Mijn opa was nog een ‘klein manneke’ tijdens de oorlog. Maar de gebeurtenissen staan in zijn geheugen gegrift. Hij kan uren vullen met grappige verhalen, maar ook de harde, emotionele kant van de oorlog zal hem voor altijd bij blijven. Hij woonde samen met zijn ouders 2 zussen en 1. Mijn opa was de jongste.
Zelfs als kleine jongen voelde mijn opa de oorlog al aankomen. Zijn oudere broer had legerdienst en deze was al enkele maanden gemobiliseerd. De eerste confrontatie met de duitsers herinnert hij zich nog alsof het gisteren was. Samen met wat andere kinderen uit de buurt was hij aan het spelen tot ze plots paardenkarren met Duitsers richting het dorp zagen rijden. Mijn opa is zo snel mogelijk naar huis gelopen. Men had hem al ‘gewaarschuwd’ voor de Duitsers, hij was er heel erg bang van.
Zijn vader had een klein boerderijtje, waardoor hij niet naar Duitsland hoefde. Het grootste deel van hun opbrengsten/ oogsten moesten ze aan de Duitsers geven. Toch is mijn opa heel blij dat hij op het platteland leefde. In de steden ging het er veel harder aantoe. Ze hadden ook het voordeel dat ze hun randsoen een beetje konden aanvullen. Omdat ze een relatief groot gezin waren hadden ze ook nog het geluk dat er geen Duitse soldaat bij hen introk.
Het voedsel werd bepaald door het rantsoeneringssysteem. Iedere maand kreeg elk gezinslid een blad zegeltjes van het gemeentehuis, waarmee men aankopen kon doen. Legaal was niets zonder zegels verkrijgbaar, maar hier en daar waren wel kleine boerderijen waar men dingen, zoals boter, kon kopen. Ook mijn overgroot vader deed hier in het begin aan mee. Hierop waren strenge controles en uit schrik om betrapt te worden is hij er uiteindelijk mee gestopt. Men noemde dat het verkopen “in’t blauw”. Dit was een uitdrukking met de betekenis dat het niet geweten was door de Duitsers.
Er was altijd te weinig. Kinderen jonger dan 4jaar hadden recht op 2l melk per maand, oudere kinderen kregen 1l en volwassenen kregen geen melk. Aardappelen teelde mijn overgroot-vader zelf. Hierdoor kreeg het gezin bepaalde tijd geen zegels voor aardappelen. Vele mensen hielden een zwijntje. Dit moest je slachten en opeten, want je had een aantal maanden geen recht meer op zegels voor vlees. Dit bracht meestal wel meer op. Naast deze tekorten waren ook zegels voor rantsoenen die niemand nodig had, zoals siroop of chocolade. De kinderen vonden dit ‘leuk’, maar men zou natuurlijk veel liever wat extra brood of vlees gehad hebben.
Vaak kreeg je geen eten voor je zegels. De wachtrijen voor de winkels waren eindeloos. Vaak moesten kinderen aanschuiven & kwamen de ouders bij hen als het hun beurt waas. Kinderen mochten zelf niets kopen.Vaak was de voorraad al op en werd dus niet iedereen bediend.
In 1941 werden de mensen geconfronteerd met een zeer strenge winter, de hongerwinter genoemd. Velen vreesden het ergste. Voor de Belgische kust werd plots een schol haringen gevonden. Deze werden naar de steden en dorpjes gevoerd en gratis uitgedeeld. Haring bevat heel veel vet. Dit heeft vele mensen van de dood gered. De haringen werden ook gekuist en bewaard voor na de winter. Telkens als mijn opa haring eet, moet hij terugdenken aan die winter. Mijn oma eet het nooit meer. Als kind heeft ze het zovaak moeten eten, om te overleven, dat ze er een afkeer van gekregen heeft. Een ander voedingwaar dat nog vaak ter sprake komt is ‘chicorei’. Koffiebonen waren tijdens de oorlog veel te duur, chicorei was het goedkope alternatief om koffie te drinken. Dit brandde men met gerst en zo werd koffie gemaakt.
Verwarmen werd voornamelijk gedaan met behulp van een kachel. Mensen verwarmden meestal maar 1kamer waar iedereen verbleef. Bij mijn opa was dit de keuken, zo kon men zich verwarmen en koken ‘voor dezelfde prijs’. Het rantsoen kolen was belachelijk klein. De mensen probeerden dit tekort op te vullen met hout. Om zich toch te kunnen verwarmen zaagden mensen de bomen langs de straten af, en later ook in de bossen. Dit moest ’s nachts gebeuren aangezien het ten strengste verboden was.
Geld om afgewerkte kleren te kopen was er niet. Stoffen werden voornamelijk “in’t blauw” gekocht en hiermee herstelde men de kapotte kledingstukken. Kleren werden gedragen tot ze helemaal versleten waren en soms letterlijk uit elkaar vielen. In de winter werden er dikke wollen pulls gebreid, van zelfgemaakte wol.
Verslag Tweede Wereldoorlog (grootouders)
8.9
ADVERTENTIE
Zeker slagen in 50 dagen! 🎓
Examenleerlingen opgelet: over 50 dagen is het zo ver! Wil jij ook slim leren, zeker slagen? Ontdek alle tips, tests, trucs en tools van Examenbundel en sleep dat diploma binnen. Wil je zeker weten dat je niks mist? Meld je dan snel aan en ontvang alle tips in je mail!
Ik wil slagen!
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden