Ik vond het boek vooral vreemd, omdat ik Hedwig niet goed kon begrijpen. Ik snapte niet waarom zij zich ineens zo droevig kon voelen of waarom zij zo verlangde naar de dood. Na een tijdje vond ik het boek ook een beetje saai worden: ik vond het een beetje voorspelbaar. Eerst was Hedwig eventjes heel blij, dan kreeg ze weer een enorme dip, dan ging het weer even wat beter, etc.
Ik heb niet het gevoel dat er veel open plekken zijn. Ik denk ook niet dat de bedoeling van dit verhaal is om heel spannend te zijn, maar meer om het innerlijk van een nerveus persoon te laten zien. Wel werd er over bepaalde dingen, zoals seksualiteit en prostitutie, in zoverre omslachtig gepraat, dat ik geen idee had dat het daarover ging. Daar kwam ik pas na wat zoeken op internet achter. Maar dat kun je niet echt een open plek noemen.
Personages
Aan het begin van hoofdstuk één wordt Hedwig beschreven als “een Hollandse vrouw, maar met bloed in zich van uitheemse voorouders”. Dat suggereert dat er in haar temperament een soort tegenstelling is, waardoor ze misschien niet helemaal past in haar omgeving. In het eerste hoofdstuk wordt ook heel sterk de nadruk gelegd op haar grote gevoeligheid voor indrukken vanuit de omgeving. Zo is ze bijvoorbeeld overgevoelig voor de saaiheid van het alledaagse burgerlijke bestaan, maar kan ze ook bijna in extase raken van kleine dingen die haar geluk brengen. Door de voortdurende stemmingswisselingen is Hedwig geestelijk gezien niet erg stabiel.
Hedwig streeft naar rust en volmaaktheid. Daarbij verlangt ze vooral naar het buitenleven, wat voor haar natuurlijker is dan het leven in de stad. Gerard lijkt haar daar even mee te helpen, omdat Hedwig, na hun bruiloft, denkt dat het zo hoort en dat dit dus volmaakt is. Later begint ze echter in te zien dat ze zich helemaal niet gelukkig voelt bij Gerard en dat elke dag zo veel op de vorige lijkt, dat het dodelijk saai wordt.
Hedwig’s leven heeft als het ware twee vormen, die afwisselen met de seizoenen. Dit komt duidelijk naar voren in de volgende passage:
“Voor Hedwig bracht dit zomerleven zulk een machtige en diepe ommekeer, telken jare, dat het haar scheen of zij twee levens leidde, ja! twee wezens was.”
Hedwigs depressies beginnen dan ook meestal als het gezin terugkeert naar de stad, in de herfst. In de lente, al voordat het gezin naar het buitenhuis vertrekt, begint Hedwig op te bloeien en te verlangen naar het verblijf daar. Vanaf hoofdstuk XVII is het ritme van afwisselend buiten wonen en in de stad wonen verbroken: het buitenhuis moet worden verkocht vanwege het alcoholisme van Hedwigs vader. Dan is ook het familieverband verbroken: “Het gezin Marga de Fontayne verstrooide zich nu gans.” (p. 144)
Hedwig denkt vaak aan de dood. Eens droomt ze bijvoorbeeld dat ze met een jongen aan het wandelen is bij het buitenhuis:
“… toen zei hij: ‘Hier moet ik je nu doodmaken, vin je het goed?’ en zij vond het niet enkel goed maar heerlijk en sloot de ogen en (…) en zij onderging het meest verrukkende wat zij ooit gekend had, schoon zij wakker werd eer het tot sterven kwam.”
Na Hedwigs eerste zelfmoordpoging heeft ze het gevoel dat ze constant ‘wakker wordt’: “Van toen aan, maanden lang, was zij vrij van bezoekingen, haar geest ledig van het onreine en donker-bekoorlijke. Maar het jaar dat volgde scheen haar een vreemd en gewichtig jaar. Het was alles anders voor haar ogen. Wat haar gebeurde wist zij niet beter te benoemen dan “wakker worden”. En zij had onmiddellijk de gedachte, dat zij nu al wat zij in haar voorgaand leven had gezien en ondervonden, nog wel eens zou willen zien en ondervinden, daar zij zeker wist, nu alles veel beter en duidelijker gewaar te zullen worden.”
Als Johans zus dood is, is Hedwig er bij. Hierover zegt zij: “Zij vond het lijk iets gewijds en heiligs, maar volstrekt niet om te kussen of aan te raken, en tot schreien vond zij in het gebeurde geen aanleiding. Zij voelde een eindeloze verwondering…” Ook voelt ze een soort jaloezie voor het meisje dat gestorven is.
Hedwigs moeder komt alleen in het begin van het boek voor: zij sterft aan de tyfus, tegelijk met dat Hedwig ziek is. Alle kinderen voelden zich thuis bij deze moeder. Op pagina 13 staat: “Elk der kinderen wist het: waar moeder kwam, kwam de rust en het veilige gevoel. Waar zij weg was, begonnen de storingen en de onzekerheid, de wanorde en de kleine krakelen. Enkel door haar aanwezen begon het vreselijkste minder vreselijk te schijnen …” Waaruit blijkt dat deze moeder een heilzame invloed heeft op het hele gezin. Hedwig voelt zich bijna één met haar moeder en als haar moeder sterft, is het dan ook alsof er een deel van Hedwig sterft. Als haar vader haar zegt dat haar moeder bij God is, ervaart Hedwig dat eerst als een “verbazende en heuglijke gebeurtenis, die glans bracht over ’t ganse huis en gezin” (p. 28), maar als haar moeders afwezigheid pas echt goed tot haar doordringt, is ze ontroostbaar.
Hedwigs vader is een goed persoon, maar hij is wat onevenwichtig in zijn gemoed en een beetje afhankelijk van zijn vrouw, die hij “de grote steun en vervulling van zijn leven” noemt. Als zijn vrouw sterft, begint hij dan ook met drinken en raakt hij vervreemd van het gezin.
Johan is een vriend van Hedwig, die verliefd op haar is. Hedwig heeft het gevoel dat hij haar soulmate is. Ze zegt dat er tussen hen “een samengaan van denken, vinden en voelen” (p.49) is. Ze lijken in sommige opzichten wel op elkaar: ze zijn beide eenzaam en denken over veel zaken hetzelfde. Ze ontmoeten elkaar als Hedwig rouwt bij het graf van haar moeder.
Gerard is een mannelijke, sportieve figuur die zich hoffelijk en beheerst gedraagt. Door traumatische ervaringen in zijn jeugd walgt hij van alles wat met seks te maken heeft. De liefde tussen hem en Hedwig blijft dan ook een tijdje geestelijk en niet lichamelijk. Hedwig heeft wel behoefte aan seksualiteit en als Gerard haar wens probeert te vervullen, begint ook Hedwig een soort van afkeer te voelen tegen seks.
Ritsaart is een concertpianist en wordt beschreven als een individualistische artiest, die zijn kunst het allerbelangrijkste vindt. Hij heeft een nogal losse moraal en geeft niet zo veel om wat mensen van hem denken. Hij heeft, in zijn afkeer van de ‘fatsoenlijke mens’, nooit iets gezien in ‘dames’. Hedwig is zo’n dame en toch voelt hij zich door haar aangetrokken. Hedwig ziet in Ritsaart het tegendeel van Gerard en alles wat ze aan Gerard mist.
Joob is een vriend van Risaart, die ook de ‘fatsoenlijke burger’ veracht. Maar Joob is meer ethisch-denkend en sociaal bewogen. Ook hij is kunstenaar. Hij confronteert Hedwig in hun gesprekken met haar onbewust gemaakte fouten (vooral met betrekking tot Johan). Hij leert haar ook dat je kunt groeien door je eigen fouten te herkennen en erkennen. Hij laat haar maatschappelijke problemen inzien en zegt haar eerlijk wat hij over alles denkt. Hij brengt bij Hedwig een bewustwordingsproces op gang. Hedwig denkt dan ook vaak terug aan haar gesprekken met Joob en wat ze er van geleerd heeft.
Zuster Paula is de verpleegster die in het ziekenhuis in Parijs voor Hedwig zorgt. Ze wordt beschreven als een hoogstaande en sterke persoonlijkheid. Ze is sterk religieus en slaagt er in, door middel van praten over het geloof, Hedwig van haar morfineverslaving af te helpen. Paula laat Hedwig zien dat een moeizaam leven vol lijden een proces is, waardoor de mens geestelijk kan groeien en dichter bij God kan komen. Ze leert Hedwig haar doodsverlangen te overwinnen en om te zetten in een soort verlossing.
Stijl en thematiek
Het verhaal is niet helemaal chronologisch. In één van de eerste hoofdstukken wordt er bijvoorbeeld iets verteld over een juffrouw die bij Hedwig in huis komt om de kinderen op te voeden en een paar bladzijden verder, zijn we weer eerder in de jeugd van Hedwig, waar de juffrouw nog niet in huis is. Dit is dus een flashforward, waar later op teruggekomen wordt.
