Gedicht 2
De moeder de vrouw
Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden,
worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag, in Œt gras, mijn theee gedronken,
mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd-
laat mij daar midden uit de oneinigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.
Het was een vrouw.Het schip dat zij bevoer
kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren,
zij was alleen aan dek, zij stond bij Œt roer.
en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren. O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer. Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.
M. Nijhoff
4.1 De interpretatie van het gedicht
1,2,5,7 Eindinterpretatie
Het gedicht gaat over een man die naar Bommel gaat om naar de nieuwe brug te kijken. Hij raakt helemaal overweldigd door de natuur en ontroerd door het gezang van een vrouw die hem aan zijn moeder doet denken door het veilige gevoel en het mooie landschap.
3 Formele kenmerken
a Strofenbouw 3 strofen: een van 8 regels en twee van 3 regels, met witregels er tussen b Rijm Rijmschema: ABBA, CDDC, EFE, FEF
c Metrum overwegend jambe ~ - ~ - ~ - ~ - ~ - Ik ging/ naar Bom/ mel om /de brug/ te zien
4 Opvallende beeldspraak en stijlfiguren
a Beeldspraak regel 2: twee t/m buren, is een personificatie. regel 6: mijn t/m zijn, is een synesthesie. regel 8: een stem t/m klonken, is ook een synesthesie.
b Stijlfiguren geen
6 Informatie over de dichter
Martinus Nijhoff is geboren in 1894. Hij is overleden in 1953. In datzelfde jaar kreeg hij de Constantijn Huygensprijs. Hij studeerde rechten in Amsterdam en daarna,op oudere leeftijd, ook nog Nederlands in Utrecht. Martinus Nijhoff kwam uit een familie van boekhandelaren, uitgevers en bibliografen. Martinus Nijhoff heeft vier gedichtenbundels geschreven. Elk van die bundels behoort tot het beste van wat er in de Nederlandse poëzie verschenen is. De Wandelaar verscheen in 1916, daarna, in 1924, schrijft Nijhoff de bundel Vormen. Daarna kwam de bundel Nieuwe Gedichten. Als laatste dichtwerk schreeft Nijhoff het afzonderlijk uitgegeven gedicht Het uur U. Er zijn daarna nog andere werken verschenen, maar dat zijn verzamelbundels waarin gedichten uit verschillende andere bundels staan. Er is ook een prijs naar hem genoemd: de Martinus Nijhoffprijs.
8 Een verwant gedicht
parodie op ³ de moeder de vrouw²
Het water de stank
Er was veel rommel op de brug te zien.
Ik zag onder de brug. Naar alle zijden
leek de vuile troep zich daar te verspreiden.
De lucht was zurig. Een minuut of tien
dat ik daar stond, in Œt gas, mijn kleren stonken,
mijn neus toonde verwantschap met wit krijt-
laat mij daar midden in de smerigheid
een knal vernemen dat mijn oren klonken.
Asjemenou. Het tankschip dat daar voer
spleet langzaam open, alsof het moest baren.
Het baarde een olievlek, met veel rumoer,
en wat ik rook wist ik dat walmen waren. O, dacht ik, o, hier helpt geen mallemoer. Ons lot ligt in de hand van klapsigaren.
Gerrit Komrij
4.2 De beoordeling van het eerste gedicht
a Thema Het landschap uit die streek in het gedicht ken ik wel. Ik vind dat zelf ook heel mooi en rustgevend.
b Taalgebruik Het is makkelijk te begrijpen taalgebruik onder andere omdat er weinig beeldspraak in voorkomt, maar juist een heel duidelijk beeld op roept.
c Beleving Het gedicht is voorstelbaar en makkelijk.
Gedicht3
Alpejagerslied
voor E.du Perron
Een heer die de straat afdaalt
een heer die de straat opklimt
twee heren die dalen en klimmen
dat is de ene heer daalt
en de andere heer klimt
vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx
vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx
van de beroemde hoedemakers
treffen zij elkaar
de ene heer neemt zijn hoge hoed in de rechterhand
de andere heer neemt zijn hoge hoed in de linkerhand
dan gaan de ene heer en de andere heer
de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende
de rechtse die daalt
de linkse die klimt
dan gaan de beide heren
elk met zijn hoge hoed zijn eige hoge hoed
zijn bloedeigen hoge hoed
elkaar voorbij
vlak vóór de deur van Henderickx en Winderickx
van de beroemde hoedemakers
dan zetten beide heeren
de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende
eenmaal elkaar voorbij
hun hoge hoeden weer op het hoofd
men versta mij wel
elk hun eigen hoed op hun eigen hoofd
dat is hun recht
dat is het recht van deze beide heren.
Paul van Ostaijen
4.1 De interpretatie van het gedicht
1,2,5,7. Eindinterpretatie
Het gedicht gaat over twee heren die elkaar passeren, en elkaar groeten door hun hoed even af te nemen voor een beroemde hoedenwinkel op een helling. De mannen zijn trots op hun hoge hoeden, want een hoge hoed is een statussymbool.
3 Formele kenmerken
a Strofenbouw 3 strofen: een van zeven regels, een van negen en een van twaalf regels, met witregels er tussen. b Rijm het gedicht rijmt niet. (alleen de namen Hendrickx en Windrickx) c Metrum overwegend anapest ~ - ~ ~ - ~ ~ Een heer die de straat afdaalt
4 Opvallende beeldspraak en stijlfiguren
a Beeldspraak geen
b Stijlfiguren tegenstelling dalen en klimmen
rechts en links
herhaling bijna alles wordt wel herhaald (het gedicht is als het
ware één grote herhaling...)
6 Informatie over de dichter
Leopoldus Andreas van Ostaijen werd op 22 februari 1896 geboren te Antwerpen. Hij was het zevende, en laatste kind van Hendrik Pieter van Ostaijen en Maria Catharina Engelen. Paul was geen goedte student. Hij schreef liever aan fantasierijke theaterstukken, hij verzamelde postzegels en zat bij de jeugdbeweging van Antwerpse studenten. Hij studeerde niet af maar ging weg van school en hij werd journalist voor o.a. bladen als Carolus, Het Tooneel en Ons Land. In april 1916 (hij was toen net 20 jaar) kwam zijn eerste dichtbundel uit: Music-Hall. Het was bekentenispoëzie, nog een beetje onbeholpen. Maar er stonden ook al verzen in, die later het startpunt van zijn ontwikkeling zouden worden genoemd. Paul van Ostaijen stierf op 32-jarige leeftijd in een sanatorium in de Naamse Ardennen. Hij had een kort, maar produktief leven gehad.
De gedichtbespreking gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden