Trouwe Roeslan door Georgi Vladimov

Beoordeling 7.3
Foto van Jon
Boekcover Trouwe Roeslan
Shadow
  • Boekverslag door Jon
  • 4e klas vwo | 1688 woorden
  • 28 juli 1999
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
3 keer beoordeeld

Boekcover Trouwe Roeslan
Shadow
Trouwe Roeslan door Georgi Vladimov
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Titel
Trouwe Roeslan

Auteur
Georgi Vladimov (Russisch)

Uitgever
Het Spectrum, Utrecht

1e druk
1980

Gelezen druk
De eerste uit 1980

Genre
Dierverhaal

Titelverklaring
De titel slaat op de trouw van de hoofdpersoon uit het boek, de hond Roeslan.

Opbouw
Het boek bevat 146 bladzijden en is onderverdeeld in 6 genummerde hoofdstukken en een nawoord geschreven door de vertaler K. Cybulski. Het boek begint met de zin 'Heren wat hebt u aangericht!' uit De Barbaren door M. Gorki.

Tijd
Het verhaal begint in de winter van '56-'57 en duurt een half jaar.

Vertelsituatie
De schrijver gebruikt de situatie van de alwetende verteller. Alle personen worden door de ogen van van Roeslan beschreven. Het verhaal is chronologisch geschreven met terugblikken en de verleden tijd wordt gebruikt.

Personages

 

  • Roeslan. Hij is een herdershond die is opgeleid om te werken als waak- en konvooihond in een Sovjet-dwangarbeiderskamp. Hij raakt erg gehecht aan z'n instructeur en aan z'n baas. Door zijn opleiding raakt hij zo gehecht aan de dienst dat hij niet zo weten hoe zonder verder te moeten. In het verhaal is Roeslan 9 jaar.
  • Korporaal. Hij is de baas van Roeslan. Op het laatst misbruikt hij zijn trouw.
  • Haveloos. Een ex-gevangene die in het stadje bij het kamp gaat wonen bij tante Stjoera. Hij drinkt veel en voelt zich in het stadje beter thuis dan in zijn eigen woonplaats.
  • Tante Stjoera. Een vrouw die ook veel drinkt.

    Samenvatting
    1.
    Nadat Roeslan 's ochtends zijn eten kreeg van de baas in zijn hok in het kamp ging Roeslan met de baas mee naar buiten voor de dienst. Het was voor het eerst dat hij sinds lange tijd weer buiten was en schrok dan ook toen hij zag dat er sneeuw lag. Roeslan begon te spelen in de sneeuw maar stopte toen hij rook dat er iets mis was. Hij zag dat de gevangenen ontsnapt waren en dat het hek wagenwijd openstond. Hij begreep er niks van want hij en de andere honden hadden niets gehoord van een ontsnapping. Roeslan werd boos toen een goederenwagen het hek platreed. Maar de baas deed niks, liet Roeslan vrij en stuurde hem het bos in.

    2.
    Roeslan kwam aan in de stad en rende door naar het station waar hij het laatste spoor van de gevangen rook. De andere waakhonden kwamen daar ook. Toen het nacht werd trokken ze de stad in en kwamen 's ochtends weer terug, dit herhaalde zich dagenlang, maar het aantal honden nam langzamerhand af. De honden vielen in het stadje niemand lastig maar ze veroorzaakten wel onrust. Na een paar dagen bleven nog zo'n 5 honden hun diestrooster trouw. Roeslan liep iedere dag terug naar het kamp om de baas te rapporteren dat de gevangenen nog niet terug waren, maar de baas was er nooit, er waren alleen vreemdelingen. Roeslan begon honger te krijgen (hij had geleerd nooit voedsel aan te nemen van vreemdelingen, het kon imeers vergiftigd zijn) en ging op jacht naar muizen. Roeslan zette als enige zijn dienst voort omdat hij rook dat de baas in de buurt was. Andere honden mengden zich onder de mensen; Dzjoelbars, de oudste, bewaakte nu de houtstapel van een stadsbewoner en kwispelde zelfs naar hem en Alma, Roeslans vriendin woonde nu op een woonerf en keek niet meer naar Roeslan om. Roeslan rook de baas in een restaurant, hij praatte met een ex-gevangene. Roeslan gad de gevangene de naam Haveloos; hij zag er haveloos uit. De baas wilde de trouwheid van Roeslan testen en gaf hem brood met scherpe mosterd. Roeslan at het op want alleen van de baas mocht hij eten ontvangen. Voor Roeslan was dit mosterd vergif en hij voelde zich bedrogen door de baas en liep weg. Haveloos vond hem op straat naast een vuilnisbak en nam hem met zich mee. Roeslan vond dit goed want dan had hij tenminste een taak: de gevangene bewaken.

    3.
    De geescorteerde bleek een vrouwelijke baas te hebben, tante Stjoera. Zij gaf Roeslan wat te eten, maar Roeslan at het niet op. Er was daar een hondje, Trezorka, waar Roeslan geen oog voor had, het was te klein en slijmerig tegen de mensen. Roeslan had genoeg van de muizen en ging 's ochtends vroeg naar het bos om eten te vangen, waar hij zich wel thuis voelde. Terug in de stad controleerde hij of de gevangene nog in het huis was: hij was net wakker. Haveloos stonk naar iets wat de mensen 'borreltje' of 'kloterotzooi' noemden. Hij ging dagelijks naar een plek waar hij hout verzamelde en roeslan volgde hem daarheen. Het hout gebruikte hij on een kast te bouwen, waar hij niet erg hard aan werkte, ook nam hij vaak een rookpauze. Roeslan haatte dit plichtsverzuim. Haveloos bleek eigenlijk uit het Een mei-district afkomstig te zijn waar hij woonde met zijn vrouw, hij had in het kamp gezeten omdat hij een landverrader was.
    Roeslan dacht vaak terug aan de opleidingstijd in het kamp. Hij was daar niet de beste in wantrouwen, dat was Dzjoelbars, hij vertrouwde zelfs zijn eigen baas niet. In een ding blinkte Roeslan uit, dat was het onderdeel identificatie in menigte. Iedere hond hield van zijn instructeur, ze begrepen alles wat hij voordeed. De instructeur hield ook van zijn honden, maar iets te veel. Ooit hadden de honden een brandslang aangezien voor een vijand en deze met z'n allen aangevallen. Bij het loshalen van de honden werd de favoriete hond van een instructeur gedood. Deze instructeur kwam daar nooit overheen en dacht dat hij zelf hond was geworden en begon te blaffen. De nieuwe instructeur gebruikte de zweep.

    4.
    Soms ging Haveloos als hij hout ging halen niet over de gewone weg maar langs het postkantoor. Hij gaf dan een briefje, waarop hij het terugkreeg en zei 'is vast onderweg'. Daarna ging hij voor een pauze naar het cafe. Ondertussen werd het lente en begonnen Roeslans jachttochten steeds uitgebreider te worden. Hij raakte gewend aan het ritme van opstaan van Haveloos en kon zich dus grotere tochten permitteren omdat hij wist dat Haveloos niet zou ontsnappen, de 'kloterotzooi' hield hem wel binnen. Op die tochten naar het bos had hij zelfs een elandsjong gedood. Roeslan was de enige die nog naar het station ging. De treinen bleven hem echter teleurstellen, maar hij bleef erin geloven dat de gevangenen terug zouden komen. Haveloos kreeg eidelijk op het postkantoor een briefje voor het papiertje. Na een paar dagen maakte Haveloos zich klaar om naar zijn familie te gaan. Roeslan vond Stjoera en Haveloos op het perron na zijn tocht. Haveloos wilde in de trein stappen, maar bedacht zich en bleef bij tante Stjoera. De volgende dag ging Roeslan eens naar het kamp en merkte een verschil: er was een rechte weg naar het kamp getrokken. Over het kamp verbaasde Roeslan zich nog meer: het bestond nu uit grijze gebouwen en het hek was ook weg. Hij dacht dat het hek later wel getrokken zou worden. Maar de gebouwen raakten de stad, dus zou het hek ook om de stad getrokken moeten worden. Roeslan vond dit dom want dan was het kamp niet meer te controleren.