Er zijn ook een aantal vooruitwijzingen in het verhaal. Vaak wordt er subtiel medegedeeld, dat Hedwig de dood vindt vroeg in het leven. Hoofdstuk I begint met de zin: “De geschiedenis van een vrouw. Hoe zij zocht de koele meren des Doods, waar verlossing is, en hoe zij die vond.” Dit is op zichzelf al een vooruitwijzing.
Het verhaal vertelt het leven van Hedwig en niet van anderen. Wel wordt er soms kort ingegaan op de gedachten van andere personages, maar dit betreft meestal niet meer dan een halve pagina tekst. Wel kan je hieruit opmaken dat het perspectief dat van de alwetende verteller is: deze weet niet alleen wat er gebeurd is in het verleden en wat er in de toekomst te wachten staat, maar ook wat andere personages denken. Dit maakt het perspectief nog niet betrouwbaar: de gedachten die we leren kennen, gaan meestal niet over relevante gebeurtenissen. Wel kom je zo te weten, wat anderen denken in bepaalde situaties en waarom ze zich op een bepaalde manier gedragen.
Het boek bestaat voornamelijk uit beschrijvingen van gedachten. Op deze manier leer je Hedwig goed kennen. Wel bevatte het verhaal veel lange en soms ook moeilijke zinnen. Dit komt mede doordat het boek vrij oud is en de stijl daardoor heel anders is dan moderne boeken.
Het hoofdthema van het verhaal is de dood: gedurende het hele verhaal denkt Hedwig vaak aan de dood en verlangt ze er zelfs naar. Ook is de relatie met God belangrijk: het is enerzijds een steun voor Hedwig, anderzijds een bedreiging. In het verhaal komt echter de moraal naar voren dat men zich het best kan bewapenen tegen zware beproevingen met een onvoorwaardelijk geloof in God. Tegen het einde van het verhaal vindt Hedwig verzoening met God en haar leven loopt dan relatief soepel.
Seksualiteit komt ook vaak naar voren in het boek: Hedwig komt vaak in de problemen door haar lustgevoelens (met de juffrouw, haar ouders, jongens, en later komt ze in de prostitutie terecht) en heeft het daar erg moeilijk mee.
Literaire stroming
Het boek kan gerekend worden tot de stroming van de Tachtigers. Het boek is een naturalistische en psychologische roman. Gebeurtenissen, gedachten en handelingen worden zo natuurgetrouw mogelijk beschreven, op een bijna wetenschappelijke wijze. In het verhaal staat het innerlijk van de personen centraal en niet de gebeurtenissen, wat wijst op een psychologische roman. Van Eeden was een psychiater en kan dus goed het lichamelijke en geestelijke aftakelingsproces van Hedwig beschrijven.
Ook zijn er deterministische trekjes te vinden in het verhaal: Hedwig was een nerveus persoon en had geen invloed op haar gedrag. Haar hele karakter en haar doen en laten worden bepaald door de omgeving waarin ze opgroeit en het erfelijk materiaal dat ze van haar ouders heeft meegekregen.
Frederik van Eeden schreef verschillende soorten romans, waaronder neoromantische romans, naturalistische en psychologische romans. Van Eeden had als ‘doel’ niet onder te gaan in de wereld van het banale en streven naar het hogere. Dit komt ook in deze roman goed naar voren: door het verheven taalgebruik, ‘stijgt’ Hedwig uit boven het banale.
Mijn mening
Ik kan het heel kort zeggen: ik vond van de koele meren des Doods een saai boek. Vooraf leek het verhaal me wel interessant, omdat me werd verteld dat het ging over een nerveuze vrouw die steeds vaker wordt geplaagd door psychosen. Het leek me interessant om meer te weten te komen over psychosen en te lezen hoe iemand die zelf psychosen heeft, ze ervaart. Deze psychosen vond ik echter niet heel erg naar voren komen. Toen Hedwig naar Frankrijk reisde was het wel duidelijk dat er iets in haar hoofd mis was gegaan, maar ik dacht daarbij niet aan psychosen. Misschien heb ik wel een verkeerd beeld van psychosen: ik had verwacht dat Hedwig echt geteisterd werd door angsten en hallucinaties (misschien kijk ik te veel vreemde films).
Ik vind dat er ontzettend veel gebeurd in het boek, maar dat soms niet helemaal duidelijk is waarom iets gebeurd. Ik denk dat dat mede komt door het ouderwetse taalgebruik, wat ik soms niet snapte. Ik moest soms een zin meerdere keren lezen, om maar een idee te krijgen wat er in stond. Dat ouderwetse en verheven taalgebruik heeft er ook voor gezorgd dat ik er ontzettend lang over heb gedaan om dit boek uit te lezen.
Ik vind dat er ontzettend veel gebeurd in het boek, maar dat soms niet helemaal duidelijk is waarom iets gebeurd. Ik denk dat dat mede komt door het ouderwetse taalgebruik, wat ik soms niet snapte. Ik moest soms een zin meerdere keren lezen, om maar een idee te krijgen wat er in stond. Dat ouderwetse en verheven taalgebruik heeft er ook voor gezorgd dat ik er ontzettend lang over heb gedaan om dit boek uit te lezen.
Wat mij tot aan het einde van het boek onduidelijk is gebleven, is hoe het mogelijk kan zijn dat Hedwig toch zwanger is geraakt: ergens in het begin van het boek komt er een dokter die na een behandeling tegen Hedwig zegt, dat ze nooit een kindje kan krijgen. Of dat verklaart waarom Hedwigs dochtertje zo snel sterft of dat het inderdaad een beetje onlogisch is, weet ik niet.
De gedachten van de personages en voornamelijk van Hedwig spelen de belangrijkste rol in het verhaal. Gebeurtenissen worden korter beschreven dan gedachten, hoewel ook uitgebreid. Het uitwerken van gedachten is dan ook belangrijk in een roman als deze, waarin het vooral draait om de ontwikkeling van de (nerveuze) hoofdpersoon.
Ik moest wel degelijk worstelen om in het verhaal verder te komen. De gebeurtenissen vond ik niet heel erg boeiend. Het enige stuk waar ik echt graag verder wilde lezen, was het stuk waarin Hedwig met haar dode dochtertje naar Frankrijk ‘vlucht’, want toen was ik vooral geïnteresseerd in haar eindbestemming. Verder vond ik de verwijzingen naar de Bijbel lastig te begrijpen, omdat ik zelf niet gelovig ben. Als Hedwig in het ziekenhuis ligt, citeert zuster Paula regelmatig stukken uit de Bijbel, maar dat doet ze in het Frans, waardoor het verhaal nog lastiger te volgen werd, vind ik (ik ben bijzonder slecht in Frans).
De karaktereigenschappen van Hedwig zijn wel duidelijk: ze is nerveus en heeft constant stemmingswisselingen. Ik zou bijna denken dat Hedwig manisch depressief is: het ene moment wil ze het liefst dood en ziet ze niks meer zitten, het andere moment is ze intens blij en kan niks haar stoppen, maar voor haar is er geen gevoel dat daar tussenin zit. Het is alles of niets. Ik kan mezelf hier gelukkig niet in herkennen. Daardoor was het misschien nog wel lastiger om verder te komen in het verhaal: ik kon Hedwig maar moeilijk begrijpen en volgen. Ik kan, doordat ik me niet kan inleven in Hedwig, haar keuzes ook niet goed snappen. Ik snap niet waarom ze er bewust voor kiest vreemd te gaan met Ritsaart, ik snap niet waarom ze zelfmoord wil plegen, ik snap niet waarom ze zichzelf gaat prostitueren, et cetera.
Het slot vond ik ietwat teleurstellend, als ik eerlijk mag zijn. Gedurende het verhaal denkt Hedwig vaak aan de dood en doet ze twee zelfmoordpogingen. De titel en de eerste regels in het boek suggereren dat Hedwig de dood vindt door eigen toedoen (“De geschiedenis van een vrouw. Hoe zij zocht de koele meren des Doods, waar verlossing is, en hoe zij die vond.”). Hedwig sterft echter aan een longontsteking en aan haar dood wordt in het slot bijzonder weinig aandacht besteed. Dat vind ik jammer.
Het taalgebruik vond ik, zoals ik al heb gezegd, vrij lastig. Er werd soms beeldspraak gebruikt waar ik echt even over na moest denken, om deze te snappen. Verwijzingen naar God of de Bijbel snapte ik niet goed, omdat ik zelf niet gelovig ben opgevoed en weinig met het geloof te maken heb gehad. Ook werden er veel antitheses gebruikt (wat wel typisch is voor de tachtigers), waardoor ik soms wat in de war raakte.
Niet mijn type boek, dus, maar daar heb ik dan ook weer wat van geleerd.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden