Vooreerst dient op de kaft de naam van de auteur, de titel van het boek en de gepaste uitgever vermeld te worden. Dit uit respect voor zij die in de bibliotheek werken en verantwoordelijk zijn voor de orde in de rekken. Naast het ordenen van boeken vervullen zij ook nog andere taken. Met hun uitgebreide boekenkennis kunnen zij namelijk bepaalde boeken aan de bezoekers aanraden. Liesbeth was van mening dat een boek als Kaas, geschreven door Willem Elsschot, een mooiere kaft verdiende dan een ordinaire blauw getinte omslag. Haar goede raad opvolgend ging ik naar huis en begon na te denken hoe een kaft er moet uitzien.
Mijn conclusie kwam er op neer dat het iets mysterieus rond zich moest hebben dat de lezer niet halfweg verklapt hoe de vork in de steel zit. Het boek moet een aantrekkingskracht hebben die zo sterk is dat je het niet meer loslaat totdat je weet waarom de tekenaar voor die compositie en die kleurschakering heeft gekozen. Mijn elementen die op de flap voorkomen mogen misschien ver gezocht en niet voor de hand liggend zijn, maar eens het verhaal zich ontplooit, wordt alles duidelijk. Diegene die de kaft bekijkt mag denken dat het blauwe op de kaft lucht voorstelt. Maar hij mag het niet met zekerheid weten, kwestie van de spanning er nog wat in te houden.
Het blokje kaas op de weegschaal kon, mijns inziens, niet ontbreken. Kaas speelt namelijk een belangrijke rol in dit verhaal en bezorgt het hoofdpersonage veel ellende. Ondanks het feit dat een stuk kaas meer weegt dan een visgraat, leunt de balans toch over aan de kant van het geraamte. Frans Laarmans is namelijk een klungel waar niets in zit en aangezien hij geen kaas gegeten heeft van het zakenwereldje, slaagt hij er niet in één enkel stuk kaas aan de man te brengen… Hij is niet berekend, niet praktisch en niet doortastend. “En intussen sta ik daar, als een grote nul.”
In zijn omgeving wordt hij niet voor vol aanzien: als zijn broer van de kaasplannen hoort, komt hij overleggen met… Laarmans vrouw. Zij probeert het evenwicht te behouden tussen zijn op hol geslagen fantasie en de realiteit. Zij kon hem ook nog overtuigen om zijn job bij de General Marine and Shipbuilding Company niet op te zeggen. Zijn vrouw was namelijk de enige die geen graten in het project zag. Zoon Jan, die minder doorweegt in het gezin, slaagt er wel in kaas te verkopen. In mijn opzicht bevindt hij zich op het bovenste plateautje van de weegschaal. Om evenwicht in het gezin te brengen opteert Willem Elsschot ervoor om de dochter ook als een mislukking voor te stellen: op school wordt ze door de kaasaffaire voor rotte vis uitgemaakt.
Door deze weegschaal lopen twee pijlen die elk een andere kant uitwijzen. Het verhaal heeft in dubbel opzicht een cyclische bouw. Laarmans is namelijk achtereenvolgens klerk – koopman – klerk; het verhaal begint met een begrafenis en eindigt met een bezoek aan het kerkhof. Deze pijlen vertrekken van bij Willem Elsschot, die de geestelijke vader van Frans Laarmans is. Zijn gewone “ik” wordt bedolven onder diens kaasfantasie, gesymboliseerd door de titel kaas en het stukje voedingswaar op de schaal. Indien we de andere pijl nu volgen, passeren we langs het vissenskelet dat zijn kale reis uitbeeldt. Achteraf wordt hij met zijn neus op de zware feiten gedrukt wanneer hij zijn doodnormale leventje hervat en weer gaat werken bij de General Marine and Shipbuilding Company.
Het grote contrast waarvoor de zwart witte achtergrond zorgt, moet duidelijk maken dat het boek vol met grote tegenstellingen zit. Zo verandert zijn humeur van opgewekt naar droevig, kan hij het ene ogenblik zijn vrouw lieve woordjes toefluisteren en haar even daarna de grond inboren door het gebruik van woorden die zij niet verstaat. Zwart-wit wijst eveneens op de manier waarop dit boek is geschreven. Elsschots's stijl staat model voor eenvoud en ongekunsteldheid. Zijn verhaal is nuchter en precies geschreven, zonder mooidoenerij of aanstellerij. Alles wordt bovendien erg trefzeker verwoord. Er staat geen woord teveel of te weinig in zijn roman. Zijn zinnen zijn kort maar zakelijk, zijn beeldspraak treffend maar sober. “Door iedereen verlaten moet ik zelf kaasdraak te lijf.”
Dit boek beschikt, achteraf gezien, over één van de beste inleidingen die ik ooit gelezen heb. De auteur heeft het over de blauwe lucht die langzaam met wolken wordt overdekt. Iets onbenulligs waar je tijdens de lectuur niet zo veel aandacht aan besteed. Maar eens je het verhaal gelezen hebt, constateer je dat dit geniaal is. Hetgeen hij in de inleiding vermeld, is namelijk toepasbaar op het verhaal dat volgt. In de roman beginnen we met iets dat met de kaashistorie als zodanig niets te maken heeft, maar evenwel onmiddellijk boeit: het sterven van zijn moeder. Laarmans ontmoet toevallig Van Schoonbeke op de uitvaart en nu begint de kaasellende: de eerste wolken schuiven aan. De toestand wordt steeds zorgwekkender. Maar steeds ook worden we even aan dat sterven herinnerd. Op de club bij Van Schoonbeke zweet Frans meer dan bij het overlijden van zijn moeder. Als hij na zijn Amsterdams uitstapje trots op de club komt, vindt hij het jammer dat zijn moeder dit niet meer heeft meegemaakt. Maar als alles mislukt is - en hier kom je weer een groot contrast tegen - vindt hij het nog een geluk dat zijn moeder deze kaasramp niet meer heeft beleefd. Het boek eindigt met een bezoek aan het graf en een prijzend woord voor zijn gezin: “Brave, beste kinderen! Lieve, lieve vrouw!…” De wolken zijn verdwenen. De lucht is weer blauw.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden