Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Wampie door A. den Doolaard

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
Boekcover Wampie
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo | 1435 woorden
  • 6 december 2001
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
12 keer beoordeeld

Boekcover Wampie
Shadow
Wampie door A. den Doolaard
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Zakelijke gegevens Titel: Wampie
Auteur: A. den Doolaard
Uitgeverij: Querido
Eerste druk: 1938
Gelezen druk: 14e, 1971
Aantal bladzijden:147 Samenvatting Wampie wordt wakker en ze moet naar haar werk. Ze werkt als stenotypiste op het kantoor van meneer Wonder. Haar zusje roept dat Kees op haar staat te wachten, maar Wampie heeft geen zin om naar haar werk te gaan. Kees vertrekt zonder haar, en Wampie meldt zich ziek. Ze wil geen gezeur meer aan haar hoofd, ze wil rust en dus besluit ze om naar het bos te gaan. In het bos aangekomen gaat ze in het gras liggen en valt in slaap; de boswachter, Dolf, ziet haar fiets staan hij kijkt in haar tas en vindt haar paspoort met haar volledige naam, Petronella Geertruida van Rosande, hij zag haar in het gras, ze sliep nog. Dolf wil haar wel ontmoeten en prikt haar band met een speld lek. Hij loopt op haar af, en zegt op een schreeuwende toon dat ze zich op verboden terrein bevindt. Wampie gaat met hem mee naar huis om haar band te plakken, ze ziet alle dieren en ze vindt ze leuk. Ze spreken af om elkaar de volgende zaterdag weer te zien, eerst zegt ze af maar besluit toch te gaan, zo begint langzaam hun relatie. In deze beginperiode van hun relatie wordt ze ontslagen, ze gaan naar een café om wat te drinken, ze bekijken ook de advertenties. Dolf leest haar er een voor en zegt dat het een oom van hem is, ze besluit te reageren en wordt aangenomen. Oom Barend wil op reis en wil dat Wampie meegaat, Wampie wil dat Dolf met haar meegaat en hij reist haar steeds stiekem achterna, er is steeds weer een probleem maar ze weten die steeds te overwinnen. Als laatste gaan ze naar het bos in Roemenië, het bos dat van Dolf zijn vader is geweest en dat hij op zijn dertigste zal erven. Hier komt Dolf op voor zijn rechten om zijn landgoed te verdedigen. Hij was er namelijk achter gekomen dat er een bedrieger in het spel was, hij legt alles aan oom Barend uit. Hij en oom Barend hebben het weer goed gemaakt. Mijn mening Ik vond dit leuk om te lezen; het is weer eens wat anders en ik houd wel van een beetje ‘jeugdliefde’ in boeken. Wat me opviel, was dat er, terwijl het voor het eerst uitgegeven is in 1938, vrij veel ‘seksistische’ opmerkingen in voorkomen. Normaal zijn alle oude boeken ontzettend preuts en is het zelfs al een uitzondering als bijvoorbeeld het woord bh wordt genoemd. Dat staat me wel aan; een ouderwets boek met redelijk oud taalgebruik en toch moderne opvattingen. Dat geeft me weer extra zin om door te lezen. Er was een verhaallijn die goed te volgen en te begrijpen was. Er zijn weinig personages, maar deze zijn best wel goed uitgewerkt zodat ik een goed beeld kreeg hoe de personages in elkaar zitten. De gebeurtenissen zouden echt plaats kunnen vinden maar het is wat te ouderwets voor deze tijd. Ik hoef niet perse nog meer boeken van den Doolaard te lezen want zo spectaculair vond ik het boek niet. Ik vind het geen echte aanrader maar als iemand nog een boek moet lezen voor een thema en dit boek past er in dan zou ik het wel aanraden.
Leesdossieropdracht Opdracht 28: Herschrijf een gedeelte van het verhaal vanuit een ander vertelperspectief. Ik herschrijf dit stuk in het ik-perspectief. Ik kijk vanuit Wampie, omdat zij een meisje is en ik ook, en ik het makkelijker vind om vanuit een meisje te kijken dan vanuit een jongen of man. Blz. 71 t/m blz. 73
Marie stak haar puntig hoofd, waar de uitgezakte krulletjes van de afgelopen zondag als late en verlodderde feestgangers slap tegen aanbengelden, langzaam rond de deur. ‘Meneer, d’r is een jongejuffrouw voor u, of liever, ’t lijkent wel een kind.’ Hij keek knorrig van zijn beurskoersen op en trok snel z’n horloge uit z’n vestzak. ’t Was klokslag elf. ‘Als de bliksem binnenlaten en twee koffie klaarmaken wanneer ik bel.’ Hij hief zijn vinger op. ‘Dat betekent ook dat je niet achter de deur blijft staan luisteren.’ ‘Alsof ik… een onbeschaamdheid,’ mompelde Marie. Ze stak haar hoofd opnieuw om de deur. ‘Kent u haar dan? ’t Kan wel chantage wezen.!’ ‘Opschieten!’ donderde oom Barend. Hij smeet de deur dicht, ging weer zitten, kneep met een duim en wijsvinger z’n wenkbrauwen naar elkaar toe, zodat ze steil en dreigend omhoog stonden, haalde meteen een spiegeltje uit zijn vestzak en streek z’n knevels uit. ‘Binnen!’ Oom Barend en ik stonden tegenover elkander. Gossie, hij ziet er toch veel grimmiger uit dan ik door de telefoon gedacht had! Dat schoot ontmoedigend door mij heen, terwijl ik toch al trillend naar boven gekomen was vanwege de kwaadaardige klap die de deur gegeven had. Hij lijkt geen spat op Dolf, behalve zijn grote handen en dat zijn hoofd ook zo puntig toeloopt, maar daar zitten bij Dolf gelukkig haren overheen en wat veel. Maar waarom zucht hij nu zo, maak ik hem soms zenuwachtig? Een slecht begin, maar ik kan hem toch niet dadelijk over zijn kale schedel strijken, zoals je met echte grootvaders doet? Trouwens, bij echte grootvaders ga je op knie en hij laat me doodgewoon staan. Gek, z’n ene walrussnor is korter dan z’n andere, goeie hemel, hij kauwt er op! En net wou ik beginnen te lachen, toen hij me toebrulde: ‘Zeg dan toch iets!’ Zijn handpalmen gleden over de gladde stoelleuning heen en weer, ze waren nat van plotseling zweet. Gelukkig, ze leek geen sikkepit op Leonoor, ze was klein, met rechte, ronde schouders. Die van Leonoor waren smal en afhangend geweest en haar ogen groot en treurig en soms fel en bezeten, maar dit kind keek met drieste bruine ogen de wereld in, alsof ze wilde zeggen: je krijgt me toch niet, ik blijf wie ik ben. Alleen, als ze haar kleine wulpse mond maar eens opendeed! ‘Mag ik misschien gaan zitten?’ vroeg ik, met één opgetrokken wenkbrauw, ‘ik heb namelijk een heel eind gelopen, want ik wilde niet te vroeg komen. En trouwens…’ Hij bleef me stom aanstaren. Het was de stem van Leonoor, maar van vlak bij en uit die kleine mond, schrijnde het geluid niet meer; het hing niet meer los in de lucht, als een roep door de ruimte zoals gisteren, een roep uit een schaamtevol verleden, het was nu opgenomen in haar eigen, grappige, ontwapenende wezen. Hij herademde. De stem, die mij nagejouwd en beschuldigd heeft is nu voorgoed weg; als ik dit kleine wezen te vriend houd, kan ik mij op den duur gerust verbeelden dat die andere stem nooit boos op mij geweest is. Er rijpte een besluit in hem, snel zoals altijd. Hij keek me glimlachend aan en zei meer tot zich zelf dan tot mij: ‘Je boft, meisje!’ ‘Waarom?’ vroeg ik, met het begin van een glimlach, ‘omdat ik hier voor u mag blijven staan?’ Hij bleef me aanstaren, nu verrukt door die stem, die de kinderlijk-brutale antwoorden gaf, waar hij nu eens niet tegen in hoefde te bulderen. Indien het zo maar doorging, zonder ruzie, dan zou elk woord van haar hem langzaam ontslaan van een schuld van vroeger… En daarom gaf hij haar geen grauw toen ze doodleuk, alsof het zo hoorde, op de rand van zijn bureau ging zitten en de ritssluiting van haar bruine tas opentrok. ‘Ik heb maar een blocnote meegebracht, want ik zal zeker wel examen af moeten leggen, meneér,’ zei ik, met de nadruk op het laatste woord. ‘Ik heet Verhage,’ zei hij stroef. ‘Dat heeft u trouwens al gezien, toen u mijn adres gevonden had. Pakt u maar een stoel. Hoe heet u? Van Rosande? Zo! Vooruit maar.’ Hij pakte een stuk papier voor hem en begon dof en dreunend te lezen: ‘Aan de Levensverzekeringmaatschappij ‘Securitas’, Alhier. Mijne heren. In antwoord op uw brief van donderdag jl., waarbij u de voorwaarden voor een lijfrente insloot, deel ik u mede, dat ik op uw voorstel A I wens in te gaan. Ter voldoening van de daarin vermelde som, die mij een uitkering voor het leven verzekert van fl. 600,- per maand, laat ik heden van mijn rekening bij de Incassobank, alhier, het nodige overschrijven en verwacht ik uw ontvangstbevestiging omgaand. Ho. Teruglezen.’ “ik ben geen paard,’ schreef ik op mijn stenogram achter ‘Ho’, en las snel terug: ‘…laat ik heden van mijn rekening bij de Incassobank, alhier, het nodige overschrijven, terwijl ik uw ontvangstbevestiging omgaand tegemoetzie. Hoogachtend.’ Weer luisterde hij met voldoening naar haar stem.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Wampie door A. den Doolaard"