4. De Spelregels
Basketbal wordt gespeeld door twee ploegen van ieder 5 spelers. Het doel van elke ploeg is de bal in de basket van de tegenpartij te werpen en de andere ploeg te verhinderen balbezet te verkrijgen of een doelpunt te maken.
De belangrijkste spelregels:
· De bal moet binnen de baseline blijven. Deze lijn loopt vlak bij de basket. Bij uit gaan van de bal gaat de bal naar de tegenstander.
· De aanvallende speler mag niet langer dan 3 seconden in de bucket staan. De bucket is het afgetekende gebied tussende achterlijn (baseline) en de vrije worp lijn.
· Tijdens het dribbelen mag je de bal niet met twee handen tegelijk vasthouden of de bal dragen dat noemen ze lopen (second dribble).
· Een overtreding word bestraft met een ‘p’ tje (een persoonlijke fout) bijv de speler opzettelijk raken, met vijf ‘p’ tjes word je er dan ook uit gestuurd.
· Vaak als de speler een fout heeft begaan mag de tegenstander een vrije worp nemen. Dit gebeurt vanuit de vrije -worplijn. De andere spelers moeten dan buiten de bucket gaan staan. Bij de tweede en tevens laatste worp mogen de spelers in de bucket staan om de bal op te vangen, maar als de bal de ring niet heeft geraakt krijgen de tegenstanders een uitbal.
· Je mag ook niet bij het dunken aan de basket hangen behalve om evenwicht te krijgen bij het dunken.
5. Behendigheden
Je hebt allerlei verschillende manieren om te dribbelen of te schieten:
- Poorten: Door tijdens het dribbelen te poorten bij de tegenstander verwar je hem/of haar.
- Jump shot: Dit is springend schieten.
- Set shot: Dat is op de basket schieten terwijl je op de grond staat en vanuit een licht gebogen houding met je vingertoppen schiet.
- Pasen: Dat is de bal overspelen, kan met een strakke bal of via een stuit.
- Dunken: Dat is de bal met twee handen in de basket gooien en vervolgens hang je een beetje aan de basket. Je moet wel erg lang zijn en hoog kunnen springen om te kunnen dunken. Heel spectaculair ziet het van achteren dunken eruit.
- Slam Dunk: Dat is extra hard de bal slaan tijdens het dunken.
- Een blok: dat is een verdediging truckje, dat is als de tegen speler wil schieten of hoog wil pasen dat je dan met je hand tegen de bal drukt of slaat! Je kan ook de bal proberen weg te drukken of te slaan als de tegenstander hem gewoon in zijn hand heeft. Dit heet een steal. Maar als je erg gevaarlijk gaat doen met je handen zoals slaande bewegingen maken of aan de tegenstander gaat zitten of hem weg duwt noemt men dat een fout , van de scheidsrechter krijg je dan een ‘p’tje. Als je makkelijk wil scoren kan je ook speciale truckjes doen zoals een Lay up. Je dribbelt naar de basket mag maximaal 2 stappen met de bal doen, gooit hem via het boord in de basket en scoort.Als je dan drie stappen maakt wordt er afgefloten voor ‘lopen’. De tegenstander krijgt dan een uitbal.
REACTIES
1 seconde geleden
N.
N.
Heb je ook informatie over de lay-up (techniek)?
21 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
joow kerol
ik heb je werkstuk gelezen en het is best een goed werkstuk ik zou graag een paar dingen willen weten.
Zit je op basketbal?
Hoe kom je aan de informatie die je bij je werkstuk hebt gebruikt?
20 jaar geleden
Antwoorden