vb: Chris hoorde het altijd aan zijn stem. Op de manier waarop hij bij het thuiskomen zei: “Zo kleintje.” (blz. 9) · Deel 2-5: § Personeel vertelstandpunt => AGNES
vb: Ze rijdt langzaam, af en toe een blik in haar spiegel werpend om te zien of ze het verkeet achter haar niet hindert. Eénmaal denkt ze in het langwerpige frame als vanouds twee kindergezichtjes te zien, het is maar een flits, op hetzelfde moment zijn ze weer verdwenen, en ze zegt hardop, honend: “Tante Agnes wordt toch niet een beetje dement?” (blz. 45) · Deel 6: § Personeel vertelstandpunt: CHRIS
vb: Chris schrikt midden in de nacht wakker van een hand op haar dijbeen, van warme adem in haar nek. Ze wil zich omdraaien maar het bed is daarvoor te smal. De lakens zijn nat van het zweet, haar benen draaien er in vast. Ze zet zich schrap en stoot haar kont naar achteren. In het donker klinkt een schreeuw, en dan de bons waarmee haar broertje op de vloer terechtkomt. (blz. 157) § Personeel vertelstandpunt: AGNES
vb: Sonja knikt afwezig. Ze ziet weer voor zich hoe haar kinderen in Oban in elkaar gedoken over de kade renden. Misschien dachten ze: Als Waldo alleen op pad gaat, kunnen wij dat ook. “Het is mogelijk dat mijn oudste zoon ze op een idee heeft gebracht,” zegt ze. Ze slikt in wat ze verder nog wil zeggen, verontwaardigd: “Maar dat noem ik dus geen weglopen. Weglopen is wat ongelukkige kinderen doen.” (blz. 181) · Deel 7: § Personeel vertelstandpunt => AGNES
vb: Terwijl ze valt is ze zich op wonderlijke wijze bewust van de zachte, zilte wind, van de hoge, strakblauwe hemel en van het geurige grasland dat haar groener voorkomt als anders. (blz. 187) § Personeel vertelstandpunt => CHRIS (ook eindigend) vb: De terugslag van het geweer heeft Chris getroffen als een stomp in haar maag. (blz. 188) vb: Chris geeft een gil van blijdschap. Haar haren zwieren langs haar gezicht. Ze steekt twee gebalde vuisten in de lucht. ‘Go do it to them before they do it to you,” schettert ze. § Personeel vertelstandpunt => SONJA
vb: Sonja klemt het kind tegen zich aan. ‘Hij is geen grote jongen. Ben je gek geworden? Ik wil niet hebben dat je hem aan een derdegraads verhoord onderwerpt! Maak toch niet overal zo’n drama van! Wees blij dat ze terug zijn!” Ze dempt haar stem: Mensen kijken bevreemd naar haar kant op. Waarom zit ze hier trouwens in het openbaar? Ze had die champagne moeten afslaan en haar kinderen meteen moeten meenemen naar haar eigen kamer. (blz. 210) § Personeel standpunt: JAAP
vb: Zijn stiefdochter schiet overeind. Ze ontmoet zijn blik in het spiegeltje. Haar glanzende hoopvolle ogen. Ogen zonder geheimen. Het idee, denkt hij, om nog een heel leven vóór je te hebben. Hij wil alle onheil en tegenspoed van haar pad weren. Hij zegt: “Gaan we dan maar naar Sky?” (blz. 223)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden