Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Warenar door P.C. Hooft

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
Boekcover Warenar
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 7317 woorden
  • 25 mei 2001
  • 306 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
306 keer beoordeeld

Boekcover Warenar
Shadow
Geld en liefde - wie droomt er niet van? P.C. Hooft bewerkte het eeuwenoude thema tot het blijspel 'Warenar', over een achterdochtige vrek en zijn zwangere dochter. De komische verwikkelingen rond een pot met geld en een opgedrongen huwelijk spelen in het hartje van Amsterdam, waar arm en rijk naast elkaar wonen. De vrek en de rijkaard, het meisje en de minnaa…
Geld en liefde - wie droomt er niet van? P.C. Hooft bewerkte het eeuwenoude thema tot het blijspel 'Warenar', over een achterdochtige vrek en zijn zwangere dochter. De komi…
Geld en liefde - wie droomt er niet van? P.C. Hooft bewerkte het eeuwenoude thema tot het blijspel 'Warenar', over een achterdochtige vrek en zijn zwangere dochter. De komische verwikkelingen rond een pot met geld en een opgedrongen huwelijk spelen in het hartje van Amsterdam, waar arm en rijk naast elkaar wonen. De vrek en de rijkaard, het meisje en de minnaar, de dienstmeid en de boekhouder, allemaal houden ze het publiek een spiegel voor. 'Warenar' werd de succesvolste komedie van de Gouden Eeuw.
Warenar door P.C. Hooft
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Hoofts oeuvres en de betekenissen daarvan Toneelspelen: - Achilles en Polyxena (1595, tragedie in dichtvorm) - Ariadne (1614, treurspel, gedrukt onder de titel Thesus en Ariadne) - Warenar (1616, opgevoerd in 1917, blijspel) - Granida (1605, gedrukt in 1615, herdersspel, alleen bestemd te functioneren binnen de gemeenschap van de kamer) - Baeto oft Oorsprong der Hollanderen (1617, historische tragedie) - Geeraerdt van Velsen (1613, historische tragedie. Met dit toneelspel wilde Hooft zijn landgenoten waarschijnlijk tot bedachtzaamheid en matiging aanzetten, want op dat moment waren er politieke spanningen, het was een tijd van heftige en ongecontroleerde gevoelens) Deze laatste drie werken hebben vooral een historisch belang. Gedichten: - Sal nemmermeer gebeuren - Emblemata amatoria (1611, bundel) - Klaghte der prinsesse van Oranjen over ’t oorloogh voor ’s Hartogenbosch (1630) - Galathea
Liederen: - Claechlied (1607-1608, eligie) - Den nieuwen lusthof (voor 1606, liedboek) - Zang ter bruyloft van Heer Constantijn Huigens (rond 1627, rijm ter gelegenheid van het huwelijk van Huigens, zijn vriend) - Dankbaar genoegen (idem, zie Zang ter bruyloft van Heer Constantijn Huigens) Tafelspelen: - Mommerij (1602) - Bruiloftspel (1602) - De gewonde Venus (1607) - Paris oordeel

Deze vier tafelspelen waren gelegenheidsstukjes voor bruiloften. Brieven: - In liefde bloeyende (1600) - Reis-heuchenis
Historisch proza: - Henrik de Gróte (1626) - Waernemingen op de Hollandse tael (aantekeningen tijdens de correctie van Henrik de Gróte, voor de herdruk van 1638) - Rampsaligheden der verheffinge van den Huize van Medicis (1649, historisch leerboek voor het staatsmanschap) - Nederlandtse Historiën (1642, met dit historisch werk wilde Hooft het Nederlands ontwikkelen tot een cultuurtaal. Hier slaagde hij ook in: vanaf 1642 telde het Nederlands als taal officieel mee op het Europees forum. Dit werk had ook politieke motieven: Hooft wilde z’n volksgenoten een harde waarheid inpeperen: de opstand tegen Spanje was een échte oorlog, waarbij aan beide kanten onvergeeflijk wrede daden waren gebeurd. Hij wilde hen ‘genezen’, hij welde tonen dat door alle partijen fouten waren gemaakt. Er is ook een boodschap in dit oeuvre aanwezig: de Nederlanders hoeven
zich niet te schamen over de strijd die ze gevoerd hadden en de staat, dat zij bewonen, kwam tot stand op de grondvesten van een rechtvaardige zaak. Nederlanders hebben ook rechten, ze móchten in opstand komen, en dat er tussen hen ook schurken zaten, die wrede daden hebben verricht, verandert daar niks aan.) In de poëzie gaan Hoofts werken bijna altijd over zijn persoonlijke liefdesleven. Ze hadden maar één thema: de beheersing van het zinnelijke door het geestelijke. Ook kent zijn poëzie maar één principe: ordenen, aan banden leggen, reglementeren. In feite waren zijn gedichten, voor hem, maar een aanloop naar het ernstige werk. Hooft had de verbeten ambitie om zijn moedertaal in een goed daglicht te stellen, dat tot dan toe alleen aan het Latijn was voorbehouden. Het Nederlands heeft dan ook veel aan hem te danken. Ook op het terrein van theater verrichtte Hooft pionierswerk ten behoeve van de Nederlandse taal: hij lanceerde de klassieke tragedie in de Nederlanden. Hooft schreef voor zijn plezier, maar toch zat er altijd een boodschap in z’n werken (zoals in Nederlandtse Historiën). Voor de lezer leek het nochtans niet altijd zo, vooral bij z’n gedichten. De boodschap daarvan is dat de Nederlandse taal een mooie taal is voor het persoonlijk en sierlijk uitdrukken van gevoelens, gewaarwordingen en gedachten, zoals die ook in het Latijn, Italiaansen Frans geuit konden worden. Hooft was zich dus bewust van een boodschap, ook als decoratief dichter. Dit maakte hem tot een belangrijk persoon in de geschiedenis van de Nederlandse geschiedenis en taal. Bronnen - ‘Het verhaal van de Nederlandse Literatuur’ (Uitgeverij Pelckmans, geschreven door Freddy De Schutter) - ‘Uit Hoofts Lyriek’ (Uitgeverij Maltinus Nijholf, Den Haag, geschreven door C.R. Zaalberg) - Internet - ‘Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie’ (Uitgeverij Heidelard-Orbis N.V. Hasselt) 2. Het Leven van P.C. Hooft Pieter Corneliszoon Hooft wordt op 16 maart 1581 geboren in een welgestelde Amsterdamse koopmansfamilie. Hij was de zoon van een beroemde meervoudig Amsterdamse burgemeester. In zijn jongensjaren ging Pieter Corneliszoon naar de
Latijnse school en was al op jonge leeftijd lid van rederijkerskamer ‘De Eglentier’.Op zeventienjarige leeftijd schreef hij zijn eerste treurspel. Zijn interesses voor Franse en Italiaanse letterkunde en de klassieke cultuur groeide zodanig dat hij besloot een reis door Italie en Frankrijk te maken. Drie jaar was hij op studiereis, van zijn zeventiende tot zijn twintigste, hierdoor maakte hij kennis met Kunst, en werd een karakteristieke vertegenwoordiger van de renaissance-kunst. Na zijn terugkomst in Nederland, mei 1601, gaat hij enkele jaren in het bedrijf van zijn vader werken. Toch blijkt het dat het ware koopmansbloed niet door zijn aderen vloeit en daarom gaat hij in 1606 letteren en rechten in Leiden studeren.. In 1609 wordt Pieter Corneliszoon Hooft door prins Maurits in een rechterlijke functie benoemd; drost van Muiden en baljuw van Gooiland. Hij woont ‘s winters in Amsterdam en ‘s zomers in Muiderslot. Wanneer hij naar het Muiderslot ging verzamelde hij een kring van kunstvrienden, Muiderkring, die door hun onderling verkeer gunstig werkten op elkanders letterkundige vorming en ontwikkeling. Deze Muiderkring bestond voornamelijk uit; Hugo de Groot, Van Baerle, Real, Huygens, Anna en Marie Tesselschade, Vossius en vele anderen. P.C. Hooft was zowel, door zijn kennis en talent, bij de rederijkers als in zijn eigen gastvrije woning de steun en het voorbeeld voor zijn letterkundige vrienden. Na het overlijden van zijn eerste vrouw en zijn tweede huwelijk in 1627 trekt hij zich meer en meer in het Muiderslot terug. In 1626 publiceerde Hooft ‘Henrik de Grote, zijn leven en werk’ , hiervoor bewonderde de Franse koning, Hendrik IV, hem en verhief P.C. hooft in 1639 in de Franse adelstand. Na 1640 daalde Pieter Corneliszoon Hooft’s gezondheid snel. In 1647 verbleef hij in Den Haag voor de begrafenis van Frederik Hendrik, hij werd daar ernstig ziek en overleed op 21 mei 1647. Pieter Corneliszoon Hooft was de eerste echte Renaissancedichter... Mening ‘Warenar’, vind ik wel een leuk boekje. Niet alleen is het grappig, maar het is ook een leuk verzonnen verhaal. Wel vind ik het jammer dat Claartje, de vrouw waar het verhaal eigenlijk op gebaseerd is, niet in het boek voorkomt. Ik vind Warenar heel goed geschreven, soms lachtte ik ook om hoe P.C. Hooft zich leuk kan uitdrukken: ‘Als men alle dochters zonder bruidsschat trouwen laat, Dan zouden ook de rijke meisjes voor de opgave staan
Met hun goede manieren een man aan de haak te slaan.’ Ik vond het niet onaangenaam om dit boek te lezen, meestal vind ik van die oude boeken onwijs saai, maar dit verhaal is gewoon leuk om te lezen. Ik vind het interessant om opdrachten als deze uit te voeren, omdat je er heel veel van leert. Ik weet nu veel meer over de geschiedenis van de Nederlandse literatuur. De samenwerking verliep goed. Ook al werd ik soms bedreigd door Georges als ik mijn wek niet op tijd bij hem inleverde. Georges heeft het allemaal keurig in elkaar geplakt, petje af! Bronnen - Warenar, P.C. Hooft -
www.pchooftstraat.nl - www.muiderslot.demon.nl. 3. Boekverslag Bibliografische gegevens
Titel: Warenar
Auteur: P.C. Hooft
Jaar van eerste verschijnen: 1617
Jaar van eerste uitgave: 1989
Gelezen druk: eerste druk, bewerkt en vertaald door H. Adema
Aantal pagina’s: 95 en 1486 versregels
Indeling: proloog en vijf bedrijven die onderverdeeld zijn in tonelen Inhoud In de proloog wordt verteld dat de grootvader van Warenar een echte gierigaard was, die zijn pot met goud onder de vloer had verstopt en er verder met niemand over sprak. Zo kwam het dus, dat zijn zoon in armoede moest leven, maar Warenar zelf heeft de pot met goud ontdekt. Hij blijft echter zoals zijn vader leven, want hijzelf is een nog grotere vrek dan zijn grootvader. Hij is geobsedeerd met de pot en verstopt hem telkens op andere plaatsen, omdat hij bang is voor dieven. Rijckert is een welgestelde koopman, die met Claartje, Warenars dochter, wil trouwen. Warenar zegt dat hij geen bruidschat kan schenken, maar Rijckert vindt dat niet erg en er wordt besloten dat die avond bij Warenar een maaltijd, op kosten van Rijckert, gehouden zal worden ter gelegenheid van het komende huwelijk. Warenar is bang dat de pot dan zal worden ontdekt en begraaft hem buiten zijn huis in het kerkhof. Lecker, de knecht van Rijckert, is daar echter in de buurt en Warenar vertrouwt het niet en begraaft zijn pot weer ergens anders, namelijk onder een steiger in het nieuwe deel van de stad. Lecker volgt hem en graaft na Warenars vertrek de pot weer op. Ritsert, Rijckerts neef, heeft over het huwelijk gehoord en wil met Warenar spreken om hem te vertellen dat hij in feite met Claartje moet trouwen, omdat zij zwanger van hem is. Zo zal haar de schande bespaart worden. Ritsert heeft al met zijn oom gesproken en die heeft er geen bezwaar tegen. Warenar heeft intussen ontdekt dat zijn pot gestolen is en door een misverstand begrijpt hij dat Ritsert zijn pot gestolen heeft. Na de uitleg is hij echter helemaal niet opgevrolijkd. Zijn goud is weg en zijn dochter zwanger!! Gelukkig ontdekt Ritsert dat Lecker de pot gestolen heeft en dwingt hem het goud terug te geven. Warenar is erg blij, maar geeft de pot als bruidschat aan Ritsert, want hij wil nooit meer om aards bezit rouwen en hij heeft spijt van zijn verleden. Iedereen is aan het einde gelukkig. Zelfs Lecker die vergeven wordt en zijn baantje mag houden. Thema en motieven Het thema is gierigheid en de problemen die deze eigenschap met zich meebrengt. Niemand vindt Warenar aardig en zelf vertrouwd hij niemand, zelfs zijn eigen meid niet. Het belangrijkste motief is natuurlijk de pot met goud en Warenars ongegronde woedeaanvallen ten opzichte van iedereen. Hij wordt meerdere keren zomaar boos op zijn meid, maar verder slaat hij ook de kok en hofmeester, die het avondmaal moesten voorbereiden, zonder reden in elkaar. Hij is gewoon paranoïde en verdenkt iedereen van stelen.
Perspectief Het is een toneelstuk en ik weet niet wat voor perspectief dat is, maar er zijn dus alleen maar gesprekken tussen de karakters. De allegorische figuren richten zich tot het publiek en de personages presenteren zichzelf op het toneel. 5) Personages
De hoofdpersoon van het verhaal is Warenar. Hij is een jaar of vijftig en erg gespannen. Zijn gierigheid wordt voor hem een nachtmerrie, een bezetenheid die zijn hele leven ontwricht. Hij wantrouwt iedereen en is voortdurend bang zijn geld te verliezen. Warenar is het enige round character, want als de pot met goud wordt teruggebracht, is hij plotseling van zijn obsessie genezen en schenkt hij zijn goud aan het toekomstige bruidspaar, blij van zijn kwelling verlost te zijn. Alle andere personages zijn flat characters en in de proloog komen twee allegorische figuren voor, namelijk Mildheid en Gierigheid. Tijd Het verhaal duurt een dag. Het speelt zich in rond de 1600 af. De tijd loopt volledig chronologisch, zonder flashbacks. Ruimte Het verhaal speelt zich af in de omgeving van de Nes in Amsterdam en is de hele tijd op straat gesitueerd, in de buurt van Warenars huis. Alleen in het vierde bedrijf wordt de handeling korte tijd verplaatst naar het Ellendig Kerkhof van de Nieuwe Kerk bij de Dam. Genre ‘Warenar’ is een komedie of blijspel. Er zijn twee soorten en dit toneelstuk is een karakterblijspel, omdat het de spot drijft met een persoon uit het stuk, namelijk Warenar zelf. Een blijspel laat de fouten en gebreken van de mens zien en er zit ook altijd een moraal in. De kern van een blijspel is serieus. Stijl Hooft heeft in dit stuk het vrije viertoppige vers gebruikt, dat formeel gesproken het rederijkersvers was, met dubbelrijmen en middenrijmen. De eindrijm is gepaard. De taal is hoofdzakelijk Amsterdams dialect. Overige informatie over het boek ‘Warenar’, het enige door Hooft geschreven blijspel, werd in 1616 door Hooft naar eigen zeggen in slechts negen dagen geschreven. Het is een bewerking van de komedie ‘Aulularia’, die in ca. 200 v.Chr. door de Romein Plautus geschreven was, die het op zijn beurt had overgenomen uit het Grieks. Hooft volgt de verhaallijn van Plautus precies, maar verplaatst de handeling naar Amsterdam en past personen en gebruiken aan de Nederlandse situatie aan. In Nederland waren er bijvoorbeeld geen haardgoden en daarom liet Hooft in zijn proloog de allegorische figuren Mildheid en Gierigheid opkomen. Het einde moest Hooft echter zelf bedenken, omdat het laatste bedrijf van de ‘Aulularia’ verloren was gegaan. Hij besloot voor een gelukkig eind, maar er bestaat ook een Franse versie van het stuk, ‘L’Avare’ van Molière, waarin de gierigaard aan het einde gierig blijft. ‘Warenar’ is door zulke aanpassingen en door het toegevoegde einde bijna twee keer zo lang als zijn voorbeeld geworden. Bovendien heeft Hooft zijn personages beter uitgewerkt en een aantal grappige anekdotes erbij gedaan, om het verhaal overtuigender over te laten komen. Hoewel het een volksstuk is, is ‘Warenar’ toch een renaissancewerk, omdat het een ‘imitatio’ van een klassiek voorbeeld is en er tegelijkertijd ook de ‘aemulatio’ aan het werk plaatsvindt, namelijk de wedijver met datzelfde voorbeeld. Bovendien is het voorreden van de allegorische figuren typerend voor de rederijkers. Hooft houdt zich verder ook aan de oude regels voor de Griekse komedies, namelijk dat ze zich in 24 uur en meestal op één plek afspeelden. Het stuk is door het volk ‘Warenar’ gaan heten. ‘Aulularia’ betekent letterlijk ‘spel van de pot’ en Hooft had eigenlijk gewild dat zijn stuk ‘Pottery’ heten zou. Hooft heeft ‘Warenar’ geschreven om geld te verdienen om een klassieke tragedie te kunnen maken, namelijk ‘Beato’. Een blijspel leverde toen veel geld op, terwijl een klassieke tragedie in eerste instantie geld kostte. Het blijspel werd in 1617 voor het eerst opgevoerd ter gelegenheid van de opening van de Eerste ‘Duytsche Academie’. Hooft was een van de oprichters van dit genootschap, nadat hij samen met o.a. Bredero en Coster de rederijkerskamer ‘De Eglentier’ had verlaten.
Mening Ik vond het boek wel grappig, maar het was erg simpel. Er was geen diepere betekenis achter de gebeurtenissen. Alleen de stompzinnige moraal ‘gierig zijn is slecht’ was het hele verhaal door aanwezig. Het was wel makkelijk te lezen, omdat het in theaterstijl geschreven is, en ook erg kort. Ik vond de oude taal zelf eigenlijk nog het grappigst. Vooral als deze taal gebruikt wordt om te schelden, want dat geeft zulke rare effecten, zoals wanneer Warenar en zijn meid ruzieën. “Zodra je me nog eens bij mijn bezigheden komt storen
Zal ik je met grof geweld de ogen uit je kop boren. Kom snel hier, of er komt een flink pak slaag aan te pas. O, ze is zo traag als een luis op een met teer besmeurde jas.” Ik vond het verhaal verbazend geloofwaardig, afgezien van de nogal stereotiepe Warenar, kan ik me dit verhaal wel voorstellen in het echte leven. Verder is het ook interessant door bepaalde dingen die laten zien hoe men vroeger leefde, zoals het feit dat Warenars meid twee gulden als jaarloon krijgt. De samenwerking ging goed. Er waren geen ruzies en dergelijke. We hebben vooraleer een beslissing te nemen, altijd gezamenlijk overlegd. De enige verandering die we hebben aangebracht, is dat ik de achtergrondinformaties over ‘Warenar’ zou doen, in plaats van Georges, omdat hij al meer dan genoeg te doen had en omdat we vonden dat het werkstuk dan logischer opgebouwd zou zijn. Bronnen - ‘Warenar’ van P.C. Hooft - www.collegenet.com - J.A. Dauzenberg, ‘Literatuur, geschiedenis en leesdossier’ - - Literatuur zonder Grenzen (2de fase) 4. Achtergrond Informatie Inleiding
Zoals U gemerkt heeft Petra de taak van de analyse en beschrijving van het genre en de stijl overgenomen. Dit is om puur praktische redens: de stijl en het genre horen eerder bij de analyse van het geselecteerde werk dan bij de achtergrondinformatie van de situatie in die periode en de persoonlijkheid van de auteur. Na het bijeen scharrelen van informatie, werd me al snel duidelijk dat er veel te veel te vertellen en uit te leggen was over de Renaissance. Er was niet alleen de ontwikkeling van de Middeleeuwen naar de Renaissance, er was ook de Kerk, de humanisten, de literatuur, de cultuur van de Grieken en de Romeinen, vele oorlogen, etc. De oplossing hiervoor was dat ik alles gewoon moest indelen in verschillende onderwerpen en alinea’s. Zoals bij de vorige leesverslagen. Maar dit ging al snel mis ! Ik moest hierna nog uitleggen wat het te maken had met P.C. Hooft. Ik zag in dat een andere opbouw me zou helpen. Deze voor mij nieuwe opbouw gaat als volgt: Ik geef een citaat uit een boek tezamen met de informatiebron, reageer en leg dat citaat uit en geef er mijn mening op. Dit betekent dat het mini-leesverslagen worden, dus er is geen algemene kern of overkoepelend slot. Alleen kleine kernen en meningen voor elk onderwerp. Er is echter een uitzondering. Het eerste onderwerp ‘Historische Achtergrond 1500 - 1700', heb ik er bij gezet omwille van een beter begrip van de Renaissance en de maatschappelijke en politieke situatie van de die tijd. Ik hoop dat U het een even goed idee vindt als de rest van het team en ik. Het heeft het opstellen van de tekst voor mij efficiënter gemaakt Men zou kunnen zeggen dat het mijn Renaissance is op vlak van de leesverslagen-opbouw. Historische Achtergrond 1500 - 1700
Aan het eind van de barbaarse en duistere Middeleeuwen en vooral in de loop van de 16e eeuw verdwenen de middeleeuwse feodale koninkrijken om plaats te maken voor centraal regeerde staten. Dor ontdekkingsreizen van onder andere Columbus werd de wereld buiten Europa omsloten en ontstond er een wereldwijd handelsverkeer. Daardoor werd de burgerij steeds rijker en machtiger, en verloren adel en Kerk een deel van hun gezag. De macht van de Kerk werd ook aangetast door godsdienstige twisten. In 1519 brak Luther met Rome, in 1534 scheidde de Anglicaanse Kerk zich af en in 1541 begon de hervorming van Calvijn in Zwitserland. In de tweede helft van de 16e eeuwvonden er diverse godsdienstoorlogen plaats, wat leidde tot een zeer langdurige economische malaise die in sommige landen voortduurde tot in de 17e eeuw. In die eeuw woedden er tal van grote burgeroorlogen, zoals de verwoestende Dertigjarige Oorlog (1618-1648) tussen de Duitse vorstendommen. In de tweede helt van de 17e eeuw kwamen de Europese staten weer in rustiger vaarwater. In veel landen ontstond de absolute monarchie, het staatstelsel waarin de koning de volledige macht bezat en (in theorie) slechts aan God verantwoording hoefde af te leggen. Op die manier koppelde men politieke en godsdienstige gehoorzaamheid aaneen en deze nieuwe een eenheid tussen Kerk en staat zorgde voor relatieve orde en rust. De Nederlanden

Rond 1500 kwamen de Nederlandse gewesten in het bezit van Karel V, de heerser van Spanje, Italië, grote delen van Duitsland en Oostenrijk. Van een echte eenheid was toen nog geen sprake: alle provincies hadden een grote zelfstandigheid binnen Karel’s rijk. Filip | |, die in 15556 zijn vader in Spanje opvolgde, probeerde de gewestelijkte autonomie aan banden te leggen en trad boven die veel feller op tegen de ‘ketters (de protestanten). Om het groeiende verzet van de Nederlanden de kop in te drukken, stuurde hij een legermacht onder aanvoering van de hertog Alva, wat het begin was van de Tachtigjarige Oorlog met Spanje (1568-1648). In 1587 riepen de noordelijke gewesten de Republiek de Verenigde Nederlanden uit, die tot 1795 zou bestaan. Binnen deze Republiek maakte het schatrijke gewest Holland de dienst uit en daarin weer de machtige handelsstad Amsterdam. De vertegenwoordigers van elk gewest (de Staten) kwamen regelmatig in den Haag bijeen om gezamenlijk te vergaderen (de Staten-Generaal). De machtigste man in de Staten-Generaal was de landsadvocaat (later raadpensionaris) van Holland, die een soort voorzitter-secretaris van de Hollandse Staten was. Deze zeer belangrijke functie werd onder andere bekleed door Johan van Oldenbarnevelt (1586-1619) en Johan de Witt (1653-1672). Daarnaast waren er de stadhouders uit het huis van Oranje. Oorspronkelijk was de stadhouder een door de koning over elke provincie aangestelde bestuurder, maar nu er geen koning meer was, werden de stadhouders de aanvoerders van leger en vloot. Geleidelijk kwamen de meeste gewesten onder het gezag van één gezamenlijke stadhouder. In de Tachtigjarige Oorlog werd deze functie bekleed door Willem van Oranje, de ‘Vader des Vaderlands (1572-1584) en diens zoon Maurits (1585-1625) en Frederic Hendrik (1625-1647). Tussen deze stadhouders en de raadspensionarissen was er een voortdurende strijd om de macht: de stadhouders waren voorstanders van een centraal geregeerde staat, terwijl de raadspensionarissen in het belang van Holland de gewestelijke autonomie wilden handhaven. In de Republiek bloeiden economie, kunsten en wetenschappen. Hoewel de opstand tegen Spanje gedeeltelijk ook een godsdienstige oorlog was, heeste hier toch een relatief grote religieuze vrijheid en was er na de overwinning op de Spanjaarden nauwelijks een vervolging van niet-protestanten. Talrijke buitenlandse geleerden die in hun eigen land vervolgd werden om hun ideeën, vonden hier een toevluchtsoord. Terwijl het zelfstandige Noorden de ‘Gouden eeuw’ beleefde, raakte het zuiden economisch en cultureel in verval. De Zuidelijke gewesten bleven in Spaanse handen en het katholicisme was er de enige toegestane godsdienst. De Nederlandse taal verviel er tot een tweede-rangstaal voor bedienden en plattelandsbewoners. Pas in de 19e eeuw ontstond er weer een Nederlandstalige cultuur in het Zuiden. De Renaissance ‘In Italië ontstond in de loop van de 14e eeuw - toen in de rest van de Europa nog volledig de middeleeuwse cultuur heerste - een nieuwe schitterende en bruisende cultuurbeweging: de Renaissance (= wedergeboorte, de wedergeboorte van de klassieke cultuur). De machtigste en rijke kooplieden van handelssteden als Florence, Milaan, Venetië en Genua zetten zich af tegen de middeleeuwse cultuur en keken - over de Middeleeuwen heen - terug naar het glorierijke verleden: de Romeinse tijd, toen Italië de wereld overheerste, en de daaraan voorafgaande Griekse cultuur. Men streefde ernaar deze bloeiperiode uit de geschiedenis, de Klassieke Oudheid (500 voor Chr.-500 na Chr.), in de eigen tijd te doen beleven, tot een wedergeboorte ervan te komen. ‘ uit J.A Dauzenberg. Hooft werd door zijn vader gestuurd naar Italië omwille van die rijke handelssteden, om meer verstand te krijgen van zaken. Maar in deze bloeiperiode had Hooft niet veel oog voor zaken maar eerder voor de kunst (groot gelijk !). Hij bleef ook een kunstenaar zijn hele leven lang. Hooft kwam uit het barbaarse Noorden en wanneer hij al die prachtige gebouwen kunstwerken ziet is hij zeer diep onder de indruk. Ik zou het ook zijn, maar ik zou er dan ook gebleven zijn. Hooft ging terug naar Nederland . Dit kan ook als iets goeds gezien worden: Nederland ging ook de Renaissance volgen door mensen als Hooft die met nieuwe ideeën komen. Nederland zou veel aan hem te danken hebben. Jammer is wel dat alleen rijke mensen als Hooft die tocht mochten maken. Hij was één van de weinige Nederlanders. ‘De eerste onderzoekers van de klassieke cultuur noemen we humanisten (van ‘humanus’ = menselijk), omdat zij op grond van de klassieke kwamen tot een nieuwe visie op de rol van de mens in de wereld. In de middeleeuwse opvatting waren de mens en zijn leven op aarde geheel ondergeschikt aan God en het bestaan in het hiernamaals. In de visie van de Renaissance waren de mens en de aarde even belangrijk als het goddelijke en het hiernamaals: de theocentrische opvatting veranderde in een antropocentrische (van het Griekse ‘anthropos’ = mens). Wat de mens presteerde, zag men niet langer als een gave die hem door God was geschonken, maar als iets dat uit hemzelf voortkwam. Grote kunstenaars en geleerden ging men beschouwen als genieën in plaats van de door God begenadigden. Een van de voornaamste humanisten was de Nederlander Desiderius Erasmus (1466-1536).’ uit J.A Dauzenberg. Volgens mij was Hooft geen humanist. In zijn komedie ‘Warenar’ is er geen enkel teken van humanisme en in zijn leven doet hij niks wat misschien als humanistisch beschouwd kan worden. Hooft zijn religieus standpunt ken ik niet, maar ik zou verwachten dat hi protestants was. Maar dat kon hem niet veel schelen want in het Muiderslot nodigde hij zowel orthodoxen als gematigden. Deze verdraagzaamheid bewonder ik. Volgens mij zijn veel van de ideeën uit het renaissance nog geldig in de 21ste eeuw: wat wij doen in het leven wordt algemeen gezien als onze eigen prestatie, niet die door God doorgegeven. ‘Nauw verbonden met het antropocentrisme is het individualisme. De mens werd niet langer gezien als een wezen dat in de eerste plaats deel uitmaakte van groter geheel (dorp, gilde, stand, Kerk), maar als een unieke, individuele persoonlijkheid die tot grootste dingen in staat was, niet dankzij de gemeenschap waarin hij leefde, maar door zijn eigen verstand en wilskracht. Voortaan gingen kunstenaars hun schilderen signerenen hun naam op hun boek zetten; kunstschilders maakten zelfportretten en dichters schreven over hun persoonlijke omstandigheden. ‘ uit J.A Dauzenberg. Hier zie ik dus wel duidelijk het echte karakter van Hooft: hij tekende elk boek, brief, getuigenis, etc. Met zijn handtekening. Op zijn boeken staan portretten van hem. Hij behoort niet tot een groep personen, hij is Hooft. Men zou kunnen beweren dat Hooft bij de Muiderkring behoort. Ik denk van niet want binnen in dat kasteel had iedereen zijn eigen specialiteit, eigen persoonlijkheid en opvattingen. Of het individualisme nog bestaat in deze eeuw is moeilijk om te bespreken: zien we elkaar nu als Europeanen, mensen, Nederlanders of als zichzelf. Dit is niet alleen een koppenkraker voor mij maar zeker ook voor de Europese Unie. ‘Het hoogste ideaal van de renaissancisten was een ‘homo universalis te worden: een universele mens, die op alle gebieden van de menselijke cultuur uitblonk. Leonardo da Vinci (1452-1510) is het standaardvoorbeeld van een homo universalis. Hij is een van de grootste schilders uit de geschiedenis (met onder andere de Mona Lisa van 1505); daarnaast werkte hij ook als architect en beeldhouwer, bracht vernieuwingen aan in een enkele muziek instrumenten en beoefende diverse (proza)genres. Als technicus ontwierp oorlogstuig (onder andere de gestroomlijnde kogel ter verplaatsing van de ronde) en machines voor de textielindustrie. Als wetenschapsman voerde hij secties op lijken uit, deed geologisch onderzoeken ontdekte het bestaan van thermiek. Hij liet een grote hoeveelheid aantekeningen na - geschreven met de linkerhand van rechts naar links en in spiegelschrift! - waarin ontwerpen staan van zaken die in zijn tijd onmogelijk gebouwd kunnen worden, zoals een helikopter en een eenmansduikboot.’ uit J.A Dauzenberg en Literatuur zonder Grenzen (2de fase). Ik ben zeer diep ontgoocheld van Hooft op dit terrein. Ik had een ware Renaissancist verwacht. Iemand die in alles goed wou zijn. Hij in ieder geval was dat niet. Hij blinkt (vind ik) al nauwelijks uit op literair niveau: hij gebruikt de tekst van iemand anders vervangt de datum taal en plaats van gebeurtenis en dat moet dan zeker beschouwt worden als een meesterwerk ? Ik had veel liever Huygens gehad, maar dat kom ik nu pas te weten. ‘Da Vinci was een echte onderzoeker van de natuur, iemand die zelf wilde uitvinden hoe de wereld in elkaar zat. Dit empirisme (van empirie = ervaring) winden we bij vrijwel alle Renaissancegeleerden en -kunstenaars. Men ging de natuur onderzoeken door experimenten te doen en men trachtte theorieën te bewijzen door middel van experimenten. Men wilde niet langer ondergeschikt zijn aan de theologie en evenmin blindelings aanvaarden wat gedurende eeuwen over geleverd was.’ uit J.A Dauzenberg. P.C. Hooft komt niet overeen met dit standpunt. Hij onderzocht de natuur niet en wilde ook niet weten hoe de wereld in elkaar zat. Hij wou wel alles ervaren en dat wordt duidelijk met zijn werk Nederlandse Hitorïen, hij is ter plekke om de ervaring van de oorlog mee te maken. Dit werd vaak gedaan door één van de grootste Griekse historici: Aristoteles. Hier zien we dus duidelijk dat men weer de klassieke manier van geschiedenis-beschrijving gaat beoefenen. Wetenschap en Geloof ‘Door het empirisme kwam er een enorme wetenschappelijke opbloei; in feite legde men in de 16e en 17e eeuw de basis voor de moderne wetenschappen. Nicolaus Copernicus (1473-1543), die aantoonde dat de aarde rond de zon draait en niet omgekeerd. Galileo Galilei (1564-1642), zag met zijn telescoop vier manen rond Jupiter en ondersteunde Copernicus. Ze werden vervolgd om hun ideeën en hun boeken werden pas van de index gehaald in de 19e eeuw ! Beide zijn goede voorbeelden van deze opbloei en de oppositie van de Kerk. Pas in 1980 werd een onderzoek gestart om achter te komen of Galilei ten onrechte van ketterij werd beschuldigd. Later zou deze ontwikkeling van de wetenschappen alleen maar versnellen.’ uit J.A Dauzenberg. Ik ebn zeer blij meet deze wetenschappelijke opbloei want anders zou ik moeilijk met een bus naar een school kunnen, dit verslag op een computer typen zou bijna onmogelijk zijn en die versnelling van de opbloei is alleen maar toegenomen (internet, gsm’s, Pda’s en al die nieuw snufjes zijn pas 6 jaar geleden ontworpen !). P.C. Hooft is zeker geen vernieuwende wetenschapper als Gallilei geweest, hij is een kunstenaar gebleven. Het is me opgevallen dat Hooft niet veel trekken van de Renaissance bezit, misschien is hij geen Renaissancist maar ziet dat er alleen maar uit zo omdat hij naar Italië reisde en per toeval in die tijd leefde. Misschien volgde hij gewoon de trend ? ‘Naast de bloei van de wetenschappen begon men ook meer aandacht te krijgen voor de taalkunde en geschiedenisbeschrijving. Door de belangstelling van de klassieken kwam er behoefte aan woordenboekenen grammatica’s van het Grieks en het Latijns. Ook begon men de eigen taal te bestuderen en vast te leggen. In de geschiedeniswetenschap zien we hetzelfde: eerst werd de klassieke geschiedenis onderzocht, daarna ook de eigen geschiedenis. Bij deze studie baseerde men zich niet op wat anderen er al over geschreven hadden, maar werd uitgegaan van zogenoemde ‘bronnen’: oorzaken, wetten, verdragen.’ uit J.A. Dauzenberg. Hier zie ik de ware Hooft: de geschiedschrijver. Zijn werk over de opstand tegen Spanje, Nederlandse Historïen, is daarvan het enige en beste voorbeeld. Hij zou ook veel aandacht krijgen voor zijn eigen taal. Ik denk dat ik ook belangrijk is want ik heb vaak problemen met talen omdat ik er drie spreek ! Dit veroorzaakt vele verwarringen . ‘Hoewel de rond 1450 uitgevonden boekdrukkunst ervoor zorgde dat de nieuwe kennis snel verspreid kon worden, bereikte ze toch maar een klein deel van de bevolking, omdat nog steeds maar weinig mensen konden lezen en schrijven. De meesten bleven leven met de verouderde denkbeelden. Het geloof aan heksen bijvoorbeeld, dat vaak in verband wordt gebracht met de Middeleeuwen, bloeide vooral tijdens de Renaissance.’ uit J.A. Dauzenberg. Het is dus duidelijk dat de Renaissance ook zwarte bladzijden bezat, dit wist ik niet. Ik kan het me trouwens moeilijk voorstellen dat men in heksen geloofde in zulk een prachtige tijd. In het boek wordt dit trouwens alleen maar versterkt: er is geen opmerking die aan zwarte magie zou geloven. Maar dat was dan ook met opzet: in die tijd moest alles geloofwaardig zijn, geen spoken of demonen. De personages moesten zich gedragen als in het echt (realisme). P.C. Hooft is dus op dit terrein succesvol geweest. ‘Ook op godsdienstig gebied vinden we het empirisme en het individualisme terug. Men ging zelf de basis van het geloof, de bijbel, bestuderen en nam niet langer zonder meer aan wat de Kerk beweerde. Zo kwamen sommigen tot de conclusie dat er iets fundamenteel mis was met de Kerk. Vaak was zij meer een wereldlijke macht geworden dan een geestelijke.’ uit J.A. Dauzenberg. P.C. Hooft lijkt me niet een actief persoon te zijn geweest op godsdienstig vlak. Hoewel er vele spanningen waren in die tijd tussen orthodoxen en gematigden, de Kerk en de wetenschap, de protestanten en de katholieken. In zijn werk ‘Warenar’ vind ik dus ook weinig terug van deze spanningen of conflicten. Beeldende Kunst en Muziek ‘In de Middeleeuwen waren de kunstenaars lid van een gilde en zag men ze als ambachtslieden. In de Renaissance veranderde de positie van de kunstenaar. Hij stond niet langer op één voet met handswerklieden maar met geleerden - en veel kunstenaars waren er ook tegelijk geleerden, zoals Leonardo da Vinci.’ uit J.A. Dauzenberg. Dit is de tweede keer dat ik opmerk dat P.C. Hooft absoluut geen kunstenaar was. Hij schreef en daar bleef het bij, er zijn geen beeldhouwwerken of kleurrijke schilderijen ! Een zeer teleurstellende constatering want dat is wel degelijk het mooiste dat er was in de Renaissance: de kunst. Zelf ben ik een fan van de kunst in die periode en vindt het spijtig dat P.C. Hooft dat niet was. Een geleerde was hij ook niet, hij schreef wel over de geschiedenis en analyseerde de oorlogen. In het werk gekozen werk ‘Warenar’, is maar weinig terug te vinden van hoe P.C. Hooft was. Het is een komische toneelstuk, er zitten niet vele persoonlijke gedachtes bij. Hij uit zijn emoties niet in het boek uit. Hij is een echte stoïcijn ! Dit was een klassieke filosofie (hij hield in dat je zo min mogelijk je gevoelens moest uiten) die weer opbloeide in de Renaissance. Gelukkig heeft hij dus toch wel een paar trekken van een renaissancist ! ‘Het hoofdkenmerk van de Renaissance-kunst is haar realisme. De grote belangstelling voor mens en wereld leidden ertoe dat men deze zo realistisch mogelijk probeerde uit te beelden.’ uit J.A. Dauzenberg. P.C. Hooft heeft veel belang gehecht aan de geloofwaardigheid van zijn werken. ‘Warenar’ is een zeer realistisch verhaal, het hele team had dat al snel door. Ik vind de geloofwaardigheid bijna even belangrijk als de boodschap, daarom vind ik ‘Warenar’ ook zulk een goed boek. Hoewel de boodschap niet diepzinnig is. Maar men vergeet altijd deze belangrijke levensles dus het kan geen kwaad om het nog een keer te horen. ‘Het tweede hoofdkenmerk van de Renaissance-kunst is haar astheticisme (estetica=schoonheidsleer), de opvatting dat kunst in de eerste plaats mooi moet zijn. In de Middeleeuwen kwam dit pas op de tweede plaats.’ uit J.A. Dauzenberg; Zoals ik al eerder zei is P.C. Hooft geen echte kunstenaar, volgens mijn verstand (?). Maar zou hij dit ook denken en het in de literatuur in praktijk brengen ? Ik denk van niet: het is geen mooi verhaal, het is komisch. Maar vele mensen zullen dit bekritiseren want hij heeft vele prachtige brieven geschreven die dan wel in de eerste plaats zijn en daarna hun boodschap duidelijk maken. ‘Het derde hoofdkenmerk is de invloed van de Klassieke Oudheid. Dit classicisme kwam onder andere tot uiting in het weergeven van taferelen uit de klassieke mythologie en geschiedenis in de schilderkunst en beeldhouwkunst, en in het gebruik van zuilen in de bouwkunst.’ uit J.A. Dauzenberg. Dit is een citaat waar ik P.C. Hooft in terug kan vinden: ‘Warenar’ was oorspronkelijk een Grieks toneelstuk. Hooft schreef toneelstukken wat niet werd gedaan in de Middeleeuwen, hij vertaalde het werk uit de Oudheid, hij nam een voorbeeld aan de genres die toen werden gebruikt. Hij was dus wel degelijk een classicist (neologisme). Literatuur en Taal ‘De literatuur van de Grieken en de Romeinen was in de Renaissance de maatstaf voor de eigen literatuur, wat echter niet wil zeggen dat men de klassieken slechts slaafs navolgde. Men onderscheidde namelijk in de verhouding tussen de Klassieken en de eigen literatuur drie stadia: translatio (vertaling), imitatio (navolging) en aemulatio (verbetering). Door vertalingen te maken ui het Grieks en Latijn en daarna zelfstandig de klassieken na te volgen, hoopte men uiteindelijk de hoogste trap te bereiken: de oude literatuur overtreffen.’ uit J.A. Dauzenberg. ‘Warenar’ behoort tot de eerste stadia: de vertaling. Hoewel ik de zie als ‘slaafs’ navolgen van de Oudheid. Het overtreffen van de Oudheid is volgens mij absoluut niet gelukt: de verhalen van Homerus en de filosofische boeken van de Oudheid zijn niet te over treffen door een simpel toneelspel. ‘De vertaalarbeid van de Renaissance is van enorme betekenis geweest. Men werd zich hierdoor bewust van de mogelijkheden van de eigen taal en de klassieke teksten werden toegankelijk voor mensen die geen of minder goed Latijns en Grieks kenden.’ uit J.A. Dauzenberg. We mogen Hooft zeker bedanken voor zijn vertalingen niet alleen hebben ze mensen geholpen uit zijn eigen tijd maar kreeg hij ook meer aandacht voor het Nederlands. Hij schreef zelfs teksten waarvan de boodschap was dat men trots mag zijn op het Nederlands, dat het even goed de gevoelens kon uiten als het Italiaans en het Frans ! Hij heeft gelijk, men mag de Nederlandse taal bewonderen, het is een mooie taal met een kleurrijke geschiedenis. ‘De imitatio had vooral betrekking op twee zaken: het zelf weer in het Latijn schrijven en het doen herleven van allerlei klassieke genres. Het opnieuw schrijven in het Latijn gebeurde vooral in de wetenschap. In de 16de en 17de eeuw, en ook nog voor een deel in de 18de eeuw, nam het Latijns een positie in die vergelijkbaar is met die van het huidige Engels: het was de internationale taal van de wetenschap. Vrijwel alle grote geleerden schreven hun boeken in het Latijns en correspondeerde in die taal. Vaak ‘verlatijnsten’ ze zelfs hun achternaam: Barlaeus (Van Baerle), Columbus (Colombo), Copernicus (Copernigk), Grotius (De Groot).’ uit J.A. Dauzenerg. Weinig opmerkingen over te maken. P.C. Hooft schreef gewoon over zonder enige genres te doen herleven. Een teleurstellende Renaissancist. ‘De schrijvers die de volkstalen gebruikten, probeerden die talen aan de klassieke gelijkwaardig te maken door woorden, zinsconstructies en uitdrukkingen over te nemen. Vooral de invloed van het Latijns op alle talen van West-Europa is overweldigend, wat zowel voor de uitdrukkingen geldt als voor de woordenschat. Nederlandse uitdrukkingen en spreekwoorden die rechtstreeks zijn vertaald uit het Latijns zijn bijvoorbeeld: ‘Geld stinkt niet’, met een korreltje zout’, Vergissen is menselijk’. Ook de klassieke mythologie drong in de Nederlandse taal doornamen van sportclubs als ‘Ajax’ of woorden als ‘sirene’ getuigen daarvan.’ De zinstructuren en de woorden die worden gebruikt in ‘Warenar’ zijn niet uit de Renaissance. Het zijn vulgaire, barbaarse uitdrukkingen. P.C. Hooft heeft dus wel geprobeerd om de tekst te moderniseren naar zijn eigen tijd, misschien om het populairder te maken. Het kon hem dus niet veel schelen of hij nou de Oudheid deed herleven, hij deed het voor het geld. Daarom heeft hij ook een blijspel gekozen, het was in de mode. Hij volgde de trend, kreeg veel geld ervoor en probeerde mensen een lesje te leren, terwijl hij die zelf nodig had ! U heeft denkelijk opgemerkt dat ik hem hard aanpak, maar ik vind dat hij een koude douche verdiend. Hij is niks vergeleken met Huygens od Da Vinci. ‘Tegelijk is er echter ook een ongekende tendens: purisme (taalzuiverheid). Men probeert Latijnse woorden te vervangen door nieuw bedachte woorden in de landstaal (neologismen). Voor het Nederlands zijntal van wiskundige termen bedacht door de waterbouwkundige Simon Stevin (1548-1620), zoals ‘driehoek’, ‘wortel’ , ‘middenlijn’, ‘delen’ en het woord ‘wiskunde’ zelf!’ uit J.A. Dauzenberg. Nu weet ik aan wie ik al die vervelende lessen goniometrie te danken heb ! P.C. Hooft heeft zelf ook geprobeerd om een paar neologismen te maken (‘redenaar’ en ‘vernufteling’) maar ze zijn nooit opgenomen. Hiervan is weinig te merken in het boek ‘Warenar’. ‘Een van de klassieke genres die men opnieuw ging beoefenen, was het epigram of puntdicht. Dit is een kort gedicht van meestal twee of vier regels met een spitse, geestige inhoud en een verrassend slot (de ‘pointe’). De belangrijkste Nederlandse epigramschrijver is Constantijn Huygens.’ uit J.A.. Dauzenberg. Het wordt me steeds maar duidelijker en vervelender dat we voor Huygens hadden moeten kiezen. Dit puntdicht is zeer ingewikkeld en maakt het daarom ook zo fantastisch. Spijtig dat Hooft fit niet beoefende. ‘Naast het classicisme vertoont de Renaissance-literatuur natuurlijk ook de andere hoofdkenmerken van de Renaissancekunst: realisme en estheticisme. Het laatste uitte zich in de grote nadruk op regelgeving. Een literair werk moest aan bepaalde eisen voldoen: het moest tot een bepaald genre behoren en de regels van dat genre nauwkeurig volgen. De taal moest verfijnd, elegant, ‘een genot voor het oor’ zijn. Men wilde laten zien wat men allemaal kon met de taal: woordspelingen, metrum en ingewikkelde verstypen als het sonnet. In het algemeen geldt dat men veel meer dan de middeleeuwse schrijvers belang hechtte aan de vorm van literaire werken.’ uit J.A.Dauzenberg. P.C. Hooft lette inderdaad veel op de opbouw van zijn toneelstuk: het indelen van de tekst in 5 bedrijven en de personages noemen voor het begin van een bedrijf. Ook werd er tijd besteed aan de kaft van al zijn boeken: ze zijn allemaal versierd met zijn portret. Het realisme is overduidelijk in ‘Warenar’, maar of hij zich houdt aan de regels van het genre, weet ik niet. Wat zijn de regels voor een genre ? Dat de taal een genot voor het oor moet zijn betwijfel ik, “Zodra je me nog eens bij mijn bezigheden komt storen Zal ik je met grof geweld de ogen uit je kop boren. Kom snel hier, of er komt een flink pak slaag aan te pas. O, ze is zo traag als een luis op een met teer besmeurde jas.”, dit citaat is maar een voorbeeld van de menige. ‘Het realisme kwam tot uiting in de eis die aan elk literair werk werd gesteld: dat het waarschijnlijk was. De gebeurtenissen die men bijvoorbeeld in een toneelstuk toonde, moesten voor de toeschouwer geloofwaardig zijn. Dit betekende niet zozeer dat alles volgens de natuurwetten mogelijk moest zijn - wat dus het vertonen van bijvoorbeeld geesten onmogelijk zou maken - maar dat de personages zich behoorden te gedragen zoals mensen zich in de betreffende situaties inderdaad gedragen.’ uit J.A. Dauzenberg. Niet alleen was het geloofwaardig voor die tijd maar het is het nog steeds ! ‘De aard van de persoon Hooft sprak toen der tijd veel minder tot de verbeelding van het volk dan die van Van de Vondel. Dit is niet moeilijk te begrijpen. Van aard was Hooft een aristocraat, die zijn leven en werk slechts in dienst heeft gesteld van de schoonheid, en die zijn toneelspelen - een enkele uitzondering daargelaten - vrijwel alleen heeft geschreven om er zijn wijsbegerige en politieke ideeën in te kunnen verwerken; het werden overpeinzingen, betogen, vaak van hoog poëtische gehalte en geschreven door een man van grote smaak en hoge ontwikkeling die uit zijn afzondering als individu het leven van zijn volk gadesloeg maar er in de praktijk weinig aan deel nam.’ uit www.pchooftstraat.nl . Ik moet eerlijk toegeven dat dit een hoop flauwekul is, deze arme schrijver wordt hier tot een heilige benoemd. Ze beweren dat hij zijn leven en zijn werk opofferde voor de schoonheid, ik ben hier absoluut tegen: hij is 2 keer getrouwd, heeft 5 kinderen verloren, na zijn dertigste doet hij niks anders dan het hebben over een oorlog (dat is schoon !), versierd vrouwen met zijn brieven en hij moet dan zeker gezien worden als een fantastische schrijver ! Zijn werk ‘Warenar’ is alles behalve mooi, het is een simpel blijspel dat hij van iemand anders heeft overgepend. Hij zet er zijn portretje en zijn handtekening bij en hij is één van de grootste Nederlandse schrijvers. Er zit zelfs geen humor in ‘Warenar’, ik heb meer gelachen om een absurde midlife-crisis dan om die flauwe grappen. Ze durven zelfs te zeggen dat hij zijn politieke ideeën bewerkte in zijn boeken, ‘Warenar’ is toont dit zeker niet aan ! Maar waarom ‘blazen’ ze deze mislukte (- renaissance, zo zie ik het) schrijver dan zo op ? Ik weet het niet, maar ik weet wel dat we ofwel een ander boek hadden moeten kiezen (Nederlandse Historïen) of een andere schrijver. Het is niet omdat P.C. Hooft een slecht boek heeft vertaald dat ik geen pret heb gehad. In tegen deel het is de eerste keer dat ik verlang naar verslagen die in teams mogen worden gedaan. Het tezamen werken ging vlot en ik heb me mogen uitleven op het kaftje ! Ik dank de rest van de groep hiervoor en ben zeer blij met de samenwerking en het uiteindelijke resultaat van dit verslag. Bronnen -J.A. Dauzenberg - www.scholieren.com - Nederlandse Literatuur Geschiedenis - www.hum.uva.nl - Literatuur zonder Grenzen (2de fase) - Galerij van de Nederlandse Literatuur - Uit Hoofts Lyriek

REACTIES

M.

M.

waaaaaaaaw wat een goede verslag had je zeker een 10 he?goedzo well done we hebben echt wat aan gehad dag

19 jaar geleden

huts

huts

Topverslag

4 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Warenar door P.C. Hooft"