Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Poeziewerkstuk (thema: de dood)

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Gedichtbespreking door een scholier
  • 5e klas havo | 3560 woorden
  • 3 augustus 2007
  • 66 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
66 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Voorwoord Waarom het thema ‘De dood’ ? Het thema van onze gedichten is dus ‘de dood’, we hebben voor dit onderwerp gekozen omdat we benieuwd waren naar de gedichtsoorten en manier van schrijven bij het thema. Natuurlijk is de dood niet zo’n leuk en gezellig onderwerp, maar we hebben er wel een paar hele aparte, mooie en aangrijpende gedichten bij gevonden, dat was dan ook ons doel. De meeste gedichten over de dood die je gebruikt bij de analyse zijn niet zo geschikt om voor te dragen bij een begrafenis, maar we vinden ze goed passen in een bundel, poëziesite of werkstuk!!! Tessa Koedam, Floor Smits, Daisy van Burg. Bij het doodsbed van een kind De aarde is niet uit haar baan gedreven

toen uw hartje stil bleef staan, de sterren zijn niet uitgegaan
en ’t huis is overeind gebleven. Maar al ’t geklaag en dof gesnik, zelfs onder troostend koffiedrinken, het kon uw stem niet op doen klinken, noch licht ontsteken in uw blik. Gij zult wel nimmermeer ontwaken, want gij bleeft roerloos toen de trap
zo kraakte bij den stillen stap
des mans, die kwam om toe te maken. Ziet lieve mensen, ’t is volbracht. Wat gaan wij doen? Wij konden bidden, dan blijf ik nog wat in uw midden, gij krijgt toch wel geen slaap vannacht. En heeft uwer een ervaren
en hooggeleerd en vruchtbaar brein: hij zegge mij of ’t waar kan zijn
dat haar wormen zullen sparen. Willem Elsschot Bron: Groot Verzenboek
Titel: Bij het doodsbed van een kind
Schrijver: Willem Elsschot 1. De aarde is niet uit haar baan gedreven A
2. toen uw hartje stil bleef staan, B
3. de sterren zijn niet uitgegaan B
4. en ’t huis is overeind gebleven. A
5. Maar al ’t geklaag en dof gesnik, A
6. zelfs onder troostend koffiedrinken, B
7. het kon uw stem niet op doen klinken, B
8. noch licht ontsteken in uw blik. A
9. Gij zult wel nimmermeer ontwaken, A
10. want gij bleef roerloos toen de trap B

11. zo kraakte bij den stillen stap B
12. des mans, die kwam om toe te maken. A
13. Ziet lieve mensen, ’t is volbracht. A
14. Wat gaan wij doen? Wij konden bidden, B
15. dan blijf ik nog wat in uw midden, B
16. gij krijgt toch wel geen slaap vannacht. A
17. En heeft uwer een ervaren A
18. en hooggeleerd en vruchtbaar brein: B
19. hij zegge mij of ’t waar kan zijn B
20. dat haar wormen zullen sparen. A 1. Zinnen en versregels Aantal versregels: 20
Aantal zinnen: 7
Enjambementen aan het einde van de volgende versregels: 1, 10, 17, 19 2. Klank en rijm Tabel met eindrijm in de versregels
Regels Rijmwoorden Halfrijm volrijm Vrouwelijk, mannelijk of glijdend
1&4 gedreven-gebleven volrijm vrouwelijk
2&3 staan-uitgegaan volrijm glijdend

5&8 gesnik-blik volrijm mannelijk
6&7 koffiedrinken-klinken volrijm vrouwelijk
9&12 ontwaken-maken volrijm vrouwelijk
10&11 trap-stap volrijm mannelijk
13&16 volbracht-vannacht volrijm mannelijk
14&15 bidden-midden volrijm vrouwelijk
17&20 ervaren-sparen volrijm vrouwelijk
18&19 brein-zijn volrijm mannelijk
Rijmschema
Strofe 1: ABBA→omarmend rijm
Strofe 2: ABBA→omarmend rijm
Strofe 3: ABBA→omarmend rijm
Strofe 4: ABBA→omarmend rijm
Assonantie
Regel 1 de woorden ‘aarde’ ‘haar’ en ‘baan’. Regel 10 de woorden ‘roerloos’ en ‘toen’. Regel 13 de woorden ‘ziet’ en ‘lieve’. Regel 16 de woorden ‘gij’ en ‘krijgt’. Regel 19 de woorden ‘mij’ en ‘zijn’. Rijk rijm
Regel 14 het woord ‘wij’ wordt herhaald in dezelfde versregel. Regel 9&10 het woord ‘gij’ wordt herhaald???
3. Metrum Er is geen regelmaat te vinden in het gedicht, het gedicht is niet metrisch. 4. Versvormen Traditioneel of modern: Dit gedicht is traditioneel. Dat kun je zien aan de regelmatige opbouw en aan de versregels die vaak rijmen. Strofenbouw: Het gedicht heeft 5 strofes. Elke strofe in dit gedicht heeft 4 regels, het zijn dus allemaal strofes met de opbouw kwatrijn. Gedichtsoort: Ik vind het moeilijk om de gedichtsoort te bepalen, maar ik denk dat dit een elegie (klaagzang) is doordat degene in het gedicht echt z’n verdriet uit of een lied omdat daarin ook gevoelens/stemmingen geuit worden. 5. Beeldspraak Ik heb in dit gedicht, na lang zoeken, geen metaforen of metoniemen kunnen ontdekken. 6. Stijlfiguren Inversie
Regel 13, 15, 17 en 20 (de p. v. staat voor het onderwerp in deze versregels). Eufemisme
Regel 2 en 13. Hyperbool
In regel 1, 3, 4, 18 en 20 staan zaken overdreven uitgedrukt, ‘…vruchtbaar brein’ b. v. Parafase In de 1e en 2e strofe wordt verteld dat er helemaal niet zo wordt stil gestaan bij de dood van een kind. Deze trieste gebeurtenis lijkt niet veel impact te hebben en men gaat door met het leven. Helaas krijg men door veel getreir het kindje niet terug, het enige wat men kan doen is troost zoeken bi jelkaar en samen herdenken. In de 3e strofe wordt verteld dat een man het kistje van het kindje komt sluiten en dat het kind ook niet meer zal ontwaken. Strofe 4, niemand kan nog wat doen het leven van het kindje is afgelopen. Men kan hoogstens wat bidden, maar verder is iedereen machteloos. In strofe 5 zou de ouder graag willen dat iemand kan vertellen hoe het nu met het kindje gaat, waarom hen dit moest overkomen en dat ze veilig in de hemel zal zijn…. . Eigen mening over het gedicht Om te beginnen heb ik het gedicht als vrij ingewikkeld ervaren. Strofe 3 vind ik het moeilijkst te begrijpen. , ik kan er niet goed uit opmaken wat er precies bedoeld wordt. Ondanks dat de versregels ingewikkeld zijn, is alles wel heel apart en mooi verwoord. Naar mijn inzicht zorgt de bijzonderheid van het gedicht ervoor, dat het geheel nog triester wordt. Daarom is het gedicht erg droevig, persoonlijk en gevoelig. Ik kom tot deze conclusie doordat het onderwerp (de dood van een kind) al heel heftig is en ook zo beschreven wordt, de machteloosheid van een ouder is in de tekst goed te voelen. Je kunt merken dat het ook heel persoonlijk is, omdat de ouder ‘schreeuwt’ om hulp, hij/zij laat zijn gevoelens blijken en is erg verdrietig.
De drievoudige dood Eerst sterven we in het vlees. Onder de grond
Valt ons lichaam langzaam uiteen. ’t Moet in de
Aarde allengs zich tot aarde weer ontbinden
Die zonder teken men niet wedervond. Dan sterven we in het hart van wie ons minden. Lang leefden we daar nog, maar als een wond. ’t Geneest, en eindelijk is het weer gezond: Ook in dat hart zijn wij niet meer te vinden. Ten slotte sterven wij in hun herdenken: Het derde, laatste, koudste graf sluit dicht. Soms, bij een afscheid, blijft nog even wenken
Een witte hand. Ver weg. Dan uit ’t gezicht. Men ziet niet wat achter de wegbocht ligt- Zo deinzen we uit hun blinde lege denken. Victor E. van Vriesland Bron: Groot Verzenboek
Titel: De drievoudige dood
Schrijver: Victor E. van Vriesland 1. Eerst sterven we in het vlees. Onder de grond A
2. Valt ons lichaam langzaam uiteen. ’t Moet in de - 3. Aarde allengs zich tot aarde weer ontbinden B
4. Die zonder teken men niet wedervond. A
5. Dan sterven we in het hart van wie ons minden. B
6. Lang leefden we daar nog, maar als een wond. A
7. ’t Geneest, en eindelijk is het weer gezond: A
8. Ook in dat hart zijn wij niet meer te vinden. B

