Titel: “Zilver, of het verlies van de onschuld” Over het seksuele ontwaken van een dromerige 13-jarige jongen. Overige zakelijke gegevens Aantal blz.: 160
Aantal hoofdstukken: Niet aangegeven
1ste druk: gebonden, november 1988
Gelezen druk: 2e druk, Meulenhoff Editie, november 1988
Uitgeverij: Meulenhoff Nederland bv, Amsterdam
Genre: Roman
Inhoud: Het verhaal is ingedeeld in drie gedeeltes, namelijk “Het Huis”, “Oudleede” en “De Stad” (zie structuur voor de beschrijving) ”Het Huis” Het verhaal gaat over Zilver. Zijn ouders zijn overleden en hij woont in het huis dat hij geërfd heeft van zijn ouders. Hij is nu 13 en hij zit in de tweede. Tot dat hij 18 jaar is woont een Juffrouw bij hem thuis, die hem begeleidt met zijn opvoeding. Zilver schrijft alle vreemde dingen op in een schrift: Zilver’s Eerste Keren. Daarin houdt hij alles bij wat vreemd en verboden is. Hij fantaseert veel. In de kamer van zijn vader heeft hij een schuilplaats achter de kast waar hij zijn schriften ‘Eerste Keren’ bewaart. Op het schoolplein had hij een keer een shag leren draaien van iemand genaamd Gerard(zie Personages). De rector zag dit en hij kreeg straf. Vanaf toen is het met Zilver alleen nog maar achteruit gegaan. Alleen vanaf toen hoorde hij er wel min of meer bij en werd hij niet meer zo’n watje genoemd. Maar toch heeft hij genoeg van de omgeving waarin hij woont en hij wil erop uit trekken. Daarom steelt hij op een gegeven moment wat geld uit de portemonnee van de juffrouw. Hij wil met de trein, maar op het perron werden zijn spullen door zwervers gejat. Bij de spoorwegpolitie wordt hij door de juffrouw opgehaald. Een tijdje daarna krijgt hij verkering met een meisje van zijn school genaamd Marieke maar dat loopt niet echt goed. Hij gaat bij dezelfde krantenbezorgdienst als Marieke werken maar dat gaat ook niet geweldig. Aan het eind van de week moet hij bij de mensen geld voor de krant ophalen. Sommige zijn zo arm en zielig dat hij hen door de vingers ziet en betaalt van het geld van de juffrouw. Zij merkt dit en belt de dokter op. Hij wordt gestraft voor het jatten en nu haalt hij het geld op volgens de regels en deelt ‘niet betaald’ kaarten uit. Later wordt hij ontslagen. Als Zilver ziet dat Marieke met ene Onno Legemaat gaat, dan hoeft hij geen meisje meer. Hij houdt nog altijd vreemde dingen bij in zijn schrift, zo ook een lijst met borsten, dat hij later weer doorkrast. Hoe dan ook wordt de relatie tussen Zilver en de juffrouw en zijn rector steeds slechter en uiteindelijk wordt hij naar een kostschool gestuurd. Oudleede
Zilver woont met 20 jongens in een vleugel. Hij deelt zijn kamer met nog twee andere jongens. Op de kostschool moet je in vier jaar door de stof en slagen is verplicht. Zilver is zielig en doet van alles om er bij te horen. Hij kan goed opschieten met de Hongaarse jood László. Die leert hem sporten, onder andere touwklimmen. Hij schrijft zijn ‘Eerste Keren’ niet meer op, want één van zijn kamergenoten had alles hardop voorgelezen. Een jongen genaamd Douzy gebruikt Zilver om allerlei karweitjes voor hem te doen, in ruil daarvoor leert Douzy Zilver dichten. Zilver mag een weekend mee naar de ouders van Douzy, waar hij erg van genoot. Zilvers’ vrienden maken hem onzeker. László vindt hem te weinig man en hij is verliefd geworden op de moeder van Douzy. Op een dag wil hij zich aanmelden bij de VVV, de ijverigste jongens van Oudleede. De “Vrienden van het Vrije Veld.” Hij schrijft over de tochten die ze maken voor de schoolkrant ‘Post Fata’. Vanaf nu schrijft hij gewoon verslagen, want zijn gedichten maken toch geen indruk. Tijdens een veldtocht wordt hij ziek en moet hij overgeven. Hij wordt terug naar Oudleede gebracht. Als hij weer beter is, hebben de jongens van VVV besloten om naar de hoeren te gaan, zonder dat de directeur dat weet. Maar Zilver fantaseert alleen maar als ze ‘voor de ramen’ staan. Natuurlijk lachten de jongens hem uit en Zilver voelt zich weer alleen. Later is er weer een veldloop en hij is bang dat hij het bivak niet zal halen. Door zichzelf te verwonden met een scheermesje wordt hij later weer terug naar Oudleede gebracht. Als de groep weer terug is, krijgt hij te horen dat Lasló in zijn plaats bij Douzy kwam. László en Douzy zijn samen weggegaan, anderen zeiden dat het billenmaten waren. Zilver gelooft dit niet. Hij is van plan zichzelf op te hangen, maar als het erop aankomt, dan ziet hij ervan af. Hij voelt zich verraden door zijn twee vrienden en wil ze nooit meer zien. De Stad
Bij zijn thuiskomst in de zomer wil de juffrouw een feest geven en nodigt allemaal mensen uit, hij is dan ook nog jarig. Tijdens het feest ontmoet hij een meisje genaamd Linda. Zij zit bij een roeiclub en een paar dagen na het feest wordt er nóg een feest gegeven door die roeiclub. Hij gaat met Linda naar het feest en danst met haar. Hij gaat naar het toilet, want ze lachte hem uit, want hij had zijn nagels gelakt en zijn wenkbrauwen gekleurd. Linda gaat naar hem toe en geeft hem zijn eerste echte zoen. Hij gaat bij Gerard langs om te vragen hoe het verder moet na het zoenen. Hij vertelt hem alles. Linda vindt hem een mietje. Hij gaat naar de hoeren op advies van Gerard. Toen hij dat gedaan had, hoorde hij volgens het boek bij de mannen.
Van tijdsmanipulaties als flashbacks of flashforwards is geen sprake, en er zijn sowieso niet echt kunstgrepen gedaan met de tijd. De vertelde tijd is denk ik rond de 3 jaar, want het verhaal begon toen Zilver 13 jaar was, en eindigde toen hij 16 was. De verteltijd is korter dan de vertelde tijd en is 160 bladzijden. Als het gaat om de historische tijd, dan speelt het verhaal zich waarschijnlijk af ergens in de jaren ’60. “Op zijn kamer beschrijft hij wat hij in de wolken ziet en hoopt hij iets te horen van de nozems die scheuren door zijn laan. De Juffrouw noemt dat ‘volk’, hun taal te ruw.”(Blz. 13) “Hoe zou het zijn om met een zwarte jongen voor het schilderij te staan? Hij wil hem de platen tonen en uitleg vragen over hoe je bij bevruchting danst in Afrika, met hem afdalen naar zijn atoomhut in de kelder, waar hij lang niet is geweest. Vroeger, toen het Nieuws zei dat de Russen kwamen, had hij daar een schuilplaats ingericht, achter een kast met voor jaren ingemaakte bonen.” Personages
Er komen in het verhaal vrij veel personages voor, waarvan hieronder de belangrijkste staan. Zilver is de hoofdpersoon van het verhaal. Hij is degene die in het verhaal man moet worden. Dat is als het ware zijn doel. Hierbij is hij vaak zijn eigen tegenstander. Hij heeft zijn ouders nooit gekend en hij kent alleen de strenge juffrouw. Hij is een dromerige jongen en hij laat zich uit nieuwsgierigheid lokken en verleiden. Hij verliest uiteindelijk zijn onschuld. Van zijn uiterlijk worden op de een of andere manier geen duidelijke citaten gegeven, wel af en toe wordt er verteld over witte wolkjes onder zijn nagels, en over zijn krullende haren. Soms wordt er verteld dat hij suède kleren aanheeft. De Juffrouw is de voogd van Zilver, zij voedt hem op tot hij 18 is. Zij is een streng persoon en werkt Zilvers’ sociale ontwikkeling onbewust tegen. Hij moet zich van haar altijd als een heer gedragen en ze is erg bekakt. Een aantal citaten die haar beschrijven: “De Juffrouw verft haar lippen niet, geen kleur komt over haar strenge lijnen. Zij gaat van schoen tot kraag in grijs gekleed. Grijs is haar kleur voor doordeweekse dagen, op zondag draagt zij mosselblauw. Zij lijkt voor altijd in de rouw. (…) Zij maakt zich langer dan zij is, draait zich om als een speeldoospop, klapt in haar handen en Zilver volgt haar gedwee.” (Blz. 11) “Zo wil de Juffrouw het, ook zij heeft vroeger veel geleerd. Op de brieven van de bank staat Dra. Haar rug is zelfs gebogen van het lezen. Zij vindt in één keer de juiste bladzijde in het woordenboek, zij kent Latijnse spreuken en met Pasen zingt zij in het Frans. Maar zij is trotser op het werk dat zij met haar handen doet: wecken, resten zeep smelten tot nieuwe stukken en hooggesloten kleren maken die geen winkel meer verkoopt. De Juffrouw hecht aan degelijkheid. In huis gaat alles met de hand, niets is elektrisch, alleen het licht, de radio – voor wereldnieuws en weerbericht – en een telefoon die zelden rinkelt.” (Blz. 14) László is een Joodse, Hongaarse jongen die Zilver ontmoet op de kostschool Oudleede. Hij gelooft in het recht van de sterkste. De sterkste overwint. Hij helpt Zilver lichamelijk sterker te maken. Hij traint Zilver op de sportvelden van Oudleede. “László zal hem helpen, hij is met sport de beste. László heeft een beurs, als enige, en zit in vleugel vier. Hij is Hongaar en draagt nooit veters in zijn schoenen: ‘Als het erop aankomt ren je beter op je sokken.’ (…) ‘Ik wil de sterkste zijn.’ László vluchtte voor de Russen. Toen hij elf was zwierf hij weken met zijn vader en zijn moeder. Zij zwommen een meer over, trokken ’s nachts door Joegoslavië. Zij waren op weg naar Israël. Zonder pas, want zijn vader was tegen communisten, een professor zonder werk. ‘Hij zat altijd maar te lezen,’ zegt László bitter, ‘hij is in Nederland gestorven, te uitgeput voor Israël. Volgend jaar ga ik in een kibboets werken.’ László spot met leren. Hij noemt zijn vader stom: ‘Hij deed niks. Wij joden moeten vechten.’ László is zo bitter, hij valt zijn vader hard.” (Blz. 79 en 80) Douzy is degene die Zilver heeft gekozen als knecht. Douzy is eigenlijk een beetje het tegenovergestelde van László. Douzy leert Zilver dichten in ruil voor Zilvers’ diensten. Zilver gaat later samen met Douzy op bezoek bij de ouders van Douzy en raakt verliefd op Douzy’s moeder, maar die kennis is nooit voorbij Zilver zelf gegaan, en gaat later weer over. “Hij woont op de vierde vleugel, deelt de gang met László. Zilver moet Douzy’s bed opschudden, zijn broeken onder een natte theedoek persen en elke dag twee vliegen vangen voor de vleesetende plant op zijn bureau.” (Blz. 87) “Bij deze dichter wil hij horen. Groot, blonde haren, met een lok die op zijn voorhoofd wipt en al een rimpel van veel weten. Op zijn pinkring draagt hij zijn familiewapen: vier sterren en drie vissen, en honderd gaatjes in zijn bruin suède schoenen. Daarom perst hij Douzy’s broeken zonder schaamte, borstelt hij zijn grijs-blauw-geel, de gevangen vliegen knipt hij doormidden, een hele is voor Douzy’s plant te veel.” (Blz. 89) Gerard is een jongen die op Zilvers’ oude school heeft gezeten. Gerard leert Zilver alles wat met seks te maken heeft. In Zilvers’ ogen is Gerard een goed voorbeeld voor hem. “Hij neemt zich voor de mooiste aan te spreken, Gerard uit de vierde klas. Hij draagt een gouden ketting en altijd een open hemd, ook ’s winters, maar nooit verkouden, als dat zijn vriend eens was. Het fietsenhok is de beste plaats, daar komen in de pauze jongens met suède schoenen en meisjes in te strakke broeken, zij steken kammen in hun achterzak, praten over dansen, en roken een verboden sigaret. Ook Gerard ziet hij vaak die kant op lopen. Zilver volgt en gaat naast hem staan. Gerard lacht naar meisjes zoals hij nooit zou durven, rolt shag op zijn knie en Zilver vraagt of hij dat ook mag leren.”(Blz. 22) “Het mooiste vindt hij Gerards nagels, die feller roze dan de zijne zijn. Zijn handpalm heeft de kleur van een woestijn. De hand die, als Dop niet loert, hem plaatjes in een blad aanwijst waar vrouwen naakt in staan.”(Blz. 23) Erwin Stijn, De Baron en Hakkenfoorde zijn de personen met wie Zilver zijn kamer op Oudleede deelt. Zij hebben verder niet veel te maken met wat Zilver allemaal meemaakt. “De Baron weet ook wat je moet dragen. Als het grijs-blauw-geel niet hoeft – de schooldracht is voor netjes -, dan is je broek van beige ribfluweel, met vouw en omslag, en suède gaatjesschoenen. (…) Hoe kaal zijn Juffrouws enveloppen vergeleken met de zegels die de jongens krijgen. Hun vaders wonen in verre landen, doen in olie, thee, werken op ambassades, en met verlof in Nederland wonen zijn in buitenhuizen. Grootmoeders sturen dozen vreemde chocolade. Hij deelt zijn kamer met nog twee andere jongens: Hakkenfoorde en Erwin Stijn. Zij praten over auto’s, chalets en zusters op Zwitserse scholen. Zij laten foto’s zien. Erwin Stijn kwam met een namaaktante, want zijn vader heeft een vriendin. Zij is blond en draagt een bontjas in de zomer. Hakkenfoordes vader is de rijkste van Oudleede. ‘Hij is goed voor tien miljoen,’ zegt de Baron. Zij wonen in een huis gebouwd uit middeleeuwse Franse stenen, zwembad, tennisbaan, en hun wc’s komen uit Amerika met knoppen waar je op moet drukken. Hakkenfoorde – hij heet Jan, maar daarvoor schaamt hij zich, dus staat op zijn agenda John – heeft een pick-up en houdt van rock and roll. Voor het slapen draait hij platen, staat dan alleen te swingen. (…) Hakkenfoordes vader is een kruidenier, vrachtwagens rijden met zijn naam en Jan krijgt honderd gulden zakgeld in de maand. Hij koopt de duurste spullen en eet altijd chips in bed. Ook de Baron schept op over zijn vader, die om zijn geld in België woont. Hij noemt hem ‘ouweheer’ en zegt dat zij vroeger thuis aan tafel plasten, hun damast is geelgekoekt. Zij hebben haarden met hun wapen, ontvangen vier keer in de week. In hun tafel zit een bel en als je daarop drukt, komt er personeel in kanten schorten. Erwin Stijn ziet zijn vader eens in de twee jaar, maar ‘zij’ belt elke week. ‘Zij’ is zijn moeder, die woont aan de kust. Alleen, zij wil niet scheiden. Als Van Raesefeld zegt: ‘Telefoon voor Stijn’, dan roepen de jongens: ‘Zij aan de lijn!’ Zijn moeder is arm, weigert het geld van haar man. Zij drijft een winkel in wol. De Baron vindt dat zo’n moeder niet kan.” (Blz. 73 t/m 76) De andere personen die in het verhaal voorkomen, zijn Danker en van Tuyll(twee etterbakken op Oudleede), de dokter, van Raesefeld(afdelingshoofd van Oudleede), Anke, Marieke en Linda(drie meiden waar Zilver iets mee gehad heeft). Zij zijn minder belangrijke personen in het verhaal. Schrijfstijl: De schrijver heeft het boek geschreven op een goed te begrijpen manier. Hij gebruikt weinig moeilijke woorden. De schrijver heeft wel hier en daar de tekst op een beetje dichterlijke manier geschreven: “Waar is Zilver? Zilver? We gaan op bivak. Bivak? Ik en Zilver. Jij en Zilver? Wie gaat komt in de knel. Wie spijbelt weet je wel.” (Blz. Ook staat in het vorige citaat een vorm van rijm, het laatste stuk uit het citaat over de laatste drie personages, zie het onderstreepte. Het maakt het er niet moeilijker op om te lezen al die dichtneigingen van Van Dis, alleen maar leuker. Plaats in de literatuurgeschiedenis: Dit boek en de schrijver behoren tot de laatste stroming, die van 1940 tot heden. Dit boek is vrij specifiek voor die tijd. Het speelt zich namelijk bijna zeker weten af in het begin van de jaren ’60. Nog geen televisie, er wordt veel over ‘nozems’ gepraat, die toen min of meer het straatbeeld bepaalden. Bovendien wordt er ook gepraat over LP-spelers, van die Pick-Up’s. Verder staat er ergens in het boek: “…hun wc’s komen uit Amerika met knoppen waar je op moet drukken.” (Blz. 74) Kennelijk had nog niet iedereen dat, maar waarschijnlijk nog stortbakken of zoiets, van die dingen die men tegenwoordig bijna niet meer gebruikt. Informatie over de schrijver: Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in Bergen. Zijn vader had in het Koninklijk Nederlandsch- Indische Leger gezeten, zijn moeder had al drie dochters uit een eerder huwelijk met een Indiër. Toen Adriaan nog een baby was, verhuisde hij naar een wijk met een Indische gemeenschap. Hij was daar een buitenbeentje, want hij had niets met Indië. Hij werd door zijn vader met harde hand opgevoed. De oorlogsherinneringen van zijn vader als gevangene van de Japanners speelden in het gezin een belangrijke rol. Eind jaren '60 volgde Adriaan in Amsterdam de MO-opleiding Nederlands. Daarna ging hij Zuid-Afrikaans studeren. Vanaf 1974 schreef hij regelmatig voor de krant. In 1983 werd het televisie-programma “Hier is…Adriaan van Dis” uitgezonden waarmee hij landelijk bekendheid kreeg. De laatste twintig jaar heeft hij zich vooral bezig gehouden met schrijven. Beoordeling Ik heb de voor de beoordeling per aspect drie punten genomen. Over het onderwerp: Het onderwerp van dit boek vond ik op zich best wel boeiend. Ik vond het ook vooral interessant om te lezen. Ik had gewoon nog nooit een boek gelezen met als onderwerp puberteit en seksualiteit. Het was weer een wat anders. Het onderwerp wordt naar mijn mening ook vrij uitgebreid beschreven af en toe. “Voor de houten buste van een Afrikaanse heeft Zilver zijn broek toen uitgedaan en met het beeld zijn buik gestreeld. Er kwam wat plaksel, maar wit, zoals het kleurt bij grote jongens, wit was het niet.” (Blz. 20) Ik had voordat ik het boek ging lezen wel bepaalde verwachtingen. Ik had van een vriend gehoord dat hij het boek ook had gelezen, en dat er best veel dingen in staan die met seks te maken hadden, en dat het soms best heftig zou zijn. Die verwachting had ik dan ook. Uiteindelijk vond ik dit wel meevallen. Ik vind dat de schrijver het onderwerp heel erg goed uitwerkt, met vrij volledige en uitgebreide beschrijvingen. Het wordt eigenlijk met maar weinig diepgang geschreven, alles heel oppervlakkig, maar zo lijkt het op het eerste gezicht niet. En dat vind ik dan ook knap gedaan door de schrijver. Over de gebeurtenissen: Ik vind dat de gedachten en gevoelens van de personages een belangrijkere rol spelen dan de gebeurtenissen. Het is namelijk wel zo dat de gebeurtenissen in het boek vooral tot stand komen door de gedachten en de gevoelens van vooral de hoofdpersoon. Bijvoorbeeld het besluit van Zilver om zich aan te melden bij de VVV, de Vrienden van het Vrije Veld. Hij deed dat met de gedachte om al zijn vieze dromen te vergeten, zijn geest te zuiveren met natuurkunde, exacte wetenschappen en de buitenlucht, in de wilde natuur. Als hij die gedachte niet zou hebben, zou een groot deel van het boek niet geschreven kunnen worden. De gebeurtenis in het boek die het meest indruk op mij heeft gemaakt is eigenlijk de gebeurtenis dat Zilver zichzelf in zijn hoofd snijdt met een scheermes terwijl hij op bivak is. “Hij is bang dat hij het bivak niet zal halen. Morgen is hij ziek. Iets ernstigs, iets met bloed dat indruk maakt. Een gebroken been. Hij drukt zijn knie hard tegen de tegels, maar na één steek wil hij een pijnlozer excuus. Een ui onder zijn oksel, thermometer in de thee, zeggen dat de Juffrouw dood is. Week van warmte stapt hij uit de douche. In zijn toilettas zit een scheermes – ongebruikt, het wacht al maanden op een baard. Hij zal zich ergens snijden waar het makkelijk bloedt. Hij duwt zijn voorhoofd tot een dikke rimpel en snijdt voorzichtig in zijn klamme vel. Hij masseert het bloed naar buiten, maakt kleine sneetjes, millimeters naast elkaar. Zilver knijpt de pijn eruit. Bloed mengt zich met de druppels uit zijn haar, er kriebelen rode paadjes langs zijn borst. Hij wikkelt de natte handdoek om zijn hoofd, een tulband met bloedende robijn. In de gang zoekt hij een ruwe hoek, maakt de doek weer los en schuurt zijn voorhoofd langs het steen. De wond brandt. Hij zal zeggen dat hij zich slaapdronken heeft gestoten, doen of hij hoofdpijn heeft, boeren van gespeelde misselijkheid. Hij kreunt als een gewonde Krim-soldaat, wachtend op de dame met de lamp.” Dat zou ik nou nooit doen eigenlijk. Je moet maar durven zeg! De gebeurtenissen in het boek worden allemaal vrij duidelijk en uitvoerig verteld. Dat is ook bijvoorbeeld te zien aan het bovenstaande citaat. Dat is één van de leuke dingen aan het boek, dat men niet zelf verbanden hoeft te leggen, dat is tenminste niet zo vervelend. Over de personages: Ik vind dat de karaktereigenschappen van de hoofdpersoon in dit boek vrij duidelijk beschreven worden. Ik leer de hoofdpersoon goed kennen door alle uitvoerige beschrijvingen van de ervaringen van de hoofdpersoon. Veel gebeurtenissen in het boek zijn dromen van Zilver. Dan leest men dus over hoe hij een piraat is en naar een schateiland vaart o.i.d. Zo krijg je ook een beetje een beeld van zijn karakter, namelijk dat hij onder andere een dromerige jongen is. Voor mij maakt het op zich niet heel veel uit of het karakter van de hoofdpersoon duidelijk beschreven wordt of niet, als ik aan het eind van het verhaal maar niet met onoplosbare open plekken blijf zitten, vind ik het best. In het verhaal komen eigenlijk helemaal geen sympathieke personages voor, dat is trouwens wel typisch, allemaal zijn ze best hard voor Zilver, behalve twee personages, de één is Linda, waar hij verkering mee krijgt. Hoewel ook zij uiteindelijk bij Zilver weggaat. De ander is Gerard, die eigenlijk niets tegen Zilver heeft, en hem graag het één en ander uitlegt over ‘het doen’ en alles wat er mee te maken heeft. Als het gaat om de voorspelbaarheid van de personages in het verhaal kan ik alleen zeggen dat dit vrij veel varieert. De ene keer is een personages zeer voorspelbaar, en de andere keer helemaal niet. Bijvoorbeeld die gebeurtenis met dat scheermesje, dat verwachtte ik helemaal niet. Over de opbouw: Men ziet de gebeurtenissen door de ogen van de hoofdpersoon, maar het wordt beschreven door de verteller, zodat er een hij-vorm ontstaat(zie perspectief). Ik vind de manier waarop de gebeurtenissen te zien zijn, best wel geslaagd. Men krijgt een goed beeld van het verhaal op die manier. Ik vind het verhaal niet zozeer spannend om te lezen, het verhaal creëerde bij mij niet echt een bepaalde spanning, eerder een idee van het puber-zijn. Aangezien ik voor mijn gevoel eigenlijk al in de laatste fase van de puberteit zit, wist ik de meeste dingen toch al, maar het was interessant om te lezen wat voor een idee men er ook van kan hebben. Er zitten in het verhaal geen flashbacks in het verhaal, waar ik best blij om ben, want het hoeft voor allemaal niet zo ingewikkeld te zijn. Over het taalgebruik: Ik vind het taalgebruik helemaal niet moeilijk, het boek is makkelijk te lezen. Soms komt de tekst voor in dichtvorm, maar dat maakt het er niet moeilijker op. Er komen dan ook maar weinig moeilijke woorden in voor. Ik vind het taalgebruik niet echt passen bij de hoofdpersoon, want de gedachten van de hoofdpersoon zitten veel ingewikkelder in elkaar dan het taalgebruik, denk ik. Hoewel de gedachten wel duidelijk naar voren gekomen zijn, dus dat vind ik wel knap. De enige bijzonderheden die mij zijn opgevallen in de tekst is dat sommige gedeeltes rijmen op elkaar, of dat de opbouw van een tekstgedeelte heel apart is. Dat kun je zien aan het citaat op pagina 7 onderaan. Mijn eindoordeel luidt als volgt: Leuk boek, fijn om te lezen, soms een beetje raar, niet erg spannend, eerder interessant, wel makkelijk leesbaar. Soms komisch vanwege de vele beschrijvingen die gegeven worden, maar voor de rest gaat het wel. Bronvermelding Biografie over Adriaan van Dis. Op:
zondag 14 maart 2004
Biografie door Frank Hockx. In: “Biblion Recensies”, 2003. “Kritische Beschouwing Adriaan van Dis”. In: Kritisch Literatuur Lexicon, mei 1997 Extra Opdracht De extra opdracht is opdracht 17 uit module 4 van “Laagland”. De verwachtingen die ik had voordat ik het boek ging lezen staan beschreven onder het kopje Over het onderwerp, op pagina 8. De geleding/opbouw van het verhaal is vrij apart, het is namelijk opgedeeld in drie gedeeltes. Het Huis, Oudleede, De Stad. Je ziet, drie gedeeltes geven drie verschillende PLAATSEN aan, er wordt dus niet met tijd gemanipuleerd, zoals men ook wel eens in andere boeken tegenkomt. Dat het ene deel opeens veel vroeger afspeelt dan het deel daarvoor. Er komt in het boek maar één verhaallijn voor, en dat is die van Zilver. Het verhaal begint “ab ovo”, dat houdt in dat het verhaal begint bij het begin. De manier waarop een verhaal begint kan verschillende functies hebben, maar bij een begin in “ab ovo” zit naar mijn mening niet echt een speciale functie. Alle gebeurtenissen worden hier in geheel chronologische volgorde verteld. Er zit geen cyclische opbouw in. Het verhaal heeft een personale vertelsituatie, dat betekent dus dat er vooral subjectieve informatie gegeven wordt. Dat klopt ook best wel. Als het gaat om de ONbetrouwbaarheid van de informatie valt dat nog best mee. Dit komt denk ik omdat er zo goed als geen informatie wordt gegeven over de gevoelens en gedachten van de andere personages, waardoor slechts beschrijvingen over het uiterlijk en over de uitspraken van de andere verhaalpersonages overblijven. Natuurlijk zou de verteller daar valse informatie over kunnen geven, maar dat kan overal wel denk ik. Van een speciale relatie tussen de vertelsituatie en het onderwerp is naar mijn mening niet echt sprake. Ik denk dat de schrijver gewoon gekozen heeft voor deze vertelsituatie zonder hele speciale bijbedoelingen. Ook op mij heeft dit niet echt een speciaal effect, het had van mij ook best een alwetende vertelsituatie mogen zijn, dat maakt mij niet uit. Ik heb jammer genoeg geen goede secundaire literatuur kunnen vinden om de rest van de extra opdracht te doen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
H.
H.
heej Metallicaman :S
volgens mij heb jij dat boek niet eens gelezen man :S!
19 jaar geleden
Antwoorden