Keuze-opdracht B, hoofdstuk 5.1
Bedenk een verklaring voor de grote veranderingen die rond 1946 en 1976 optraden.
In 1946 was de 1e wereldoorlog net afgelopen, dus was er weer een hogere levensverwachting. Tijdens de oorlog stierven veel mensen. In 1976 was er crisis, dus was er ook een moeilijke periode.
Wat kun je concluderen over de levensverwachting van mannen en vrouwen in Nederland?
Vrouwen hebben een hogere levensverwachting dan mannen.
Probeer het geboortecijfer van de laatste 30 jaar af te leiden. Is er een dalende of stijgende tendens?
Het geboortecijfer is stabiel, rond de 500.000.
Bereken het aantal kinderen per vrouw en neem daarvoor de leeftijdsgroep van 20-40 jaar.
In die leeftijdsgroep zijn er bij 20 jaar 610.000 vrouwen, en bij 40 jaar ongeveer 580.000. Om het aantal kinderen per vrouw te berekenen, moet je het antwoord van de vorige vraag gebruiken. Dus moet je ongeveer 605.000: 500.000=1,21. Dus een vrouw krijgt gemiddeld 1,21 kind.
Kun je iets zeggen over de gezinssamenstelling of het aantal kinderen per gezin?
Het aantal kinderen per gezin is niet zo hoog, gemiddeld 2,5 denk ik.
Voorspelling bevolkingsgroei –en opbouw in de komende 30 jaar: De bevolking groeit, want het sterftecijfer is lager dan het geboortecijfer. Dat zal de komende jaren ook zo zijn. Er zullen meer vrouwen blijven dan mannen en vrouwen zullen ook ouder blijven worden. Daarbij heb ik rekening gehouden met het feit dat ik denk dat 1996 een goed jaar is als gemiddelde.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden