Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

侍 door Shūsaku Endō

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
Boekcover 侍
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas aso | 5199 woorden
  • 5 februari 2012
  • 52 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
52 keer beoordeeld

Boekcover 侍
Shadow
侍 door Shūsaku Endō
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Voorwoord:
Het boek “De Samoerai” speelt zich af in het begin van de 17de eeuw in Japan. Het verhaal gaat over een samoerai, genaamd Hasekura Rokuemon. Hasekura Rokuemon woont in één van de drie dorpjes gelegen in het onvruchtbare moerasland. De familie van Rokuemon heeft gedurende generaties in het vruchtbare land Kurokawa geleefd. De vader van Rokuemon dacht dat de Hoge Heer zijn familie naar de moeraslanden had “verbannen” omdat die ooit rebellen onderdak had verleend en geholpen had te ontsnappen. Rokuemon was gehecht geworden aan het moerasland maar toch dacht hij dagelijks aan de landerijen in Kurokawa die verzadigd waren met het zweet van zijn voorouders en alle herinneringen aan hen.

Hoofdstuk 1:
Het verhaal begint in de moeraslanden waar de samoerai en enkele boeren elke dag werken om te overleven. Door de onvruchtbare moerasgebieden moest iedereen even hard werken, dus werkten de samoerai en zijn familie even veel als de boeren en had zijn familie het niet veel beter dan de boeren. Wanneer de samoerai met de boeren praatte vergat hij het standenverschil en voelde hij iets dat hem aan deze mensen bond. Rokuemon kreeg te horen van zijn meester, Heer Ishida, dat het zinloos was om te proberen hun landerijen in Kurokawa terug te eisen. Ze konden alleen maar hun landerijen terugkrijgen als ze hun trouw bewezen aan de Hoge Heer door middel van oorlog te voeren in zijn naam, maar er was al gedurende een lange tijd geen sprake van oorlog.

Op hetzelfde ogenblik zat een missionaris, Velasco, opgesloten in een kasteel genaamd Edo, hij had heel veel vertrouwen in zijn bekwaamheden. Hij was heel zelfzeker en lichtelijk arrogant. Hij wou ooit bisschop van Japan worden en hij vond dat hij het verdiende. Hij vond dat hij meer begrip had van politiek dan de Jezuïeten en daarom was hij ervan overtuigd dat het de fout van de Jezuïeten was dat er problemen waren bij de Japanse autoriteiten. Na zijn vrijlating mocht de missionaris vertrekken, hij leefde samen met een jonge priester en een Koreaan. Het duurde niet lang voordat hij opgeroepen was door Heer Gato, een handelsadviseur. Heer Gato was in een gesprek met Heer Ishida over het oversteken van de Grote Oceaan om Nueva España te bereiken. De taak van de missionaris was als tolk spelen in het noordoosten voor de bemanning van een Spaanse vloot die vastzat in Edo na een storm. De bemanning moest een nieuwe schip, een Galjoen, bouwen zoals de Europeanen hadden, omdat de Japanse schepen niet sterk genoeg waren om een dergelijke reis te maken.
Uiteindelijk werd er door Heer Ishida aan de samoerai gevraagd om twee jonge mannen te kiezen om herendiensten te vervullen. Na het kiezen ging de samoerai op verzoek van zijn oom naar Ogatsu om te zien wat er gaande was en waarom er schepen gebouwd werden. Daar kwam de samoerai Heer Shiraishi tegen, die heeft nog aan de zijden van de vader van de samoerai gestreden. Het was een grote eer voor de samoerai omdat Heer Shiraishi een van de hofleden van de Hoge Heer was. Toen de samoerai teruggekeerd was vertelde hij alles aan zijn oom over het gesprek tussen hem en Heer Shiraishi.
De missionaris kreeg te horen van Heer Shiraishi na de vergadering met de scheepstimerman en de ouderlingen van de Hoge Heer dat de ouderlingen de scheepstimerman niet vertrouwden. De ouderlingen geloofden dat Nueva España het niet prettig zou vinden zouden ook de Japanners de oceaan kunnen oversteken. Heer Shiraishi vroeg aan Velasco om een oplossing te vinden om handel tussen Rikuzen en Nueva España op gang te brengen. In ruil hiervoor zou het christendom in hun streken erkend worden. De missionaris ging enkel akkoord indien de Hoge Heer met een brief alle beloftes aan de Paus in Rome zou verzekeren, omdat enkel hij de koning van Spanje kon overtuigen om andere “padres” naar hier te laten komen, en dat hijzelf tot bisschop van Japan benoemd zou worden. Als de handel in het domein van de Hoge Heer bloeit dan weet Velasco zeker dat de andere edelen zijn voorbeeld gaan volgen en de missionarissen zullen verwelkomen.

Hoofdstuk 2:
Heer Ishida bracht een bezoek aan de samoerai om zijn oom iets mee te delen in de moeraslanden. Hij had hun verteld dat de samoerai uitgekozen was om op missie te gaan naar Nueva España. Indien hij zich tijdens deze missie onderscheidt dan ging hij misschien zijn leengoed in Kurokawa terugkrijgen. Ze gingen samen met minstens dertig buitenlandse zeelui, vier Japanse gezanten (waaronder hijzelf) met hun bedienden, een aantal Japanse dekknechten en meer dan honderd Japanse kooplui aan boord van het schip. Aan de inham was de missionaris al druk bezig als tolk om de vrede te bewaren tussen de Spaanse zeelui en de Japanse bootsman. Een stuk of tien Christenen uit Edo waren afgehuurd als handwerklui. De middagpauze benutte hij om de mis te lezen en ter communie te laten gaan en de biecht af te nemen. Hij werd dan ook door hun aangesproken als ‘padre’. Het enigste verlangen van de missionaris was om de bisschop van Japan te worden. Hij herhaalde constant dat hij niet dezelfde fouten als de jezuïeten zou begaan door de Japanse wetten en culturen te negeren en zo de Japanse autoriteiten woedend te maken.
Nadat de samoerai zijn vier bedienden uitgekozen had, vertrok hij naar het kasteel van de hoge heer. Daar kreeg elke gezant instructies van de heer Shiraishi. Daar had hij de drie andere gezanten, Matsuki, Tanaka en Nishi, ontmoet. Ze hadden allemaal dezelfde rang als de samoerai. De enigste instructies die ze kregen van heer Shiraishi, was dat de missie volbracht moest worden en dat ze altijd naar Velasco moesten luisteren. Voor de grote reis werd de brief samengesteld met de goedkeuring van Velasco en hij heeft zelf beloofd dat hij de brief naar de paus in Rome zou brengen begeleid door de Japanse gezanten, daarna vertrok hij naar het schip. Enkele dagen daarna was de samoerai vertrokken met zijn vier bedienden naar het galjoen, daar ontmoette hij de andere gezanten en heer Shiraishi die hem een kistje met daarin de brieven van de hoge heer overhandigde. Iedereen werd vervoerd met een jol naar het schip. Het was een enorm schip en het bestond uit drie dekken. Iedereen had aparte verblijfsplaatsen, de dienaren en de kooplui sliepen allemaal te samen. De gezanten hadden aparte hutten.

Hoofdstuk 3:
Het schip is op de vijfde dag van de vijfde maand onder zeil gegaan vanuit Tsukinouran, een kleine haven op het schiereiland Ojika. Velasco vond het Japanse volk altijd al een geïsoleerd volk die hun ogen en oren sluit voor zijn God. Kapitein Montano had opgemerkt dat Velasco heel veel moeite deed om de Japanners het christendom bij te leren. Hij raadde de missionaris af omdat te proberen. Hij zei dat het veel makkelijker zou zijn om ze met wapens klein te krijgen dan met woorden. Maar Velasco wist beter, in het verleden hadden de jezuïeten die ook al geprobeerd maar zij faalden. Velasco vond het extreem moeilijk om de Japanners te bekeren omdat zij meer geïnteresseerd waren in wat in hun voordeel kon spelen in plaats van het bovennatuurlijke en het eeuwige. De gezanten waren allemaal heel verbaasd hoe werkelijk gigantisch de wereld wel niet is. Terwijl de samoerai van het uitzicht aan het genieten was, kwam Matsuki zich bij hem aansluiten en vroeg aan de samoerai wat hij van hun missie vond. De samoerai wist waarover Matsuki het over had namelijk waarom heeft de hoge heer niemand van hogere rang gestuurd als gezant naar Nueva España. Matsuki dacht dat de hoge heer lansiers gestuurd had omdat het een gevaarlijke reis was en omdat het voornamelijk lansiers waren die hun landerijen kwijt waren en die ze terug wilden krijgen. Zouden de lansiers hun missie niet goed vervuld hebben of zouden ze tijdens de missie vergaan dan zouden de ouderlingen hun landerijen nooit moeten teruggeven. Zou de missie geslaagd zijn dan zou Japan handel kunnen voeren met Nueva España. Het was dus een win-winsituatie voor de hoge heer en de ouderlingen. Intussen was Velasco bezig om de Japanse kooplieden te overtuigen iets te leren over het christendom, anders zouden ze geen succes hebben om hun goederen te verkopen bij de Spanjaarden. Omdat de Japanse koopliederen bereid waren alles te doen voor geld, waren ze akkoord om de christelijke leer te bestuderen en om het Spaans te leren. Zelfs Nishi, de jongste van de gezanten en de meest nieuwsgierige, nam deel aan zijn Spaanse lessen. De verhalen dat missionaris aan de Japanners vertelde, waren verhalen over genezingen. Omdat hij wist dat de Japanners alleen maar geïnteresseerd gingen zijn, indien er iets in hun voordeel zou spelen. Op een nacht werd het schip door een storm getroffen, na deze storm was er veel schade. Er waren twee Japanse zeelui in zee gestort. Op het dek zag de missionaris, Yozo een van de bedienden van de samoerai. De missionaris had een propere kleren geleend omdat die van hem nat waren. De samoerai was verbaasd dat de missionaris aan een van de zijn bedienden kleren gegeven had en omdat de samoerai zo een goede band had met zijn bedienden ontstond er sympathie voor de missionaris. Maar Matsuki, een andere gezant en de slimste van de vier, was niet zo zeker van de goede bedoelingen van de missionaris. Hij was heel achterdochtig en sprak Velasco erover aan. Velasco was heel verbaasd want Matsuki klonk heel beschuldigend, hij vond dat Velasco als tolk moest dienen en niet de Japanse kooplui moest bekeren tot het christendom. Matsuki noemde Velasco een intrigant omdat hij vond dat Velasco wist dat de kooplui om de verkeerde redenen bekeerde maar toch deed hij verder. Voordat Matsuki wegging heeft hij Velasco laten weten dat zolang de handel tussen Japan en Nueva España zou bloeien, zou het christendom toegelaten worden maar zodra de handel zou neerstorten dan zou het christendom verbannen worden. Velasco wist dit maar ergerde zich niet te veel aan Mazouki’s woorden. Verscheidene dagen later voer het schip de mist in en zo ontstond er een lugubere sfeer op het dek die onderbroken was door een diefstal gepleegd door een Spaanse matroos. De kapitein moest de regels volgen en de matroos straffen en iedereen op het schip was verplicht te kijken, dus ook de Japanners. De straf van de matroos waren zweepslagen, nadat het voorbij was lag de gevangene verfrommeld als een vod op het dek. Onder het oog van de anderen snelde Velasco naar hem toe. Vervolgens hielp Velasco hem het ruim in. De samoerai kon niet geloven dat deze Velasco en de Velasco die zijn kleren met Yozo gedeeld had, een en dezelfde man waren. Tijdens die nacht was het schip nog eens getroffen door een zwaardere storm. Deze storm heeft ervoor gezorgd dat een van de bedienden van de samoerai omkwam. Het schip was half verwoest, ze waren heel veel voedsel verloren en veel mensen waren gewond of vermist. Er werd heel veel gerouwd om de dood van de bediende. Yozo, die respect had ontwikkeld voor Velasco, had na de Japanse ceremonie aan Velasco gevraagd om een christelijk gebed op te zeggen voor de overleden bediende.

Hoofdstuk 4:
Ze hadden het eerste stuk land van Nueva España gezien. Eerst gingen alle Spanjaarden met een jol van de zee naar het land. Niet de Japanners, omdat ze eerst toestemming moesten krijgen. Omdat ze al zolang moesten wachten, hadden ze het idee dat ze niet welkom waren. Ze waren ook niet echt welkom ontvangen. Door zo een slechte ontvangst hadden ze de indruk dat Velasco niets had geregeld. Daarom waren ze natuurlijk heel boos. De volgende dag, na een stevige ontbijt en na veel gerust te hebben, waren Velasco en de gezanten met hun bedienden vertrokken naar Mexico Stad waar ze hoopten op een beter ontvangst. Na een lange reis waren ze in Mexico Stad aangekomen. In Mexico Stad werden ze begroet door de broeder van het San Francisco-klooster. Na het avondeten had Velasco een gesprek met de overste over de problemen met andere invloedrijke personen in Mexico Stad om ervoor te zorgen dat de Japanse gezanten met gepaste eerbied behandeld zouden worden. De gouverneur voelde er echter nog steeds weinig voor om hun een officieel audiëntie te verlenen. Dat komt omdat er vele twijfelen dat de Japanse koning met plezier nog meer missionarissen zal verwelkomen. Velasco gebruikte als argument dat ze nooit deze reis naar Mexico Stad zouden kunnen maken zonder de goedkeuring van de Japanners. De overste keurde het goed als de situatie was zoals Velasco het zei, dan geloofde ze hem. Velasco was van mening dat je soms de ogen moest sluiten voor bepaalde dingen om het evangelie te kunnen verkondigen zoals de veroveraar Cortez en de indianen. In Mexico Stad had Velasco contact opgenomen met de aartsbisschop. De aartsbisschop was niet geïnteresseerd in een Aziatisch land. Velasco wou hem aantonen hoe belangrijk de handel tussen Japan en Nueva España was en zeker dat Japan het christendom wou aanvaarden. Door de handel zou het christendom ook kunnen groeien in Japan. Het was belangrijk voor de aartsbisschop dat de Japanners zich lieten dopen want dat zou bewijzen dat de Japanners het christendom aanvaarden. Dus verzon Velasco dat de Japanse kooplui naar Mexico Stad gekomen waren om hun te laten dopen. Het was heel belangrijk dat de slechte reputatie van Japan zou verdwijnen door het dopen van de Japanse kooplui en zo leek het dat de missionarissen welkom waren in Japan. De aartsbisschop zorgde ervoor dat dit gerucht verspreid werd. De Japanse kooplui lieten zich dopen om goede handel te voeren, Velasco kreeg nu ook een goede reputatie omdat hij als eerste de Japanse kooplui had overtuigd. Dankzij de aartsbisschop werd er een ontmoeting geregeld met gouverneur Acuna. Bij gouverneur Acuna kwamen ze te weten dat hij niet de bevoegdheid had om de brief van de Hoge Heer te beantwoorden en dat ze naar Madrid moesten reizen om daar hun verzoek aan te vragen. De gezanten hadden weinig keus en moesten de reis maken. Maar Velasco heeft hun de gevaren van de reis verzwegen. Matsuki bleef achter om nadien met een schip naar Japan te reizen om verslag te leveren bij de ouderlingen. Het vertrouwen van de gezanten in Velasco was al beschadigd omdat zijn uitleg vaak niet klopte en ze hadden de indruk dat hij dingen verzweeg. In Mexico Stad is de samoerai iemand tegengekomen die meende een Japanner te zijn. Hij zei dat hij niet kon praten in de aanwezigheid van Velasco. Hij vertelde dat hij in een dorp Tecali dichtbij de stad Puebla woonde.


Hoofdstuk 5:
De overste van Velasco zijn orde en de aartsbisschop hebben een brief geschreven naar Madrid met een gedetailleerde beschrijving van het missiewerk dat hij verricht had evenals van de doop van vele Japanners en de gouverneur heeft de adviseurs aan het hof bericht dat handel met Japan ertoe kan bijdragen invallen van de protestante landen zoals Engeland en Nederland te laten voorkomen. Velasco wist heel goed dat hun reis doorging in een regio waar er een opstand was toch had hij het verzwegen uit angst dat de Japanners niet zouden volgen. Na een lange reis zijn ze eindelijk in Puebla aangekomen. De samoerai herkende meteen die man die hij ontmoet had in Mexico Stad en beweerde een japanner te zijn. Hij had dat natuurlijk al verteld aan de andere gezanten, Nishi was de enige die vond dat ze de Japanner moesten bezoeken in Tecali. De samoerai had hier gemengde gevoelens over. Uiteindelijk besloten ze ’s nachts buiten te slapen en de japanner te bezoeken. De Japanner vertelde hun dat hij naar Nueva España was gevlucht na de vervolging in Japan op christenen want hij was namelijk een monnik. De Japanner vertelde hun dat het heel gevaarlijk was waar ze naartoe reisden, er was namelijk een opstand. Zo zijn de gezanten te weten gekomen dat Velasco dingen voor hun verzweeg maar ze hebben hem daarmee geconfronteerd maar ze hadden hem nodig. Uit Puebla trokken ze verder en na zeven dagen kwamen ze terecht in Cordoba, waar ze door de burgemeester werden ontvangen. Tijdens het avondmaal was iedereen Japan aan het uitlachen want ze wisten niet wat voor een land het was. Ze dachten dat Japan een klein hulpeloos eilandje was. Uit woede heeft Velasco gezegd dat de gouverneur Zijne Majesteit de koning ook verzocht deze gezanten een audiëntie te verlenen. Iedereen werd er stil van maar Velasco begon ze eigen leugen te geloven en heeft het ook wijsgemaakt aan de Japanners. Op weg naar Veracruz waar hun schip naar España ging vertrekken, was het gevaarlijk. Uiteindelijk zijn ze verbrande plantages tegengekomen en daar hebben ze een Indiaanse vrouw met drie kinderen gezien. Uiteindelijk waren ze tegengehouden door een groep gewapende Spanjaarden. Nadat Velasco met de encomendero had gesproken, zei hij tegen de Japanners dat zijn bedienden hun gingen begeleiden naar Veracruz. De encomendero en zijn mannen gingen tekeer tegen de Indiaanse vrouw. Zij beweert dat ze haar broer hebben doodgeschoten en ze wilt dat de padre het heilig oliesel toedient en een gebed voor hem opzegt. Velasco was akkoord en hij werd door de vrouw naar haar broer toegebracht en hij heeft gedaan wat zij van hem vroeg. Bij hun aankomst in Veracruz werden ze verwelkomt in een franciscaner klooster. Na gerust te hebben in Veracruz vertrokken ze naar San Juan de Ulua. Daar werden ze verwelkomt in een fort waar Velasco aan de commandant vroeg of ze mee mochten reizen met de Santa Veronica. De commandant stemde toe en gaf aan Velasco een brief van zijn oom want de commandant was een goede vriend van Velsaco’s oom. In de brief stond dat Velasco zich op veel obstakels moest voorbereiden. Hij moest zich voorbereiden omdat de Sociëteit van Jezus ervoor heeft gezorgd dat er een bisschoppenraad zou komen zodra hij in Madrid aankomt. Op die bisschoppenraad zal hij het moeten opnemen tegen de beroemde pater Valente die dertig jaar in Japan heeft gewoond.

Hoofdstuk 6:
Hun reis over de Atlantische Oceaan heeft heel lang geduurd en hun schip heeft heel veel stormen doorstaan. Na tien maanden hadden ze eindelijk de haven van San Lucar in España bereikt. Velasco wist dat er maar 1 manier was om over pater Valente te zegevieren. Ervoor zorgen dat de gezanten in Madrid christenen worden. Zo zullen de bisschoppen geloven dat Velasco de waarheid spreekt. Velasco en de gezanten komen in een Spaanse stad Sevilla aan. Daar probeerde Velasco de gezanten te overtuigen om zich te bekeren tot het christendom. Velasco informeerde hun dat dit misschien de enigste kans was om een audiëntie te krijgen bij de koning. Geen enkel van de gezanten wou er iets van weten behalve Nishi begon te twijfelen en dacht aan het welzijn van de missie. Velasco was er zich van bewust dat de aartsbisschoppen en de kardinalen Japan vrezen, zij verafschuwden het idee dat nog meer priesters hun bloed in dat land zouden offeren. Ze hervatten nu hun lange reis, hun bestemming was nu Madrid. Uiteindelijk kwamen ze in de hoofdstad Toledo terecht daar kregen ze te horen dat ze niet de enigste Japanners waren die hierdoor reisden. Het bleek te zijn dat dertig jaar terug een missionaris met een groep Japanners voorbij was gegaan. Ze overnachten in het franciscaner klooster. De volgende ochtend heeft Velasco afgesproken met zijn oom, Don Diego Caballero Molina. Na met hem over de bisschoppenraad te hebben kon zijn oom hem niet overtuigen om terug te trekken en een rustig leven te leiden. Bij zijn terugkeer stonden de drie gezanten voor de deur van zijn kamer. Nishi zei: ’Als het u helpt… dan ben ik bereid om christen te worden’. De dag van de bisschoppenraad was het hevig aan het regenen en Velasco moest meteen zijn standpunt verdedigen en dat deed hij ook. Hij was eerst positief begonnen over de Sociëteit van Jezus maar nadien heeft hij aan iedereen het idee opgedrongen dat alle problemen in Japan de fout van de Sociëteit van Jezus waren. Volgens hem waren ze te opdringerig met Japanse volk. Pater Valente heeft nooit ontkend dat de Sociëteit van Jezus te ijverig was en dat er hierdoor problemen ontstonden maar volgens hem is het sowieso nutteloos omdat het Japans volk nooit bekeerd kon worden tot het christendom. Daarom vond hij het ook verdacht dat ze nu plotseling het christendom zouden aanvaarden. Hij verdenkt de Japanners hun zeeroutes over de Grote Oceaan te ontnemen en hun navigatiekunst af te kijken.
De gezanten zaten te denken over hun thuislanden en of ze zichzelf zouden laten bekeren tot het christendom. Nishi en Tanaka hadden besloten om zich te bekeren maar de samoerai had daar moeilijkheden mee. Uiteindelijk besloot hij ook zich te laten bekeren voor het welzijn van de missie.

