Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Descartes

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Opstel door een scholier
  • 5e klas vwo | 1132 woorden
  • 5 februari 2009
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
15 keer beoordeeld

Descartes

Descartes was een filosoof, geboren in 1596 en overleden in 1650. Zijn hoofddoel was het verkrijgen van absoluut inzicht in de aard van het bestaan. Als je een grove lijn wil trekken van zijn voorlopers, zijn daarin te vinden Socrates, Plato en Augustinus.
Descartes was vooral een persoon dat méér wilde weten. Hij wilde niet zomaar alles aannemen en geloven. En dat maakte hem tot een echte filosoof in zijn tijd. Om dit te bereiken, meer te weten te komen over ‘het grote boek van de wereld’, ging hij reizen. Hij reisde als soldaat van Midden-Europa naar Parijs, naar Nederland en naar Zweden.
Wat hem tot een beroemd persoon maakt is onder andere zijn grondleggende functie voor de moderne filosofie. Filosofen die aan hem een voorbeeld hebben genomen zijn bijvoorbeeld Spinoza, Leibniz, Locke, Berkeley, Hume en Kant. Descartes is een typische filosoof uit de zeventiende eeuw toen er, na de tijden van Thomas van Aquino (middeleeuwen) en na de wirwar van nieuwe ideeën in de renaissance, een systeem kwam in de filosofie.

De interesses van Descartes zijn best breed verdeeld over verschillende gebieden van de filosofie. Een aantal vragen dat hij zich stelt is:
- wat kunnen we weten?
- wat is de relatie tussen ziel en lichaam?
- Moet men zich neerleggen bij filosofische scepsis zoals Socrates?
( neerleggen bij het idee dat de mens niks weet)
- in hoeverre voldoen exacte beschrijvingen en zijn zij wel volledig op te stellen?
Wat betreft deze laatste vraag heeft hij zich verdiept in de natuurwetenschappen. Hij was geïntrigeerd door de exacte beschrijvingen van de logische processen in dit vakgebied, en of deze dan ook niet mogelijk waren in de filosofie. Bijvoorbeeld het onderwerp ‘de aard van de materie’ (de fysische processen in de natuur). Door zich te verdiepen in de natuurkundige beschrijvingen van dit begrip werd zijn vraag over lichaam en geest des te indringender. Aristoteles zei over dit vraagstuk dat hij de geest en het lichaam zag als een onlosmakelijk geheel, en dit beeld werd aangehouden tot ongeveer de zeventiende eeuw, wanneer er een radicale scheiding tussen lichaam en geest ontstaat. Dit komt omdat er in die tijd de ontdekking gedaan werd van de mechanische werking van het proces van organismen.
Plato echter, en Descartes later, geloofden al langer in een scheiding. De vragen ‘waarom’en ‘hoe’ zijn bij deze twee filosofen bijna altijd van toepassing. Een gevleugelde uitspraak van Descartes is dan ook: iets is pas waarheid als het heel zeker en duidelijk is dat het waar is. Hiermee bedoelt hij dat je pas kan zeggen dat iets waar is als je het helemaal doorgrond hebt. Descartes doet dit als volgt: hij probeert een verschijnsel of situatie te analyseren op de onbenulligste eenvoudigheden. Vanuit deze ondervindingen gaat hij dingen samenstellen en zo komt hij tot een nieuw inzicht wat kan leiden tot een filosofisch inzicht. Dit wordt de mathematische methode genoemd omdat het met de wiskundige rede veel van doen heeft. Dit is omdat ook de wiskunde draait om absoluut inzicht en het afzweren van zintuiglijke waarnemen. Dit was ook een van de grondbeginselen van Plato, die vond dat je met de rede veel meer kon omvatten dan met zintuigen.
Volgens Descartes móet je overal aan twijfelen om tot werkelijke kennis te komen. Het is ook heel erg functioneel om je te ontdoen van oude gedachten, zodat je op geen enkele manier beïnvloed kan worden, dus het is het beste om vanaf het nulpunt te beginnen.

Een belangrijk gegeven van Descartes is dat hij vond dat het leven geen enkele zekerheid was, behalve dat hij overal aan kon twijfelen. Want iemand die twijfelt weet zeker dat hij kan denken en dat kunnen alleen levende wezens. Hieruit volgt de uitspraak: “cogito ergo sum” oftwel “ik denk dus ik ben” .
Een ander onderwerp dat Descartes uitermate bezighield was de voorstelling van het volmaakte wezen. Een ding dat hij duidelijk heeft over dit onderwerp is dat de voorstelling van een volmaakt wezen niet af kan komen van een onvolmaakt wezen omdat als de laatste zou weten wat een volmaakt wezen was, hij hiernaar zou kunnen streven en zelf het volmaakte “ik” zou kunnen bereiken. Hieruit volgt dus dat het perfecte wezen een voorstelling van God is, en God is voor Descartes net zo vanzelfsprekend als voor ons het gras groen is. God is een aangeboren idee, waar niet aan te twijfelen valt.
Het volmaakte wezen bestaat absoluut, zegt Descartes, omdat als het niet zou bestaan, het niet volmaakt zou zijn. Dit noemen we een rationalistische manier van denken, alles komt op een soort ‘logica’ of ‘waarheid’ uit.
Socrates, Plato en Descartes zijn het erover eens dat er een samenhang bestaat tussen het denken en het bestaan. Hoe beter je iets met denken kunt beredeneren bijvoorbeeld, hoe aannemelijker het is dat het bestaat.
Over de stoffelijke wereld zegt Descartes dat al het kwantitatieve beredeneerd is met feiten en gemeten. Het kwalitatieve daarentegen is waargenomen met zintuigen, en staat dus voor hun gelijk aan irrelevante informatie. Dit is weer terug te voeren op zijn ideeën over een God. God geeft garantie over de kwantitatieve stoffelijke wereld, want het is met rede erkend.
Voor Descartes zijn er twee soorten werkelijkheid, oftewel twee substanties:
- de ziel (het denken) à het is bewust, en het kan steeds worden opgesplitst in kleinere deeltjes
- de materie (de uitgebreidheid) à het is niet bewust, en er is slechts uitbreiding mogelijk.
Beide deze onderwerpen zijn afkomstig van God, omdat dit het enige onafhankelijke ‘wezen’ is, maar ze staan voor de rest volkomen los van elkaar.
Descartes was een voorstander van het dualisme. Hij zag de organische wereld in twee delen : de ziel en de uitgebreide werkelijkheid. De mens was een voorbeeld van de ziel, omdat de mens een duidelijk aanwezige ziel heeft. Het dier was een voorbeeld van de uitgebreide werkelijkheid omdat het geen duidelijke ziel heeft en het vooral mechanische processen zijn. Wat hier gezegd wordt over de mens klopt niet helemaal, omdat ook Descartes doorhad dat de mens eigenlijk een dubbelwezen was. Thomas van Aquino en Augustinus waren hier eerder ook al mee gekomen en Descartes filosofeerde hier op door. Het lichaam en de ziel waren volgens hem niet samen, maar er bestond wel een wisselwerking tussen die twee, door middel van de pijnappelklier in de hersenen. De ziel kan zich wél bevrijden, en dan neemt het verstand het over, want het denkvermogen moet in stand blijven om jezelf een levend wezen te kunnen noemen. Het verstand en de ziel worden dan ook niet ouder.
Descartes zou, als hij nu nog geleefd zou hebben, twijfelen aan de menselijke rede als hij de ‘intelligente’machines van nu zou bekijken. Hij zou zich kunnen bedenken of de menselijke rede wel zo vrij en zelfstandig was als hij altijd gedacht had.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.