Vertraging
1. Beschrijvingsopdracht
Tim Krabbé, Vertraging. Amsterdam 1994
De motivatie van mijn boekkeuze
Ik heb dit boek gelezen omdat ik had gehoord dat het een goed boek zou zijn. Dat heb ik gehoord van onder andere mijn docent en medeleerlingen. De korte weergave van de korte inhoud
1) Wie is de hoofdpersoon? Er zijn twee hoofdpersonen in dit boek: Jacques Bekker en Moniek Ilegems. Jacques Bekker is schrijver en quizmaster in Nederland en hij is 47 jaar oud. Hij heeft een vriendin van 27, maar denkt nog vaak aan een oude liefde van 30 jaar geleden. Hij denkt nooit vooruit, maar doet meteen wat hij denkt. Hij is nogal impulsief. Ook is hij best wel onzeker. Moniek Ilegems woont in Australië en is een oude jeugdliefde van Jacques. Ze heet in Australië Monica George. Ze weet precies wat ze wil en heeft in Australië een gigantisch modeconcern, genaamd Madame Twenty, opgebouwd. Door fraude is ze nu in het bezit van 68 miljoen gulden en moet ze vluchten. Jacques wordt hierin meegesleurd. 2) Wie zijn de andere belangrijkste personages? Er zijn niet echt andere belangrijke personages. Er komen wel andere mensen in voor, maar dat is maar heel even en ze hebben niet echt iets met het verhaal te maken. Het verhaal draait vooral om de dingen die Moniek en Jacques meemaken. De andere personages zijn meer figuranten: Sonja, Christa, Rick en Eileen. Ze spelen niet echt een belangrijke rol en komen maar een paar keer in het verhaal voor. 3) Hoe is de relatie tussen de hoofdpersoon en de andere personen? Sonja is de vriendin van Jacques. Christa was een jeugdliefde van Jacques en een goede vriendin van Moniek. Rick is de man waar Moniek en Jacques een lift van krijgen. Eileen is zijn vrouw. 4) Wat zijn de belangrijkste gebeurtenissen? De belangrijkste gebeurtenis is de vertraging van het vliegtuig, waar Jacques mee terug naar Nederland zou vliegen. Als dat vliegtuig geen vertraging had gehad, was Jacques nooit naar Moniek gegaan en waren alle avonturen nooit gebeurd. De andere gebeurtenissen vloeien voort uit die vertraging en het bezoek aan Moniek. De rest van het boek gaat voornamelijk over hun tocht door Australië. 5) Verandert het leven van de hoofdpersonen door de gebeurtenissen? Het leven van Moniek is niet veel veranderd. Ze is dezelfde harde vrouw gebleven. Aan het eind van het boek sterft ze, dus het zal ook geen verdere invloed op haar hebben. Of Jacques is veranderd weet ik niet. Ik denk het wel, want zo’n avontuur zal je zeker niet onveranderd laten. Ik denk dat hij sterker geworden is. Sonja wil hem nooit meer zien, dus dat zal ook zeker invloed hebben. 6) Waar spelen de gebeurtenissen zich af? Het verhaal speelt zich af in verschillende plaatsen in Australië (tijdens hun tocht) en in Oostende (als er over vroeger wordt verteld). 7) Wanneer spelen de gebeurtenissen zich af? De gebeurtenissen spelen zich af in de jaren negentig. Dat is als er wordt geschreven over Jacques en Moniek als ze door Australië reizen. De stukken over het verleden spelen zich dertig jaar geleden af, dus zo ongeveer in de jaren zestig. Uitgewerkte persoonlijke reactie
1. Onderwerp

Het onderwerp van de tekst is dat het terugvinden van een jeugdliefde opzoeken. Daardoor komen ze samen in de problemen. Ik vond het wel een boeiend onderwerp. Het opzoeken van een oude jeugdliefde is niet echt origineel, maar de avonturen die daaruit voortvloeien wel. Het boek is niet echt oppervlakkig geschreven. Er is genoeg diepgang. Ik had voordat ik het boek ging lezen geen verwachtingen over het onderwerp, omdat ik niet wist waar het over ging. 2. Gebeurtenissen
De belangrijkste gebeurtenis is dat Jacques door de vertraging van zijn vliegtuig besluit zijn jeugdliefde Moniek op te zoeken. Zij wordt wegens en grote fraude gezocht. Ze vlucht en sleurt Jacques mee het avontuur in. Ze had Jacques vroeger al voor de gek gehouden. Dat was een soort weddenschap met haar vriendin, die ook een vriendin van Jacques was geweest. De gevoelens worden wel beschreven, maar het boek draait vooral om de gebeurtenissen. Het is meer een samenhang van gebeurtenissen. De gebeurtenissen zijn min of meer steeds toeval, maar volgen wel logisch op elkaar. Het is wel lastig dat het ene hoofdstuk over nu gaat en het andere over dertig jaar geleden. Dat is vooral op het begin van het boek nogal verwarrend. Er zijn veel open plekken in het boek. Vooral in het begin zijn de verbanden tussen vroeger en nu moeilijk te begrijpen. De gebeurtenissen zijn vaak wel te toevallig om waar te zijn. Daarom is het verhaal af en toe een beetje ongeloofwaardig. Het boek heeft me niet echt aan het denken gezet. 3. Personages
De karaktereigenschappen worden best wel duidelijk beschreven. Moniek is sterk en ze gebruikt mensen die onzeker zijn, zoals Jacques. Ze heeft een eigen wil en die wil ze altijd doorzetten. Ze heeft een instelling dat ze nooit alleen ten onder zal gaan. Daardoor lokt ze Jacques mee in het avontuur. De hoofdpersonen zijn wel herkenbaar. Je ziet overal mensen die onzeker zijn en daardoor gebruikt worden door mensen met een sterke wil die altijd krijgen wat ze willen. Het gedrag van Moniek keur ik zeker af. Ze denkt dat ze alles kan krijgen wat ze wil, omdat het haar nog nooit tegengezeten heeft. Jacques is onzeker en laat zich door Moniek meesleuren. Als ik in zo’n situatie als Moniek zou zitten zou ik ook wel gevlucht zijn, maar bepaalde dingen, zoal de moord op Eileen, had ik niet gedaan. Jacques kan ik ook wel begrijpen. Hij is eindelijk weer bij zijn oude liefde en wil weten waarom hij haar toen in de steek heeft gelaten. Omdat hij daar zo graag achter wil komen, gaat hij met Moniek mee. 4. Opbouw
De opbouw vond ik best wel ingewikkeld, omdat het ene hoofdstuk over nu ging en het andere over dertig jaar geleden. Dat was vooral op het begin nogal ingewikkeld. Dan snapte je niets van het verband en dat maakte het verhaal best wel moeilijk. Er zitten ook veel flashbacks in het verhaal: om het hoofdstuk. Af en toe vind ik niet erg, maar dit maakte het verhaal wel erg ingewikkeld. Ze pasten wel goed bij het onderwerp. Ze maakten het verhaal ook wel spannend, want ik wilde steeds liever weten hoe het verhaal af zou lopen en wat nu precies het verband was tussen de gebeurtenissen. De gebeurtenissen worden verteld door de ogen van Jacques. Alleen het laatste hoofdstuk wordt door de ogen van Moniek verteld. Aan het eind waren er niet veel open plekken meer over: Moniek was gestorven. Er was alleen de vraag: hoe loopt het af met Jacques? Moet hij de gevangenis in? Komt hij terug bij Sonja? 5. Taalgebruik
Het taalgebruik vond ik niet zo moeilijk. Er was een goede verhouding tussen dialoog en beschrijvingen. Er werden weinig moeilijke woorden gebruik en het boek las vlot weg. Er werd wel af en toe Engels in het boek gepraat, maar dat leverde totaal geen problemen op. 2. Verdiepingsopdracht
Welke verwachtingen had je voor je het boek ging lezen? Ik had eigenlijk geen verwachtingen voordat ik het boek ging lezen. Ik had wel eens van het boek gehoord, maar ik had er totaal geen idee van waar het over zou gaan. Welke verwachtingen zijn wel en welke zijn niet uitgekomen? Zoals ik al zei, had ik geen verwachtingen van het boek. Beschrijf het verschil tussen fabel en sujet in het boek dat je gelezen hebt. De hoofdstukken speelden zich om de beurt nu (fabel) en dertig jaar geleden (sujet) af. Wat is de functie van het verschil tussen fabel en sujet in het boek dat je gelezen hebt? De functie is om het verhaal spannender te maken. Om dat het niet logisch op elkaar volgde, ontstonden er veel vragen. Wat is het effect op jou als lezer van het verschil tussen fabel en sujet in het boek dat je gelezen hebt? Ik vond dat dat verschil het boek spannender maakte. Er kwamen veel vragen in me op over het verband tussen nu en dertig jaar geleden. Dat zorgde voor spanning. Beschrijf de volgorde van de gebeurtenissen (chronologisch of niet-chronologisch) De gebeurtenissen spelen zich niet-chronologisch af. Het ene hoofdstuk speelt nu, het volgend dertig jaar geleden. Wordt het verhaal continu of niet-continu verteld? De stukken die zich dertig jaar geleden afspeelden waren continu. De stukken die zich nu afspelen volgen ook continu op elkaar. Alleen tussen de stukken van vroeger en die van nu is een tijd van dertig jaar niet verteld. Dat is dus niet-continu. Wijs de belangrijkste flashbacks, terugverwijzingen en vooruitwijzingen in de tekst aan. De hoofdstukken 2, 4, 6, 8, 11, 13 en 15 zijn flashbacks. Echte vooruitwijzingen en terugwijzingen kan ik me niet herinneren. Wat is de functie en wat is het effect op jou als lezer van de belangrijkste flashbacks, terugverwijzingen en vooruitwijzingen? De functie is om het verhaal spannender te maken. Dat lukte ook, want ik werd steeds nieuwsgieriger naar het einde van het verhaal. De flashbacks brachten me ook in verwarring, omdat het verband tussen nu en vroeger niet duidelijk was. Dat maakte het verhaal soms nogal ingewikkeld. Hoe is de verhouding tussen vertelde tijd en verteltijd? De verteltijd is 144 pagina’s. De vertelde tijd is dertig jaar (vanaf Moniek als jeugdliefde van Jacques tot hun ontmoeting en hun tocht door Australië). In welke historische tijd speelt het verhaal? De flashbacks spelen zich in de jaren zestig af. Dat blijkt als Moniek zegt dat ze over vier jaar, in 1964, olympisch kampioene duiken zal worden. Op de eerste bladzijde staat al dat hij als hij in een vliegtuig zit, het dertig en een half jaar geleden is dat hij met zijn bromfiets van Amsterdam naar België reed. Daar leerde hij Moniek kennen. Het heden van het verhaal speelt zich dus in de jaren negentig. Geef een karakterisering van de belangrijkste personages. Jacques Bekker is presentator van een tv-show en schrijver en hij is 47 jaar. Hij denkt nooit vooruit, maar doet meteen wat hij denkt. hij is nogal impulsief, maar ook onzeker. Hij durft niet makkelijk ‘nee’ te zeggen. Over zijn uiterlijk wordt niet veel gezegd. Moniek Ilegems heet in Australië Monica George en is 50 jaar oud. Ze weet precies wat ze wil en is keihard. Daardoor heeft ze een gigantisch modeconcern, genaamd Madame Twenty, opgezet. Ze heeft de instelling dat ze nooit alleen ten onder zal geen en als dat toch dreigt te gebeuren, sleurt ze Jacques mee. Ze is een soort uitbuiter, omdat ze gebruik maakt van zijn onzekerheid. Ze draagt bij de ontmoeting met Jacques een chique witte zomerjurk en heeft zwart in plaats van blond haar. Verder wordt er over haar uiterlijk niet veel verteld. Het uiterlijk van Moniek en Jacques verandert nogal eens, omdat ze moeten vluchten en dus niet herkend willen worden. Beschrijf de relatie tussen de belangrijkste personages. Moniek is een jeugdliefde van Jacques. Ze heeft hem dertig jaar geleden gebruikt en in de steek gelaten en nu wil hij weten waarom. Beschrijf de rollen die de personages spelen. Jacques en Moniek spelen de rollen van hoofdpersoon. Christa, Sonja, Rick en Eileen zijn bijpersonen. Beschrijf of de hoofdpersoon zijn doel bereikt. Waarom wel/niet? Jacques bereikt zijn doel wel: hij is er eindelijk achtergekomen waarom Moniek hem dertig jaar geleden gebruikt en in de steek gelaten heeft. Moniek bereikt haar doel ook: ze wilde niet alleen ten onder gaan en dat is haar gelukt. Ze heeft Jacques meegesleurd in haar ondergang. Door haar heeft hij waarschijnlijk een gevangenisstraf gekregen en wil Sonja niets meer met hem te maken hebben. Geef beargumenteerd aan of de belangrijkste personages karakters zijn of typen. De belangrijkste personages zijn karakters. Hun gevoelens worden duidelijk weergegeven, vooral in verhouding met de bijpersonen. De gevoelens van Jacques zijn wel duidelijker dan die van Moniek. Beschrijf het wereldbeeld van de belangrijkste personages. Jacques is erg onzeker en goedgelovig. Hij komt er pas laat achter dat Moniek hem gebruikt heeft en dat de wereld niet alleen vol goede mensen zit. Moniek denkt dat je met geld de hele wereld kunt bezitten. Ze wil altijd haar zin krijgen en heeft nooit met tegenslagen te maken gehad. Beschrijf in hoeverre de personages herkenbaar zijn en jij je met de personages kunt identificeren. De personages zijn erg herkenbaar door hun manier van doen. Ik herken ze ook in mensen uit mijn omgeving. Mensen die net als Jacques erg onzeker zijn en maar dingen doen om hun onzekerheid te verdoezelen. Ik ken ook mensen als Moniek, die menen dat ze beter zijn dan anderen en dat die hun vuile karweitjes maar op moeten knappen. Ik kon me goed in de personages inleven. 3. Evaluatie
Wat is je beargumenteerde eindoordeel over het boek? Het boek was vlot door te lezen, ook al zat het door de verschillen in tijd soms nogal lastig in elkaar. Je moest er steeds weer even inkomen als je weer aan een nieuw hoofdstuk begon. Dat was soms wel verwarrend. Het taalgebruik was makkelijk te volgen en er traden tijdens het lezen geen problemen op. Hoe verder je in het verhaal kwam, hoe duidelijker de verhouding tussen vroeger en nu werd. Alles bij elkaar vond ik het een best goed boek en als iemand geen boek om te lezen weet, zou dit best een goede keuze zijn. Is je eerste, aanvankelijke mening na de verdiepingsopdracht veranderd of niet? Wat is er veranderd in je oordeel? Mijn eerste, aanvankelijke mening is na de verdiepingsopdracht niet echt veranderd. Ben je tevreden/ontevreden over het uitvoeren van de beschrijving? Waarom? Ik ben redelijk tevreden. Het was niet erg moeilijk en ik kon alles kwijt wat ik wilde. Ben je tevreden/ontevreden over het uitvoeren van de verdiepingsopdracht? Waarom? Ook hierover ben ik tevreden. De vragen hadden betrekking op de behandelde stof, dus was het niet erg moeilijk. Was het lezen van dit boek een lastige klus, of viel het mee? Waarom? Het lezen was geen lastige klus. Het was een best leuk boek, dus dat viel al mee. Verder was het taalgebruik niet moeilijk en las het vlot weg. De dialogen verliepen soepel en waren ook niet echt ingewikkeld. Beschrijf wat je moeilijk, verwarrend of onduidelijk vond aan het boek. Ik vond het boek niet echt moeilijk, alleen waren de verschillen in tijd van de hoofdstukken soms verwarrend. Hoe verliep het uitwerken van de verdiepingsopdracht? Vond je het een lastige, moeilijke klus of viel het wel mee? Het was geen lastige of moeilijke klus, omdat de vragen betrekking hadden op de behandelde stof. Beschrijf wat je moeilijk, verwarrend of onduidelijk vond aan de verdieping. Er was niets wat ik moeilijk, verwarrend of onduidelijk vond. Had je het idee tijdens het werken aan deze opdracht voor je leesdossier, dat je de benodigde vaardigheden en kennis in voldoende mate bezat? Wat beheerste je nog niet goed? Ik had geen problemen tijdens het werken aan deze opdracht. En als ik iets niet zou weten, had ik het altijd nog in het hoofdboel kunnen opzoeken. Wat ga je de volgende keer anders doen? Waarom? Het ging op zich wel goed, alleen zat ik een beetje in tijdnood door de proefwerkweek. Maar de volgende keer als we een leesverslag in moeten leveren, zal er waarschijnlijk geen proefwerkweek zijn. Als dat toch is, begin ik nog eerder met het boek te lezen.