Lazarillo de Tormes door Onbekend

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
Boekcover Lazarillo de Tormes
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 5534 woorden
  • 19 april 2001
  • 118 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
118 keer beoordeeld

Boekcover Lazarillo de Tormes
Shadow
Lazarillo de Tormes door  Onbekend
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Lazarillo de Tormes - Anoniem
Opdracht 1: Maak een overzicht van de belangrijkste personage uit het boek en hun onderlinge verhoudingen. Licht deze toe door middel van voorbeelden uit het boek.

· Het allerbelangrijkste personage in het boek is natuurlijk Lazarillo.
Lazarillo is de zoon van Tomé Gonzalez en Antona Peréz, woonachtig te Tejares in de provincie Salamanca. Zijn vader is een boef, verdwijnt in de cel, en sterft later in het leger tegen de Moren.

Moeder verhuist naar de stad en krijgt een verhouding met een Moor, en schenkt hem een zoon. Zaide verzorgt de muildieren van een Comendador de la Magdalena, en hij steelt eten en dekens voor zijn gezin. Hij wordt gesnapt en opgehangen.
Lazarillo's moeder gaat werken in het huis van Solana, en kan van haar verdienste haar 2 zonen opvoeden. Lazarillo wordt meegegeven aan een blinde, die verder voor hem zal zorgen in ruil voor Lazarillo's hulp als geleide.

· Lazarillo * de blinde man
Lazarillo gaat dus met de blinde op reis. De blinde is erg gierig en Lazarillo is vaak ziek van de honger. De blinde draagt al zijn brood en andere zaken in een linnen zak en sluit die met een hangslot. Lazarillo scheurt steeds de zak open en naait hem weer dicht. Wanneer hij meer dan 2 slokken wijn nam, kreeg hij slaag, maar Lazarillo slaagt erin om telkens een slok te nemen als de blinde de fles neerzet, maar de blinde ontdekt dat er minder wijn dan gewoonlijk in zijn keelgat verdwijnt, en laat de fles niet meer los. Lazarillo drinkt dan door een rietje dat hij in de fles steekt die tussen de knieën van de blinde staat. Wanneer de blinde dit ook merkt zegt Lazarillo dat hij last heeft van de kou en zich aan de blinde wil warmen. Hij werkt zich tussen de knieën en prikt een gaatje in de fles, dat hij weer dichtstopt met bijenwas. Als hij zich warmt bij de blinde haalt hij de was weg en laat een straaltje wijn in zijn mond lopen. Ook dit ontdekt de blinde, en hij laat de fles keihard in L's gezicht kapot vallen. Lazarillo is sindsdien tandloos. De blinde verzorgt Lazarillo's wonden met wijn.
Op een dag besluit de blinde besluit naar een herberg te gaan. Ze moeten over een grote regenstroom springen, en Lazarillo brengt de blinde naar het smalste stuk. Hij zet de blinde echter achter een stenen pilaar, waar hij met grote vaart tegenaan springt. Lazarillo heeft wraak genomen en vertrekt.
De verhouding tussen de blinde man en Lazarillo verloopt dus erg stroef. De blinde man is erg gierig en gunt Lazarillo amper eten. Als Lazarillo dan eten van de blinde man pikt en de blinde man komt erachter loopt hij Lazarillo tegen iedereen zwart te maken. “Denkt u dat dit zo’n schuldige jongen is? Luister dan maar eens en vertel mij of de duivel zelf zoiets had kunnen bedenken.” Het afscheid tussen Lazarillo en de blinde man is ook niet echt een vriendelijk afscheid. Lazarillo laat de man knetterhard tegen een pilaar springen, hij weet niet of de man nog in leven is daarna. ”Ik heb nooit geweten hoe het hem verder is vergaan en ik heb er ook geen moeite voor gedaan”

· Lazarillo * de pastoor
Dan neemt een pastoor hem in dienst als misdienaar, en hij biecht zijn verleden met de blinde op. De pastoor blijkt al gauw nóg gieriger dan de blinde. Hij heeft een grote kist die hij op slot doet en de sleutel draagt hij bij zich. Alles wat eetbaar is stopt hij in deze kist. Het enige eetbare in huis is een streng uien. Lazarillo mag soms iets uit de kist halen, maar gaat bijna dood van de honger: 1x per 4 dagen krijgt hij te eten. De pastoor zelf eet er goed van. Na 3 weken kan Lazarillo nauwelijks meer lopen van vermagering. Wanner de pastoor uit is, komt er een ketelslager aan de deur, die een sleutel voor de kist maakt. Lazarillo beloont hem met eten uit de kist; zelf kan hij nu naar hartelust eten. De pastoor telt en hertelt en snapt er niets van. Lazarillo eet nu overal stukjes van om muizen te suggereren. De pastoor snijdt de "muizenhapjes" van het eten af en geeft ze aan Lazarillo, die veel meer eet dan ooit. Dan maakt hij alle kieren van de kist dicht. Lazarillo maakt 's nachts "muizengaatjes", de pastoor maakt die overdag weer dicht. Ten einde raad wordt er een muizenval gezet met stukjes kaas geleend van de buren. Lazarillo eet die kaas op en de kat loopt in de val. Een buur zegt dat het ook wel een slang kan zijn, en sindsdien springt de pastoor bij het minste gerucht op met een knuppel in de hand. Lazarillo stopt 's nachts de sleutel in zijn mond, bang dat de pastoor die zal vinden. Zijn mond hangt open op een nacht, en zijn ademhaling maakt een fluitend geluid door de sleutel. De pastoor denkt de slang te horen en mept Lazarillo op zijn kop. Geschrokken ziet hij het bloedende hoofd én de sleutel. Hij is woedend en vertelt het voorval aan de buren die Lazarillo verzorgen en te eten geven. Na 15 dagen stuurt de pastoor hem weg.

De pastoor deed opzich wel aardig tegen Lazarillo. Hij liep Lazarillo bijvoorbeeld niet zwart te maken tegenover anderen, wat de blinde man wel deed. Wel bleek de pastoor nóg gieriger te zijn dan de blinde man. “ Zo kwam ik van de wal in de sloot, want vergeleken met deze man leek de blinde, die, zoals ik al heb verteld , voor de gierigheid zelf kon doorgaan, de vrijgevigheid van een Alexander de Grote bezeten te hebben.” Lazarillo was vaak ziek van de honger en verzon dan ook allemaal eigenlijk achterbakse listen om aan eten te komen. Als de pastoor erachter komt dat Lazarillo hem bedriegt wordt hij heel erg kwaad, maar verzorgt hem nog wel 15 dagen tot hij beter is. “Toen ik bijkwam zei ik geschrokken: ‘Wat is er aan de hand?’ De wrede priester antwoordde: ‘Ik heb de muizen gevangen die mij wilden ruïneren!” Na dit voorval moest Lazarillo het huis van de priester uit.

· Lazarillo * schildknaap
Lazarillo komt in Toledo terecht, waar hij in dienst gaat bij een aan lager wal geraakte schildknaap aan. Hij bewoont in Toledo een volledig leeg huis, waar ook niets eetbaars is, en ze delen het door Lazarillo bijeen gebedelde brood, en drinken er water bij. Lazarillo gaat hongerig slapen en vraagt zich af waarom God hem niet dood laat gaan. De volgende morgen vertrekt de schildknaap en laat Lazarillo alleen achter. Als Lazarillo water gaat halen ziet hij zijn vriend in een tuin met een aantal dames. Hij ziet grauw van de honger, en de dames laten hem vallen als ze zien dat hij geen cent heeft. Lazarillo sluipt weg en gaat bedelen: brood en afvalvlees. De schildknaap was al thuis en zei dat hij al gegeten had, en dus eet Lazarillo in z'n eentje het gebedelde voedsel op. De schildknaap vindt het weliswaar beter te bedelen (God vragen) dan te stelen, maar vraagt om niemand te vertellen dat hij hier met hem woont. Dat is slecht voor zijn eer. Hij betreurt de dag waarop hij naar Toledo is gegaan, want sindsdien gaat alles fout. Intussen loopt het water hem in de mond, en eet hij toch mee. Zo leven ze een dag of 10 door. Na 2 bazen die hem nauwelijks te eten gaven, heeft Lazarillo er nu een die hij in leven houdt met gebedeld voedsel. Later komt de schildknaap thuis met een real die wordt omgezet in wijn en eten, en bovendien heeft hij een ander huis gehuurd. Als Lazarillo erop uit gestuurd wordt om eten te halen, komt hij een begrafenisstoet tegen, waarin vrouwen jammeren dat ze de dode brengen naar een donker huis waar men nooit eet of drinkt. Lazarillo denkt dat ze het huis van de schildknaap bedoelen, en snelt naar huis. De schildknaap schatert bij het horen van dit verhaal. Hij vertelt Lazarillo dat hij oorspronkelijk uit Castilla la Vieja komt, maar daar weg is gegaan omdat hij zijn hoed niet wilde afnemen voor een heer die zijn buurman was.

Een man en een vrouw komen de huur innen voor huis en bed, waarna de schildknaap even geld gaat wisselen en natuurlijk niet terug komt. De gerechtsbode en de 2 schuldeisers denken dat Lazarillo meer weet over de verblijfplaats van zijn baas, wat niet zo is. Als hij vertelt wat hij van hem weet, achten zij zijn schuld bewezen. De buren, spinsters nemen het echter voor hem op en hij wordt niet in hechtenis genomen. Meestal vluchten knechten bij hun bazen weg, maar deze keer is het andersom.
Dit is een van de weinige meesters waar Lazarillo oprecht medelijden mee had. “Ik hoop dat God net zoveel medelijden met mij zal hebben als ik met hem had, want ik voelde wat hij voelde en had het al vele keren meegemaakt en maakte het nog iedere dag mee. Ik vroeg me af of ik hem kon vragen mee te eten, maar omdat hij had gezegd dar hij al gegeten had, vreesde ik dat hij de uitnodiging niet zou aanvaarden.” Dit citaat geeft wel aan dat Lazarillo erg veel medelijden had met de arme edelman, en dat hij de edelman helemaal doorzag, maar dat de edelman graag de schijn van man met veel geld op wilde houden. “ God is mjin getuige dat ik vanaf vandaag, wanneer ik zo iemand tegenkom, met net zo’n fiere houding en net zo’n zwierige pas, medelijden met hem zal hebben, omdat ik me zal afvragen of hij net zo moet lijden als mijn arme meester.”

· Lazarillo * monnik
De 4e baas is een monnik (fraile) uit La Merced, hem aangeraden door een van de spinsters, die familie van hem was. Hij was een groot vijand van koorzang en kloostervoedsel, hartstochtelijk wandelaar en liefhebber van wereldse zaken. Hij versleet meer schoenen dan het hele klooster, zoveel bezoeken legde hij af. Lazarillo kreeg van hem zijn 1e paar schoenen, dat in 8 dagen versleten was. Om redenen die hij hier niet wil zeggen, kan Lazarillo niet langer bij de monnik blijven en gaat een nieuwe baas zoeken.
Hier is Lazarillo nogal vaag, het laatste zin van dit korte
hoofdstukje is. “Om deze reden en om nog wat kleine dingen, die ik niet vertel, ging ik bij hem weg.” En is dus niet zoveel bekend over de verhouding tussen deze twee. Wel is de monnik maar 8 dagen de meester van Lazarillo geweest en heeft de monnik Lazarillo zijn eerste paar schoenen geschonken.

· Lazarillo * aflaatverkoper
De 5e baas is de slechtste mens die Lazarillo gekend heeft, omdat hij iedereen altijd bedroeg. Waar ze kwamen gaf de aflaatverkoper altijd iets (meestal fruit) cadeau aan de lokale pastoor. Dat stemde hem gunstig, zodat hij zijn parochianen opriep om de aflaten te kopen. De verkoper spreekt ze prachtig toe, legt hen uit, desnoods in namaak-Latijn, om de aflaten te verkopen. Wie niets kocht chanteerde hij met slechte zaken of handigheden.
In plaatsje waar ze kwamen, Lazarillo wilde niet zeggen waar, gebeurde het volgende: niemand wilde een aflaat kopen, en de verkoper liet de klokken luiden en daarna de stadssecretaris komen. L. stond daar ook met zijn kamelentas vol met aflaten, die de verkoper allemaal vanaf de preekstoel naar beneden gooit, zeggend dat door het kopen van een aflaat bijgedragen wordt aan de redding van de door de Moren in de Santa Crusada gevangen Christenen. Het leek alsof de aflaten gratis waren, want iedereen wilde ze wel, zelfs voor hun doden! De stadsschrijver moest alle namen noteren van hen die gekocht hadden, en zeer tevreden met zijn handel vertrok de verkoper met L. Na 4 maanden met z'n 5e baas vertrok hij.
De vijfde meester van Lazarillo vond hij ontzettend onaardig: “De vijfde waar ik tegenaan liep was een aflaatprediker, de meeste brutale en onbeschaamde die ik ooit ben tegengekomen.” Hij vond zijn listen ontzettend oneerlijk tegenover de bevolking: “Ik vraag me af hoeveel van zulke poetsen bedriegers als hij onschuldige mensen wel bakken!” Lazarillo verteld ook dat bij deze meester ook moeilijke tijden heeft beleefd, maar daar gaat hij niet echt verder op in.

· Lazarillo * kapelaan
De 6e baas is een kapelaan. De kapelaan vraagt hem om voor hem te komen werken als waterverkoper van de stad. Hij geeft hem een ezel, 4 kruiken en een zweep, en zo brengt Lazarillo overal water. Dit is zijn eerste stap op weg naar een beter leven: tot 30 maravedís per dag moet hij de verdienste afdragen, maar de rest mag hij houden, evenals de inkomsten op zaterdag.
Na 4 jaar hard werken, kan hij zich nieuwe kleren en een zwaard aanschaffen, en toen nam hij ontslag als man in goeden doen.
Dit hoofdstukje is ook maar heel kort, maar de kapelaan geeft Lazarillo veel kansen om een goed leven op te bouwen. Hij gaf Lazarillo een baan, waterverkoper, en wat Lazarillo meer verdiende dan 30 maravedís mocht hij houden, en wat hij op de zaterdag verdiende mocht hij ook voor zichzelf houden. Als Lazarillo vind dat hij een man van aanzien is geworden neemt hij afscheid van zijn meester: “Toen ik zag dat ik een man van aanzien was geworden, zei ik tegen mijn meester dat hij zijn ezel terug kon nemen, want ik wilde dat werk niet langer doen.

· Lazarillo * zijn vrouw
De aartspriester roept hem bij zich omdat hij hem met zijn vrouwelijke dienstbode wil laten trouwen. Hij doet dat en heeft er geen spijt van: ze huren een goedkoop huis naast de pastorie, en zijn alle zon- en feestdagen te gast in de pastorie. Dan ontstaan er roddels dat de priester en de meid een verhouding hebben. De priester ontkent dit tegenover Lazarillo. Dan zegt Lazarillo tegen zijn vrouw dat hij gehoord heeft dat zij al 3 keer gebaard heeft voor zijn huwelijk met hem, maar ze barst in snikken uit en zegt dat ze hem trouw is. Lazarillo zegt dat hij in haar eerlijkheid gelooft, en dat het hem niet kan schelen dat ze dag en nacht bij de priester loopt, omdat hij overtuigd is van haar goedheid. Zo zijn ze het met z'n drieën eens. Nieuwe roddels drukt Lazarillo meteen de kop in; hij zegt dat hij degene die kwaadspreekt over zijn vrouw zal doden. Zo wordt hem niets meer verteld, en leeft hij in vrede verder.

Lazarillo is erg blij met zijn vrouw: “Ik trouwde dus met haar en tot nu toe heb ik daar geen spijt van, want behalve dat zij goed, ijverig en voorkomend is, krijg ik van mijn heer, de aartspriester alle hulp en steun.” Ook al hebben ze wat problemen, hij dorp beschuldig zijn vrouw van vreemdgaan met de aartspriester blijft Lazarillo zijn vrouw en de priester geloven dat er echt niets is gebeurd en zegt Lazarillo: “Want ik zweer op de heilige hostie dat zij net zo goed is als elke andere vrouw die binnen de muren van Toledo woont. Wie iets anders durft te zeggen, krijgt met mij te maken.”

Opdracht 2A: Karakteriseer de hoofdpersoon

Zoals je al aan het begin van mijn boekverslag hebt kunnen lezen is Lazarillo de zoon van Tomé Gonzalez en Antona Peréz, woonachtig te Tejares in de provincie Salamanca. Zijn vader is een boef, verdwijnt in de cel, en sterft later in het leger tegen de Moren. Zijn moeder verhuist naar de stad en krijgt een verhouding met een Moor, en schenkt hem een zoon. Zaide verzorgt de muildieren van een Comendador de la Magdalena, en hij steelt eten en dekens voor zijn gezin. Hij wordt gesnapt en opgehangen.
Lazarillo's moeder gaat werken in het huis van Solana, en kan van haar verdienste haar 2 zonen opvoeden. Lazarillo wordt meegegeven aan een blinde, die verder voor hem zal zorgen in ruil voor Lazarillo's hulp als geleide.
Lazarillo is een rechtvaardig persoon. Als iemand hem niet goed behandelt krijgt die persoon ook geen goede behandeling terug, ook niet uit medelijden. Bijvoorbeeld de blinde man, die geeft Lazarillo veel te weinig eten, dus houdt Lazarillo de man voor de gek; hij steelt eten van zijn eigen meester. Maar dit is alleen, omdat de blinde man te gierig is om Lazarillo goed te verzorgen. Ook de priester licht hij op, omdat die hem niet goed verzorgd. Voor de edelman is Lazarillo juist weer heel erg aardig, hij geeft hem eten, terwijl hij zelf ook hele erge honger heeft en verdedigd hem tegenover andere mensen, bijvoorbeeld de mensen die huur van het huis van de edelman op komen halen. Van zijn vrouw houd Lazarillo ook erg veel. Hij wil niks weten van de roddels die over hen verspreid worden en gelooft de priester en zijn vrouw, omdat hij van beide mensen houdt.

Opdracht 2B: Plaats het boek in de tijd

Invloed van de stedelijke ontwikkeling in de Middeleeuwen

· In de middeleeuwen onderging de sociale structuur drastische veranderingen. Zij werd om te beginnen veel gecompliceerder, doordat de stedelijke bevolking een plaats op het maatschappelijk palet ging innemen. Kooplieden waren door de aard van hun werk nooit inpasbaar geweest in de oude tweedeling onvrije boeren — aristocraten. Tevoren had dat bijna geen rol gespeeld vanwege hun verwaarloosbare aantal. Met de wederopleving van de steden werd dat anders. De persoonlijke vrijheid die de boeren ontbeerden, werd vanaf de 11de eeuw het waarmerk van de in omvang snel groeiende groep stedelingen. Naarmate de stedelijke economie zich verder ontwikkelde, werden de verschillen binnen deze groep nieuwe vrijen steeds groter. Onder een toplaag van grote kooplieden, die een tweede aristocratie ging vormen, ontstond overal een middenklasse van ambachtslieden. In industriesteden kwam daar nog een proletariaat van loonarbeiders bij en ten slotte verschenen in de late middeleeuwen allerlei sociaal marginale groepen op het toneel, die voortaan het beeld van de Europese grote stad mede bepaalden: kunstenaars, studenten, zwervers, bedelaars, prostituees enz.

Binnen deze bonte stedelijke wereld deden ook nieuwe vormen van sociale organisatie hun intrede, gemakshalve alle als ‘gilden’ aan te duiden. Naast de bestaande hiërarchische (‘verticale’) relaties uit de eerste middeleeuwen (heer — man) gingen nu ook horizontale banden tussen ongeveer gelijken een belangrijke rol spelen. Een van de wortels van de moderne democratie moet gezocht worden in de tradities van gemeenschappelijke besluitvorming en individuele inspraak, die zich binnen de gilden ontwikkelden.

Het gezag in de Middeleeuwen

· Persoonsgebonden Ten eerste was gezag in de middeleeuwen sterk persoonsgebonden. Vooral in de eerste middeleeuwen. Politieke machtscentra waren toen ondenkbaar zonder de aanwezigheid van capabele leiders. Pas aan het eind van de middeleeuwen, toen zich een zeker bureaucratisch apparaat had gevormd, werden de persoonlijke kwaliteiten van heersers minder doorslaggevend.

· Lokaal Ten tweede fungeerde het middeleeuwse gezag veruit het meest effectief op lokaal, hooguit regionaal, niveau. Grotere staatkundige verbanden bezaten nog nauwelijks vaste contouren. Zo moeizaam als ze werden opgebouwd, zo gemakkelijk vielen ze uit elkaar. Het Frankische Rijk in de 9de eeuw, het Duitse keizerrijk in de 13de eeuw en zelfs nog de Bourgondische staat in de 15de eeuw zijn voorbeelden daarvan. Zelfs staatkundige eenheden met een zekere continuïteit, zoals het koninkrijk Frankrijk, waren oppervlakkige en toevallige creaties, sterk wisselend in omvang en nog aan het eind van de middeleeuwen geenszins verzekerd van hun voortbestaan.

· Legitimering Ten derde worstelde elke vorm van gezag met legitimeringsproblemen. Globaal bestonden drie legitimeringen naast elkaar. Gezag kon zich beroepen op militaire kracht, die zich daartoe zowel defensief als offensief voortdurend moest bewijzen. Dit recht van de sterkste domineerde in de eerste middeleeuwen en bleef nog lange tijd het denkpatroon van de feodale adel beïnvloeden. Gezag kon zich ook beroepen op een sacrale rechtvaardiging: de gezagsdrager dankte zijn positie in die opvatting aan de wil van God. Geestelijken grepen dit idee gretig aan om invloed te kunnen uitoefenen op de wereldlijke machthebbers. Aan hun eigen sacraliteit konden zij gemakkelijk het recht ontlenen om vorsten aan te stellen, in hun beleid te sturen en eventueel zelfs af te zetten. Aangezien sacraliteit vooral op het hoogste niveau, dat van koningen en keizers, fungeerde, deden zich daar ook de meeste spanningen voor. In het bijzonder de Duitse keizers en de pausen, die beiden universele macht opeisten, zijn nooit tot een bevredigende afbakening van hun positie gekomen.
Een laatste legitimiteitsbasis lag in de gemeenschap. De heersers rechtvaardigen hun macht in dat geval, doordat ze de belangen van de door hen geregeerden dienden. Een logische consequentie is, dat de gemeenschap dan ook de gezagsdragers kan beoordelen en hen eventueel vervangen. Dit legitimiteitsidee was in de eerste middeleeuwen op de achtergrond geraakt. Het keerde in republikeinse gedaante terug in de autonome steden die vooral in Italië, Vlaanderen en Duitsland ontstonden. In Engeland en in de Nederlanden speelde het mee bij de opkomst van parlementen en standenvergaderingen binnen monarchale staten. Terwijl de sacrale gezagslegitimering de weg bereidde voor het absolutisme van de 16de tot de 18de eeuw, leidde het beroep op de gemeenschap uiteindelijk naar de moderne democratie.