9. Ten slotte sterven wij in hun herdenken: A
10. Het derde, laatste, koudste graf sluit dicht. B
11. Soms, bij een afscheid, blijft nog even wenken A
12. Een witte hand. Ver weg. Dan uit ’t gezicht. B
13. Men ziet niet wat achter de wegbocht ligt- B
14. Zo deinzen we uit hun blinde lege denken. A 1. Zinnen en versregels Aantal versregels: 14
Aantal zinnen: 11
Enjambementen aan het einde van de volgende versregels: 1, 2, 3, 11 2. Klank en rijm Tabel met eindrijm in de versregels
Regels Rijmwoorden Halfrijm volrijm Vrouwelijk, mannelijk of glijdend
1&4 grond-wedervond volrijm mannelijk
3&5 ontbinden-minden volrijm vrouwelijk
4&6 wedervond-wond volrijm mannelijk
5&8 minden-vinden volrijm vrouwelijk
6&7 wond-gezond volrijm mannelijk
9&11 herdenken-wenken volrijm vrouwelijk

11&14 wenken-denken volrijm vrouwelijk
12&13 gezicht-ligt volrijm mannelijk
Rijmschema
Strofe 1: A-BA→gekruist rijm (het streepje staat voor de zin met de weesrijm) Strofe 2: BAAB→omarmend rijm
Strofe 3: ABABBA→ gebroken rijm (het lijkt gekruist en omarmend door elkaar) Assonantie
Visueel rijm
Regel 10 de woorden ‘laatste’ en ‘koudste’ lijken van vorm op elkaar. Rijk rijm
Regel de 3 het woord ‘aarde’ wordt herhaald in deze versregel. Binnenrijm
Regel 2 de woorden ‘lichaam’ en ‘langzaam’. Regel 13 de woorden ‘ziet’ en ‘niet’. Weesrijm
Regel 2 aan het einde van de zin bij het woord ‘de’. 3. Metrum Er is geen regelmaat te vinden in het gedicht, het gedicht is niet metrisch. 4. Versvormen Traditioneel of modern: Dit gedicht is traditioneel. Dat kun je zien aan de regels met gelijke lengte en ook aan de vrij regelmatige opbouw. Strofenbouw: Het gedicht heeft 3 strofes. Strofe 1 en 2 hebben ieder 4 regels, dit zijn dus kwatrijnen. De laatste strofe heeft 6 regels en heeft de naam sextet. Gedichtsoort: Ik vind het moeilijk om de gedichtsoort te bepalen, maar ik denk dat dit een ballade is, omdat het best een verhalend gedicht is. Het gaat niet echt over gevoelens of stemmingen, het is meer een verloop van iets of een handeling in stappen verdeeld. Het dus zou het best een ballade kunnen zijn met als onderwerp de dood. 5. Beeldspraak Vergelijking met als

Regel 6 ‘als een wond’ Personificatie
Regel 11&12 ‘even wenken. Een witte hand’ 6. Stijlfiguren Inversie
Regel 5, 6, 7, 8, 8, 11, 12, 13 en 14 (de p. v. staat voor het onderwerp in deze versregels). Parallellie
Regel 1, 5 en 9 hebben dezelfde vorm, ‘Eerst/Dan/Tenslotte sterven we in…. ’ Enumeratie
Regel 10 ‘Het derde, laatste, koudste’ Hyperbool
In regel 1, 5, 9 en 10 staan zaken overdreven uitgedrukt, ‘Sterven in herdenken’ b. v. Tautologie
Regel 7. Parafrase In de eerste strofe van het gedicht wordt verteld dat eerst ons lichaam sterft. Het vlees van ons lichaam zal langzaam uiteenvallen en vergaan wanneer we met onze kist onder de grond verdwijnen. Het zal in de aarde worden opgenomen en zal weer als gewone aarde terugkomen, maar dan zijn we niet meer herkenbaar voor onze naasten. In de tweede strofe wordt verteld hoe we verdwijnen uit het hart van onze naasten. Lang krijg je daar nog een plaatsje wat eigenlijk best pijn doet bij diegene, het is gemis. Als het missen overgaat zal het hart niet meer pijn doen en wordt het plaatsje snel overgenomen door een ander. Zo zijn we snel uit iemands hart verdwenen. In de laatste strofe wordt verteld hoe we verdwijnen uit de gedachten van onze naasten. De laatste fase van het rouwproces is aangebroken, iedereen is bijna de dode persoon vergeten. Het laatste plekje waarin ze nog aan je denken sluit ook. Soms wordt er nog bij het graf gekeken, maar vaak komt men niet meer terug. Oftewel iedereen is hun overleden dierbare vergeten…. Eigen mening over het gedicht Dit gedicht heeft een hele duidelijke opbouw/verdeling, wat ik heel prettig vindt. Het geeft een stijl aan het gedicht en die past goed want het rouwproces wordt beschreven, daarom is die bepaalde opbouw vereist. Daar is dus door schrijver goed en functioneel over nagedacht. Ik vind het gedicht best makkelijk te begrijpen, alles is vrij simpel maar toch krachtig geschreven. Maar de allerlaatste zin heeft mij wel aangetrokken, het is een mooie bewoording en een goede afsluiting van het gedicht. Eigenschappen die ik bij dit gedicht vind passen zijn droevig en niet realistisch. Dit gedicht staat ‘als een paal boven water’, er wordt pats boem vertelt hoe men het sterven van een naaste lijkt te verwerken. Het lijkt alsof men in 3 stappen van rouw een dierbare persoon vergeten is, dat is toch wel droevig en niet realistisch.
Hard tegen hard We waren niet begaan met wat er stierf. Een trage stoet, een laatste groet: het deed ons niets. We liepen door
en hoonden het misbaar van bloemen
en verklede mussen, we waren jong
en leefden onze tijd aan stukken
De lusten, niet de lasten, en de wereld
een matras. En tussen alle kussen door
een stil besef dat dit het was: het zwelgen, nu en hier, de wijsheid van het dier… We waren niet begaan met wat er stierf. En toen we wakker schrokken in een witte zaal -ver van de straten en die stoeten- kwam ons een ondervoede man bezoeken
en wees. We hebben amper opgekeken, Bleven kalm en deden hem verbleken. Menno Wigman Bron: Groot Verzenboek
Titel: Hard tegen hard Schrijver: Menno Wigman 1. We waren niet begaan met wat er stierf. 2. Een trage stoet, een laatste groet: 3. het deed ons niets. We liepen door
4. en hoonden het misbaar van bloemen

5. en verklede mussen, we waren jong
6. en leefden onze tijd aan stukken. 7. De lusten, niet de lasten, en de wereld
8. een matras. En tussen alle kussen door
9. een stil besef dat dit het was: het zwelgen, 10. nu en hier, de wijsheid van het dier… 11. We waren niet begaan met wat er stierf. 12. En toen we wakker schrokken in een witte zaal
13. -ver van de straten en die stoeten- 14. kwam ons een ondervoede man bezoeken
15. en wees. We hebben amper opgekeken, A
16. Bleven kalm en deden hem verbleken. A 1. Zinnen en versregels Aantal versregels: 16
Aantal zinnen: 8
Enjambementen aan het einde van de volgende versregels: 3, 4, 5, 7, 8, 14 2. Klank en rijm Tabel met eindrijm in de versregels
Regels Rijmwoorden Halfrijm volrijm Vrouwelijk, mannelijk of glijdend
15&16 opgekeken-verbleken volrijm vrouwelijk
Rijmschema
Je ziet dat er maar 1 maal eindrijm in dit gedicht zit, dus kun je niet echt spreken van een rijmschema. Strofe 4 regel 15&16→AA
Visueel rijm

In regel 5 en 6, de woorden ‘mussen’ en ‘stukken’. In regel 7, de woorden ‘lusten’ en ‘lasten’. Binnenrijm
Regel 2, de woorden ‘stoet’ en ‘groet’→volrijm. Regel 8, de woorden ‘tussen’ en ‘kussen’→volrijm. Middenrijm
Regel 8 en 9, de woorden ‘matras’ en ‘was’→volrijm. Zinsherhaling
Regel 1 en 11, de zin: ‘We waren niet begaan met wat er stierf’. 3. Metrum Er is geen regelmaat te vinden in het gedicht, het gedicht is niet metrisch. 4. Versvormen
Traditioneel of modern: Dit gedicht is modern. Dat komt doordat er haast geen rijm in zit, vooral geen eindrijm. Ook is de opbouw onregelmatig, dat merk je bij lezen en bij de plekken waar de regels zijn doorbroken. Strofenbouw: Het gedicht heeft 3 strofes. Strofe 1 heeft 6 regels, dit is dus een sextet. De 2e en 3e strofe hebben elk 5 regels, deze strofes noemen we dan ook quintetten. Gedichtsoort: Ik denk dat dit een ballade is, omdat het best een verhalend gedicht is. Het is een ballade met de onderwerpen dood, liefde en jeugd. 5. Beeldspraak Metafoor in engere zin
Regel 5 ‘verklede mussen’ Vergelijking zonder als
Regel 7+8 ‘de wereld een matras’ 6. Stijlfiguren Zinsherhaling (repetitio) Regel 1+11 ‘We waren niet begaan met wat er stierf’ Hyperbool
In regel 1, 3, 6, 7, 9, 10 en 11 staan zaken overdreven uitgedrukt, ‘We waren niet begaan met wat er stierf’ b. v. Parafrase In de eerste strofe wordt verteld dat een jong stel naar een begrafenis toe gaat de stoet, het laatste afscheid, de mensen in zwarte kleding en de massa van bloemen doet hen eigenlijk niets. Het wordt ook duidelijk dat het om een jong stel gaat dat van het leven geniet, ze leven hun tijd aan stukken, daarom denk ik dat ze vaak in aanraking komen met drank en drugs. Zelf zijn ze jong en nemen het ervan in het leven. In de 2e strofe wordt nog duidelijk hoe ze het leven benaderen ze genieten van de liefde en bekommeren zich om niets. In de laatste strofe komt er een omslag in de situatie de jongen en het meisje krijgen zelf problemen, ze liggen waarschijnlijk in het ziekenhuis, ver van de straten en stoeten. De dood komt hen halen (witte hand), ze geven zich over aan de situatie. Ze weten dat hun tijd is gekomen en geven zich makkelijk over aan de situatie. Ik denk dat dat komt doordat ze geen leuk leven hebben gehad, het gaat denk om 2 jongeren die te kampen hebben met veel problemen op gebied van ouders, drank, drugs en liefdes. Eigen mening over het gedicht Dit gedicht raakte mij wel, ik vond het erg mooi. Vooral de omslag in de beschreven situatie sprak mij aan, die vind je terug in de overgang van strofe 2 naar 3. De beeldspraak die er gebruikt word vind ik goed passen en begrijp ik vaak. De versregels 3/4/5/6 vormen één zin, die voor mij het beste vertellen waar het gedicht over gaat. Het gedicht wil ik omschrijven als origineel en ik denk ook wel realistisch. Sommige (straat)jongeren leven een asociaal en onbezorgd leven en komen soms in slechte leefsituaties terecht. De originaliteit vind ik terug in de manier van schrijven en de opbouw, het is allemaal wat krachtig losjes en speels. Dat vind ik leuker in vergelijking met andere gedichten.
Evaluatie Bibliografie Boeken/bundels *Groot Verzenboek door Jozef Deleu (blz. 579, 483, 500) Sites *http://www. google. nl (bij afbeeldingen gezocht voor de illustraties) *http://dichters. startkabel. nl *http://www. epibreren. com *http://dichters. verzamelgids. nl
Overige bronnen *Encarta Encyclopedie cd-rom Verzameld bronnenmateriaal Willem Elsschot
Willem Elsschot is een pseudoniem van Alfons de Ridder. Hij was geboren in Antwerpen op 7 mei 1882 en ook daar is hij gestorven op 31 mei 1960. Alfons was een Belgisch Nederlandstalig schrijver en studeerde aan het Hoger Handelsinstituut te Antwerpen. Hij was werkzaam in Parijs, Rotterdam en Brussel en vestigde zich in 1914 te Antwerpen, waar hij na de WOI een eigen advertentiebureau leidde. Zijn beroep inspireerde hem o. a. tot de romans Lijmen (1924) en Het been (1938). Hij debuteerde in 1913 met de romanVilla des Roses , waarin hij ervaringen uit zijn Parijse tijd verwerkte. In de jaren dertig brak hij definitief door, toen hij ‘ontdekt’ werd door Jan Greshoff en de Nederlandse redacteuren van Forum, die hem als voorloper beschouwden. Na het succes van Kaas (1933) schreef hij verscheidene romans en novellen. Verder publiceerde hij zijn schaarse, maar merkwaardige gedichten Verzen van vroeger (1934), die van 1907 tot 1910 populair waren door de bittere toon. Het werk van Elsschot onderscheidt zich door heldere, corrosieve stijl, grotesk vervormende optiek, ontmaskering van het kleine in de mens, en met brio gehanteerde ironie en cynisme die een zeker medelijden niet uitsluiten. In 1947 ontving Elsschot de Staatsprijs voor verhalend proza, in 1951 de Constant Huygensprijs en in 1960 (postuum) de Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan. Bibliografie 1913 Villa des Roses roman

1921 Een ontgoocheling novelle
1921 De verlossing roman
1924 Lijmen roman
1933 Kaas roman
1934 Verzen van vroeger poëzie
1934 Tsjip roman
1937 Pensioen roman
1938 Het been roman
1940 De leeuwentemmer roman
1942 Het tankschip novelle
1946 Het dwaallicht novelle
1957 Verzameld werk Victor E. van Vriesland Victor E. van Vriesland is geboren op 27 okt. 1982 in Haarlem en is op 29 okt. 1974 overleden in Amsterdam. Van Vriesland was een Nederlands dichter en criticus. Hij studeerde wijsbegeerte bij de filosoof en dichter J. A. Dèr Mouw. Ook had hij belangstelling voor Franse letteren aan de universiteit van Dijon; later ging hij in de journalistiek en werd redacteur letteren aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Hierdoor werd hij in 1937 hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer. Zijn talrijke literaire kronieken en essays werden gebundeld in twee delen: Onderzoek en vertoog (1958). Zowel zijn lyriek als zijn proza vertoont een bespiegelende inslag, gepaard gaande met een grote eruditie en een voorkeur voor bon-mots en aforismen. Bekend is de door hem samengestelde bloemlezing Spiegel van de Nederlandse poëzie door alle eeuwen (3 dln. , 1947–1955). Hij vertaalde werken van Feuchtwanger, Swinburne, Schwob, Rilke, Racine e. a. en bezorgde de uitgave van het nagelaten werk van Dèr Mouw. Van Vriesland heeft lang een leidinggevende positie ingenomen in de organisatie van de Nederlandse letterkundige wereld. In 1954 verleende de Leidse universiteit hem een eredoctoraat. Hij ontving diverse prijzen waaronder de Constantijn Huygensprijs 1958 en de P. C. Hooftprijs 1960. Bibliografie 1915 Essays e. d. : De culturele noodtoestand van het joodse volk

1915 Voorwaardelijk uitzicht
1920 Herman Hana geschetst in zijn betekenis als schakel naar een nieuwen tijd
1925 Toneel: Der verlorene Sohn
1926 Romans en verhalen: Het afscheid van de wereld in drie dagen
1933 De havenstad
1935 Herhalingsoefeningen
1939 De ring met de aquamarijn
1946 Vooronderzoek
1946 Filosofie: Grondslag van verstandhouding
1949 Drievoudig verweer
1952 Vereenvoudigingen
1954 Kortschrift
1962 Het werkelijkheidsgehalte in de Nederlandse letterkunde
1964 Ondoordacht
1967 Le vent se couche
1968 Verzamelde gedichten
1972; verm. uitg. 1975 Bijbedoelingen Menno Wigman Menno Wigman is geboren op 10-10-1966 in Beverwijk en is natuurlijk nog niet overleden. Zijn functie is dichter vertaler, bloemlezer en muzikant. Zijn geliefde genres zijn roman, kort verhaal, jeugdroman en reisverhaal. Hij groeide op in Santpoort en publiceerde vanaf zijn zestiende een aantal dichtbundels in eigen beheer. In 1997 debuteerde hij officieel met de dichtbundel 's Zomers stinken alle steden (Bert Bakker). Zijn poëzie verscheen eerder in Optima, Maatstaf, De tweede Ronde, Zoetermeer, Austerlitz en Bunker Hill. Tevens werden gedichten van hem opgenomen in De 100 beste gedichten van 1997, Meulenhoffs Poëziekalender en Gerrit Komrijs In liefde bloeyende. Naast dichter is Wigman vertaler van Charles Baudelaire, Gérard de Nerval, Rainer Maria Rilke en Leopold Andrian. In 1998 publiceerde hij Wees altijd dronken, een bloemlezing met Franse proza gedichten uit het fin de siècle. In januari 2001 verscheen zijn nieuwe bundel Zwart als kaviaar. Bibliografie Poëzie

1984 Van zaad tot as, eigen beheer, Santpoort
1985 Two poems, Mercator Press, Santpoort (1985-1988) Nachtschade. Eenmanstijdschrift met poëzie, proza, essays en vertalingen
1997 's Zomers stinken alle steden, Bert Bakker, Amsterdam
2001 Zwart als kaviaar, Bert Bakker, Amsterdam
Vertalingen
1986 Charles Baudelaire, De bloemen van het kwaad, Nachtschade, Amsterdam
1994 Gérard de Nerval, Aurélia, of de droom en het leven, Voetnoot, Amsterdam
1996 Rainer Maria Rilke, Wie nu alleen is. Twintig liefdesgedichten, Bert Bakker Amsterdam
1997 Thomas Bernhard, In een tapijt van water. Gedichten, Atlas, Amsterdam
1998 Wees altijd dronken! Franse prozagedichten uit het fin de siècle, Voetnoot, Amsterdam
1999 Leopold Andrian, De tuin van inzicht, met een nawoord van Gerrit Komrij, L. J. Veen, Amsterdam
2001 Hugo von Hofmannsthal, Ochtendgloren, Sub Signo Libelli, juni
2001 Hugo von Hofmannsthal, Over vergankelijkheid, Sub Signo Libelli, oktober

Bloemlezingen
1994 Nico Slothouwer, Liefdesstratenplan. Verzameld werk, onder redactie van Menno Wigman, Nijgh & van Ditmar, Amsterdam
1998 Hans Andreus, Vertel hoeveel ik van je hou. Vijfendertig liefdesgedichten, Bert Bakker, Amsterdam
1999 Familie duurt een mensenleven lang. De honderd mooiste Nederlandse gedichten over vaders, moeders, dochters en zonen, Bert Bakker, Amsterdam

REACTIES

M.

M.

Erg veel fouten in deze analyse. De hele paragraaf Metrum van bij het doodsbed van een kind klopt niet. er is een heeeel duidelijk jambische versvoet. Daarnaast barst het gedicht van de beeldspraak en zijn de stijlfiguren genoemd in deze analyse volledig incorrect. Een zeer slechte analyse dus!

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.