    5.
    Roeslans wacht op de trein was niet tevergeefs. Er kwam eindelijk een treinlading met manne in soldatenkleding. De dienst was teruggekomen. Hij riep alle diensthonden op en die escorteerden de mannen, die rij aan rij gingen staan. De mannen marcheerden richting kamp, het waren geen gevangenen maar bouwers van een papiercellulosefabriek. De mannen verbaasden zich over de escortes maar lieten de honden hun gang gaan. Toen de stoet langs de winkelstraat kwam, gebeurde het onvermijdelijke. Er ontsnapten gevangenen uit de stoet. Als eerste kwam de heetgebakerde Huls in actie, hij greep de eerste de beste man direct bij de keel en wierp hem op de grond. De rest raakte in paniek en vluchtte weg. Toen begonnen de andere honden de ontsnapten aan te vallen. Roeslan besprong ook een man, maar kreeg een trap. Hij werd aangevallen door mannen met stokken. Roeslan pakte de zwakste van de mannen. Hij werd weggeslagen en zat in het nauw. Hij zag de andere honden bebloed wegvluchten en bleef als enige over. Hij probeerde nog iemand aan te vallen maar kreeg een klap tegen z'n rug en lag op de grond. Z'n rug was gebroken en hij was verslagen. Haveloos zag hem liggen en vroeg iemand Roeslan af te maken. Iemand gaf hem een klap met een schop en ze gooiden hem in een berm.

    6.
    Roeslan was nog niet dood en sleepte zichzelf naar de stad. Hij werd daar vernederd door de straathonden, maar gered door de ondermaatse Trezorka. trezorka bleef bij hem toen Roeslan zich over het plein sleepte en in een hoek school. Daar nam Roeslan afscheid van hem. Roeslans levensdagen flitsten aan hem voorbij en hij ging terug naar de dag dat hij bij zijn moeder werd weggehaald en verloor het bewustzijn.

    '..De karabijnhaak klikte los van de halsband. Zijn hand uitgestrekt naar de verte wees de baas waar de vijand was. Roeslan vloog als een pijl uit de boog in die richting, zonder de grond aan te raken, een machtig beest dat pijn, noch vrees, noch liefde kende. En hem achterna vloog Roeslans woord, zijn enige beloning voor al zijn lijden en zijn trouw: 'Pak 'm, Roeslan!...Pak!'

    Motieven
    De eeuwige trouw van Roeslan is een motief. Ook is dit boek een kritiek op de cultuur van partij-overheersing in Rusland, het boek werd er ook verboden.

    Thema
    Hoe een hond door zijn strakke opleiding en dienst zich zijn hele leven lang aan die regels houdt en het uiteindelijk tot zijn dood leidt.

    Schrijver
    Georgi Vladimov is een pseudoniem voor Georgi Nikolajevitsj Volosevitsj. Hij werd geboren op 19 februari 1931 in Charkov. Zijn vader sneuvelde tijdens WOII en zijn moeder belandde in een kamp in Leningrad. Het kamp in Trouwe Roeslan is zo'n kamp. Deze kampen van Stalin werden in 1956 opgeheven door Chroesjtjov. Vladimov schreef De Honden over ex-kamphonden die een 1-meioptocht aanvalt omdat ze die aanzagen voor gevangenen. Dit verhaal werd in de definitieve vorm met de titel Trouwe Roeslan uitgegeven in de zogenaamde Samizdat-uitgave, wat niet gecensureerd kon worden. In 1973 werd het het land uitgesmokkeld en werd het vertaald.

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

 

  • Roeslan. Hij is een herdershond die is opgeleid om te werken als waak- en konvooihond in een Sovjet-dwangarbeiderskamp. Hij raakt erg gehecht aan z'n instructeur en aan z'n baas. Door zijn opleiding raakt hij zo gehecht aan de dienst dat hij niet zo weten hoe zonder verder te moeten. In het verhaal is Roeslan 9 jaar.
  • Korporaal. Hij is de baas van Roeslan. Op het laatst misbruikt hij zijn trouw.
  • Haveloos. Een ex-gevangene die in het stadje bij het kamp gaat wonen bij tante Stjoera. Hij drinkt veel en voelt zich in het stadje beter thuis dan in zijn eigen woonplaats.
  • Tante Stjoera. Een vrouw die ook veel drinkt.

    Samenvatting
    1.
    Nadat Roeslan 's ochtends zijn eten kreeg van de baas in zijn hok in het kamp ging Roeslan met de baas mee naar buiten voor de dienst. Het was voor het eerst dat hij sinds lange tijd weer buiten was en schrok dan ook toen hij zag dat er sneeuw lag. Roeslan begon te spelen in de sneeuw maar stopte toen hij rook dat er iets mis was. Hij zag dat de gevangenen ontsnapt waren en dat het hek wagenwijd openstond. Hij begreep er niks van want hij en de andere honden hadden niets gehoord van een ontsnapping. Roeslan werd boos toen een goederenwagen het hek platreed. Maar de baas deed niks, liet Roeslan vrij en stuurde hem het bos in.

    2.
    Roeslan kwam aan in de stad en rende door naar het station waar hij het laatste spoor van de gevangen rook. De andere waakhonden kwamen daar ook. Toen het nacht werd trokken ze de stad in en kwamen 's ochtends weer terug, dit herhaalde zich dagenlang, maar het aantal honden nam langzamerhand af. De honden vielen in het stadje niemand lastig maar ze veroorzaakten wel onrust. Na een paar dagen bleven nog zo'n 5 honden hun diestrooster trouw. Roeslan liep iedere dag terug naar het kamp om de baas te rapporteren dat de gevangenen nog niet terug waren, maar de baas was er nooit, er waren alleen vreemdelingen. Roeslan begon honger te krijgen (hij had geleerd nooit voedsel aan te nemen van vreemdelingen, het kon imeers vergiftigd zijn) en ging op jacht naar muizen. Roeslan zette als enige zijn dienst voort omdat hij rook dat de baas in de buurt was. Andere honden mengden zich onder de mensen; Dzjoelbars, de oudste, bewaakte nu de houtstapel van een stadsbewoner en kwispelde zelfs naar hem en Alma, Roeslans vriendin woonde nu op een woonerf en keek niet meer naar Roeslan om. Roeslan rook de baas in een restaurant, hij praatte met een ex-gevangene. Roeslan gad de gevangene de naam Haveloos; hij zag er haveloos uit. De baas wilde de trouwheid van Roeslan testen en gaf hem brood met scherpe mosterd. Roeslan at het op want alleen van de baas mocht hij eten ontvangen. Voor Roeslan was dit mosterd vergif en hij voelde zich bedrogen door de baas en liep weg. Haveloos vond hem op straat naast een vuilnisbak en nam hem met zich mee. Roeslan vond dit goed want dan had hij tenminste een taak: de gevangene bewaken.

    3.
    De geescorteerde bleek een vrouwelijke baas te hebben, tante Stjoera. Zij gaf Roeslan wat te eten, maar Roeslan at het niet op. Er was daar een hondje, Trezorka, waar Roeslan geen oog voor had, het was te klein en slijmerig tegen de mensen. Roeslan had genoeg van de muizen en ging 's ochtends vroeg naar het bos om eten te vangen, waar hij zich wel thuis voelde. Terug in de stad controleerde hij of de gevangene nog in het huis was: hij was net wakker. Haveloos stonk naar iets wat de mensen 'borreltje' of 'kloterotzooi' noemden. Hij ging dagelijks naar een plek waar hij hout verzamelde en roeslan volgde hem daarheen. Het hout gebruikte hij on een kast te bouwen, waar hij niet erg hard aan werkte, ook nam hij vaak een rookpauze. Roeslan haatte dit plichtsverzuim. Haveloos bleek eigenlijk uit het Een mei-district afkomstig te zijn waar hij woonde met zijn vrouw, hij had in het kamp gezeten omdat hij een landverrader was.
    Roeslan dacht vaak terug aan de opleidingstijd in het kamp. Hij was daar niet de beste in wantrouwen, dat was Dzjoelbars, hij vertrouwde zelfs zijn eigen baas niet. In een ding blinkte Roeslan uit, dat was het onderdeel identificatie in menigte. Iedere hond hield van zijn instructeur, ze begrepen alles wat hij voordeed. De instructeur hield ook van zijn honden, maar iets te veel. Ooit hadden de honden een brandslang aangezien voor een vijand en deze met z'n allen aangevallen. Bij het loshalen van de honden werd de favoriete hond van een instructeur gedood. Deze instructeur kwam daar nooit overheen en dacht dat hij zelf hond was geworden en begon te blaffen. De nieuwe instructeur gebruikte de zweep.

    4.
    Soms ging Haveloos als hij hout ging halen niet over de gewone weg maar langs het postkantoor. Hij gaf dan een briefje, waarop hij het terugkreeg en zei 'is vast onderweg'. Daarna ging hij voor een pauze naar het cafe. Ondertussen werd het lente en begonnen Roeslans jachttochten steeds uitgebreider te worden. Hij raakte gewend aan het ritme van opstaan van Haveloos en kon zich dus grotere tochten permitteren omdat hij wist dat Haveloos niet zou ontsnappen, de 'kloterotzooi' hield hem wel binnen. Op die tochten naar het bos had hij zelfs een elandsjong gedood. Roeslan was de enige die nog naar het station ging. De treinen bleven hem echter teleurstellen, maar hij bleef erin geloven dat de gevangenen terug zouden komen. Haveloos kreeg eidelijk op het postkantoor een briefje voor het papiertje. Na een paar dagen maakte Haveloos zich klaar om naar zijn familie te gaan. Roeslan vond Stjoera en Haveloos op het perron na zijn tocht. Haveloos wilde in de trein stappen, maar bedacht zich en bleef bij tante Stjoera. De volgende dag ging Roeslan eens naar het kamp en merkte een verschil: er was een rechte weg naar het kamp getrokken. Over het kamp verbaasde Roeslan zich nog meer: het bestond nu uit grijze gebouwen en het hek was ook weg. Hij dacht dat het hek later wel getrokken zou worden. Maar de gebouwen raakten de stad, dus zou het hek ook om de stad getrokken moeten worden. Roeslan vond dit dom want dan was het kamp niet meer te controleren.

    5.
    Roeslans wacht op de trein was niet tevergeefs. Er kwam eindelijk een treinlading met manne in soldatenkleding. De dienst was teruggekomen. Hij riep alle diensthonden op en die escorteerden de mannen, die rij aan rij gingen staan. De mannen marcheerden richting kamp, het waren geen gevangenen maar bouwers van een papiercellulosefabriek. De mannen verbaasden zich over de escortes maar lieten de honden hun gang gaan. Toen de stoet langs de winkelstraat kwam, gebeurde het onvermijdelijke. Er ontsnapten gevangenen uit de stoet. Als eerste kwam de heetgebakerde Huls in actie, hij greep de eerste de beste man direct bij de keel en wierp hem op de grond. De rest raakte in paniek en vluchtte weg. Toen begonnen de andere honden de ontsnapten aan te vallen. Roeslan besprong ook een man, maar kreeg een trap. Hij werd aangevallen door mannen met stokken. Roeslan pakte de zwakste van de mannen. Hij werd weggeslagen en zat in het nauw. Hij zag de andere honden bebloed wegvluchten en bleef als enige over. Hij probeerde nog iemand aan te vallen maar kreeg een klap tegen z'n rug en lag op de grond. Z'n rug was gebroken en hij was verslagen. Haveloos zag hem liggen en vroeg iemand Roeslan af te maken. Iemand gaf hem een klap met een schop en ze gooiden hem in een berm.

    6.
    Roeslan was nog niet dood en sleepte zichzelf naar de stad. Hij werd daar vernederd door de straathonden, maar gered door de ondermaatse Trezorka. trezorka bleef bij hem toen Roeslan zich over het plein sleepte en in een hoek school. Daar nam Roeslan afscheid van hem. Roeslans levensdagen flitsten aan hem voorbij en hij ging terug naar de dag dat hij bij zijn moeder werd weggehaald en verloor het bewustzijn.

    '..De karabijnhaak klikte los van de halsband. Zijn hand uitgestrekt naar de verte wees de baas waar de vijand was. Roeslan vloog als een pijl uit de boog in die richting, zonder de grond aan te raken, een machtig beest dat pijn, noch vrees, noch liefde kende. En hem achterna vloog Roeslans woord, zijn enige beloning voor al zijn lijden en zijn trouw: 'Pak 'm, Roeslan!...Pak!'

    Motieven
    De eeuwige trouw van Roeslan is een motief. Ook is dit boek een kritiek op de cultuur van partij-overheersing in Rusland, het boek werd er ook verboden.

    Thema
    Hoe een hond door zijn strakke opleiding en dienst zich zijn hele leven lang aan die regels houdt en het uiteindelijk tot zijn dood leidt.

    Schrijver
    Georgi Vladimov is een pseudoniem voor Georgi Nikolajevitsj Volosevitsj. Hij werd geboren op 19 februari 1931 in Charkov. Zijn vader sneuvelde tijdens WOII en zijn moeder belandde in een kamp in Leningrad. Het kamp in Trouwe Roeslan is zo'n kamp. Deze kampen van Stalin werden in 1956 opgeheven door Chroesjtjov. Vladimov schreef De Honden over ex-kamphonden die een 1-meioptocht aanvalt omdat ze die aanzagen voor gevangenen. Dit verhaal werd in de definitieve vorm met de titel Trouwe Roeslan uitgegeven in de zogenaamde Samizdat-uitgave, wat niet gecensureerd kon worden. In 1973 werd het het land uitgesmokkeld en werd het vertaald.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Jon