Kunst in de middeleeuwen

· In de schone kunsten was het aandeel van de `teruggevonden' klassieken groot. Het specifieke van de middeleeuwse cultuur ontwikkelde zich nog het meest op dit terrein, waar het minder ging om het verzamelen van kennis dan om een artistieke reflectie van de eigen wereld. Zo ontstond in de tweede middeleeuwen met het romaans en de gotiek een typisch middeleeuwse bouwkunst. Datzelfde geldt voor de schilderkunst, die zich alleen al door de christelijke thematiek niet zonder meer op klassieke voorbeelden kon beroepen. Het geldt ook voor de literatuur, waar een publiek van edellieden en burgers om eigen genres als ridderromans en troubadoursliederen of kluchten en mirakelspelen vroeg, waarbinnen een eigentijdse thematiek kon worden behandeld.


Opdracht 2C: Plaats de hoofdpersoon in onze tijd en maak een verhaaltje

Ik was nog zo in de war van alle gebeurtenissen bij mijn vorige meester en toen ik een keertje over straat liep werd ik aangesproken door een man in een wijde broek en een wijd India-shirt met lang haar. Hij beweerde dat hij mijn gedachten kon lezen en zei dat ik me erg ongelukkig voelde en bij hem zekers gelukkig kon worden. Omdat ik zo in de knoop zat met mezelf ging ik met hem mee en de man wees me een kamertje in zijn huis aan waar ik mocht slapen in ruil voor wat werk in het centrum wat hij beheerde, een meditatiecentrum, zo noemde hij het.
De volgende dag mocht ik meteen vroeg aan de slag. Ik begon met het schoonmaken van de vloer in de grote zaal, want over een uurtje kwamen de eerste mensen binnen voor hun ochtendmeditatie vertelde mijn meester me. Ik veegde eerste de heel vloer en begon daarna met dweilen en toen ik net klaar was kwamen de eerste mensen al binnen. Allemaal gingen ze zonder een woord te zeggen zitten in de zaal in de lotushouding en luisteren allemaal aandachtig naar wat mijn meester ze allemaal te vertellen had over innerlijke rust en dat soort vreemde praat. Na zijn korte toespraak begonnen ze allemaal te klappen en bogen ze allemaal naar voren. Een beetje vreemde gewaarwording vond ik, maar ik dacht, dat hoort er gewoon bij.
In de loop van de tijd kwamen er steeds meer rare dingen voor waardoor ik dacht dat de leden van het meditatiecentrum een soort rare verering voor mijn meester voelden. Ik vond mijn meester helemaal niet zo speciaal. Hij zorgde voor genoeg eten op de plank, ik kreeg onderdak bij hem, maar voor de rest vond ik hem niet speciaal aardig, eerder veel te wijsneuzerig. Hij dacht dat hij van alles “de waarheid” wist en verklaarde dat de mensen hier op aarde verkeerd bezig zijn en te weinig innerlijke rust hebben dat de leden van het meditatiecentrum het gelukkig met hem eens waren. Zij begrepen hem tenminste.
Toen ik op een dag weer net klaar was met de grote zaal schoonmaken en ik nog even in een hoekje stond te luisteren was mijn meester allemaal aan het vertellen was stond er een man op en die zei dat was hij nu vertelde absoluut niet waar was. Ik zag de ogen van mijn meester rood worden van woede en hij wees de man onmiddellijk de deur. Ik begreep er niks van, die man mag toch ook wel zijn mening verkondigen, maar de andere leden van het meditatiecentrum deden er niks aan en keken de man ook erg kwaad aan. Ik kreeg steeds meer het idee dat ik in een sekte beland was!
Toen ik er bij het eten wat over zei tegen mijn meester vertelde hij dat ik me er niet mee mocht bemoeien en dat hij toch wel wist dat hij gelijk had, en als ik het niet met hem eens was moest ik maar weggaan. Dat was voor mij de druppel en ik besloot mijn spullen te pakken. Ik hoefde geen meester die zo’n lak had aan het recht op vrije meningsuiting, terwijl ver in de 21e eeuw leven. Ik ging opzoek naar een meester die wel ieders mening respecteerde.

Verhaal: Uit verhalenbundel “Cuentos” van Leopoldo Alas Clarín het verhaal:

El dúo de la tos

Opdracht 1: Maak een overzicht van de belangrijkste personage uit het boek en hun onderlinge verhoudingen. Licht deze toe door middel van voorbeelden uit het verhaal.

De twee belangrijkste personages uit het verhaal zijn een man van 30 jaar en een vrouw van 25 jaar die beide verblijven in hetzelfde grote hotel genaamd Águila. Het is erg donker om het hotel en het hotel kijkt op uit op een dok waar allemaal schepen in liggen. Beide personen staan ‘s nachts op het balkon een beetje voor zich uit te kijken, de man staat een sigaar te roken. De man logeert in kamer 36 van het hotel en de svrouw in kamer 32, allebei op dezelfde verdieping. Op kamer 34 logeert niemand, dus er is een balkon tussen hen in. Ze merken elkaar helemaal niet op, totdat de man opeens in een gigantische hoestbui uitbarst. “De pronto, como si fuera un formidable estallido le hace temblar una tos seca, repetida tres veces como canto dulce de codornizs madrugadora, que suena a la derecha, dos balcones más allá.” Dan gaat de man naar binnen en de vrouw blijft buiten staan en medelijden hebben met de man uit kamer 36, terwijl ze zelf ook erg ziek is en steeds moet hoesten.

Opdracht 2a: Geef van twee personages uit het verhaal aan wat het voornaamste probleem is waar hij/zij mee worstelt, laat dit uit de tekst zien en vertel of er een oplossing komt.

De man uit kamer 36 voelt zichzelf erg alleen als hij op het balkon voor zich uit staat te staren en een sigaar staat te roken. De man rookt waarschijnlijk teveel sigaren en heeft daardoor van die gigantische hoestaanvallen.

Hij denkt heel zielig: “Soy un enformo, pero soy un galán, un caballero; sé mi deber; allá voy. Verás qué delicioso es, entre lágrimas, con perspectiva de muerte, ese amor que tú sólo conoces por libros y conjeturas. Allá voy, allá voy….si me deja la tos…. ¡esta tos! ¡Ayúdame, ampárame, con suélame! Tu mano sobre mi pecho, tu voz en mi oido, tu mirada en mis ojos….”

Hoe het voor de man afloopt weet je niet. Het enige wat je weet is dat hij ‘s ochtends gelijk verdwenen is.

De vrouw uit kamer 32 heeft een zwak hart. Ze maakt zich als ze op het balkon staat ook zorgen of ze daar niet zal sterven, omdat ze niet alleen wil sterven. Ze bedenkt zich wat ze zal doen als het plotseling niet goed gaat, en dat is hard om hulp roepen. De vrouw is ook een asielzoeker. Ze is naar Spanje gekomen, omdat er hongersnood heerst in haar land ( er wordt niet gezegd waar ze vandaan komt ). Ze heeft geld gekregen voor een tijdelijke verblijfplaats in Spanje en zit daarom in het hotel.

Voor de vrouw loopt het niet goed af. Volgens de schrijver leeft zij nog 2 à 3 jaar leeft en dat zij daarna overlijdt in een ziekenhuis. De vrouw had de voorkeur om begraven te worden, en ze overleed tussen “zusters van liefdadigheid”, waarschijnlijk een soort nonnen, waarvan ze troost kreeg op het vreselijke moment. Er is ook nog een psychologe ( waarschijnlijk ) aan haar sterfbed geweest: “La buena psicología nos hace conjeturar que algune noche, en sus tristes insomnios echó de menos el dúo de la tos; pero no sería en los últimos momentos, que son tan solemnes. O asaco sí.”

Gelezen artikel uit El país van 16 januari 2001:

“Un centenar de especialistas espanoles con perros trabajan en la zona con mas desaparecidos”

Opdracht1: Maak een toets voor het artikel dat je gelezen hebt, bestaande uit 5 waar / onwaar vragen, 5 meerkeuzevragen en 5 korte open vragen. Na het schrijven van de vragen geef je de antwoorden op de vragen.

Meerkeuzevragen:

1) Hoeveel Spaanse hulpverleners zijn er naar El Salvador gegaan:
a) 34 specialisten en 22 honden
b) 19 specialisten en 93 honden
c) 93 specialisten en 19 honden


2) “Het is het beste het werk een uurtje te onderbreken….” Wie beweerde dit?
a) een reddingshond uit Madrid
b) een brandweerman uit Madrid
c) een dokter uit Madrid

3) Waar heeft César Mejía informatie over?
a) over de toestand van zijn nichtje
b) over dood van zijn nichtje
c) over de verblijfplaats van zijn nichtje

4) Ervaringen in welke landen hebben aangetoond dat
wonderen op het gebied van mensen die na 72 uur nog levend onder het puin vandaan worden gehaald mogelijk zijn?
a) Mexico, Turkije en Taiwan
b) Mexico, Turkije en Amerika
c) Mexico, Turkije en Singapore

5) Op welke dag was de aardbeving?
a) vrijdag
b) zaterdag
c) zondag

Waar/ onwaar vragen:

1) De meeste gearriveerde hulpverleners begonnen gelijk met het trainen voor het lokaliseren en het bevrijden van de personen die onder de huizen en de modder liggen. Waar / onwaar?
2) De aardbeving in El Salvador was 6,7 op de schaal van richter. Waar / onwaar?
3) Rond half 10 ‘s avonds ontdekte een reddingsgroep geluid uit een huis Waar / onwaar?
4) De tijd die je maximaal onder het puin van de aardbeving kan blijven leven is 72 uur. Waar / onwaar?
5) In de twee eerst-gearriveerde vliegtuigen zaten hulpgroepen uit Madrid en omgeving. Waar / onwaar?

Open vragen:

1) Welke plaatsen zijn naast San Salvador ook erg getroffen door de aardbeving?

2) Wat geeft geen garantie op hulp?

3) Waar was het epicentrum van de aardbeving?

4) Welke vroegere natuurrampen hebben de overgevlogen hulpgroepen uit Spanje bestudeerd om snel en effectief te kunnen werken?

5) Hoeveel mensen zijn er nu al dood gevonden en hoeveel zijn er nog vermist?

De goede antwoorden waren:

Meerkeuzevragen:
1. C
2. B
3. C
4. A
5. B

Waar / onwaar vragen:
1. waar
2. onwaar
3. onwaar
4. waar
5. waar

Open vragen:
1. Santa Tecla en Comasagua
2. Alleen een reddingshond
3. 150 km in ten zuidwesten van San Salvador
4. De rampen in Centraal Amerika, Venezuela en Colombia
5. Er zijn al 500 mensen dood en duizenden vermist

GSG HELINIUM VWO LITERATUUR SPAANS
-- ‘Lazarillo de Tormes’

L. Alas Clarín ‘El dúo de la tos’ uit ‘Cuentos’

J.J. Aznárez ‘Un dentenar de especialistas españoles con perros trabajan en la zona con más desaparecidos’ uit El país van 16 januari 2001

Reflectie:
Ik moet een algemene reflectie schrijven over wat ik vond van het werken aan dit boekverslag en dat soort dingen. Ten eerste wil ik zeggen dat ik er zeker met plezier aan heb gewerkt, maar dat vooral het stuk over Lazarillo iets groter uit is gevallen dan geplend, maar ja, ik was steeds bang dat ik niet compleet genoeg zou zijn. Lazarillo vond ik trouwens een erg leuk boek om te lezen. Met Nederlands lezen we weleens boeken of stukken tekst uit de Middeleeuwen, maar dit vond ik tot nu toe wel de meest leesbare denk ik. Het leest lekker weg, en je bent steeds benieuwd naar de streken van Lazarillo.
De verhalenbundel is een ander verhaal! Ik ben echt ontzettend lang erover gedaan om het verhaal te vertalen, echt véél langer dan ik ingeplant had, want er was echt niet doorheen te komen, maar uiteindelijk snapte ik het verhaal gelukkig wel.
De vragen maken bij het artikel duurde over wat uurtjes meer dan ik had gedacht, maar ik vond het wel leuk om te doen.

Al met al vond ik dus opzich erg leuk om te maken, maar heeft me veel meer tijd gekost dan ik dacht dat het zou kosten, en dat kwam vooral doordat ik maar niet door het verhaal heen kwam en dat letterlijk heb moeten vertalen om het te snappen. Maar ik ben erg tevreden over het hele eindresultaat!

REACTIES

R.

R.

hallo renske,
bedankt voor het werkstuk, ik had er heel veel aan... bedankt...
renske

22 jaar geleden

M.

M.

he renske!! Kom ik zo toch ineens jouw verslag tegen! wat grappig! Ik zag renske staan en dat gsg helinium en toen kon ik de link leggen.... volgens mij heb je daar best lang aan gezeten!

he kus, marloes

22 jaar geleden

N.

N.


RENSKE!!!

je bent de beste

ps, stuur effe een berichtje terug

22 jaar geleden

T.

T.

Ik snap dit boekverslag niet
Waar is je inleiding ??

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.