Waar heb jij je schoolspullen gekocht?

Doe mee aan het Back To School onderzoek over schoolspullen en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

Hoofdstuk 4 Conflicten 1 Israël en de Palestijnse gebieden

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 2e klas havo | 11231 woorden
  • 21 november 2016
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
35 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
5 belangrijke vragen die je jezelf moet stellen als studiezoeker

Met keuze uit ruim 1.600 hbo- en wo-bachelors in Nederland is het best lastig om een studie te kiezen. Hoe begin je met zoeken, en hoe kom je dichterbij de studie die bij je past? Om je daarbij te helpen, hebben we vijf belangrijke vragen op een rijtje gezet die je jezelf moet stellen tijdens je studiezoektocht.

Naar de pagina
   Hoofdstuk 4 Conflicten
1 Israël en de Palestijnse gebieden
Wat moet je kennen en kunnen?
• Je kent de buurlanden van Israël.
• Je kent de topografie van Israël en de Palestijnse gebieden.
• Je kent de kenmerken van Israël wat betreft het klimaat, het landschap, de bevolking en de economie.
• Je kunt vertellen wat er bijzonder is aan de situatie van Jeruzalem. 1   Werk samen met een klasgenoot. Lees de intro en bekijk de openingsfoto.
a Noem drie feiten die van Israël een bijzonder land in de wereld maken.

1 Het land vormt een brug tussen Europa en Azië.
2 Joden, christenen en moslims beschouwen het land als heilig.
3 Er is een conflict dat al meer dan zestig jaar duurt.
b Op de openingsfoto zie je de muur die de Israëliërs van de Palestijnen scheidt. Waarom zou Israël besloten hebben deze muur te bouwen? Door het conflict is er veel geweld. De muur moet voorkomen dat er aanslagen worden gepleegd op Israëliers.
c Wat vinden jullie ervan dat deze muur gebouwd is? Goed • Niet goed, omdat eigen antwoord.
Bijv. goed, omdat de muur zorgt voor veiligheid. Of: niet goed, omdat
de mensen zich niet vrij kunnen verplaatsen.
d Bespreek de antwoorden op vraag 1b en 1c met de klas. 2   Gebruik de atlas.
Zet in elk rondje van figuur 1 het juiste cijfer.
a 1 = Israël; 2 = Sinaï; 3 = Golf van Aqaba; 4 = Middellandse Zee; 5 = Jordanië; 6 = Golf van Suez; 7 = Saudi-Arabië; 8 = Dode Zee; 9 = Irak; 10 = Negev.
b Wat zijn de vier buurlanden van Israël? Libanon, Syrië, Jordanië en Egypte. figuur 1  Het Midden-Oosten.    3 Het noorden van Israël heeft een Middellandse Zeeklimaat, het zuiden heeft een woestijnklimaat.

a Streep in de tabel de foute antwoorden door.  Middellandse Zeeklimaat Woestijnklimaat
Temperatuur Warme • Koele zomers, strenge • zachte winters Groot • Klein • verschil tussen dag- en nachttemperatuur
Neerslag Vooral in de zomer • winter Weinig • Zeer weinig
b   Gebruik de atlas.
 In Israël kan het ook sneeuwen. Wat is hiervoor de meest waarschijnlijke plek?
 Elat
 Haifa
 Gaza
• Meron
c Leg je keuze bij vraag 3b uit. In het zuiden is het te warm. Ook aan de kust wordt het niet koud genoeg. Meron ligt landinwaarts in het noorden en is bovendien de hoogste plek in Israël (ligt op de Meronberg). 4 Gebruik bron 2.
a Teken in figuur 2 de verdeling van de Israëlische bevolking over de verschillende religies.
b Een deel van de Palestijnen is christelijk. Probeer te verklaren waarom deze groep vaak vergeten wordt als het over het conflict tussen Israël en de Palestijnen gaat. De groep christenen is klein. Ook willen het westen en het Midden-Oosten het conflict graag beperken tot een joods-islamitisch conflict. Zo is duidelijker wie de ‘vijand’ is. figuur 2  Samenstelling van de Israëlische bevolking.
   5 Bekijk bron 3.

a Joodse bedrijven hebben een groot deel van de wereldwijde diamantindustrie in handen. In Israël zelf wordt geen diamant gewonnen. Leg uit dat het toch niet zo vreemd is dat Israël veel geld verdient met de export van diamanten. Joden hebben vanuit het verleden altijd al een belangrijke rol gespeeld in de diamantverwerking en diamanthandel. Joden spelen daarom nog steeds een belangrijke rol in de internationale diamantindustrie.
b Noem twee dingen waarvoor toeristen naar Israël komen. Bijv. strandvakantie, lekker weer en cultuur (o.a. heilige plaatsen).
c De inkomsten uit het toerisme kunnen in Israël nogal schommelen. Leg uit waarom. Op het moment dat er spanningen of aanslagen zijn, blijven de toeristen weg. 6 Bekijk bron 4a en 4b.
a Israël heeft een muur dwars door Jeruzalem gebouwd.
 Leg uit waarom de muur juist door deze stad loopt. Het conflict leeft in Jeruzalem extra sterk, omdat de stad heilig is voor zowel joden, moslims als christenen.
b Twee derde van de bevolking van Jeruzalem is Joods. De Palestijnse bevolking groeit sneller dan de Joodse bevolking. Daarom bouwt Israël Joodse nederzettingen in het Palestijnse deel. Wat wil de Israëlische overheid hiermee bereiken? Dat het aantal Joden in de stad toeneemt en een meerderheid blijft vormen.
  7 Maak de topografie van Israël achter in dit werkboek. 8   Maak de Google Earth-opdracht over Israël en dePalestijnse gebieden.   Plus

9 Bekijk figuur 3.
Vergelijk Israël met de Gazastrook. De Gazastrook is Palestijns gebied dat Israël in 2005 heeft teruggegeven.
a Israël maakt het de bewoners van dit gebied erg moeilijk: de toegang tot waterputten is beperkt, de Palestijnen mogen de grens niet passeren en een brede strook land langs de grens is verboden gebied. Hoe zie je deze maatregelen terug in figuur 3? In de Gazastrook is het gemiddelde inkomen elf keer lager dan in Israël. Als je kijkt naar de bevolkingsomvang, zou de export ongeveer 1/5 moeten zijn van die van Israël, maar die is 96 keer lager. Ook de werkloosheid is erg hoog. Hieraan is te zien dat de Gazastrook zich economisch niet kan ontwikkelen.
b Hoe is de gezondheidszorg in de Gazastrook vergeleken met die in Israël? Deze is slechter: de levensverwachting is lager en de kindersterfte is hoger.
c Vanuit de Gazastrook worden er regelmatig aanslagen gepleegd op Israëlische doelen. In vraag 9a is een aantal Israëlische maatregelen genoemd. Vind je die maatregelen terecht? Ja • Nee , omdat eigen antwoord.
Bijv. ja, omdat Israël zich moet kunnen beschermen. Of: nee, omdat
de maatregelen veel strenger zijn dan nodig is. De maatregelen
roepen zelf ook weer agressie op. Bekijk de figuur in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek.      Hoofdstuk 4 Conflicten
2 Langdurige conflicten
Wat moet je kennen en kunnen?
• Je kunt enkele oorzaken noemen van het Israëlisch-Palestijnse conflict.
• Je kunt verklaren wanneer de kans op een gewapend en/of langdurig conflict toeneemt.

• Je kent de belangrijkste oorzaken voor conflicten tussen en binnen landen.   Intro
1 Lees de intro.
a Sinds welk jaar is er officieel een conflict tussen de Israëliërs en de Palestijnen? Sinds 1948.
b De oorzaak van het conflict ligt nog verder terug in de tijd. Leg uit wat er in de twee hieronder genoemde periodes gebeurde. Eind negentiende eeuw: toen ontstond bij de Joden een steeds sterkere wens om een eigen staat te stichten in Palestina.
 Tussen 1922 en 1948: de Britten kregen in 1922 zeggenschap over Palestina. Vanaf dat jaar nam de migratie van Joden vanuit de hele wereld naar Palestina toe. 2 Lees bron 1.
a Waarom wilden de Joden juist in Palestina een eigen staat stichten? Volgens hun geloof ligt daar het beloofde land.
b De Verenigde Naties (VN) zagen in 1947 problemen aankomen. Welke oplossing bedachten ze om een conflict in Israël te voorkomen? Ze maakten een verdelingsplan, waarbij de Joden en de Palestijnen ieder een eigen staat zouden krijgen.
c Waarom werkte de oplossing van de VN niet? De Joden riepen de staat Israël uit.

Daardoor brak er een oorlog met de buurlanden uit. Israël won en nam een deel van de Palestijnse staat in. 3 a Intifada betekent letterlijk ‘van zich afschudden’. Leg uit dat dit past bij de betekenis die intifada sinds 1987 heeft.
De Palestijnen kwamen toen in opstand en wilden de overheersing
van de Israëliers van zich afschudden.
b Met welke overeenkomst kwam de eerste echte toenadering tussen Israël en de Palestijnen?
  Met de Oslo-akkoorden.
c Leg met bron 1 uit dat voor een oplossing van het conflict waarschijnlijk buitenlandse bemiddeling nodig is.
 De enige resultaten tot nu toe zijn behaald door buitenlandse bemiddeling (erkenning Israël door de Palestijnen en teruggave van de Gazastrook door Israël). 4 Bekijk bron 2.
a Naast Palestijnse gebieden heeft Israël in 1967 van nog twee buurlanden grondgebied ingenomen. Welke twee landen zijn dat? Syrië en Egypte.

b Zijn de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever alle gebieden waar de Palestijnen volgens de VN recht op hebben? Leg je antwoord uit. Nee. Israël heeft in 1948-1949 nog meer gebieden ingenomen waarop de Palestijnen recht hebben volgens het VN-Verdelingsplan.
 
  Ieder conflict is anders
5 Conflicten kunnen lang of kort duren en met of zonder geweld plaatsvinden.
a Lees nogmaals bron 1.
 Het conflict in Israël bestaat eigenlijk uit meerdere conflicten. Noem een voorbeeld van:
 – een kortdurend conflict: bijv. de Zesdaagse Oorlog in 1967.
 – een langdurend conflict: bijv. het conflict tussen de Joden en Palestijnen.
b De kans op een gewapend of langdurig conflict neemt toe als:
 – er één conflictoorzaak is • meerdere conflictoorzaken zijn;

 – er grote • kleine meningsverschillen zijn;
 – de belangen voor de betrokken partijen groot • klein zijn;
 – de aanleiding van het conflict kort • lang bestaat;
 – er veel • weinig vrijheid in een land is;
 – de verschillen tussen de betrokken partijen groot • klein zijn. 6   Gebruik de atlaskaart Israël/Palestina – Westelijke Jordaanoever en Gazastrook.
a De Joden hebben veel nieuwe nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever gebouwd. Leg uit dat dit een oplossing voor het conflict nog moeilijker maakt. Hoe meer Joden er op de Westelijke Jordaanoever wonen, hoe kleiner de kans is dat Israël de Palestijnen volledige controle over het gebied zal geven.
b Bekijk op de atlaskaart de verdeling van Jeruzalem.

 Leg uit waarom het voor de Palestijnen niet genoeg zal zijn als zij de zeggenschap krijgen over de Westelijke Jordaanoever met Oost-Jeruzalem als hoofdstad. De oude stad van Jeruzalem ligt in het westelijke deel van de stad. Daar staan de heilige bouwwerken. Die zijn voor de Palestijnen te belangrijk om op te geven.   Conflictoorzaken
7 Kruis in de tabel aan welke oorzaken een rol spelen in het Israëlisch-Palestijnse conflict. De kolom Tibet vul je later in.
Conflictoorzaak Israël Tibet
Onderdrukking bevolking(sgroep) X X
Dictatuur
Religieuze en etnische verschillen X X
Verschillen in politieke macht X X
Streven naar autonomie X X
Onenigheid over grondgebied en grenzen X X
Buitenlandse inmenging  X
Strijd om grondstoffen en hulpbronnen X 
Economische achteruitgang X X   
8 Bekijk bron 3.
Er zijn veel conflicten in de wereld, vooral in Azië en Afrika.
a Welke twee soorten conflicten komen in Afrika het meest voor? Etnische spanningen en burgeroorlogen.
b Leg uit waarom deze soorten conflicten vooral in Afrika voorkomen. In Afrika leven veel verschillende etnische groepen samen binnen grenzen die door andere landen zijn bepaald. Ook loopt de grens tussen de christelijke en de islamitische wereld door Noord-Afrika.

c Verklaar waarom een ernstig etnisch conflict vaak overgaat in een burgeroorlog. Spanningen tussen etnische groepen vinden meestal binnen een land plaats. Als het tot een gewapend conflict komt, is er een burgeroorlog. 9   Gebruik figuur 1, bron 3 en de atlas.
Ook Tibet heeft te maken met een langdurig conflict.
Kruis de juiste uitspraken over Tibet aan.
 Tibet ligt in het oosten van China.
 Tibet ligt ten noorden van de Himalaya.
 Tibet heeft een hooggebergteklimaat.
 De hoofdstad van Tibet is Lhasa.
 Voor Chinezen is Tibet de provincie Xizang.
 Tibet ligt in een hoogland.
 Er wonen ruim 2 miljoen Chinezen in Tibet.
 Tibet is dichtbevolkt.
 Tibet heeft een sterke economische groei.
 Tibet heeft te maken met buitenlandse inmenging. Bekijk de figuur in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek. 10 Lees nogmaals figuur 1.
a Kun je bij de Tibetanen spreken van een diaspora ? Geef een argument voor en een argument tegen.

 Argument vóór: ruim honderdduizend Tibetanen wonen nu verspreid over de wereld.
 Argument tegen: de overgrote meerderheid is niet gevlucht. De verspreiding van de Tibetanen is dus niet zo sterk.
b Leg uit waarom de aanleg van de spoorweg tussen Beijing en Lhasa vooral ten goede komt aan de Chinezen.
Voor Chinezen wordt Tibet makkelijker bereikbaar. Het wordt
daardoor gemakkelijker om er te gaan wonen of handel te drijven.
Deze voordelen spelen voor de Tibetanen veel minder: zij wonen
vooral op het platteland en profiteren niet mee van economische
vooruitgang.
c Kruis in de tabel bij vraag 7 aan welke oorzaken een rol spelen in het Tibetaans-Chinese conflict. 11   Maak de herhalingsles bij paragraaf 1 en 2.  
   Plus
12 De Chinese regering stimuleert de vestiging van Chinezen in Tibet.
a Wat wil China hiermee bereiken? China wil de eenheid van de Tibetanen breken en door migratie zo veel mogelijk invloed in Tibet krijgen, zodat onafhankelijkheid van Tibet steeds moeilijker wordt.

b Welke overeenkomst zie je met de situatie in Israël? Ook in Israël zorgen Joodse nederzettingen ervoor dat de Joodse invloed in het bezette gebied groot is.
c De geestelijk leider van de Tibetanen, de dalai lama, streeft tegenwoordig niet meer naar een onafhankelijk Tibet. Wel streeft hij naar een grote mate van autonomie.
 Waarom kiest de dalai lama voor dit standpunt? China zal Tibet nooit onafhankelijk laten worden. Het behoud van Tibet met zijn eigen cultuur zal daarom binnen China moeten plaatsvinden. Deze vreedzame oplossing voorkomt een groter aantal slachtoffers. 13   Bekijk figuur 2 en bron 3 en gebruik de atlas.
Vanafeind 2010 braken er in bijna de hele Arabische wereld protesten en opstanden uit.
a Wat was de oorzaak van de conflicten in deze landen? Onderdrukking en/of dictatuur.
b In welke landen is de regering ten val gebracht? Tunesië, Libië, Egypte en Jemen.
c Zijn daarmee de problemen opgelost? Leg je antwoord uit. Nee, want het is in deze landen moeilijk om een democratie op te bouwen, omdat er tientallen jaren een dictatuur is geweest.
d Leg uit waarom gesproken wordt van de Arabische Lente . Vooral in de landen waar de regering gevallen is, zijn de veranderingen groot. Er is een nieuw begin. Bekijk de figuur in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek.      Hoofdstuk 4 Conflicten
3 Grenzen

Wat moet je kennen en kunnen?
• Je kunt de oorzaken van grensconflicten in de wereld benoemen.
• Je kent de twee situaties die voorkomen bij volken die geen eigen staat hebben.
• Je kent drie verschillende situaties waarin minderheden leven.   Intro
1 Lees de intro.
a Welke reden had de Israëlische regering om de afscheiding tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever te bouwen? Israël wil de eigen bevolking beschermen tegen aanslagen.
b Hoe kijken de Palestijnen tegen de afscheidingsmuur aan? Zij zien de afscheiding als een schending van hun rechten en vinden dat Israël op deze manier geweld uitlokt.
c Bekijk bron 1.

 Leg met deze foto uit dat de macht in Israël niet eerlijk is verdeeld. De Palestijnen konden niets doen tegen de bouw van de afscheiding en moeten de controles en de beperking van hun bewegingsvrijheid accepteren. 2   Gebruik de atlaskaart Israël/Palestina – Westelijke Jordaanoever en Gazastrook.
a Hoe blijkt uit de atlaskaart dat Israël zich niet aan de Oslo-akkoorden houdt (bron 1, paragraaf 2)?
De scheidingsmuur loopt op veel plekken door Palestijns gebied.
b Bedenk twee redenen die Israël hiervoor heeft.
1 De Joden die op de Westelijke Jordaanoever wonen beschermen.
2 De Palestijnen laten merken dat Israël machtiger is.   Spanningen en conflicten in grensgebieden
3   Gebruik de atlaskaart De wereld – Ontwikkelingskenmerken – Bruto nationaal product.
a Wat is de belangrijkste reden voor de migratie van Mexicanen naar de Verenigde Staten?
In de VS is het bbp (bnp) per inwoner hoger.
b Op deze atlaskaart is het bbp gecorrigeerd naar koopkracht per inwoner. Dat wil zeggen dat het inkomen omgerekend is naar hoeveel je voor je geld kunt kopen.

 Deze omrekening naar koopkracht maakt het verschil in inkomen tussen Mexico en de VS groter • kleiner , omdat de prijzen in Mexico hoger • lager liggen dan in de VS, waardoor Mexicanen meer • minder kunnen kopen voor hetzelfde geld.
c Gebruik de atlaskaart Verenigde Staten en Mexico – Grensgebied – Grensverkeer.
 Waarom is er zo veel werkverkeer tussen Mexico en de VS? M exicanen kunnen in de VS meer • minder verdienen. Door in Mexico te blijven wonen, stijgt • daalt hun koopkracht.  
 4   Bekijk bron 2. Gebruik nogmaals de atlaskaart Verenigde Staten en Mexico – Grensgebied – Grensverkeer.
a Wat is het verschil tussen werkverkeer en illegale migratie? Bij werkverkeer passeren mensen legaal de grens, bij illegale migratie niet.
b Waarom is illegale migratie een groter probleem dan het werkverkeer? Bijv. de VS weten niet waar de illegale migranten verblijven; de migranten hebben geen toestemming om te werken; het aantal mensen zonder verblijfplaats neemt toe.
c De illegale migratie heeft ook voordelen.

 – Noem een voordeel voor Mexico.
  De illegale migranten sturen geld naar familie  Mexico.
 – Noem ook een voordeel voor de VS.
  De illegale migranten doen werk dat anderen niet willen doen en ze
  werken voor een lager loon.
d Gebruik de atlaskaart De Wereld – Tegenstellingen in verschillende dimensies – Opkomende markten.
 Voorspel of de migratie van Mexico naar de VS in de toekomst zal stijgen of dalen. De migratie zal dalen, want Mexico is een opkomende markt. Het gaat daar economisch dus steeds beter. Dan is er minder reden voor Mexicanen om te migreren naar de VS. 5   Gebruik de atlaskaart Korea en Japan – Bruto regionaal product.
 Bij het communisme bepaalt de overheid wat en hoeveel er wordt geproduceerd. Bij het kapitalisme maken bedrijven producten waarmee ze het meest kunnen verdienen.

a Hoe zie je dit verschil terug op de atlaskaart? In het kapitalistische Zuid-Korea is het inkomen gemiddeld veel hoger dan in het communistische Noord-Korea. Doordat bedrijven in Zuid-Korea met elkaar concurreren en zo veel mogelijk winst willen halen, wordt er in Zuid-Korea meer verdiend, vooral in de steden.
b Noord-Korea is een gesloten land. Aan welke kaart op het kaartblad Korea en Japan is dat te zien? Op de kaart Infrastructuur: Noord-Korea heeft geen belangrijke internationale luchthaven. 6   Gebruik de atlaskaart Zuid-Azië – Kashmir.
a Welke twee godsdiensten staan tegenover elkaar in het Indiase deel van Kashmir? Hindoeïsme en islam.
b Voor welke drie delen van Kashmir zal Pakistan het hardst strijden?
 Noordelijke gebieden
 Azad Kashmir
 Ladakh
 Aksai Chin
 Jammu en Kashmir
c Verklaar je keuze bij vraag 6b. In deze gebieden is de meerderheid van de bevolking islamitisch. In Ladakh en Aksai Chin zijn de boeddhisten in de meerderheid. Het is daar dus moeilijker om de bevolking over te halen zich aan te sluiten bij Pakistan.   
7 Bekijk bron 3.
a Wat is een exclave ? Grondgebied dat los van het moederland ligt.
b Waarom erkent Marokko de exclaves Ceuta en Melilla niet als grondgebied van Spanje? Deze gebieden liggen in Marokko. Marokko vindt dus dat ze bij Marokko horen.

c Zijn Ceuta en Melilla ook enclaves ? Leg je antwoord uit. Nee. Ceuta en Melilla worden niet helemaal omsloten door grondgebied van een ander land. Ze grenzen ook aan zee.
d Welke probleem speelt er volgens bron 3 nog meer bij Ceuta en Melilla? Er is sprake van illegale migratie en/of vluchtelingenstromen.
e Leg uit waarom het probleem van vraag 7c juist in deze exclaves speelt. In Afrika heerst veel armoede en er zijn veel conflicten. Ceuta en Melilla zijn in verhouding gemakkelijke plekken om Europa binnen te komen, want deze gebieden horen bij Europa.   Volken zonder staat
8 Veel volken hebben geen eigen staat.
a Tot welk jaar was dat ook voor de Joden het geval?
1948: het jaar dat de Joden de staat Israël uitriepen.
b Welke van de twee genoemde situaties in de leertekst gold tot dat jaar voor de Joden?
Ze woonden over meerdere staten verspreid.
c In welke van beide situaties zitten de Joden nu? Leg je antwoord uit. In beide situaties: een deel van de Joden woont nog steeds verspreid over de wereld. En een ander deel woont in Israël in een staat met de Palestijnen. 9   Gebruik de atlaskaart Europa – Staatsvorming, verbrokkeling en etniciteit – Staatsvorming en nationalisme.
a Welke drie volken zonder eigen staat zijn er in Spanje? Galiciërs, Basken en Catalanen.

b Gebruik de atlaskaart Europa – Cultuur, godsdienst, levensovertuiging en taal – Taal en schrift.
 Welk van de drie volken uit vraag 9a heeft de meest eigen cultuur?
De Basken: zij spreken een niet-Europese taal.
c Welk van de drie volken uit vraag 9a is het meest gevoelig voor separatisme ? Leg je antwoord uit.
De Basken: hun cultuur wijkt het meest af van de Spaanse hoofdcultuur. 10 Gebruik de atlaskaart België en Luxemburg.
a In België leven ook twee volken in één land. Welke twee volken zijn dat? De Walen en de Vlamingen.
b Sommige Belgen zijn voor een afscheiding van Vlaanderen. Welke twee redenen hiervoor kun je uit de atlaskaarten afl eiden?
1 De Vlamingen zijn Nederlandstalig en de Walen zijn Franstalig.
2 In Wallonië zijn er minder economische activiteiten dan in Vlaanderen. Wallonië is dus armer.

c Bekijk figuur 1.
 Over welke twee cultuurverschillen maakt deze cartoon een grap? Het taalverschil en een verschil in gewoonten (Walen kopen hun brood ongesneden en Vlamingen gesneden).
Bekijk de figuur in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek.
 
   Minderheden
11   Gebruik de atlaskaart Europa – Staatsvorming, verbrokkeling en etniciteit – Staatsvorming en nationalisme.
a De voorouders van de Bretonnen kwamen tussen de vierde en de zesde eeuw vanuit Engeland naar Frankrijk.
 Leg uit of je kunt spreken van assimilatie van de Bretonnen. Nee. De Bretonnen willen zich afscheiden van Frankrijk. Ze zijn dus niet opgenomen in de cultuur van Frankrijk.
b De Hongaren hebben in hun geschiedenis bij verschillende staten gehoord. Nu woont een deel in Hongarije en is er een minderheid in Roemenië. Welke van de drie genoemde situaties in de leertekst geldt voor deze minderheid? Er zijn spanningen, want er is een afscheidingsbeweging ontstaan.

c Welke van de drie genoemde situaties in de leertekst geldt voor de Turken die eind jaren ’60 naar Nederland kwamen? De minderheid wordt met respect behandeld en getolereerd en kan vreedzaam met andere bevolkingsgroepen samenleven en haar eigen identiteit behouden.
d Welke van de drie genoemde situaties geldt voor steeds meer kleinkinderen van de Turken uit vraag 11c? Zij zijn geassimileerd.   Plus
12   Gebruik de atlaskaart Europa – Staatsvorming, verbrokkeling en etniciteit. Gebruik van dit kaartblad de kaarten van de Balkan en Joegoslavië.
a Begin jaren ’90 was er in Joegoslavië een burgeroorlog.
 Welke oorzaak voor de burgeroorlog kun je uit de kaarten halen? Er leven veel verschillende etnische groepen in (voormalig) Joegoslavië.
b Na de burgeroorlog werd Joegoslavië opgesplitst in nieuwe staten. Leg uit of hiermee de spanningen verdwenen zijn. Die zijn niet verdwenen. Veel etnische groepen wonen nog steeds in verschillende staten en voelen zich verwant met een andere staat. 13   Gebruik de atlaskaarten Zuidwest-Azië – Conflictgebieden – Kaukasus.
a Azerbeidzjan bestaat uit twee gedeelten. Leg uit of Nachitsjevan een exclave is. Ja. Het gebied ligt los van het moederland.

b Een betwist gebied in Azerbeidzjan is Nagorno-Karabach. Met welk land heeft Azerbeidzjan een conflict over dit gebied? Met Armenie.
c Leg uit waarom beide landen aanspraak maken op Nagorno-Karabach. Het gebied ligt in Azerbeidzjan. Het is dus logisch dat Azerbeidzjan hier aanspraak op maakt. Maar er wonen vooral christelijke Armeniers, terwijl in Azerbeidzjan Azeri’s wonen met het islamitische geloof. Er zijn dus grote culturele verschillen.  
  Hoofdstuk 4 Conflicten
4 Religieuze en etnische conflicten
Wat moet je kennen en kunnen?
• Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen cultuurverrijking en cultuurbotsing.
• Je kunt uitleggen wat internationaal terrorisme is, met Al Qaida als voorbeeld.
• Je kunt uitleggen waarom er zo veel etnische conflicten in Afrika voorkomen.
• Je kent enkele voorbeelden van religieuze en etnische conflicten.   Intro
1 Lees de intro. Bekijk bron 1.

a Noem minstens vijf dingen die de cultuur van een volk bepalen. Bijv. muziek, taal, geloof, kleding, bouwkunst, geschiedenis, dans, eetgewoonten.
b Onderstreep de woorden die bij de Palestijnse cultuur horen. Wat overblijft, hoort bij de Joodse cultuur.
 Thora • synagoge • ramadan • rabbijn • moslim • Mohammed • menora • Mekka • Koran • Jiddisch • islam • imam • hoofddoek • Hebreeuws • Arabisch • keppel • Allah • sabbat
c Welke rol spelen culturele en etnische verschillen in het Israëlisch-Palestijnse conflict? De Israëliers en de Palestijnen hebben ieder hun eigen cultuur en geloof. Hierdoor voelen ze zich twee verschillende volken.
Bovendien maken beide volken vanuit hun geloof aanspraak op hetzelfde land.
d Naast de culturele en etnische verschillen zijn er nog meer factoren die het conflict zo ingewikkeld maken.
 Noem er drie.
1 Het conflict duurt al heel lang.
2 De Palestijnen worden in hun vrijheid en economische ontwikkeling beperkt.
3 De politieke macht is ongelijk verdeeld.   Cultuurverrijking en cultuurbotsing
2 Bekijk nogmaals bron 1.

a Is er op de foto sprake van cultuurbotsing of cultuurverrijking? Leg je antwoord uit. Cultuurbotsing • Cultuurverrijking , want zowel joden als moslims maken aanspraak op het heiligdom en gunnen elkaar niet het bezit ervan.
b Cultuurbotsing kan tot een conflict leiden. Leg uit waarom het vaak moeilijk is om een strikte scheiding te maken tussen conflicten met een religieuze oorzaak en conflicten met een etnische oorzaak. Vaak zijn er tussen ruziende partijen zowel religieuze als etnische verschillen. Alleen als beide etnische groepen dezelfde religie hebben, kun je spreken van een etnisch conflict.  
 3 Religie bepaalt meer dan alleen het geloof.
a Geefeen voorbeeld van de invloed van religie op de eetgewoonten. Bijv. hindoes mogen geen rundvlees eten, moslims en joden mogen geen varkensvlees eten.
b Geef een voorbeeld van de invloed van religie op de kleding. Bijv. veel moslimvrouwen dragen een hoofddoek en veel joodse mannen dragen een keppel vanwege hun geloof.
c Leg uit waarom het aan de ene kant logisch is dat religies tot conflicten leiden, maar aan de andere kant juist niet.
 Het is logisch, omdat religie een van de meest duidelijke verschillen tussen bevolkingsgroepen is.
 Het is niet logisch, omdat elk geloof uitgaat van respect voor de medemens en het niet is toegestaan om geweld te gebruiken. 4 Nederland is een multiculturele samenleving.
a Geefeen voorbeeld van cultuurverrijking in Nederland.

Bijv. de Chinese keuken is niet meer weg te denken uit Nederland.
b Leg uit of je in Nederland ook kunt spreken van cultuurbotsing.
 Ja • Nee , want er zijn ook spanningen tussen de verschillende culturen. Zo voelen veel moslims zich minder thuis in Nederland, omdat een deel van de bevolking geen onderscheid maakt tussen ‘gewone’ moslims en moslimextremisten.   Terrorisme
5 Bekijk bron 2.
a Welke kenmerken horen bij terrorisme?
 Het plegen van geweld.
 Het bereiken van een politiek of religieus doel.
 Geweldloos verzet.
 Het veroorzaken van chaos in de samenleving.
 Het vermijden van slachtoffers.
 Het veroorzaken van angst bij de bevolking.
 Het gijzelen van mensen.
b Wat was de grootste aanslag van Al Qaida? Het laten neerstorten van vliegtuigen op de Twin Towers (World Trade Center) in New York in 2001.
c Veel aanslagen van Al Qaida zijn gepleegd in moslimlanden. Bedenk twee soorten slachtoffers waarop deze aanslagen waren gericht. Bijv. westerse militairen en toeristen die geen moslim zijn.

d Vertegenwoordigen terroristische organisaties een hele bevolkingsgroep? Leg je antwoord uit. Nee. Ze vertegenwoordigen alleen diegenen die het eens zijn met hun doelen en die achter het gebruik van geweld staan.  
   Etnische conflicten in Afrika
6   Bekijk bron 3. Gebruik de atlaskaart Afrika (staatkundig).
a Welke landen hadden in 1937 koloniën in Afrika?
Frankrijk, Groot-Brittannië, Portugal, Spanje, Italië en België.
b Kruis het juiste antwoord aan. Vanaf wanneer kwam de dekolonisatie duidelijk op gang?
 voor 1950
 tussen 1950 en 1956
• tussen 1956 en 1960
 na 1960
c Leg uit waarom er na de dekolonisatie veel conflicten ontstonden in Afrika. Er woonden na de dekolonisatie veel etnische groepen in een land, maar de macht ging vaak naar een etnische groep. De beste banen en landbouwgronden gingen naar leden van de eigen groep. Andere etnische groepen voelden zich hierdoor achtergesteld. Dit leidde tot veel conflicten. 7   Gebruik de atlaskaarten Nigeria.
a Hoeveel cultuurgebieden heeft Nigeria? 15.

b Wat is de belangrijkste overeenkomst tussen de etnische groepen binnen de cultuurgebieden?
Ze spreken talen die aan elkaar verwant zijn.
c Welke religieuze driedeling kun je maken in Nigeria? Het noorden is islamitisch, het zuiden is christelijk, en in het centrale deel zijn er vooral natuurgodsdiensten.
d De conflicten die er in Nigeria zijn, hebben ook met verschillen in welvaart te maken. Welke oorzaak voor deze welvaartsverschillen kun je op de kaarten vinden?
 In het zuiden zijn er veel meer grondstoffen, waaronder aardolie. Het zuiden is hierdoor veel welvarender dan het midden en noorden van Nigeria. 8   Maak de herhalingsles bij paragraaf 3 en 4.   Plus
9 a De koloniale landen worden door veel mensen verantwoordelijk gehouden voor de etnische problemen in Afrika. Is
  dat terecht? Geef een argument voor en een argument tegen.
 Argument voor: de koloniale landen hebben de grenzen getrokken zonder rekening te houden met de etnische verschillen tussen de volken.
 Argument tegen: de etnische groepen hebben een eigen verantwoordelijkheid om de problemen samen op te lossen.

b Waarom werkt een democratisch bestuur in Afrikaanse landen vaak minder goed dan in westerse landen? De meeste Afrikanen voelen zich vooral verbonden met de eigen etnische groep en minder met de staat. Ze willen daarom niet geregeerd worden door een overheid die niet tot de eigen etnische groep behoort. En het is meestal onmogelijk om een regering samen te stellen die alle groepen vertegenwoordigt.  
  Hoofdstuk 4 Conflicten
5 Gevolgen van conflicten
Wat moet je kennen en kunnen?
• Je kent de gevolgen van een gewapend conflict.
• Je weet het verschil tussen een ontheemde en een asielzoeker.
• Je kunt uitleggen waarom vluchtelingen slachtoffer kunnen worden van mensensmokkel.   Intro
1 Lees de intro. Bekijk bron 1.
 Een gevolg van het conflict tussen de Joden en de Palestijnen is de grote vluchtelingenstroom naar de omliggende landen.
a Waarom vluchtten de Palestijnen juist naar deze landen?
 Geef twee redenen.

1 Deze landen zijn het gemakkelijkst bereikbaar.
2 Het zijn landen met een bevolking die islamitisch is, net als de Palestijnen.
b Hoeveel jaar leven de Palestijnse vluchtelingen al in de vluchtelingenkampen in Libanon?
Bijv. 2014 – 1948 = 66 jaar.
c Libanon is om twee redenen niet blij met de vluchtelingen.
 Welke redenen zijn dat?
1 Het is een heel grote groep mensen, waar de Libanese regering tot op zekere hoogte voor moet zorgen, bijv. door medische zorg te verlenen.
2 Doordat een deel van de Palestijnen de strijd voortzet vanuit Libanon, krijgt Libanon te maken met raketaanvallen vanuit Israël.   Gevolgen van gewapende conflicten
2 Lees figuur 1. Het kamp Arroub ligt op de Westelijke Jordaanoever.
a De Westelijke Jordaanoever is Palestijns gebied. Waarom zijn daar vluchtelingenkampen gebouwd? Voor de Palestijnen die vanuit andere delen van Israël naar de Palestijnse gebieden zijn gevlucht.

b Op welke manier beperkt het Israëlisch-Palestijnse conflict de scholingsmogelijkheden van de Palestijnse jeugd? De Israëliers sluiten bij problemen het kamp af, waardoor de kinderen moeilijker of helemaal niet naar school kunnen. Bekijk de figuren in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek.  
3 Bekijk figuur 2.
a Wat valt je op als je naar de cijfers in figuur 2 kijkt? Er zijn veel meer Palestijnen omgekomen dan Israëliers en ook is het aandeel minderjarige slachtoffers bij de Palestijnen groter.
b Geef een verklaring voor het verschil in slachtoffers aan Palestijnse en Israëlische zijde. De Palestijnen hebben weinig bewegingsvrijheid en kunnen alleen slachtoffers maken door op afstand raketten af te schieten of zelfmoordacties uit te voeren. De Israëliers hebben veel meer wapens en tankvoertuigen en kunnen daardoor gericht aanvallen. Bekijk de figuren in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek. 4 Bekijk figuur 3 en 4.
a Zoals in veel Afrikaanse landen zat er in Somalië enkele jaren tussen de onafhankelijkheid en het eerste conflict.
 Geef hiervoor een verklaring. De eerste jaren is de bevolking nog blij met de onafhankelijkheid. De overeenkomsten tussen de etnische groepen zijn dan nog groter dan de verschillen. Pas later neemt de ontevredenheid toe, vooral als de macht ongelijk verdeeld is.
b Leg uit waarom zo veel gebieden in Somalië zich onafhankelijk hebben verklaard. Deze gebieden willen zich onttrekken aan de gevechten en voelen zich meer verbonden met de eigen groep dan met de machthebbers. Bekijk de figuur in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek. 5 Welke effecten heeft het conflict in Somalië nog meer?

De armoede neemt toe • af.
Het aantal mensen dat kan lezen, neemt toe • af.
Het aantal inwoners per arts neemt toe • af.
De economie groeit • krimpt.
De handel met het buitenland neemt toe • af.   Asielzoekers
6 Bekijk bron 2.
a Zijn de vluchtelingen in het kamp Dabaab ontheemden? Leg je antwoord uit. Ja. Ze hebben alles achter moeten laten en zijn naar een ander land gevlucht.
b Zijn de vluchtelingen in het kamp Dabaab asielzoekers? Leg je antwoord uit. Nee. Zij zijn alleen asielzoekers als ze in Kenia willen blijven. Het vluchtelingenkamp is er voor tijdelijke opvang.
c Leg uit waarom de vluchtelingen in Kenia het wel wat beter hebben dan in Somalië, maar niet veel. Ze zijn er veiliger en krijgen hulp. Maar in Kenia heerst ook droogte. De vluchtelingen hebben alles achter moeten laten en ze kunnen in Kenia geen nieuw leven opbouwen.  
 7 Bekijk bron 3.

a Uit welke drie landen zijn in 2011 de meeste mensen gevlucht? Somalië, Irak en Afghanistan.
b Zijn dit landen met een conflict? Ja.
c   Gebruik de atlaskaart Afrika – Vluchtelingen.
 Hoe blijkt uit deze kaart dat er uit Somalië niet alleen mensen vanwege de honger vluchtten? Er is in Somalie ook sprake van een burgeroorlog of een gewapend conflict.
d Leg uit waarom het voor de meeste landen in Afrika moeilijk is om de vluchtelingen te helpen. De meeste landen zijn zelf arm of hebben zelf ook met een gewapend conflict te maken. 8 Een deel van de Somalische vluchtelingen is als asielzoeker naar Nederland gekomen.
a Wat moeten de asielzoekers kunnen aantonen om hier te mogen blijven? Dat ze in eigen land echt niet veilig zijn.
b Bekijk nogmaals figuur 4.
 Nederland geeft niet elke Somaliër een verblijfsvergunning.
 Welke reden zal de overheid hiervoor hebben? De rebellen zitten vooral in het zuiden van het land. De overheid vindt dat het voor mensen die uit andere gebieden komen niet per se onveilig is.   Mensensmokkel
9 a Wat is mensensmokkel ? Criminelen brengen mensen die in een uitzichtloze  situatie zitten naar het buitenland, vaak tegen betaling.

b Waardoor worden mensen uit landen als Somalië gemakkelijk slachtoffer van mensensmokkelaars? Noem twee oorzaken.
1 Ze zitten door het conflict in een uitzichtloze situatie en willen graag weg.
2 Ze hebben door de armoede bijna geen toegang tot informatie. Daardoor weten ze niet wat ze te wachten staat.
c Waarom stappen slachtoffers van mensensmokkel niet snel naar de politie? Omdat hun paspoorten vaak zijn afgepakt, kunnen ze niet aantonen waar ze vandaan komen en zijn ze dus illegaal in het land. De smokkelaars zijn bovendien criminelen die met geweld zullen dreigen.  
   Plus
10   De economische schade van conflicten is enorm groot.
Gebruik de atlaskaart De wereld – Ontwikkelingskenmerken – Politieke en economische risico’s.
a Noem vier regio’s in de wereld waar bedrijven zich niet zo snel zullen vestigen. Het centrale deel van Afrika, Zuidwest-Azië, het Midden-Oosten, een aantal landen in Zuid-Amerika.
b Waarom zijn de risico’s voor bedrijven in dit soort gebieden te groot? Bijv. door conflicten. Ook is er een groot risico om investeringen of het bedrijf kwijt te raken door onder meer corruptie, een slechte infrastructuur of slechte relaties met andere landen.

c Zoek drie thematische wereldkaarten die de risico’s in deze landen bevestigen. Beargumenteer je keuzes.
 Kaarttitel: bijv. Toegang en gebruik van informatietechnologie.
 Omdat deze kaart aangeeft dat landen een zwakke economie hebben of een overheid die de toegang tot internet voor de bevolking beperkt.
 Kaarttitel: bijv. Ondernemingsklimaat.
 Omdat deze kaart aangeeft dat in deze landen slecht zaken gedaan kunnen worden.
 Kaarttitel: bijv. Dreiging van terrorisme.
 Omdat deze kaart aangeeft dat het niet veilig is deze landen. Vooral westerse bedrijven kunnen doelwit zijn van aanslagen.  
  Hoofdstuk 4 Conflicten
6 Oplossingen voor conflicten
Wat moet je kennen en kunnen?
• Je kent vier manieren om een conflict op te lossen.
• Je kunt van deze vier manieren een voorbeeld geven.
• Je kunt uitleggen wat humanitaire interventie is.

• Je kunt uitleggen wat een vredesoperatie is.   Intro
1 Lees de intro. Bekijk bron 1 en figuur 1.
a Wat was aanvankelijk de reden voor de Hezbollahstrijders om Israël aan te vallen? Israël verjagen uit Zuid-Libanon.
b Probeer te verklaren waarom er ook nu nog gestreden wordt tussen Israël en Hezbollah. Er zijn aan beide kanten slachtoffers gevallen, waardoor er steeds tegenaanvallen zijn. Ook is er een religieuze oorzaak: Hezbollah is islamitisch, de Israëliers zijn joods.
c Op welke manier moet de VN-bufferzone het conflict oplossen? In de bufferzone patrouilleren VN-militairen die de veiligheid van Israël moeten garanderen. Hierdoor hoeft Israël geen tegenaanvallen meer uit te voeren op Libanon.
d De Blauwe Lijn is door de VN bepaald toen Israël zich in 2000 terugtrok uit Libanon. Een officiële grens tussen Libanon en Israël is er niet. Leg uit dat de Blauwe Lijn zélf ook weer een conflictoorzaak is. Zolang de grens niet officieel is, geeft dat beide partijen een reden om hierover te vechten. Bekijk de figuur in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek.   Mogelijke oplossingen voor conflicten

2 Lees bron 2.
Conflicten kunnen op vier manieren opgelost worden.
a Om welke manier gaat het bij de road map for peace ? Bemiddeling door de VN en/of individuele landen.
b Welke twee resultaten heeft de road map for peace tot nu toe opgeleverd?
1 Israël heeft zich uit de Gazastrook teruggetrokken.
2 Er zijn Palestijnse verkiezingen geweest.
c Leg uit of het conflict hiermee is opgelost. Nee. Er is nog steeds van beide zijden geweld en Israël bezet Palestijnse gebieden.  
 3   Gebruik de atlaskaart Zuidwest-Azië – Conflictgebieden – Afghanistan: gewapende conflicten.
 In Afghanistan hebben landen militair ingegrepen. In dit geval was er geen conflict binnen het land, maar was de internationale veiligheid in gevaar. De aanslagen van Al Qaida werden namelijk ondersteund door de taliban.
a Noem twee partijen die hebben ingegrepen in Afghanistan.

1 De VS.
2 De NAVO.
b In welke mate heeft het ingrijpen effect gehad? De taliban hadden in 2010 [GB53: 2005] een kleiner gebied in handen dan in 2001, maar ze zijn niet verdreven. 4 Lees figuur 2 en bekijk figuur 3. Gebruik de atlaskaart De wereld – Tegenstellingen in verschillende dimensies – Culturele conflictgebieden.
a Welke cultuurgrens loopt er door het voormalige Sudan? De grens tussen de islamitische en de Afrikaanse cultuurzone.
b Het Sudanese conflict ging niet over grondgebied. Toch was het trekken van een nieuwe grens wel de oplossing.
 Leg uit waarom. De culturele verschillen tussen de partijen waren te groot om vreedzaam in een land te leven.
c Haal uit figuur 3 twee oorzaken die opnieuw tot geweld kunnen leiden tussen Sudan en Zuid-Sudan.
1 Ruzie om het Abyei District.
2 De verdeling en het transport van de aardolie. Bekijk de figuren in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek.   Interventies en vredesoperaties
5 a Wat is het verschil tussen humanitaire interventie en een vredesoperatie ? Bij een humanitaire

interventie wordt geweld gebruikt. Bij een vredesoperatie alleen als
het echt niet anders kan: het hoofddoel is juist de vrede te bewaren.
b Bekijk nogmaals bron 1.
 Waarom hebben VN-tanks geen camouflagekleuren? De tanks moeten goed zichtbaar zijn, zodat ze niet verward kunnen worden met gewone militaire voertuigen.
c Bekijk bron 3.
 Hoe zie je aan deze bron dat de vrede in Sudan nog niet zeker is? Er zijn nog drie vredesoperaties in Sudan en Zuid-Sudan actief. 6   Maak deze opdracht samen met een klasgenoot.
Gebruik het werkblad Onderzoek een conflict achter in dit werkboek.
a Zoek een (kranten)artikel over een conflict in de wereld.

