Soort beweging op luchtkussenbaan

Doel

Onderzoeken of een beweging waarbij de resulterende kracht nul is ook een eenparig rechtlijnig is en het bepalen van de snelheid.

Benodigdheden

- Wagentje
- Luchtkussenbaan
- Gewichtje
- Cm meter
- Touwtje
- Blazer
- Katrol
- Diode ( apparaat dat begint met het meten van de tijd als er een voorwerp wordt geconstateerd door zijn sensoren )

Inleiding

Bij onderzoek naar beweging, moet je weten wat beweging voorstelt. Een eenparig rechtlijnige beweging is een beweging die met constante snelheid over een rechte lijn beweegt. Een eenparig versnelde beweging is een beweging die een constante versnelling heeft en beweegt over een rechte lijn. Wrijving ontstaat als een voorwerp een groot oppervlakte heeft. De formule voor het uitrekenen van snelheid is v= ∆s / ∆t.

Opstelling
Werkwijze

- We meten de afstand tussen de twee diodes

- We laten het karretje los, waardoor het vooruit beweegt. Dit komt doordat het karretje snelheid heeft gekregen door een gewichtje dat aan het karretje heeft getrokken. Het karretje beweegt zich over een luchtbaan. Deze baan bestaat omdat er in de baan heel veel gaatjes zitten waar lucht door wordt gepompt.
- Het gewichtje komt op de grond terecht zodra het karretje door de eerste diode gaat.
- Als het gewichtje de grond raakt gaat het karretje heel even over de baan en komt door de tweede diode.
- De tijd is gemeten tussen de diodes. Deze lezen wij af.
- Dit doen we zes keer bij een verschillende standen. Bij elke stand meten we de tijd 3 keer.

Dit zijn de meetresultaten, ze zijn in een tabel gezet.
De gemiddelde tijd is berekend door de som van alle drie de snelheden te nemen en deze door drie te delen. De grafiek is los bijgevoegd.

1 Een eenparig rechtlijnige beweging is een beweging over een rechte lijn met een constante snelheid.
2 In deze proef zijn alle krachten samen nul, omdat de wrijving te verwaarlozen is doordat het karretje over een luchtlaag glijdt. Er wordt ook niet tegen het karretje geduwd. De snelheid is al bepaald door het gewichtje dat aan het karretje heeft getrokken.
3 De tabel is te zien bij de meetresultaten.
4 De grafiek is los bijgevoegd.

5 Ik neem een punt in de grafiek, geen meetpunt. Het punt is 2,06 s en 110 cm. Als we de snelheid uitrekenen doen we dat met de formule v= ∆s / ∆t. ∆s=1,10 m en ∆t=2,06 s. 1,10 / 2,06 = 0,53 m/s. De snelheid is dus 0,53 m/s.
6 Hier geldt de eerste wet van Newton, want alle krachten samen zijn nul. Het karretje zal dus theoretisch oneindig lang door blijven rijden met een constante snelheid, maar praktisch is er wel een beetje wrijving ( maar deze is te verwaarlozen )waardoor hij toch ooit stil komt te staan.
Als het karretje een grotere snelheid moest hebben konden we drie dingen doen.

- Er kon een groter gewicht onder aan de katrol worden bevestigd. Waardoor er harder aan het karretje wordt getrokken wat lijdt tot een grotere snelheid
- Als het karretje lichter was geweest zou de massa kleiner geworden zijn. Hierdoor zou de versnelling groter worden wanneer het gewichtje aan het karretje trekt.
- Wanneer de gaatjes in de baan zich naar de kant hadden gericht waar het karretje heen ging dan zou er toch nog met constante snelheid worden voortgeblazen maar met grotere snelheid.