Hoofdstuk 7:
Zoals gepland begonnen ze met het doopsel. Tijdens het doopsel herhaalde de samoerai enkele keren dat hij dit enkel deed voor de missie en dat het niet was wat hij wou in zijn hart. De Japanners hadden het heel moeilijk met de verplichtingen die met de bekering kwamen. Zoals iedere morgen de mis bij te wonen. Niet iedereen had zo een negatieve gevoelens na de bekering, bij Nishi groeide er respect voor het christendom. Natuurlijk zoals gepland werden de bisschoppen getroffen door de doop van de Japanners, Velasco was daardoor in de wolken. In de grote zaal van het inquisitiegebouw had de bisschoppenraad een beslissing genomen en had de Japanse gezanten als officiële ambassadeurs erkend. Verder zal de raad Zijne Majesteit aanbevelen de Japanse ambassadeurs een audiëntie te verlenen. Maar toen protesteerde Valente en overhandigde een brief aan de bisschoppen. In deze brief stond een verslag van een pater van de Sociëteit van Jezus. In dit verslag stond dat er twee ontwikkelingen hadden plaatsgevonden, ten eerste heeft Japan handelsbetrekkingen met Engeland aangeknoopt en ten tweede dat er christenen vervolgd werden in Japan. Velasco deelde het slechte nieuws met de Japanners en dacht dat alle hoop verloren was om bisschop van Japan te worden en Japan te redden.

Hoofdstuk 8:
Japan had het christendom alsnog overal verboden. Nu ze algeheel verbod op het christendom aandurfden was het duidelijk dat ze het idee handel met Nueva España te drijven hadden opgegeven, wat inhield dat de missie van de gezanten zinloos was. De gezanten vroegen aan Velasco of ze iets konden doen. Velasco antwoordde dat het mogelijk was dat de paus in Rome andere berichten hadden bereikt. De gezanten kregen een spontaan idee om naar Rome te gaan. Velasco ging akkoord en zo begonnen de gezanten en Velasco hun reis opnieuw. Velasco wist dat hij na deze reis niet meer kon terugkeren naar zijn geboorteland en dat Japan nu zijn echt thuisland geworden was. De samoerai meldde aan Velasco dat als hun hoop in Rome tevergeefs zou blijken dan vreesde hij dat Tanaka suppuku zou plegen. In St. Tropez waren ze vertrokken op een vijfdaagse reis naar de Italiaanse kust en kwamen ze aan de buitenhaven van Rome aan. Daar werden ze verwelkomd in de fort van Kardinaal Borghese. De dag daarna ging Velasco naar Kardinaal Borghese om hem te overtuigen een audiëntie te verlenen bij de paus maar die was er niet mee akkoord. Het enigste wat hij kon bereiken waren gebeden voor hem en voor Japan. Maar dit ging Velasco en de gezanten niet stoppen, ze trokken naar het Vaticaan waar de paus zetelde. Het was tijdens de paasviering dat ze binnen geraakt waren. Terwijl de paus op zijn palankijn zat, spurtte de Japanners naar hem toe en Velasco kon hun niet bedaren. De paus verstond niet wat ze zeiden maar kon afleiden van hun dringende blik dat het heel belangrijk was maar hij deed verder met de paasviering want er waren gelovigen van de hele wereld aan het wachten. Velasco kreeg te horen van kardinaal Borghese dat de paus heel ontroerd was door het verhaal, dat kardinaal Borghese hem verteld had, en hun audiëntie wou verlengen. Maar het was geen echte audiëntie, alleen maar voor hun vele moeite hebben de Japanners een ‘valse’ audiëntie gekregen om hun missie te doen slagen. Velasco was heel blij dat ze een audiëntie kregen zodat ze hun trots en eer konden bewaren. Enkele dagen later kregen de Japanners hun audiëntie maar ze wisten heel goed dat dit uit medelijden was.

Hoofdstuk 9:
Ze werden vergezeld door de privésecretaris van kardinaal Borghese. Van de haven van Civitavecchia reisden ze naar Sevilla. Uiteindelijk kwamen ze aan in Veracruz. Ze overnachtten in een donker klooster. Velasco schreef twee brieven, één naar de overste van het klooster in Mexico Stad en de andere naar zijn oom. In de eerste brief vroeg hij een boot te regelen voor de Japanners. In de tweede meldde hij aan zijn oom dat hij de Japanners ging vergezellen naar Manila waar hij voorgoed in het klooster ging blijven. De volgende avond is de samoerai in Velasco zijn kamer binnengelopen en zei hij dat Tanaka zich het leven had benomen. De volgende ochtend werd hij begraven naast een Indiaans kerkhof. Na de dood van Tanaka merkte Velasco op dat hij zich heel egoïstisch had gedragen tegenover de gezanten. Velasco dacht dat god hem misschien gestraft had voor de gevoelens die hij inwendig koesterde, zoals bisschop van Japan worden. Van Veracruz vertrokken ze naar Cordoba. De samoerai wist dat Tanaka zich het leven had benomen om zijn eer te bewaren en zijn familie niet tot schande te brengen. Maar de gedachte om de teleurstelling in de ogen van zijn oom te zien gaf hem ook zin om zelfmoord te plegen, maar hij wist dat hij de taak van zegsman op zich moest nemen en de ouderlingen al hun lijden vertellen. Van Cordoba reisden ze naar het stadje Puebla. Daar dichtbij, vlak bij het moeras van Tecali ontmoetten ze de Japanse monnik die ze daar eerder hadden ontmoet. De samoerai vroeg aan de Japanner hoe hij zo’n ongelukkige, rampzalige kerel kon vereren. De Japanner vertelde hem dat Jezus niets te maken had met de kerken die op gouden paleizen leken, hij woonde daar niet, maar hij woonde in de armzalige huizen van mensen die hem nodig hebben. De gezanten hadden afscheid genomen van de Japanner en volgende ochtend waren ze vertrokken met Velasco naar Mexico Stad. Uiteindelijk zijn ze in Manila aangekomen waar hun schip gereed lag om uit te zeilen. Velasco had een brief gekregen over de situatie in Japan, daarin stond dat alle missionarissen evenals alle vooraanstaanden Japanse christenen verbannen werden en het christendom overal in het land verboden was. De Japanners waren een maand later vertrokken naar hun thuisland en Velasco bleef achter in Manila.


Hoofdstuk 10:
De Japanners bereikten de kust van Japan. Daar werden ze verwelkomt door verbaasde beambten omdat ze niets wisten van hun aankomst. Ze mochten die nacht overnachten voor hun vertrek in een tempel. De samoerai en Nishi waren klaar om de volgende dag naar het kasteel te gaan als de raad hen mocht ontbieden. De beambten hebben hun verteld dat er heel veel veranderd was in Japan sinds hun vertrek. Ongeveer rond de tijd dat de gezanten uit Rome vertrokken, had in Japan de laatste grote slag plaatsgevonden. De afgetreden sjogoen had de toyotomi-clan vernietigd. De gezanten vroegen zich af wat er met Matsuki gebeurd was sinds zijn aankomst in Japan. Ze hadden ontdekt dat Matsuki benoemd was tot assistent-inspecteur van de raad van ouderlingen. Er kwam een bode van de ouderlingen, hij had bevelen van de raad van ouderlingen bij zich waarin vermeld stond dat ze daar op de ouderlingen moesten wachten en pas nadien hun verwanten ontmoeten of schrijven. Want er moest een onderzoek gevoerd worden van iedereen die teruggekomen was. De ouderlingen kwamen toe en bij de dienaren stond Matsuki, hij gunde hun zelfs geen blik. Na een paar vragen was het duidelijk dat het belangrijkste was dat er niemand die de christelijke leer toepast in hun domein toegelaten word maar Nishi kon zich niet inhouden en heeft de waarheid verteld dat hij zich bekeerd had en de samoerai volgde hem daarna. Ze hebben ook vermeld dat dit voor het welzijn van de missie was en niet uit eigen wil. Uiteindelijk heeft een van de ouderlingen, heer Tsumora nonchalant meegedeeld dat hun reis volkomen zinloos was geweest en dat het tot geen enkel doel gediend had. Toen voelde de gezanten zich nutteloos en niets waard. De gezanten volgden de ouderlingen naar de religie-inspecteur, daar moesten ze het christendom schriftelijk afzweren. Alles volgens de bevelen van heer Tsumora. Toen ze de afzweringseed geschreven hadden werden ze naar een ander gebouw geleid waar de raad van ouderlingen altijd bijeenkwam. Daar moesten de gezanten alles over hun reis vertellen. Na het bezoek van de ouderlingen gingen de gezanten terug naar hun kamers waar Matsuki op hun wachtte. Hij heeft hun verteld dat heer Shiraishi de raad verlaten heeft. Hij heeft hun ook verteld dat de ouderlingen niet van plan waren om christelijke missionarissen binnen te halen. Het domein Edo heeft hun domein gebruikt om erachter te komen hoe je grote schepen bouwt en hoe je ermee moet zeilen. En welke waterwegen de grote schepen nemen. Zij en de kooplui waren gewoon lokvogels om de argwaan van de buitenlanders te sussen. Daarom hebben ze ook geen hogeren tot gezant benoemd maar de samoerai van lage rang die onderweg konden creperen. De gezanten splitsten en gingen elk naar hun land. Daar werkte de samoerai dagenlang met zijn boeren om zijn pijn en vernedering te vergeten. Op een dag kwam er een bode van heer Ishida, zijn meester, hij kreeg van hem te horen dat hij zijn landerijen nooit zou terugkrijgen en dat hij zich onopvallend moest gedragen en dat hij blij moest zijn dat ze hem nog licht veroordeeld hebben omdat hij zich bekeerd had tot het christendom, al was het voor het welzijn van de missie. Velasco die in Manila verbleef kon het niet meer volhouden en nam de eerste boot naar Japan. Aan de eilanden van Japan werd hij gearresteerd en bij 2 andere priesters gezet. Hij heeft daar dagen in de ellendigste omstandigheden overleefd. Op een dag kwamen 2 beambten bij de samoerai om te zeggen dat zijn straf voor het bekeren tot het christendom huisarrest was tot de moeraslanden. De samoerai was daar natuurlijk tevreden mee omdat hij gehecht geworden was aan zijn onvruchtbare moerasland. De samoerai keerde terug naar zijn dierbare land waar hij nog steeds met de boeren probeerde te overleven. Enkele dagen later stierf de oom van de samoerai, dit met nog steeds met de hoop om hun land terug te krijgen. De samoerai werd opgeroepen in heer Ishida zijn paleis waar heer Ishida tegen hem zei: “Je had de pech meegezogen te worden op het veranderende tij van de overheidspolitiek.” Toen hebben 2 beambten hem ingerekend, het enigste wat hij nog kon doen was een brief geven aan zijn dienaar. Enkele dagen later werd hij geëxecuteerd. Nishi werd bestempeld met hetzelfde lot. Enkele dagen later werd Velasco ook geëxecuteerd op een brandstapel met 2 andere priesters, die zijn lot deelden.

REACTIES

I.

I.

Wauww

7 jaar geleden

..

..

mooi zeg

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.