b Onderzoek dit conflict met behulp van het werkblad. 7   Maak de herhalingsles bij paragraaf 5 en 6.  
   Plus
8 In conflictgebieden zijn vaak humanitaire organisaties actief.
a Noem drie voorbeelden van humanitaire organisaties.
Bijv. Amnesty International, WarChild, Artsen zonder Grenzen, het
Rode Kruis, Human Rights Watch.
b Waar houden humanitaire organisaties zich mee bezig?
Het helpen van bewoners van oorlogsgebieden, bijv. met
voedselhulp, medicijnen en huisvesting.
c Humanitaire organisaties worden door de strijdende partijen niet altijd geaccepteerd. Waarom niet? Humanitaire organisaties stellen het schenden van mensenrechten aan de kaak. Dit kan nadelig zijn voor de strijdende partijen.  
  Hoofdstuk 4 Conflicten

7 De strijd om water
Wat moet je kennen en kunnen?
• Je kent de redenen waarom er een toenemend gebrek is aanzoet water op aarde.
• Je kunt de gevolgen noemen van een toenemend gebrek aan zoet water.
• Je kunt uitleggen dat landen binnen het stroomgebied van een rivier afhankelijk kunnen zijn van andere landen.   Intro
1 Lees de intro.
a Wat zijn de twee belangrijkste waterbronnen voor Israël? De Jordaan en ondergrondse watervoorraden.
b Israël heeft te maken met een watertekort. Noem hiervoor een natuurlijke en een menselijke oorzaak.
 Natuurlijke oorzaak: het droge en warme klimaat.
 Menselijke oorzaak: de sterk groeiende bevolking.
c Welke rol speelt het Israëlisch-Palestijnse conflict bij de verdeling van het beschikbare water? De Israëliers beheersen de ondergrondse watervoorraden. De Palestijnen krijgen zelden toestemming om een put te slaan.
d Leg uit hoe het waterbeleid van Israël een oplossing van het conflict tegenwerkt. De Palestijnen worden door het Israëlische waterbeleid belemmerd in hun economische ontwikkeling.

e Stel dat Israël zich terugtrekt uit de Westelijke Jordaanoever. Welk probleem ontstaat er dan voor Israël?
Israël kan dan minder water betrekken uit de ondergrondse
watervoorraden op de Westelijke Jordaanoever. 2 Bekijk bron 1.
a Op welke manier zorgt Israël ervoor dat de Israëliërs de beschikking hebben over een groot deel van het water van de Jordaan? Door water uit het Meer van Kinneret te halen en via een waterpijpleiding over Israël te verdelen.
b Wat heeft de bezetting van de Golanhoogte te maken met de waterproblemen? Door de Golanhoogte te bezetten, heeft Israël meer controle over de toevoer van water naar het Meer van Kinneret.
c Hoeveel miljoen kubieke meter water uit de Jordaan blijft er jaarlijks over voor de Palestijnen? Vul de juiste getallen in.
 Er stroomt jaarlijks 475 miljoen m3 water in het Meer van Kinneret. De zijrivier de Jarmuk levert elk jaar
420 miljoen m3 water. Eraf gaat: 420 miljoen m3 voor Israël en 250 miljoen m3 voor Syrië en Jordanië.
 Er stroomt uiteindelijk nog 115 miljoen m3 water in de Dode Zee. Er blijft dus 110 miljoen m3 water over voor de Palestijnen.

d De Dode Zee is extreem zout. Geef hiervoor twee verklaringen.
1 Door het warme klimaat verdampt er veel water.
2 Doordat zo veel water uit de Jordaan verbruikt wordt, is er weinig aanvoer van zoet water.   
  Toenemend gebrek aan zoet water
3   Gebruik de atlaskaart Midden-Oosten – Toegang tot water. Vergelijk op dit kaartblad de kaart Neerslag met de kaart Waterbalans.
a Welke vijf klimaten heersen er van zuid naar noord, van Zuid-Sudan tot Turkije? Savanneklimaat, steppeklimaat, woestijnklimaat, steppeklimaat, Middellandse Zeeklimaat.
b Waarom is de bodemvochtigheid in Beirut juist van juni tot oktober onvoldoende? Geef twee redenen.
1 In deze maanden regent het het minst.

2 In deze maanden is het het warmst. Dan verdampt dus het meeste water. 4 Bekijk figuur 1.
a In welke twee werelddelen zijn de problemen met het beschikbare zoet water het grootst? In Azië en Europa , omdat het percentage beschikbare water daar veel kleiner is dan het percentage van de wereldbevolking.
b   Gebruik de atlaskaart De wereld – Bevolking /verstedelijking – Bevolkingsgroei: verdubbelingstijd.
 Leg met de atlaskaart uit in welk werelddeel van vraag 4a de waterproblemen het meest zullen toenemen. In Azië, omdat vooral in Zuid-Azië de bevolking veel harder groeit dan in Europa.
c   Gebruik de atlaskaart De wereld – Tegenstellingen in verschillende dimensies – Opkomende markten.
 Leg uit waarom het werelddeel dat je bij vraag 4b genoemd hebt, nog meer watertekorten zal krijgen. In Azië liggen veel opkomende markten/groeilanden. De welvaart neemt daar dus toe en daarmee het verbruik van water. Bekijk de figuur in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek. 5   Gebruik alle kaarten op de atlaskaart Midden-Oosten – Toegang tot water.
a Vul achter elke uitspraak in de tabel een land in waarvoor die uitspraak geldt. 100% van het cultuurland geïrrigeerd Egypte

Waterschaarste sinds 1950 Libië
Rond 2050 waterschaarste Libanon
Veel gebruik van ondergronds water o.a. Saudi-Arabië
Land met de meeste stuwdammen Turkije
Extreem ongunstige droogte-index o.a. Libië, Egypte
b Welke menselijke oorzaak is mede oorzaak van het watertekort in Egypte? Alle landbouwgrond wordt geïrrigeerd. Hierdoor verdampt er veel water zonder dat het is gebruikt.
c Bekijk bron 2.
 Welke oplossing is er in Israël voor dit probleem? Druppelirrigatie. Dat kost veel minder water.   
6 Bekijk nogmaals bron 1 en bron 3.

a Wat is een aquifer ? Een waterhoudende laag in de ondergrond.
b Waarom maken landen als Israël gebruik van aquifers? Er valt te weinig neerslag.
c Wat is het nadeel van het gebruik van aquifers? De natuur kan het water dat verbruikt wordt niet snel genoeg aanvullen. Hierdoor is er steeds minder water.
d Leg uit waarom het water uit de oostelijke aquifer niet naar de westelijke aquifer kan stromen. Er zit een ondoordringbare gesteentelaag tussen.   Gevolgen van waterschaarste
7 Bekijk nogmaals bron 3.
a Het water van de westelijke aquifer wordt steeds zouter.
 Leg uit hoe dat komt. Door het oppompen van het water wordt de aquifer aangevuld met water uit de Middellandse Zee.
b Welk gevolg heeft het zouter worden van de aquifer voor de economie van Israël? Het water wordt steeds minder geschikt voor landbouw en drinkwater. Dat is nadelig voor de economie.  
8   Gebruik de atlaskaart Midden-Oosten – Toegang tot water – Waterprojecten.

a Welk land heeft de meeste ontziltingsinstallaties? Saudi-Arabie.
b Wat doet een ontziltingsinstallatie? Het zout uit zeewater onttrekken, zodat zoet water overblijft.
c Waarom kunnen ontziltingsinstallaties niet in alle landen met een droog klimaat toegepast worden, ook al liggen ze aan zee? Het is duur om zoet water uit zeewater te winnen. Niet alle landen hebben hier genoeg geld voor.
d Turkije heeft veel stuwdammen gebouwd. Leg uit dat dit tot een conflict met Syrië en Irak kan leiden. De Eufraat en de Tigris ontspringen in Turkije en stromen door Syrië en Irak. Als Turkije veel water van deze rivieren vasthoudt, kan er te weinig overblijven voor de andere twee landen.
e Leg uit dat ook het gebruik van water uit aquifers tot een conflict met een buurland kan leiden. Door het water uit de aquifer op te pompen, kan ook in de buurlanden het waterpeil in de ondergrondse watervoorraden zakken.   
  Plus
9 Lees figuur 2.
a Hoe blijkt uit deze tekst dat water voor Israël enorm belangrijk is? Ze hebben een conflict over een heel klein deel van de totale waterconsumptie.
b   De VS kiezen vrijwel altijd de kant van Israël bij conflicten in het Midden-Oosten. Leg uit waarom ze dat doen. Gebruik zo nodig de atlaskaart De wereld – Tegenstellingen in verschillende dimensies – Cultuurgebieden.
Israël is de enige niet-islamitische staat in het Midden-Oosten. Omdat er in die regio vaak conflicten tussen en met islamitische staten zijn, kunnen de VS een bondgenoot in de regio goed gebruiken.

c Welke twee belangen hebben de VN om te bemiddelen bij conflicten?
1 Het is de doelstelling van de VN om voor vrede te zorgen.
2 Als het tot een conflict komt, zijn er vredesoperaties nodig en die kosten veel geld.
d Vind je het terecht dat het dreigende conflict in het voordeel van Libanon werd opgelost? Leg je antwoord uit. Terecht • Niet terecht , omdat eigen antwoord.
Bijv. terecht, omdat Libanon het recht heeft om water uit eigen
rivieren te gebruiken. Of: niet terecht, omdat Libanon rekening moet
houden met de waterbehoefte van Israël. Bekijk de figuur in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek.
 
  Hoofdstuk 4 Conflicten
8 Kosovo
Wat moet je kennen en kunnen?
• Je kunt met het stappenplan voor onderzoek samen met klasgenoten een aardrijkskundig onderzoek uitvoeren naar de  oorzaken en gevolgen van het conflict tussen Kosovo en Servië. 1   Dit onderzoek doe je samen met één of twee klasgenoten.
 Je doorloopt hierbij alle stappen van het stappenplan voor onderzoek achter in dit werkboek. Het einddoel is een presentatie in PowerPoint of Prezi met teksten en beeldmateriaal.

Met wie werk je samen?
Eigen antwoord.          
                Oriëntatie op het onderwerp
2     Bestudeer de bronnen over het conflict tussen Kosovo en Servië. Om je verder te oriënteren kun je gebruikmaken van de atlas en het internet.   Vraag formuleren
3   De hoofdvraag die je gaat onderzoeken is: Welke oorzaken en gevolgen heeft het conflict tussen Kosovo en Servië en welke problemen staan een oplossing in de weg?
 Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden, heb je deelvragen nodig. Vier zijn er al gegeven. Bedenk samen de overige drie deelvragen.
Deelvraag 1: Waar speelt het conflict zich precies af?
Deelvraag 2: Wat zijn de oorzaken van het conflict?
Deelvraag 3: Welke landen/groepen zijn bij het conflict betrokken?
Deelvraag 4: Welke gevolgen heeft het conflict?

Deelvraag 5: Welke landen en/of internationale organisaties proberen het conflict op te lossen en hoe?
Deelvraag 6: Welke problemen staan een oplossing van het conflict in de weg?
Deelvraag 7: Wat is de huidige stand van zaken?   Plannen
4   Maak een taakverdeling. Schrijf op wie welke vraag onderzoekt. Als je meer dan één les de tijd hebt of het onderzoek buiten lestijd moet doen, maak je ook een planning.
– Schrijf in de tabel hieronder wie welke vraag onderzoekt.
– Maak je eventuele planning in een schema op een apart blad. Vraagnummer Naam Vraagnummer Naam
1 Naam 5 Naam
2 Naam 6 Naam
3 Naam 7 Naam
4 Naam  Naam   
  Informatie verzamelen
5   Je gaat nu gericht op zoek naar informatie.
a Welk kaartblad in de atlas is heel geschikt om antwoorden te vinden op de onderzoeksvragen?
Europa – Staatsvorming, verbrokkeling en etniciteit.

b Noem twee andere kaarten in de atlas die geschikt zijn om de onderzoeksvragen te beantwoorden.
 Kaarttitel 1: Bijv. Europa – Cultuur: godsdienst, levensovertuiging en taal – Taal en schrift.
 Kaarttitel 2: Bijv. Europa – Migratie – Asielzoekers: herkomst.
c Noem drie websites die geschikt zijn voor je onderzoek (geen zoekmachines noemen).
Bijv. Wikipedia, nos.nl, nrcnext.nl, nu.nl.
d Welke zoektermen gebruik je om antwoord te vinden op de onderzoeksvragen?
Bijv. Kosovo, Servië + conflict, oorzaak, oplossing,
VN-vredesoperaties.
e Verzamel de informatie die je nodig hebt. Volg hierbij de gemaakte taakverdeling en planning. Als je goede antwoorden vindt, noteer je die. Plak stukken tekst die je kunt gebruiken voor je presentatie in een Word-bestand.
 Bewaar ook de links van de websites, zodat je ze voor eventueel later gebruik kunt terugvinden. Afbeeldingen kun je bewaren door ze in Paint te plakken.   Informatie verwerken

6   Beoordeel samen de informatie die je gevonden hebt.
– Heb je antwoord op alle deelvragen?
– Heb je voldoende beeldmateriaal?
Zoek indien nodig meer informatie. Als je voldoende materiaal hebt, overleg je over de gevonden antwoorden.   Vraag beantwoorden
7   Noteer de antwoorden op de deelvragen.
Deelvraag 1: Waar speelt het conflict zich precies af?
Het conflict speelt zich af in voormalig Joegoslavië. Kosovo is een gebied
in het zuidwesten van Servië en grenst aan Albanië.
Deelvraag 2: Wat zijn de oorzaken van het conflict?
 Kosovo heeft een bevolking die voor meer dan 90% uit Albanezen
bestaat. In 1989 maakte de Servische president Slobodan Milošević de
autonomie van de Servische provincie Kosovo ongedaan. Kosovo wilde

daarom onafhankelijk zijn. Servië wilde Kosovo niet afstaan, omdat zij
Kosovo zien als het gebied waar het Servische volk zijn oorsprong heeft.
Deelvraag 3: Welke landen/groepen zijn bij het conflict betrokken?
Serviërs en Kosovaren (vooral het Bevrijdingsleger UCK). De NAVO heeft
ingegrepen met  bombardementen in 1999.
De VS steunden het UCK. Sinds 2008: alle landen die uit moeten spreken
of ze Kosovo erkennen.
 
 Deelvraag 4: Welke gevolgen heeft het conflict?
Gevolgen voor de Servische bevolking:
–  ±2.500 slachtoffers. Vluchtelingen naar Noord-Kosovo en Servië.
– Servië is een gebied kwijt dat cultureel zeer belangrijk is voor de
 Serviërs. Kosovo was in de middeleeuwen het hart van het

 Servische koninkrijk. In dit gebied hebben de Serviërs een nederlaag
 geleden tegen de Turken.
 De Serviërs zien een verlies van Kosovo als een nieuwe nederlaag
 tegen de moslims.
– De Serviërs in Kosovo zijn nu een minderheid.
Gevolgen voor de Kosovaren:
– ±10.000 slachtoffers. Honderdduizenden vluchtelingen, waarvan velen weer teruggekeerd zijn.
–  De Kosovaren voelen zich door de onafhankelijkheid vrij en niet meer onderdrukt. Inmiddels is Kosovo door verschillende landen erkend.
– Er is in Kosovo grote werkloosheid en veel mensen leven onder de
 armoedegrens.
– Servië erkent Kosovo niet.
Deelvraag 5: Welke landen en/of internationale organisaties proberen het conflict op te lossen en hoe?

Kosovo staat onder toezicht van de VN en de NAVO. In de
Veiligheidsraad pleit Rusland om de onafhankelijkheid terug te draaien.
De EU oefent druk uit op Kosovo en Servië om tot een oplossing te
komen.
Deelvraag 6: Welke problemen staan een oplossing van het conflict in de weg?
Beide staten willen van geen wijken weten. De culturele verschillen zijn
erg groot en door de jarenlange onderdrukking door Servië en de oorlog is
er wederzijds geen vertrouwen. De internationale gemeenschap is het
onderling niet eens.
Deelvraag 7: Wat is de huidige stand van zaken?
(In 2012) Er zijn heel voorzichtige gesprekken tussen de premiers van
beide landen. Het gemeenschappelijke belang is dat ze het

conflict moeten oplossen om kans te maken op toetreding tot de EU.   Presenteren
8   Maak samen een PowerPoint- of Prezi-presentatie over het conflict. Geef de gevonden antwoorden kort en krachtig weer en maak gebruik van foto’s, kaarten en eventueel filmbeelden.   Nabespreken
9   Bespreek wat goed ging bij jullie onderzoek en het maken van de presentatie en wat beter kan. Maak een kort verslag in Word en lever dit in bij je docent.  
  Hoofdstuk 4 Conflicten
9 Aardolie: bron van conflicten
Wat moet je kennen en kunnen?
• Je kent de ligging van de olieproducerende landen en de landen die afhankelijk zijn van de invoer van olie.
• Je kunt uitleggen waarom olie macht betekent voor de olieproducerende landen (OPEC).
• Je kunt uitleggen wat de risico’s zijn om afhankelijk te zijn van olieproducerende landen.
• Je kunt oplossingen bedenken zodat landen minder afhankelijk worden van olie.   Het zwarte goud
1 Bekijk bron 1.

a In bron 1 zie je olietankers die aardolie vanaf een boorplatform transporteren. Welke andere manier is er om olie te transporteren? Via pijpleidingen.
b Bereken hoeveel liter aardolie er wereldwijd elke dag wordt geproduceerd. 90 miljoen × 159 liter = 14,3 miljard liter.
c Leg uit waarom de bijnaam van aardolie het zwarte goud is. Aardolie wordt voor zo veel dingen gebruikt, dat de hele economie ervan afhankelijk is. Aardolie is dus heel veel waard. En aardolie is natuurlijk zwart.   De OPEC
2 Bekijk bron 2.
a Welke landen zijn lid van de OPEC ? Algerijë, Angola, Ecuador, Irak, Iran, Koeweit, Libië, Nigeria, Qatar, Saudi-Arabië, Verenigde Arabische Emiraten en Venezuela.
b In welke regio liggen de meeste OPEC-landen? Het Midden-Oosten.
c Hoe groot is de totale bewezen olievoorraad van de OPEC-landen in deze regio?
265 + 141 + 155 + 102 + 25 + 98 = 786 miljard vaten olie.
d Leg uit waarom gesproken wordt over bewezen voorraden.
Er kan nog aardolie in de bodem zitten die nog niet gevonden is.
e Venezuela heeft de grootste bewezen olievoorraad. Als dit land de enige olieproducent was, hoeveel jaar zou Venezuela dan de wereld van olie kunnen voorzien (bij gelijkblijvend gebruik)? Venezuela heeft een voorraad van 298 miljard vaten. Dagelijks worden 90 miljoen vaten geproduceerd. 298 miljard / 90 miljoen = 3.311 dagen; 3.311 / 365 =
9 jaar. 3 De OPEC-landen kunnen de olieprijs en de hoeveelheid olie die ze exporteren bepalen.

a Welke effecten heeft een hogere olieprijs?
 De winst per liter olie neemt toe • af.
 De vraag naar olie neemt toe • af.
b Wat is het effect op de olieprijs als de OPEC-landen minder olie exporteren?
 Er is dan meer • minder aanbod van olie, waardoor de prijs zal stijgen • dalen.  
 4   Gebruik de atlaskaart De wereld – Ontwikkelingskenmerken – Bruto nationaal product.
a Leg uit of alle OPEC-landen evenveel van de olie-export profiteren. Nee, het bbp (bnp) per hoofd verschilt sterk tussen de verschillende OPEC-landen.
b Qatar en Libië exporteren allebei ongeveer evenveel aardolie. Voor beide landen is de olie-export veruit de belangrijkste inkomstenbron. Toch ligt het bbp per hoofd in Qatar veel hoger dan in Libië. Geef hiervoor de verklaring met behulp van Statistiek – Wereld achter in de atlas. In Libië wonen ruim 6,4 miljoen mensen en in Qatar maar 841.000. Hierdoor is het bbp per hoofd in Qatar veel hoger.   Risico’s voor importerende landen
5 Bekijk nogmaals bron 2.

a Veel importerende landen zijn er niet blij mee dat ze voor hun aardolie voor een groot deel afhankelijk zijn van landen in het Midden-Oosten. Geef hiervoor de verklaring.
In het verleden is gebleken dat deze landen niet altijd een
betrouwbare leverancier waren. Met name vanwege conflicten in de
regio.
b Leg uit dat niet alle landen buiten de OPEC even afhankelijk zijn van de olie-import.
Vrij veel landen produceren zelf ook aardolie. 6   Bekijk nogmaals bron 2 en figuur 1 en 2. Gebruik zo nodig de atlas.
a Noem drie oorzaken die bepalen hoeveel olie een land importeert.
1 De omvang van de bevolking.
2 De omvang van de eigen olievoorraad.
3 Het verbruik per hoofd van de bevolking.
b De Verenigde Staten staan in de top drie van grootste olieproducenten. Leg uit waarom dit land toch olie moet importeren. Het land heeft veel inwoners en het verbruik per hoofd van de bevolking is zo groot, dat ze niet alles zelf kunnen produceren. Bekijk de figuur in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek. 7   Bekijk nogmaals figuur 2. Gebruik de atlaskaart De wereld – Ontwikkelingskenmerken – Bruto nationaal product.

a Welke twee typen landen verbruiken per hoofd van de bevolking de meeste liters aardolie?
 landen met de hoogste inkomens
 landen met middeninkomens
 landen met lage inkomens
 OPEC-landen
b Geef hiervoor een verklaring. In landen met de hoogste inkomens hebben de inwoners het meest te besteden. Vrijwel iedereen heeft bijv. een auto en het energieverbruik is ook hoog. De OPEC-landen verbruiken veel aardolie omdat de aardolie voor deze landen goedkoop is. De landen in het Midden-Oosten hebben bovendien ook een hoog bbp per hoofd. Bekijk de figuur in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek.    8 Bekijk bron 3.

a Vóór de eerste oliecrisis in 1973 daalde de olieprijs.
 Welke verklaring geeft de grafiek hiervoor? De productie nam snel toe, waardoor het aanbod steeg. Bij een hoog aanbod daalt de prijs.
b Hoe blijkt uit de grafiek dat beide oliecrisissen een grote invloed op de wereldwijde economie hadden?
De olieprijs steeg in zeven jaar tijd van $ 20 per vat naar ruim $ 100
per vat. Dit zorgde voor een enorme stijging van de kosten voor
olie-import.
c Leg uit waarom tijdens de oliecrisissen niet alleen de brandstofprijzen stegen.
 Ook alle producten waarvoor aardolie een grondstof is werden duurder en de transportkosten stegen.   Krimpende olievoorraden
9 De Club van Rome voorspelde in 1972 dat de olievoorraad in hoog tempo af zou nemen.
a Waarop baseerde de Club van Rome deze voorspelling? De wereldbevolking en de economie groeiden wereldwijd sterk. Hierdoor zouden de grondstoffen, waaronder aardolie, snel opraken.
b Noem vier redenen waarom de aardolie nog steeds niet op is.
1 De methoden om aardolie te vinden zijn verbeterd.
2 Bestaande technieken om aardolie te winnen zijn verbeterd.
3 Er zijn nieuwe manieren ontwikkeld om aardolie te winnen.
4 Aardolievelden die eerst niet geschikt waren, worden nu toch winstgevend. 10   Gebruik de atlaskaarten De wereld – Ontwikkelingskenmerken – Typen economie en Samenstelling uitvoer.
a Waarom maken de krimpende aardolievoorraden de OPEC-landen kwetsbaar? De OPEC-landen zijn voor hun export voor meer dan 75% afhankelijk van aardolie. Als de aardolie opraakt, raken ze dus een groot deel van hun inkomsten kwijt.
b Gebruik de atlaskaart Wereld – Ontwikkelingskenmerken – Politieke en economische risico’s.
 Venezuela heeft een enorme aardolievoorraad. Is dit land een meer betrouwbare olieleverancier dan het Midden-Oosten? Leg je antwoord uit. Nee. Ook dit land heeft hoge politieke en economische risico’s t.a.v. het wereldwijde handelsklimaat. 11 Bekijk figuur 3. In deze grafiek zie je tot 2010 de historische ontwikkeling van de olieproductie en vanaf 2010 zie je een voorspelling.
a Leg uit waarom de olieproductie rond 1900 nog erg laag was. Er waren weinig auto’s en energiecentrales. Stoommachines en treinen gebruikten steenkool.
b Verklaar de sterke stijging van de olieproductie in de jaren ’60. Toen steeg de welvaart in westerse landen sterk.
c De voorspelling is de laatste tientallen jaren regelmatig bijgesteld. Wat is hiervoor de verklaring? Er werden nieuwe voorraden gevonden en de technieken om olie te vinden en te winnen, zijn verbeterd. Bekijk de figuur in Lesmateriaal / Alle Digiboeken / Antwoordenboek.   
12 Is aardolie een mogelijke bron van conflicten? Geef twee argumenten voor je antwoord. Ja.
1 In het verleden zijn er al conflicten over olie geweest (bijv. tussen Irak en Koeweit).
2 Als de voorraden opraken, kunnen de spanningen tussen landen toenemen. 13 De meeste landen zijn bezig over te stappen op andere energiebronnen.
a Welke twee economische redenen hebben deze landen daarvoor?
1 Minder afhankelijk worden van de olie-exporterende landen.
2 De olie raakt op, dus ze moeten wel.
b Wat is nog een reden om minder aardolie te gebruiken? Het gebruik van aardolie is slecht voor het milieu en het klimaat.
c Bedenk drie manieren waarop het aardolieverbruik verminderd kan worden.
1 Bijv. elektrische auto’s rijden.
2 Zonne-, wind- en waterenergie gebruiken.
3 Andere grondstoffen voor kunststoffen zoeken.  
  Hoofdstuk 4 Conflicten
Samenvatting
Om dit hoofdstuk samen te vatten, gebruik je het schema hieronder. Gebruik steekwoorden, korte zinnen en begrippen. Conflictoorzaken algemeen (acht oorzaken):
1 Onderdrukking / dictatuur.
5 Grondgebied en grenzen.
2 Religieuze / etnische verschillen.
6 Buitenlandse inmenging.
3 Verschillen in politieke macht.
7 Grondstoffen en hulpbronnen.
4 Streven naar autonomie.
8 Economische achteruitgang. Conflictoorzaken in grensgebieden (vijf oorzaken):
1 Rijke landen grenzen aan armere landen.
2 Er loopt een grens door één land.
3 Landen maken aanspraak op hetzelfde grondgebied.
4 Grensoverschrijdende aanvallen.
5 Onenigheid over exclaves. Volken zonder staat (twee mogelijkheden):
1 Er wonen verschillende volken bij elkaar in één staat.
2 Eén volk woont verspreid over meerdere staten.
Kan leiden tot: separatisme. Minderheden (drie mogelijkheden):
1 Opname in de gemeenschap en cultuur: assimilatie.
2 Met respect behandeld en getolereerd, behoud eigen identiteit.
3 Spanningen, mogelijk afscheidingsbewegingen. Cultuurverrijking en cultuurbotsing (omschrijvingen) :
Cultuurverrijking: Culturen nemen gewoonten en gebruiken van elkaar over.
Cultuurbotsing: Twee culturen binnen een land gaan niet goed samen, wat leidt
tot conflicten. Gevolgen van conflicten (vijf gevolgen):
1 Gewonden en doden.
2 Minder toegang tot onderwijs.
3 Voorzieningen functioneren minder goed.
4 Schade aan economie .
5 Vluchtelingenstromen / ontheemden / asielzoekers.   
Oplossingen voor conflicten (vier oplossingen):
1 Bemiddeling door de VN en/of individuele landen.
2 Een of meer landen grijpen militair in.
3 Eén van de strijdende partijen roept zelf militaire hulp in.
4 Nieuwe grenzen trekken. Voorbeeldregio Israël:
Belangrijkste oorzaken van het conflict (twee oorzaken):
1 Palestijnen en Joden willen eigen staat binnen hetzelfde grondgebied.
2 Religieuze verschillen.
 – Volken zonder staat, namelijk: de Joden (tot 1948) en de Palestijnen (tot 2012)
 – Cultuurverrijking • Cultuurbotsing
 – Wel • Geen streven naar autonomie
 – Wel • Geen terrorisme  

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.