Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Van de koele meren des doods door Frederik van Eeden

Beoordeling 2.8
Foto van een scholier
Boekcover Van de koele meren des doods
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas havo | 6424 woorden
  • 4 juni 2017
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 2.8
16 keer beoordeeld

Boekcover Van de koele meren des doods
Shadow

Frederik van Eedens roman 'Van de koele meren des doods' is een klassieker uit de Nederlandse letterkunde. Toen het pas verschenen was echter, werd de schrijver van alle kanten fel bekritiseerd. De algemene toon was dat de medicus, Van Eeden was behalve schrijver ook psychiater, meer aan het woord was dan de dichter. Van Eeden heeft geprobeerd zich te verdedig…

Frederik van Eedens roman 'Van de koele meren des doods' is een klassieker uit de Nederlandse letterkunde. Toen het pas verschenen was echter, werd de schrijver van alle ka…

Frederik van Eedens roman 'Van de koele meren des doods' is een klassieker uit de Nederlandse letterkunde. Toen het pas verschenen was echter, werd de schrijver van alle kanten fel bekritiseerd. De algemene toon was dat de medicus, Van Eeden was behalve schrijver ook psychiater, meer aan het woord was dan de dichter. Van Eeden heeft geprobeerd zich te verdedigen tegen die kritiek in een voorwoord bij de tweede druk. Hierin protesteert hij er tegen, dat men zijn werk beschouwd had 'als de zielkundige studie van een min of meer pathologisch geval Dit is de banale opvatting van oppervlakkig-denkende en gevoelende lezers... Dit werk nu is geheel door kunstenaars-motieven ontstaan, en wetenschappelijke motieven zijn er ten enenmale vreemd aan gebleven. Hoezeer de schrijver ook moge tekort gekomen zijn in de uitvoering, de bedoeling was geen andere dan de weergave, het weder doen ondervinden, door anderen, van de zelf ondergane schoonheids-emotie.'

Men bleef echter nog jarenlang afwijzend staan tegenover het boek. Wat er duidelijk aan de hand was echter, was dat Van Eeden zijn tijd ver vooruit was. Voor de hedendaagse lezer, die over het algemeen vertrouwd is met de psychologische en naturalistische roman, hoeft er geen twijfel over de motieven van Van Eeden te bestaan en is het voorwoord met de verdediging dan eigenlijk ook overbodig geworden.

Van de koele meren des doods door Frederik van Eeden
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Titel: Van de koele meren des Doods
Auteur: Frederik van Eeden
Datum van uitgave eerste druk :1900
Plaats van uitgave: Amsterdam Versluys
Aantal bladzijden: 325

Samenvatting

Hedwig Marga de Fontayne wordt geboren in een rijk gezin waar ze welvarend opgroeit. Ze is een vrolijk meisje, maar ze voelt vaak een onrustig gevoel van saaiheid en somberheid over zichzelf heen vallen. Zomers woont het gezin op het buitenhuis Merwestee. Hedwig houdt van de natuur en vind het prettig om alleen te zijn. In de zomer van haar 13e levensjaar, wordt ze ernstig ziek: tyfus. Ook haar moeder wordt ziek en sterft. Vanaf dit moment is Hedwig erg geobsedeerd door alles wat met de dood te maken heeft. Bij een bezoek aan haar moeders graf komt ze Johan tegen. Hij wordt verliefd op haar, maar voor Hedwig is het alleen maar een vlucht van haar ‘naargeestig’ bestaan. Ze gaat veel naar feestjes en komt op een van deze Gerard Wijbrands, een notariszoon en rechtsstudent tegen. Ze huwen, maar Hedwig is niet gelukkig en besluit met Ritsaart, haar geheime minnaar, te vertrekken naar Engeland. Ze krijgen samen een kindje, Charlotte, maar dat is erg zwak en sterft na twee weken. Hedwig krijgt last van psychoses en raakt verslaafd aan morfine. Ze komt uiteindelijk in het Hôpital Saint-Jean, waar ze wordt geholpen door zuster Paula, die haar nieuwe inzichten geeft. Ze leeft naar haar genezing nog zeven jaren en sterft uiteindelijk op 33-jarige leeftijd.

Thema

Het thema voor mij is: omgaan met verplichtingen waar je voor jezelf aan moet voldoen en hierin vrede en geluk vinden.

Motief I

Het geloof; Hedwig houdt in het boek erg vast aan de bijbel. Ook spreekt zij vaak met God en bidt tot Hem. Ze wil haar leven leiden volgens de regels van de bijbel, toch beklemt dit haar vaak.

‘’Zullen we het nu samen nog eens beproeven met het kleinste restje van je wilsmacht? Er is nog maar een klein restje nodig. Denk maar dat je tegen een snelle bergstoom op worstelt. Nog een klein eindje… heel klein… dan komen de stille wateren’’ (pagina 280, hoofdstuk XXVIII (28))


Motief II

Liefde; Hedwig voelt zicht gevleid wanneer ze word nagekeken door jongens of mannen. Ze houdt van aandacht, maar dit is volgens haar niet rein. Ze probeert erg de lust in de liefde los te laten omdat dit volgens haar een schande is. Toch wordt ze er elke keer toe aangetrokken. Wanneer ze huwt met Gerard, een man van keurige status en fatsoen, overvalt haar een gevoel van saaiheid. Ze heeft veel geheime minnaren.

“Want  met haar klein maar scherp begrip zag de juffrouw eerder dan Hedwig zelve, dat Hedwig een sterk zinnelijk natuur had en ook een grote bekoringsmacht. In Hedwigs wijze om met jongens om te gaan, in haar wonderlijke afwisseling van vriendelijkheid en koele teruggetrokkenheid, van onverwachte vleying en even onverwachte schijnbare verwaarlozing, werkte reeds, geheel zonder haar eigen besef of overleg, het eigenaardig spel der bekoring waarmee de vrouw de man lokt en aan zich bindt.” (pagina 38, hoofdstuk IV(4))

Motief III

Dood; Hedwig raakt na de dood van haar moeder geobsedeerd door de dood. Zelf ziet ze het als een verlichting om dood te gaan. In het boek heeft ze dan ook een aantal zelfmoordpogingen gedaan. 

“Ik was zo moe en verlangde zo naar de stille wateren. Zou ik er nu zijn?’
Zuster Paula keek wat droevig en weifelend.
‘Ik heb misschien wat te veel beloofd toen ik je door de bergstroom wilde helpen. De stille wateren zijn ver en hoog en anders dan wij kunnen denken. Leven blijft altijd moeilijk, gebrekkig en onrustig.’
‘Ik heb ook altijd dood gewild. Ik verlangde naar die grote rust. Ik noemde het: stille wateren, grazige weiden, koele meren’.
‘Heb je dood willen gaan? Heb je je dood willen maken?’
Hedwig knikte beschaamd, en kleurde, licht aandoenlijk door haar zwakte.”
(pagina 282 hoofdstuk XXVIII(28))

Titelverklaring

De titel van het boek is Van de koele meren des Doods. Deze titel verwijst naar twee dingen. Ten eerste heeft Hedwig erg de behoefte aan 'koele meren', oftewel de rust en vrede die de dood ons brengt. Ze is dan ook erg gepassioneerd door de dood. Ten tweede verwijst 'koele meren' naar een psalm uit de bijbel: Stille wateren.

Personages

Hoofdpersoon

De hoofdpersoon is Hedwig de Fontayne. Ze wordt geboren in een welgesteld gezin. Ze heeft erg veel onrust in zich. Ze streeft dan ook naar rust en volmaaktheid. Voor Hedwig is de dood een van deze volmaaktheden. Ze is aan de buitenkant een erg mooi uitziend en vrolijk meisje. Ze is geliefd bij de mannen en gaat dan ook vaak naar feesten om weer een nieuwe prooi te verslinden. Ze vind het lastig om dingen te zien zoals een welvarend persoon die dingen behoort te zien. Ze vindt juist de dingen die door het geloof bestempeld worden als lelijk, mooi.

Bijpersonen

Hedwigs vader is in haar kinderjaren een voornaam man. Hij heeft een goed betaalde baan en straalt uiterst klasse uit. Echter leunt hij erg op zijn vrouw, die voor de kinderen zorgt. Hij ziet haar als de grote steun en vervulling van zijn leven. Wanneer ze te overlijden komt, stort zijn wereld in. Hij is zelf jong moederloos geworden en kan hierdoor niet goed zijn pijn verbloemen voor de kinderen. Hij gaat steeds meer drinken. Hij eindigt in dit boek dan ook als arme alcoholist.

Hedwigs moeder is kalm evenwichtig en fijngevoelig; Hedwig voelt zich dan ook erg thuis bij haar moeder. De heilzame invloed van de moeder bindt het hele gezin tot een lieve warme eenheid. Wanneer ze sterft, is het voor Hedwig alsof een deel van zichzelf ook afsterft.  Sindsdien krijgt alles wat ook maar een beetje met de dood te maken heeft een grote aantrekkingskracht op Hedwig.

Johan is een goede vriend van Hedwig in haar jeugd. Johan en Hedwig ontmoeten elkaar bij Hedwigs moeders graf, waar hij haar troost biedt. Beiden voelen ze zich tot elkaar aangetrokken en zijn ze eenzaam. Johan krijgt gevoelens voor Hedwig, maar deze zijn niet wederzijds. Hedwig breekt met Johan, waardoor hij denkt dat ze met hem heeft gespeeld. Hierdoor verandert zijn liefde in haat. Hij pleegt aan het einde van het boek zelfmoord en geeft haar de schuld als een soort wraakneming.

Hedwig en Gerard Wijbrands ontmoeten elkaar op een feest, waar hij verkleed is als ridder Frank van Naaldwijk. Hij is sportief gebouwd, hoffelijk en beheerst. Hij zoekt net als Hedwig een reine zielspartner. Echter is voor Hedwig deze relatie die gebaseerd is op geestelijke liefde te min. Ze voelt zich fysiek ook tot hem aangetrokken, maar hij kan haar lichamelijk verlangen niet beantwoorden. Haar wens om een kindje te krijgen kan hij daardoor ook niet in vervulling laten gaan. Hij verliest haar aan een man die wel haar fysieke verlangens kan bevredigen. Wanneer ze met hem vertrekt hoeft Gerard haar nooit meer te zien.

Ritsaard is een concertpianist. Hij stelt erg hoge eisen aan zichzelf met betrekking tot artistiek gebied. Daarentegen gunt hij zichzelf wel de vrijheid op moreel gebied. Hij heeft veel liefdesaffaires gehad. Samen met Hedwig had hij ook zo’n affaire, maar hij werd door haar verschijning en innerlijk geboeid. Op haar beurt is Ritsaard de man die ze zo innig zocht in Gerard. Toch ziet Hedwig haar verlangen naar Ritsaard als overspel, maar ze bezwijkt onder de aantrekkingskracht die hij op haar uitoefent. Ze besluit samen met hem te vertrekken naar Engeland. Daar gaat hun relatie verder tot het moment dat Ristaard zijn eigen weg moet kunnen gaan en Hedwig hem daar niet de ruimte voor geeft. Hij vertrekt terwijl Hedwig zwanger is. Hoewel hij daarna niet meer met Hedwig leeft, blijft hij altijd van haar houden.

Joob is een goede vriend van Hedwig wie ze vaak om raad vraagt. Ze heeft dan ook vaak diepe gesprekken met hem, die voor haar tot nieuwe inzichten leiden. Een van de belangrijkste inzichten die ze door hem krijgt, is dat schuld, straf en lijden een manier is om intensiever te leven, waarin je het waard bent om vergeven te worden door God. Hij overlijdt twee jaar nadat Hedwig terug is in Nederland.

Paula is een zuster in het ziekenhuis waar Hedwig terecht komt door haar morfineverslaving. Voor Paula is religie een van de belangrijkste zaken van het leven. Paula slaagt erin om het vertrouwen van Hedwig te winnen en haar te helpen met haar afkickstrijd. Ze laat Hedwig een kant van de religie zien die ze nog niet eerder gezien had. Ze leest haar spreuken uit de bijbel voor en praat met Hedwig over haar problemen. Ze komen ook bij het onderwerp de dood, waarin Paula Hedwig weet te overtuigen dat de dood niks oplost. Paula slaagt er in om Hedwigs neiging tot zelfvernietiging om te zetten in een leven dat gericht is op God.

Mijn mening

Emotieve argumenten
Het boek roept verschillende gevoelens bij me op. Toch het overheersende gevoel is voor mij verwarring. Ik vond het moeilijk om te volgen omdat de tekst in redelijk oud Nederlands is. Maar de meeste verwarring kreeg ik door Hedwig zelf. Ik kon haar persoonlijkheid moeilijk inschatten. Verder vond ik het boek redelijk raar, maar toch ook spannend, omdat als ik eenmaal begon met lezen (luisteren) ik me toch gegrepen voelde door het verhaal.

Esthetische argumenten
Ik vond het mooi dat het boek voor nu in het oud Nederlands is geschreven. Dit komt omdat het boek al in de 20e eeuw geschreven is, maar ik vond het wel een bepaalde uitstraling hebben die ik kon waarderen. Het boek zelf is met veel moeilijke woorden geschreven, waardoor ik sommige opvattingen niet goed begreep. Ook staan er een paar Franse spreuken in die ik niet kon begrijpen.

Morele argumenten
De schrijver neemt naar mijn idee niet echt een standpunt in. Wel wordt het onderwerp de dood erg besproken en wordt het onderwerp een groot deel van het boek geadoreerd. Hedwig zelf wordt neergezet als een erg schone dame, maar er wordt in het boek wel duidelijk een verschil gemaakt tussen wat rein is en onrein volgens de bijbel. Toch wordt er door Hedwig zelf getwijfeld aan deze dingen, doordat ze hetgeen dat vuil en onrein is volgens de bijbel zelf niet als zodanig ziet. Aan het einde van het boek wordt dit alles duidelijker en vindt Hedwig hier rust in.

Realistische argumenten
Het boek komt op mij erg realistisch over. De dingen die gebeuren komen toentertijd goed overeen met het leven van een welvarende burger. Hedwig daarentegen was een uitzondering van deze tijd. Zij dacht over veel dingen na, die vroeger gewoon als waar aangenomen werden. Toch denk ik dat in dit boek zeker een kern van ware gebeurtenissen schuilt. Dit kun je ook uitmaken uit het voorwoord waarbij staat “wel is zij, door uiterst fijne en edele bewerktuiging, veel meer aan schadelijke invloeden blootgesteld, dan de grove, gemiddelde mens” (blz 6) waaruit ik opmaak dat de schrijver wel degelijk een persoon heeft gekend die hij in het boek gevormd heeft tot een hoofdpersoon genaamd Hedwig

Structurele argumenten
De opbouw van het boek is voor mij niet erg speciaal. Het boek volgt het leven van Hedwig in haar ontwikkeling tot gelukkig mens. Hierbij is haar levensloop de rode draad in de opbouw van het boek. Toch wordt de spanning redelijk opgebouwd naarmate Hedwig meer vraagtekens bij de wereld krijgt en zich steeds ongelukkiger begint te voelen. Deze spanning loopt op tot de laatste paar hoofdstukken waarin ze eindelijk de rust, waar ze zo lang naar gezocht heeft, vindt in het leven.

Intentionele argumenten
Voor mij is de intentie van het boek hoe je moet omgaan met de verplichting die God ons oplegt. Zeker in de tijd waarin dit boek werd geschreven, kwamen de eerste twijfels over dingen die door de bijbel voor waarheid werden opgelegd aan de mens. Ik vind dat de schrijver het geloof goed afweegt in het boek. Dit doet hij door verschillende personages in het boek verschillende meningen te geven of manieren te geven om tegen het geloof aan te kijken, waardoor jij zelf ook na gaat denken over bepaalde aspecten van het geloof.

Is het onderwerp nieuw voor je?

Dit onderwerp is redelijk nieuw voor me. Ik heb nooit geschiedenis gehad als vak op school, waardoor ik het burgerschap en dagelijks leven van de 20e eeuw niet erg goed kende. Ook ben ik zelf niet gelovig opgevoed, waardoor het geloof, wat in dit boek een grote rol speelt, voor mij ook redelijk nieuw was. Ik vond het moeilijk te bevatten dat mensen zo erg volgens de regels van een bepaald geloof behoren te leven - zelfs zo erg dat dit mensen depressief maakt. Dit vond ik wel schokkend om te lezen, omdat ik er van overtuigd ben dat het er vroeger zo aan toe ging. Hoewel dit nog steeds aan de orde van de dag is. Wanneer je kijkt naar bijvoorbeeld ISIS, of dichterbij huis zoals de Ramadan en het Suikerfeest, waarin mensen zich vrijwillig verhongeren omdat dit volgens het geloof goed is. Zelf ken ik een voorbeeld van iemand die moslim is. Het is een man van ongeveer 35 jaar die al een aantal jaar met zijn vrouw getrouwd is, maar door de strenge islamitische regels ging hij vaak vreemd. Ook is het volgens de Koran verboden om homo, bi of lesbisch te zijn, wat ik persoonlijk niet bij de tijd van nu vind passen.

Recensie I

De in 1900 verschenen roman "Van de koele meren des doods" zou eerder dan "De kleine Johannes" het klassieke prozaboek van Frederik van Eeden moeten zijn. In één opzicht is het boek al klassiek: het is nog slechts antikwarisch te krijgen en dan nog moeilijk. In 1952 verscheen de vijfde en hopelijk voorlopig de laatste druk. Het is weinig: vijf drukken in een halve eeuw. "Van de koele meren des doods" heeft dan ook niet een literaire bliksemcarrière gemaakt. Bij verschijnen was de ontvangst slecht, hoewel in 1904 nog een tweede druk verscheen. Hierbij liet Van Eeden een voorwoord afdrukken, waarin hij "De koele meren" als verhaal verdedigt tegen de velen, die het een zielkundige studie noemden. In 1906 heet de roman al "Een haast vergeten boek". Pas in 1935, als de derde druk verschijnt, begint de waardering op te komen en die zal eerder toe dan afnemen. Zonder twijfel heeft de opinie van Albert Verwey, neergeschreven in zijn in 1939 posthuum verschenen studie "Frederik van Eeden" veel aan de latere meningsvorming bijgedragen. Verwey schrijft onder meer: "Als wij van Van Eeden niets kenden dan dit ene boek, noch zijn naam, noch zijn leven, noch zijn andere werken, dan zou hij de Meester van de Koele meren heten, en een rang innemen die niemand hem strijdig maakte." Dat is geen kleinigheid maar ook geen grootspraak. Studies over "Van de koele meren des doods" zijn schaars en die er zijn, zijn beknopt. Pas onlangs is een uitvoerige studie over de roman verschenen. De Utrechtse emeritus-hoogleraar in de psychiatrie dr. H. C. Rümke publiceerde enkele maanden geleden "Over Frederik van Eeden's Van de koele meren des doods". Het zou ironie van de literatuurgeschiedenis zijn, dat een psychiater de eerste omvangrijke bijdrage levert over een roman die Van Eeden noodzaakte zijn schrijverschap te verdedigen tegen de critici die zijn roman typisch het produkt van een psychiater vonden; het zou dat zijn, als Rümkes boek niet het werk was van een psychiatrisch geschoold lezer, die het werk benadert van de romanschrijver Frederik van Eeden, die psychiater was. Van Eeden overschreed in zijn romanwerk de grenzen van de psychiatrie: dat heeft als gevolg dat zijn lezer Rümke voor die grenzen komt te staan. Van het benaderen van die grenzen geeft een groot del van Rümkes "essay", zoals hij zijn studie noemt, een verslag. En telkens als de psychiatrisch geschoolde lezer zijn grenzen moet erkennen, blijkt de grootheid van de romanschrijver Van Eeden, wiens boek meer is dan de som van herkenbare ziektebeelden. Was het slechts die som of minder, Rümkes werk zou geen beperkingen gekend hebben: het zou slechts een reconstructie zijn geweest van wat de psychiater Van Eeden ijverig in elkaar had gezet. Het essay van professor Rümke valt in twee grote delen uiteen. Allereerst geeft hij een bijna honderd bladzijden tellende parafrase, voorzien van teksten en commentaar. Het uitgebreide commentaar, zowel op psychiatrisch als literair gebied, volgt in het tweede deel. Daarop volgt nog een slotbeschouwing. Aan het geheel gaat een inleiding vooraf die 1uitermate belangrijk is. Zij toont af niet alleen, welk een scherp begrip Rümke voor literatuur heeft, maar ook, hoe datzelfde begrip hem grenzen doet erkennen voor het psychiatrisch en psychologisch benaderen van literatuur. Rümke stelt, dat Van Eedens roman geen ziektegeschiedenis is in de gewone zin van het woord: hij is evenmin een tot roman ongewerkte ziektegeschiedenis. De lezer Rümke erkent de hoofdfiguur van de roman als een creatie. En heel scherp stelt de auteur: "Dat wij niet met een geconstrueerde ziektegeschiedenis te doen hebben is nog met iets ander te bewijzen. Hedendaagse psychiaters zouden na méér dan zestig jaar, over de diagnose kunnen discussiëren, als ware het over een patiënte die zij goed kenden. Zoals later zal blijken komt daarbij de gehele moderne psychiatrie in het geding. Had Van Eeden een gecontrueerde ziektegeschiedenis geschreven, dan zou de diagnose er zó uitrollen doordat deze er tevoren was ingelegd." Het wezenlijke van Hedwig, de hoofdfiguur, ontsnapt aan de psychiatrische en psychologische begripsbepalingen. Rümke concludeert dat Van Eeden zich juist verzet tegen hen die begrip van Hedwig terugbrengen tot wat er door vakmensen over haar te zegen valt. Terecht stelt Rümke, dat de kunstenaar doorstoot in de gebieden "die voorbij de grenzen liggen van de thans bekende psychologie, maar ook van de gecodificeerde mensenkennis. Hij maakt in zijn creatie iets van het onzegbare kenbaar. Iedere werkelijke creatie is niet uit psychologische kennis ontstaan, maar verrijkt deze." Wat dit betekent voor de niet-gecreëerde romanfiguur, is duidelijk. Nu lijkt hetgeen Rümke poneert, wellicht meer vanzelfsprekend dan het is. Men kan echter geregeld constateren, dat lezers met a-prioris van al of niet vakmatig beoefende wetenschap een romanfiguur determineren in feitelijkheden uit die wetenschap. Ze maken die romanfiguur niet alleen kapot, ze veralgemenen hem ook, ontnemen hem zijn "enigheid" van levende romanfiguur. Het zijn doorgaans amateurs die over de grenzen heendraven met in hun bagage een stel grepen: van de voorzichtigheid van de vakman Rümke kan door hen veel geleerd worden. Maar diens onbevooroordeelde inzicht in literatuur biedt nog meer verrassende perspectieven, die een helder uitzicht geven vanuit een warboel van hedendaagse populaire ideeën. In de "Inleiding" schrijft Rümke o.m.: "Bij het voorbereidend werk werd mij duidelijk waarom het Van Eeden zo griefde, dat zijn boek als een medisch wetenschappelijk geschrift werd gekarakteriseerd. Men kan het boek zo lezen. Men kan uit het boek als het ware een ziektegeschiedenis abstraheren. Tot op zekere hoogte zal ik dit zelf doen. Dan zal blijken dat Van Eeden een groot en - ik aarzel niet dit te zeggen - een geniaal psychiater geven kan. (......) Wanneer men het boek leest als een wetenschappelijk geschrift dan gaat men voorbij aan het belangrijkste dat Van Eeden te zeggen had. En ziet men over het hoofd dat het boek over menselijke problemen gaat die voor ons allen gelden, of wij psychisch gestoord zijn of niet." Ik geloof, dat hetgeen Rümke hier zegt, niet genoeg gesteld kan worden. Het kan ook gevarieerd worden naar de huidige tijd toe. Volgens de gemakkelijke volksmond - die tegenwoordig erg groot is - kent de huidige literatuur slechts psychopaten als romanfiguren. En met enkele wetenschappelijke termen, die ieder kan hanteren sinds brokjes uit Freuds taal tot het marktjargon zijn gaan behoren, wordt dat aangetoond, ook door boekbesprekers met de lenigheid en beperktheid van de volksmond. Het moeilijk te omschrijven criterium van Rümke geldt evenwel ook voor vele van deze romanfiguren. De aanvallen eens gedaan op "De koele meren" hebben zich heel vaak herhaald; alleen gaat men tegenwoordig nog een onzekere pas verder. Van Eeden werd nog beschuldigd van misbruik van zijn kennis; na de oorlog heeft men de onjuiste identificatie van de schrijver met zijn romanfiguur kunnen teren. Het eindpunt is anders, het uitgangspunt gelijk. Dat dat wat hier over psychiatrie en psychologie is gezegd, voor elk a-priori geldt, zal duidelijk zijn. Een lezer kan niet onbevooroordeeld en voorzichtig genoeg zijn. Had Rümke alleen zijn inleiding gepubliceerd, zijn studie van "De koele meren" zou al zeer waardevol zijn geweest. Men kan de "Inleiding" de theorie noemen; de rest van het essay is de praktijd en met name het tweede deel van het boek. Dat de romanfiguur Hedwig meer is dan het totaal van een aantal herkenbare trekken, dat zijn geen constructie maar een werkelijk levende creatie is, toont Rümke op knappe wijze aan in de afdeling "Psychiatrische aspecten" van het tweede deel. Hij geeft betrof het een levend mens. Dat de auteur dat kon, dankt hij aan de schrijver en de psychiater Van Eeden. De figuur van Hedwig wordt afgetast op een groot aantal psychiatrische mogelijkheden, die zich uit de tekst aan de lezer voordoen. Niet alleen laat Rümke zien welk knap en revolutionair psychiater Van Eeden was, maar bovendien - en dat is voor de literaire kant van zijn studie belangrijk - hoe de romanfiguur steeds ontsnapt aan de a-prioristische boekjesfiguur. Het "méér", waarover Rümke in zijn "Inleiding" sprak wordt hier als het ware op negatieve wijze zichtbaar gemaakt. Men zou het ook zo kunnen zeggen: de psychiater Rümke doet zijn uiterste best de creatie van de psychiater Van Eeden te overmeesteren, om dan steeds te ontdekken dat de kunstenaar Van Eeden hem dat onmogelijk maakt. De psychiater Rümke moet zijn grenzen erkennen, al liggen die diep in de roman. Belangrijk acht ik de laatste paragrafen van het hoofdstuk "Psychiatrische aspecten". Niet alleen vanwege de conclusies die over Van Eeden en zijn romanfiguur zelf getrokken worden, maar om de algemeen geldige opmerkingen waartoe Rümke door zijn studie gekomen is. Hij zegt zeer behartenswaardige zaken over de verhouding psychiatrie-psychologie en literatuur. Daardoor ook gaat zijn studie de toevalligheid van het uitgangspunt ver te buiten. Een van Rümkes conclusies is: "Laten wij het bescheiden erkennen: wij kunnen veel meer van de grote schrijvers leren dan zij van ons." Die "wij" zijn Rümke en zijn vakgenoten, voor welke laatsten hij zijn boek ook schreef. Dat het ook voor niet-vakmensen toegankelijk is, is hieraan te danken, dat Rümke elke aanzet tot mandarijnentaal weet te vermijden. Waarbij dan nog komen de helderheid van zijn stijl en betoog. Het laatste hoofdstuk van de studie behandelt de meer zuiver literaire kanten van de roman. Het werd niet het sterkste deel van het boek. Met name wat Rümke over de vormgeving van de roman schrijft, is wat erg elementair. Dat neemt niet weg, dat er belangrijke opmerkingen in dit gedeelte staan, onder meer over de langzame ontstaansgeschiedenis van de roman. Bijzonder aardig vind ik, hoe Rümke aantoont waarom "De koele meren" niet tot de zéér grote werken behoort. De oorzaak van dit ondermaatse - waarbij de normen heel hoog zijn, overigens - zoekt de auteur in de nadrukkelijke contrastering van "het hogere" met het banale, waarbij dit laatste door de instelling van de schrijver zo eenzijdig is beschreven, dat het slechts ééndimensionaal blijft. Van belang acht ik ook de paragraaf "De gevaren van het uitbeelden van positiva". De conclusie van het hoofdstuk, waarin de auteur zijn aandacht voor het probleem van inhoud en vormgeving motiveert, is weer allerverrassendst. Hij stelt, dat in het hedendaagse psychiatrisch denken dat probleem een grote plaats inneemt: "Psychisch ziek zijn wordt niet bepaald door inhouden van beleven, ook lang niet altijd door stoornissen in de psychodynamiek zoals de dieptepsychologie beschrijft, maar door een tekortschieten van vormende krachten. Ieder normaal levend mens heeft een bepaalde vorm of stijl, een eigen wijze van expressie, een bepaalde ordening van alles wat hij ervaart of doet. Ik hoop, dat het vorm-probleem een steeds groter plaats gaat innemen in de psychiatrie. Leven is in wezen een voortdurend creatief proces. Het is geen grote sprong om te denken dat bij het tot stand komen van een levend kunstwerk dezelfde creatieve vormkrachten werkzaam zijn. Zijn in gestoorde of mislukte kunst parallellen te vinden met het gestoorde zieleleven? Deze gedachte is nog lang niet ten einde gebracht". Waarbij ik wil aantekenen, dat "gestoorde kunst" mij een onmogelijkheid lijkt, iets dat ook in tegenspraak is met Rümkes eigen gevolgtrekkingen. Het kan misschien merkwaardig zijn, dat hier zoveel aandacht besteed is aan een dergelijk gespecialiseerd boek, dat dan nog besproken wordt door iemand die in geen enkel opzicht Rümkes psychologische of psychiatrische conclusies op hun betekenis kan toetsen. Rümkes essay is evenwel ook voor de literatuur van belang. Niet alleen vanwege de gelukkige omstandigheid dat aandacht wordt gevraagd voor een ten onrechte vergeten boek van een in veel opzichten miskend schrijver. De grote waarde van het boek is deze: vanuit een bepaalde wetenschap wordt een roman onderzocht die met die wetenschap veel affiniteiten heeft. De wetenschap kan echter maar tot een bepaalde grens doordringen. Op dat gedwongen eindpunt wordt het eigene van de literatuur zichtbaar op voor de literair ingestelde lezer verrassende wijze. Zo werd dit essay ook een literaire studie, ondanks zichzelf, zou men haast zeggen. De psychiater Rümke wijkt voor de schrijver Van Eeden, die bij deze onderzoeker alles tegenhad, omdat hij zelf psychiater was.

Bron: http://literom.nbdbiblion.nl/literom/resultaten/46467
Recensent: Kees Frens

Samenvatting recensie I

Deze recensent vindt dat deze roman vroeger meer aandacht had moeten krijgen. Hij vindt het onterecht dat de roman wordt bestempeld als de vergeten roman. Ook schrijft hij over Frederik van Eeden zelf, hij vindt hem een prachtschrijver met vooruitstrevend denken. Zijn boek is volgens hem een goed vooruitstreven van den tijd geweest, waarmee Frederik de basis heeft gelegd voor de hedendaagse psychologie. Verder zegt hij “Dan zal blijken dat Van Eeden een groot en - ik aarzel niet dit te zeggen - een geniaal psychiater geven kan.” Waaruit je kan opmerken dat hij werkelijk veel bewondering heeft voor Frederik en de manier waarop hij deze psychologische roman heeft weergegeven.

Ik vind dat de argumenten goed onderbouwd zijn. Toch zit er volgens mij weinig mening in deze recensie. Eigenlijk vind ik het meer een beschouwing met hier en daar een mening erdoorheen

Recensie II

"Prachtig uitgevoerde, van illustraties en leeslint voorziene uitgaven". Met die lofkreet die Ingrid Hoogervorst in 'De Telegraaf' neerschreef, maakt de 'Deltareeks' promotie voor zichzelf. In die reeks worden nieuwe edities van klassieke werken uit de Nederlandse literatuur opnieuw uitgegeven. Een van die werken is "Van de koele meren des doods" van Frederik Van Eeden, dat inderdaad heel keurig en stijlvol is uitgegeven. Maar is de editie, en bij uitbreiding de hele 'Delta'-reeks, daarnaast ook wel zo betrouwbaar als ze in haar verantwoording belooft?

In de tragische roman "Van de koele meren des doods" (1900) vertelt Frederik Van Eeden hoe de psychisch wankele Hedwig Marga de Fontayne haar leven lang op zoek is naar gemoedsrust en aanvaarding van haar leven. Die queeste gaat bepaald niet over rozen, maar uiteindelijk zal het pad van Hedwig -- dat leidt langs verdoemde romances, mislukte zelfmoordpogingen, een morfineverslaving en een donkere tijd als prostituee in Parijs -- haar toch tot een zekere catharsis leiden. Eind goed al goed, al houd je aan de lectuur van deze naturalistische karakterstudie bepaald geen vrolijk humeur over.

Dat laatste neemt niet weg dat "Van de koele meren des doods" een onbetwistbaar meesterwerk uit de Nederlandse literatuur is. Het is een ontroerend en indringend portret van een intrigerend personage, dat uitblinkt door de lyrische, prachtig kabbelende stijl waarin het door Van Eeden is geschreven. Terecht wijst de auteur, die ook psychiater was, er in zijn voorwoord overigens op dat zijn roman veel meer is dan "de zielkundige studie van een min of meer pathologisch geval". Van Eeden wou zijn lezers laten proeven van de door hemzelf ondergane 'schoonheids-emotie', en slaagt daar met dit boek voortreffelijk in.

Een herdruk van zo'n roman valt dus alleen maar toe te juichen, zeker in een reeks die belooft dat de 'betrouwbaarheid van de tekst en de informatieve waarde van de toelichtingen' aan hoge wetenschappelijke normen voldoen, 'zodat de edities ook voor studiedoeleinden bruikbaar zijn'. Toch knelt net daar het schoentje.

Deze leeseditie wordt bezorgd door Jan Fontijn, die ook de voortreffelijke tweedelige biografie over Van Eeden heeft geschreven. Als biograaf van de auteur was Fontijn natuurlijk de geknipte man om het nawoord bij dit boek te schrijven, een taak waarvan hij zich ook voorbeeldig heeft gekweten. Het editeren van (oude) literaire werken is echter een vak apart, een specifieke wetenschapsdiscipline zelfs, waarin Fontijn soms een beetje tekortschiet.

Het meest in het oog springende euvel is de lijst met aantekeningen, zeg maar de woordverklaringen. Een editeur hoort daarvoor een transparant en te verantwoorden systeem te hanteren; hij kan er bv. voor kiezen om alle woorden uit de roman die (in de daar gebruikte betekenis) niet in een hedendaags woordenboek zijn opgenomen, te verklaren. Fontijn heeft echter een nogal arbitraire en soms vreemde selectie gemaakt, waardoor sommige woorden waarover geen enkele lezer zal struikelen toch in de lijst zijn opgenomen, terwijl andere woorden of uitdrukkingen die een stuk onduidelijker zijn niet worden verklaard. Zo worden 'jaardag' (voor 'verjaardag'), 'dikmaals' (voor 'dikwijls'), medecijn (voor 'medicijn') en 'indedaad' (voor 'inderdaad') verklaard, terwijl je wel zelf op zoek moet naar de betekenis van bv. 'verruimd' (bevrijd van verdriet), 'voorslaan' (voorstellen) en 'opgeschuifeld' (bij stof: omhoog gedwarreld door het dansen). En weet u zo meteen wie Belshazzar precies was? Of wat de uitdrukking 'houdt er wat (a)an?' betekent?

De warrige selectie van woordverklaringen werkt soms storend, maar raakt uiteindelijk niet aan de tekst zelf. Vervelender is dat de constitutie van die tekst ook nogal schimmig is. Fontijn heeft gekozen voor de tweede druk van de roman, omdat dat de laatste door Van Eeden geautoriseerde versie was. Die keuze is perfect te verantwoorden, maar heeft geen zin als er vervolgens allerlei ingrepen in die versie worden gemaakt, die niet meer te traceren vallen. Evidente drukfouten werden stilzwijgend hersteld. Bij dubbelvormen in de oorspronkelijke tekst ('gëarmd' naast 'gearmd', 'vizioen' naast 'visioen') kiest Fontijn voor één spelling, met name diegene 'die voor de lezer van nu het meest vertrouwd is'. Dat geldt ook voor de door Van Eeden door elkaar gebruikte genitiefvormen ('Hedwigs' naast 'Hedwig's'). Door die ingrepen niet op te sommen kun je als lezer onmogelijk nog weten hoe Van Eeden zelf schreef, en hoe die laatste door hem geautoriseerde druk er dus uitzag.

Een wetenschappelijke editie, zelfs een leeseditie die dus niet alle varianten uit de verschillende drukken presenteert, zou ervoor moeten zorgen dat het verlies van eerdere drukken geen ramp meer is voor de literatuurstudie. Als die oude drukken dan niet meer te vinden zijn, kun je uit je nieuwe editie alles toch nog afleiden. Maar als de editeur allerlei zaken stilzwijgend 'corrigeert' zonder daarvan getuigenis af te leggen in de verantwoording, moet de literaire onderzoeker natuurlijk toch weer op zoek naar die oude drukken. En dan kun je je afvragen welk nut deze editie heeft gehad.

Waarom niet gewoon achteraan in het boek een lijst opnemen waarin alle ingrepen worden opgesomd? Een editie met de allure als deze moet een soort tijdloosheid nastreven. Fontijns keuze voor een gegeneraliseerde genitiefvorm lijkt nu misschien logisch, maar als morgen de spellingregels wat dat betreft veranderen, is heel deze editie in één klap volstrekt verouderd.

Fontijn treft echter maar een deel van de blaam, in die zin dat de 'Delta'-reeks een veel te grote willekeur aan de dag legt inzake de editiewetenschappelijke kant van de zaak. Dat blijkt onder meer al uit de summiere verantwoording van de reeks, die achteraan in alle delen is opgenomen. In enkele zinnen ondergraaft de anonieme auteur van die tekst bv. zelf meteen de bewering dat de 'Delta'-reeks een specifiek beleid zou voeren wat betreft het al dan niet bewaren van de oorspronkelijke spelling: "De teksten worden doorgaans in de oorspronkelijke spelling aangeboden. Wel wordt zo nodig het gebruik van i/j en u/v genormaliseerd volgens het huidige onderscheid van klinker en medeklinker; soms wordt de hele tekst herspeld naar de huidige normen."

Een dergelijke arbitrariteit kan eigenlijk niet in een ambitieuze reeks die verschijnt onder auspiciën van de Stichting Nederlandse Literaire Klassieken en die bewaakt wordt door het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds. De 'Delta'-reeks wordt uitgegeven "in een uniek samenwerkingsverband bij verschillende Nederlandse uitgevershuizen", die daarvoor worden gesubsidieerd. Het is toch best merkwaardig dat zo'n nationaal gesponsorde onderneming door de subsidiërende overheid niet de richtlijn krijgt om haar edities te laten keuren (of produceren) door het Huygens Instituut, dat op een jarenlange ervaring en expertise in editeren kan bogen. De willekeur in het beleid van de 'Delta'-reeks zorgt ervoor dat sommige delen op editiewetenschappelijk vlak uitmuntend zijn (cf. "Het Antwerps Liedboek"), terwijl andere wat dat betreft helaas heel wat gebreken vertonen.

De nieuwe editie van "Van de koele meren des doods" put zijn waarde vooral uit de grote literaire kracht van de roman zelf, en niet zozeer uit de manier waarop de tekst is bezorgd. Dat is best jammer, want zoals Joob zegt in het boek: "Maar 't komt op de binding an. Die moet goed zijn. En wil "die" goed zijn, dan moet de gloeying goed zijn, goed, heftig en gelijktijdig. Dat gebeurt niet vaak."

Bron: http://literom.nbdbiblion.nl/literom/resultaten/87460
Recensent: Bert van Raemdonck

Samenvatting recensie II

Deze recensent vindt het verhaal en het boek prachtig, hoewel hij vindt dat je na het lezen van dit boek geen vrolijk humeur overhoudt; hier gaat hij niet verder op in. Hij schrijft dat het boek “een onbetwistbaar meesterwerk uit de Nederlandse literatuur is” dat uitblinkt in stijl. Hij vindt dat Van Eeden enorm veel talent had en er daardoor in slaagde om de lezer van het boek mee te laten voelen met de “schoonheids-emotie” die hij zelf ondervonden had. De recensent vindt dat het boek zeker ook voor studiedoeleinde gebruikt zou moeten kunnen worden zoals Frederik dat destijds ook zelf gewild had, wat je terug ziet in de hoge wetenschappelijke normen die Frederik in het boek verwerkt. Verder rest gaat de recensie in op de nieuwere drukken die zijn gemaakt, met specialisatie tot de druk die Fontijn heeft geschreven. Hij is hier erg kritisch over en vindt dat Fontijn redelijk wat tekort is geschoten aan de hoge verwachtingen die deze recensent van hem had.

Ik vind dat deze recensent zijn argumenten goed onderbouwt met betrekking tot de nieuwe drukken. Hij legt goed uit waarom hij vindt dat Fontijn tekortschoot en heeft hier ook voldoende onderbouwingen voor.

Ik vind dat beide recensies redelijk overeenkomen met betrekking tot het boek zelf. Beiden vinden ze Frederik van Eeden een prachtschrijver met veel ambities voor die tijd. Ze zijn er beiden van overtuigd dat het boek een goede basis vormt als het neerkomt op bepaalde studies. Vanuit dat standpunt gaan de recensies over op een ander onderwerp.

De eerste recensie gaat verder in op de analyse die de Utrechtse emeritus-hoogleraar in de psychiatrie dr. H. C. Rümke gemaakt heeft. De recensent is het, voor wat ik verneem, eens met wat Rümke heeft geschreven. Toch vind ik dat deze recensie meer de vorm aanneemt van een beschouwing.

De tweede recensie gaat verder in op het gebied van de nieuwe druk die is geschreven door Fontijn, waarbij de recensent zijn professionaliteit in twijfel trekt en vooral de minpunten van de nieuwe druk op noemt.

Mijn mening over de recensies

Recensie I
Ik ben het redelijk met deze recensent eens. Ik vond het boek erg bijzonder om te lezen. Toch vind ik Frederik minder uitmuntend dan dat hij in deze recensie wordt geprezen. Verder is deze recensie meer gericht op een psycholoog die onderzoek heeft gedaan naar dit boek en dit werk heb ik zelf niet gelezen, waardoor ik hier geen oordeel over kan vellen. Ik vind dat deze recensent het boek zelf redelijk heeft verwaarloosd, waardoor het originele werk van Frederik van Eeden teniet viel tegenover het werk van Rümke. Hierdoor was voor mij redelijk moeilijk deze recensie goed te kunnen analyseren.

Recensie II
Deze recensent vertelt wel wat meer over het boek; hij vindt Frederik een prachtschrijver met veel ambities. Ook laat hij het thema en de motieven snel voorbij komen. Zelf ben ik het meer met deze recensent eens. Hij vindt dat Frederik vooruitstrevend was voor die tijd, wat ik zelf ook erg bijzonder vond terwijl ik het boek las. Ik ben zelf ook wel een beetje anders naar de wereld gaan kijken na dit boek. Verder gaat deze recensie verder over het werk van Fontijn die een nieuwe druk heeft geschreven. De recensent schrijft dat hij vindt dat Fontijn met deze druk Frederiks stijl en schrijfwijze tenietdoet. Net als bij de vorige recensie heb ik deze druk ook niet gelezen, waardoor ik zelf dus ook hierover geen duidelijke mening kan vormen. Wel vind ik het jammer dat (als ik deze recensent mag geloven) deze druk zijn charmes heeft verloren, doordat Frederiks (voor deze tijd) aparte woordkeuze is vervangen door modernere woorden. Ik vind net zo als bij de andere recensie dat de recensent het boek voorbij gaat door juist commentaar te leveren over Fontijn in plaats van het boek zelf uit te lichten. 

REACTIES

M.

M.

niet aan te zien heb oogklachten gekregen

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Van de koele meren des doods door Frederik van Eeden"