OPDRACHT:
1. a. Wat is een mythe?
Dit zijn verhalen waarin veel godsdienstige elementen in voorkomen. Ze behandelen de invloed die bijv. goden op de mens hebben.
(http://www.dbnl.org/tekst/bork001lett01)
b. Waarom duiken er volgens jou in alle culturen mythen op?Wat is hun functie?
Elke cultuur heeft een andere opvattingen, zo ook bijvoorbeeld over goden. Vaak zijn het verhalen waarin verklaart wordt hoe alles is ontstaan.
c. De psycholoog Sigmund Freud gebruikte als eerste de termen oedipuscomplex en elektracomplex. Wat bedoelde hij daarmee?
(http://nl.wikipedia.org/wiki/Oedipuscomplex)
d. Hoe komt de Orfeusmythe terug in het verhaal van Laura en Sylvia?
Bij de Orfeusmythe gaat het om Orfeus die Eurydike uit de onderwereld wil halen, maar haar weer verliest omdat hij zich niet aan de afspraken hield. Laura verliest eerst Sylvia als die vertrekt met Alfred (Eurydike in de onderwereld) dan komt Sylvia weer terug, maar Laura verliest haar weer voorgoed, omdat Sylvia wordt doodgeschoten.
http://www.forumvadisi.com/odevler-ve-tezler/166185-hollandaca-kitap-ozeti.html
2. Dit boek gaat o.a. over de liefde. Licht je antwoorden toe met citaten uit het boek.
a. In liefdesrelaties speelt het machtsevenwicht een belangrijke rol. Is er in de relatie tussen Laura en Sylvia sprake van een machtsevenwicht?
Ja, Sylvia heeft bijna het meest in hun relatie te zeggen. Laura moet bijvoorbeeld liegen tegen Sylvia’s moeder, omdat zij niet mag weten dat haar dochter een relatie heeft met een vrouw. Ook loopt Sylvia, tegen de wil in van Laura, naar haar moeder als ze in Nice zijn.
b. Hoe denken Laura en Sylvia over homoseksualiteit /lesbische relaties?
c. Hoe reageren de personen in hun omgeving op hun relatie?
Hun vrienden reageren er erg luchtig op. Zij vinden het niet echt een probleem, en accepteren het wel. Laura’s moeder daarin tegen reageert heel fel, en is tegen de relatie. Sylvia heeft ook al zo’n voorgevoel dat haar ouders het niet fijn zullen vinden, dus verteld het hun ook niet.
d. Geef jouw mening over de relatie tussen Laura en Sylvia.
Het is opvallend dat Sylvia zó snel bij Laura thuis intrekt, maar ik vind dat hun relatie gewoon moet kunnen. Het is heel erg voor Laura dat haar moeder zo fel reageert tegen hun relatie.
3. Vul het leesverslag verder aan.
LEESVERSLAG NEDERLANDS 4 VWO
I Tekstbeleving:
persoonlijke reactie en waardeoordeel
Zelf invullen. Let op de 5 aspecten en 7 argumenten besproken in de lessen over verhaalanalyse.
II Tekstbestudering: samenvatting, analyse en interpretatie
A: VOORWERK:
a. titel: Twee vrouwen
b. naam van de auteur: Harry Mulisch
c. uitgever: De Bezige Bij
d. plaatsnaam: Amsterdam
e. gelezen druk: Zesentwintigste druk, oktober 2008
f. eerste druk: Oktober 1975
g. omslagbeschrijving: De voorkant komt is het voorwoord uit de collectie van het filmmuseum Amsterdam, de achterkant is een foto van Harry Mulisch
B: SAMENVATTING VAN DE INHOUD:
Laura Tinhuizen, dochter van een Leidse professor die een beroemd boek heeft geschreven over Provençaalse troubadours, heeft in haar jeugd een hechte band met haar vader. De relatie tussen moeder en dochter is veel afstandelijker. Laura studeert enkele jaren kunstgeschiedenis en trouwt op 23-jarige leeftijd met Alfred Boeken, een kunstcriticus. Het huwelijk duurt zeven jaar en blijft kinderloos. Dat is de voornaamste reden om te scheiden. Tijdens haar huwelijk neemt zij een baan als conservatrice van het museum Zinnicq-Bergmann, dat een belangrijke verzameling iconen in bezit heeft. De vader van Laura is inmiddels gestorven en volgens zijn wens in de Provence begraven. Laura's moeder sukkelt met haar gezondheid en wordt verpleegd in een tehuis in Nice.
Vijf jaar na de scheiding met Alfred, die inmiddels hertrouwd is met Karin en twee kinderen uit dat huwelijk heeft, ontmoet Laura op een zaterdagmiddag in februari Sylvia Nithart. Sylvia woont in Petten en werkt als kapster in Egmond aan Zee. Haar vader is opzichter bij het Hoogheemraadschap. Tussen de 35-jarige Laura en de 20-jarige Sylvia ontstaat een verhouding. Sylvia trekt al snel bij Laura in. Voor Laura is een lesbische relatie iets totaal nieuws; Sylvia daarentegen zegt zowel met mannen als met vrouwen verhoudingen gehad te hebben. Het wordt al snel duidelijk dat Sylvia de baas is. Deze wil haar relatie absoluut geheim houden voor haar ouders. Zij vertelt thuis dat zij bij een student intrekt, ene Thomas, zogenaamd Laura's zoon. Ook Laura probeert voor haar moeder de lesbische relatie te verbergen.
Op een dag in maart bezoeken Laura en Sylvia de dierentuin. Laura fotografeert Sylvia bij verscheidene dieren (krokodillen, slangen, leguanen en hagedissen) en bij het beeld van een tyrannosauriër. Op Sylvia's aandringen neemt een toevallig voorbijkomende jongen een foto van hen samen. Daarna wil Sylvia op de foto met de jongeman.
De kennissenkring raakt langzamerhand gewend aan de verhouding tussen Laura en Sylvia. Als Alfred Boeken ter ore komt dat zijn ex-vrouw een lesbische relatie is aangegaan, belt hij Laura op en reageert nogal gepikeerd.
Op zekere dag komt Sylvia's moeder naar Amsterdam om met Thomas kennis te maken. Laura is nerveus, raakt bijna in paniek als mevrouw Nithart naar een foto van haar 'zoon' vraagt. Sylvia heeft de situatie volledig onder controle en komt te voorschijn met de foto die in Artis is gemaakt.
In mei vliegen Laura en Sylvia naar Nice. Zij krijgen onenigheid over het bezoek aan Laura's moeder. Sylvia wil mee, maar Laura wijst dit beslist af. 's Avonds gaan zij uit en laten twee Franse jongens in de waan dat er wel wat met hen te beginnen valt. Het bezoek aan mevrouw Tinhuizen vindt in een gespannen sfeer plaats. Laura wil niet veel over haar nieuwe relatie loslaten, terwijl haar moeder maar blijft doorvragen. Plotseling verschijnt Sylvia, tegen de afspraak in. Door een verspreking van Laura doorziet mevrouw Tinhuizen de situatie: zij komt overeind en begint met haar stok op Sylvia in te slaan. Hals over kop verlaten Laura en Sylvia de tuin van het verzorgingshuis.
Terug in Nederland komt het gesprek op kinderen. Laura bekent dat zij heel graag kinderen had gewild; ze bleek echter onvruchtbaar te zijn. Sylvia vraagt of Laura zou willen dat zij een kind van haar kreeg. Het gesprek stokt vrij plotseling als Laura zegt dat dit nu eenmaal onmogelijk is. In de dagen erna komt geen van beiden terug op het onderwerp kinderen, maar Laura heeft sterk het gevoel dat er iets gaande is. Zij voelt een zekere spanning in de relatie, alsof er iets smeult.
Niet lang daarna komt de verhouding in een kritiek stadium. Zij kennen elkaar nu bijna een half jaar. Sylvia gedraagt zich stug en zegt haast niets meer. Als Laura vraagt of Sylvia een paar dagen naar haar moeder wil, knikt deze meteen. Zonder behoorlijk afscheid te nemen vertrekt Sylvia.
Als Laura na enkele dagen nog niets gehoord heeft, belt ze naar Sylvia's ouders. Die weten van niets: hun dochter is er nooit aangekomen. Laura raakt in paniek: als ze constateert dat Sylvia al haar kleren heeft meegenomen, begint ze te geloven dat Sylvia er met een of andere jongen vandoor is. Verdriet maakt na enkele dagen plaats voor woede. Dan belt Karin: Sylvia is er met Alfred vandoor. Van Karin krijgt Laura het adres van het liefdespaar: een obscuur hotelletje ergens aan de Amstel. Laura gaat er op af, probeert Sylvia om te praten, maar dat lukt niet. Uit het gesprek blijkt dat het initiatief van Sylvia is uitgegaan.
In de weken erna probeert Laura over haar verdriet heen te komen. Zij leest een boek dat van haar vader was: de brieven van Abélard en Héloise. Eind juli neemt Sylvia onverwacht contact op. Laura's hoop vervliegt als blijkt dat Sylvia slechts om haar paspoort komt. Ze vertrekt met Alfred naar Londen. Als Sylvia weggaat valt het Laura op dat Sylvia veranderd is: harder, vrouwelijker.
Juist op het moment dat zij haar situatie geaccepteerd heeft, keert Sylvia terug: opgewonden, blij en... zwanger. Ze komt Laura haar kind brengen: 'Nu blijf ik voorgoed bij je.' (p. 143) Laura vindt dat ze het met z'n drieën (dus Alfred erbij) moeten uitpraten, maar Sylvia weigert in eerste instantie. Pas als Laura aandringt, stemt ze toe in een gesprek met Alfred, onder vier ogen, zoals deze telefonisch voorgesteld had.
Op de dag van het gesprek is Laura op haar werk: onrustig en gespannen. Dan gaat de telefoon: een politieagent meldt haar een ongeval met Sylvia. Laura snelt naar huis. Als ze de kamer in komt, ziet ze direct dat Sylvia dood is. Drie schoten uit het pistool van Alfred hebben een eind aan haar leven gemaakt.
Enige tijd later krijgt Laura om vier uur 's nachts het bericht dat haar moeder overleden is. Ze besluit nog dezelfde nacht in haar auto naar Zuid-Frankrijk af te reizen. Tegen zonsopgang passeert zij de Belgisch-Nederlandse grens, om half acht is zij op Frans grondgebied. Ze stopt kort om iets te drinken. In de loop van de ochtend arriveert ze in Parijs, waar ze luncht. 's Middags stopt ze na een lange rit in de buurt van Avallon. In een wegrestaurant ontmoet ze de schrijver van Orfeus' vriend. Ze onthult niets over het drama met Sylvia. Ook vertelt ze niet waarom ze naar Nice reist.
In de buurt van Lyon is Laura getuige van een verkeersongeluk. In de omgeving van Orange betrapt zij zich erop niet meer met haar aandacht bij het autorijden te zijn: ze is oververmoeid en krijgt aanvallen van duizeligheid. Bij Avignon-Noord besluit ze de snelweg te verlaten en een kamer te nemen. Bij het toeristenbureau hoort ze dat alle hotelkamers vol zijn, maar men kan haar wel aan een kamer helpen bij particulieren. In deze kamer schrijft Laura op wat haar overkomen is: het hier in samenvatting weergegeven verhaal. Na een week staat het op papier.
C: ANALYSE EN INTERPRETATIE:
1. Titel- en ondertitelverklaring:
Twee vrouwen: Het hele boek gaat over een relatie tussen Sylvia en Laura, twee vrouwen dus, die een lesbische relatie hebben.
'... weer doorsidderde mijn hart
Eros, zoals de wind op de bergen in eiken valt'.
Het is gekozen uit het werk van Sappho, een Griekse dichteres, die omstreeks 630 vóór Christus op Lesbos woonde, het eiland waarnaar de lesbische liefde is vernoemd.
Het motto illustreert door zijn woordkeus nog twee aspecten van Laura's liefde voor Sylvia. Het is een passie: Eros 'doorsiddert' haar. En het is iets dat haar overvalt, overkomt: ze is er niet op uit en zelfs niet op bedacht.
2.b. opdracht: nvt
3. Genre en subgenre:
Epiek, psychologische roman over een relatie tussen twee vrouwen, tevens een mythologische roman: de relatie Laura – Sylvia vertoont parallellen met die van Orpheus en Eurydice. Tot slot is het boek een roman over het schrijverschap: over het schrijven van een roman en de manier waarop de lezer het verhaal interpreteert: Laura is de schrijversfiguur, Sylvia is de tekst (degene bij wie Laura haar toevlucht zoekt. Alfred Boeken is de lezer: hij zorgt voor de bevruchting, m.a.w. door hem krijgt de tekst betekenis.
4. Thema:
In Twee vrouwen treffen we twee thematische lijnen aan, samenhangend met het niveau waarop men de roman bekijkt. Op realistisch niveau komt de thematiek van een problematische lesbische liefdesrelatie aan de orde. Motieven: de relatie Laura - Sylvia, de rol van kinderen, schuld.
Aan de oppervlakte doet de roman zich voor als een tamelijk melodramatische liefdesgeschiedenis; diepgang en universele betekenis krijgt het werk door de symbolische laag. De thematiek in die laag is gelijk aan de kernthematiek van Mulisch' gehele oeuvre.
4. Idee:
Kort gezegd: elke seconde brengt de mens dichterbij de dood. Daarom onderneemt de mens van alles om aan de dood te ontsnappen.
Wat uitgebreider:
De levensfilosofie van Mulisch noemt men magisch-mythisch.
Het mythische element wordt gevormd door de Oedipus-mythe. In deze klassiek-Griekse mythe wordt verhaald hoe Oedipus zonder het te weten zijn vader Laïos doodde en met zijn moeder Iokaste trouwde. Deze geschiedenis is door de psycholoog Freud gebruikt om een bekend psychisch mechanisme te illustreren. Hij legt het verhaal als volgt uit: het toont de drang van een jongen om zijn vader opzij te schuiven en met zijn moeder te trouwen. Mulisch komt echter met een heel eigen interpretatie: hij bekijkt het teruggaan naar de moeder en het innemen van de plaats van de vader vanuit het gezichtspunt van tijd. Oedipus overwint door dit teruggaan in de voortschrijdende tijd. Deze zienswijze leidt ons naar Mulisch' thematiek.
De kern van de thematiek is het probleem van dood en tijd. Volgens Mulisch is het belangrijkste probleem waar de mens zich voor geplaatst ziet het probleem van de dood. Hij zal de dood proberen te overwinnen, ondanks de wetenschap dat hem dit nooit zal lukken. Eén van de manieren treft men aan in het christendom.
Christenen geloven dat zij op de één of andere wijze voort zullen leven, nadat hun stoffelijk omhulsel gestorven is. Mulisch kiest voor een andere weg: de mens kan de dood overwinnen door de tijd te overwinnen. Wie de tijd stil kan zetten, stopt het voortschrijden naar de dood. In Mulisch' werk komen veel situaties voor die op het stilzetten van de tijd wijzen: het doet zich vaak voor als 'verstening'; sommige momenten krijgen voor de personen 'eeuwigheidswaarde'.
Een andere manier om de overwinning op de dood te behalen is het teruggaan in de tijd, naar de moeder, en het innemen van de plaats van de vader. De mens kan zichzelf dan opnieuw verwekken: de Oedipus-mythe. In het voor de thematiek belangrijke toneelstuk Oidipous, Oidipous (1972) krijgt deze gedachte concreet vorm. Het zichzelf 'over doen' heeft ook verband met het idee van 'opstanding'. Net zoals het terugkeren naar de moeder inhoudt dat de tijd cirkelvormig verloopt, zo maakt de tijd een cirkelbeweging als de mens uit de dood kan terugkeren.
Het magische element in Mulisch' filosofie houdt o.a. verband met het schrijven. Behalve het stilzetten van de tijd en het terugkeren naar het begin, bestaat er nog een derde manier om de dood te overwinnen: door God te worden. Dat is precies wat een schrijver doet: hij heerst als een god over de wereld van het verhaal. Hij schept deze wereld, hij creëert de personages en hij kan er mee doen wat hij wil. Bovendien heeft het schrijven te maken met het stopzetten van de tijd. Het eenmaal gemaakte werk ligt vast, verandert niet meer onder invloed van de tijd. Zo bezien is de schrijver in zekere zin een magiër: hij is in staat de tijd stil te zetten in zijn gepubliceerde werk. Hij kan in zijn werk voort blijven leven, ook als hij zelf allang verdwenen is. Magisch heeft bij Mulisch nog een betekenis. De schrijver is een magiër omdat hij in staat is d.m.v. het woord een boodschap over te brengen. Zoals een priester de mens met God in verbinding brengt, zo vervult de schrijver een soortgelijke rol als tussenpersoon. Hij toont de problematiek waar de mens voor geplaatst is, dood en tijd, en laat zien dat het menselijk handelen door dat probleem bepaald wordt. Schrijven als magie is geen ongebruikelijk thema: Gerrit Achterberg geloofde in de magische kracht van het gedicht om zijn gestorven geliefde opnieuw tot leven te wekken. Mulisch gelooft in de magische kracht van het woord om zijn thematiek van dood en leven tot uitdrukking te brengen. Het geloof in de magische kracht van het woord kan teruggevoerd worden op de kracht die het woord had bij de Egyptische god Thoth, de griffier bij het dodengericht van Osiris (heerser van de onderwereld) én uitvinder van het eerste schrift, de hiëroglyphen.
Het werk van Mulisch is door de filosofie die erachter schuilgaat, niet eenvoudig. Het overwinnen van dood en tijd is in wezen een onvoorstelbaar, een niet in te denken verschijnsel. De dood is voor de mens een raadsel waarop hij geen antwoord weet. Mulisch omcirkelt als het ware dit menselijk raadsel. Hij beziet het van alle kanten, legt vast hoe mensen omgaan met de dood, laat zien hoe zij de dood proberen te verschalken. Maar een echte oplossing blijft onmogelijk, althans in de ons omringende werkelijkheid. In de literatuur gelden echter andere wetten en wie gelooft in de magische krachten van het woord, acht het mogelijk in de wereld van de verbeelding de chronologische tijd te doorbreken. Het raadsel van de dood heeft de mens in alle tijden en in alle culturen beziggehouden. Het bestaan van godsdiensten en mythische verhalen in de Oudheid illustreert dat. Zij geven allerlei mogelijke verklaringen en oplossingen van het geheim. Mulisch gebruikt in zijn werk vaak beschrijvingen van de doodsproblematiek uit de klassieke Griekse en Egyptische verhalen.
Toch heeft Mulisch niet de pretentie de lezer oplossingen te bieden; hij wil het raadsel of geheim alleen laten zien, alleen vastleggen: ••Ik probeer uitdrukking te geven aan de wereld zoals die werkelijk in elkaar zit. En die zit vol dubbele bodems, vol verwarring. Er zijn mensen die vinden dat de literatuur die verwarring moet wegnemen, zodat je de illusie krijgt, dat de wereld doorzichtig is. Die opvatting deel ik niet. Al die verwarrende en onbegrijpelijke dingen horen in een boek. (De Nieuwe Linie, jrg. 28, nr. 29, p. 1)
Kunst maakt het heldere geheim zichtbaar. (Voer voor psychologen, p. 86)
6. Motieven:
Naam:
1.Naamsymboliek: Uitleg en volledig citaat:
- Tinhuizen, Laura komt uit een welgestelde familie, vroeger stond er bij rijke mensen tin in hun huis.
- Boeken: Alfred zit veel met zijn neus in de boeken.
- Nithart betekend ‘geen hart’, want Sylvia gedraagt zich vaak harteloos. Bron(pagina)
2. moederschap
- Laura kan geen kinderen krijgen, dus Sylvia heeft beloofd, haar ooit een kind te schenken. Ze verlaat daarom Laura, omdat ze het plan heeft een kind te krijgen van Alfred, die dan voor Laura en haar is.
- Laura en haar moeder hadden vroeger een goede relatie, maar omdat haar moeder in Nice woont spreken ze elkaar bijna nooit meer. Ook is de moeder woedend dat Laura een vriendin heeft in plaats van een vriend.
3. Orpheus – motief: Laura symboliseert Orpheus en Sylvia Eurydike. De mythe en het verhaal komen ongeveer op hetzelfde neer. Zie opdracht 1 d. Blz.
4.De kleuren zwart en wit
Zwart symboliseert de kleur van de dood. Op de avond van het toneelstuk had Sylvia een zwarte jurk aan. Deze avond leert ze Alfred kennen, die haar uiteindelijk vermoord. Wit is de kleur van het leven. Wit wijst ook op heiligheid. Als Sylvia zwanger terugkeert heeft ze een witte jurk aan. Orpheus-motief: schimmen zijn ook wit als ze uit het dodenrijk terugkomen. Blz. 118
5.tegenstelling Liefde-haat relatie van Laura en haar moeder. Leven-dood, er zou nieuw leven komen met het kind, maar die sterft samen met Sylvia, net zoals Laura’s moeder. Blz.
6.reismotief
Het hele verhaal is eigenlijk een flashback, want ze denkt terug aan wat er gebeurd is als ze richting Nice reist.
Blz. 10 -11
7.Verwijzingen naar de mythologie
Ze hebben allemaal geheimen voor elkaar. Laura denkt bijvoorbeeld dat Sylvia bij haar weg is gegaan voor Alfred, terwijl Sylvia een kind voor Laura wil krijgen.
Het verwijst ook naar de Orpheusmethode, wat eerder genoemd is. Blz.
Allen sterven Sylvia en het kind beiden. Alfred is de hoofdgedachte.
Ook sterft de moeder van Laura. Op de weg naar Frankrijk komt Laura ook vaak een zwarte auto tegen (dood), deze krijgen later ook een ongeluk die dodelijk afloopt. Blz. 117-122 Blz. 128-130
7. Structuur:
De presentatie van de verhaalfeiten komt niet overeen met de chronologische weergave van de gebeurtenissen zoals in de paragraaf 'Samenvatting' gegeven is. Twee vrouwen begint op het moment dat Laura bericht krijgt van haar moeders overlijden. Na enkele jeugdherinneringen volgt het relaas van de liefdesgeschiedenis, op onregelmatige plaatsen onderbroken door reisfragmenten. Dit noemen we de medias in res -vertelwijze. De bouw is hieronder schematisch weergegeven. De nummers verwijzen naar de fragmenten.
De liefdesgeschiedenis komt op gang in fragment 5 (p. 21). Deze wordt onderbroken door reisfragmenten; opvallend is dat hier ook altijd een jeugdherinnering in voorkomt (uitgezonderd fragment 19). In de herinneringen treedt vrijwel altijd de vader op. Het laatste fragment toont ons Laura in een huurkamer in Avignon, de plaats waar zij haar verhaal opschrijft. Het structuurprincipe dat de bouw van de roman bepaalt, is de reis naar het zuiden.
De presentatie van het verhaal gebeurt consequent op scenische wijze, d.w.z. op directe, haast toneelachtige manier. Hierdoor krijgt de lezer de indruk dat hij de gebeurtenissen op de voet volgt. Deze aanpak noemen we showing. Hiertegenover staat de techniek van telling, waarbij de nadruk ligt op het vertellen over iets. De verteller overbrugt dan tijd. Bij showing loopt de leestijd vrijwel synchroon met de speeltijd.
De geleding is voortdurend fragmentarisch: de handeling is onderverdeeld in korte, ongenummerde fragmenten (in totaal 32). Ze zijn gescheiden door wit. Een nieuw fragment begint op een nieuwe bladzijde. De overgangen tussen de fragmenten gaan vaak gepaard met verandering van plaats, tijd en toneel. Uitzonderingen hierop zijn in het schema aangegeven (overgang 16-17 en 29-30). Samenhangend met de scenische vertelwijze, stellen we vast dat er flinke nadruk ligt op de actie binnen het gebeuren, d.w.z. op de uiterlijk waarneembare bewegingen. Ook wordt er veel gebruik gemaakt van dialogen : dit versterkt het toneelachtige karakter van de vertelsituatie.
8. Personages:
We onderscheiden twee soorten personages: round en flat characters. Een flat character is in één zin te karakteriseren. Het maakt geen ontwikkeling door, is weinig genuanceerd en kent bijna geen tijdsbeleving. Bij een round charter zien we wel een duidelijke ontwikkeling. Karakterisering in één zin is onmogelijk. Verspreide presentatie: geleidelijke opbouw op grond van meerdere karaktertrekken en eigenschappen. Aanwijsbare tijdsbeleving m.b.v. toekomstverwachtingen en herinneringen.
Laura .
De 35-jarige Laura Tinhuizen is opgegroeid in een gegoed milieu. Zij verkeerde ook tijdens haar huwelijk in milieus van aanzienlijk sociaal, intellectueel en kunstzinnig niveau. Haar beroep van conservatrice bij een museum sluit daarbij aan. Ze heeft een rijk en genuanceerd innerlijk gevoelsleven. De presentatie in het boek is zodanig dat we van een round character kunnen spreken. Laura's persoonlijkheid krijgt geleidelijk vorm door haar herinneringen, haar gedachten, haar optreden tijdens de gebeurtenissen en door de wijze waarop ze haar verhaal vertelt. Bijzonder veel psychologische diepgang heeft zij echter niet. Dit hangt samen met de wijze waarop Mulisch met zijn romanfiguren omgaat: hij streeft niet in de eerste plaats naar een genuanceerd psychologisch portret; veeleer gaat het hem om de rol van een personage binnen een bepaalde typerende verhouding. Vaak heeft die situatie oedipale trekken, d.w.z. het gaat om gezinsverhoudingen waar tussen kind, vader en moeder een psychologische spanning bestaat. Het kind voelt zich tot één ouder aangetrokken en keert zich van de ander af.
Voor haar vader bezit Laura een grote bewondering. In vrijwel al haar herinneringen speelt hij een belangrijke rol. Hij is niet alleen haar leermeester, maar ook haar steun en toeverlaat in moeilijke momenten. Als Laura na het gesprek met Sylvia in het hotel ontredderd op de treden van het souterrain neerploft en piekert over Alfred en Sylvia, denkt ze onmiddellijk aan haar vader:
Hoorde ze meer bij hem dan bij mij, omdat hij het kon formuleren en ik niet? Er was maar één mens, die mij dat had kunnen zeggen, maar die was dood. (p. 117)
Zonder overdrijving kunnen we zeggen dat Laura een sterke vaderbinding heeft.
Met haar moeder heeft Laura een veel minder hechte band. Zij is een nogal bazige vrouw die zich - naar Laura's gevoel - te veel met haar dochters leven bemoeit. Laura probeert zich aan haar invloed te onttrekken maar dat lukt niet, naar zij meent mede door haar onvruchtbaarheid:
Als je je altijd een dochter voelt, is er maar één manier om van je moeder af te komen, en dat is door zelf moeder te worden. (p. 62)
Sylvia .
Van de 20-jarige kapster Sylvia Nithart komt de lezer door de gebruikte vertelsituatie weinig te weten. We kennen haar gevoelens en gedachten niet, te meer daar zij heel zwijgzaam is over wat haar bezig houdt. Volgens haar moeder een karaktertrek die zij van jongsaf bezat: 'Zo is ze nu altijd geweest... Over haar mag nooit gepraat worden. Als kind had ze dat al.' (p. 43) Er is geen sprake van een geleidelijke opbouw van karaktertrekken en eigenschappen tot een 'compleet' psychologisch portret, zodat we Sylvia als flat character moeten beschouwen.
Ondanks de beperkte karaktertekening blijft Sylvia een raadselachtig personage: achter de oppervlakte speelt zich heel wat meer af dan men op het eerste gezicht zou denken. Langzamerhand groeit het besef dat haar doen en laten heel overwogen en berekenend is. Zo wil ze met de jongen in de dierentuin op de foto, lang voordat het doel daarvan duidelijk is. Sylvia blijkt echter voorzien te hebben dat die foto van pas kan komen als haar moeder op bezoek komt. We kunnen deze handelwijze opvatten als voorafspiegeling van haar optreden rond de zwangerschap. Zonder ook maar iemand een vaag vermoeden van haar bedoeling te geven voert zij het plan uit om Laura haar kind te geven. Bij tweede lezing kan de lezer enkele signalen oppakken: zo zegt Sylvia plotseling tegen Laura dat zij van haar houdt, wat er ook gebeurt (p. 88). Deze uitspraak is wel heel ongewoon voor iemand die zo sterk zijn gevoelens verborgen houdt. Ook het verhaal waarin ze vertelt bijna in zee verdronken te zijn (p. 66) kan men achteraf als aanwijzing opvatten voor het harde en wilskrachtige karakter van Sylvia. Het is echter onwaarschijnlijk dat de lezer deze aanwijzingen bij eerste lezing ook maar enigszins op zijn merites kan beoordelen.
Het raadselachtige in Sylvia's karakter vormt een belangrijk bestanddeel van de structuur van het boek. Doordat Sylvia's gedachtenwereld onbekend blijft, ontstaan er bij de lezer allerlei verwachtingen en vermoedens die hij bevestigd wil zien.
Alfred Boeken:
Alfred is de ex-man van Laura. Hij is hertrouwd met Karin en heeft 2 dochters uit dit huwelijk. Alfred verkeert in dezelfde kringen als Laura. Hij is een flat character.
De moeder van Laura:
De moeder van Laura is een oude dominante vrouw. Ze woont in Nice, waar ze haar laatste dagen doorbrengt. Ze is een flat character.
9. Tijd:
De hele geschiedenis die Laura in terugblik neerschrijft, omvat ongeveer een half jaar. We noemen dit de vertelde tijd. De ontmoeting met Sylvia vindt in februari plaats, de moord op haar in augustus. Kort erna overlijdt Laura's moeder. De reis naar Zuid-Frankrijk duurt minder dan een dag: van 4 uur 's nachts tot laat in de middag van dezelfde dag. In de vorm van herinneringen krijgt de lezer enige summiere, maar wel relevante achtergrondinformatie. Met uitzondering van fragment 2 en 3, waarin twee dagdelen van de 10-jarige Laura beschreven worden, vallen de herinneringsbeelden binnen de tijd van de verhaalde geschiedenis, omdat zij tijdens de reis gedacht worden.
Onder verteltijd verstaan we de tijd die nodig is om een literair werk te lezen (of te spelen). We drukken die uit in het aantal woorden of pagina's. Hier omvat de verteltijd dus 149 pagina's. Bij Twee vrouwen hebben we bovendien de mogelijkheid na te gaan, hoeveel tijd Laura nodig had om haar verhaal (zogenaamd) te schrijven. In het laatste fragment stelt zij vast dat zij zich een week op de huurkamer bevindt. Ondertussen heeft zij haar verhaal geschreven. Het verhaal is dus in minder dan een week ontstaan. De tijd die de auteur in werkelijkheid nodig heeft gehad, is niet van belang voor de structuur van het boek. Gezien de laatste pagina blijkt Mulisch deze roman overigens in twee maanden geschreven te hebben.
We kunnen twee tijdlagen aanwijzen: enerzijds de liefdesgeschiedenis, anderzijds de reis naar Zuid-Frankrijk. De vertelde tijd in de eerste laag omvat een half jaar, de verteltijd (in pagina's): 115. In de tweede laag verloopt er minder dan een dag; de verteltijd bedraagt 26 pagina's.
De reisfragmenten onderbreken de chronologisch geordende onderdelen van de liefdesgeschiedenis; bovendien doorbreken zij de chronologische tijd. De reis speelt steeds in augustus, de relatie ontwikkelt zich langzaam in de tijd (van februari tot augustus: zie schema hierboven). Men kan ook zeggen dat de liefdesgeschiedenis het reisverhaal onderbreekt. Daarover straks meer.
Tijdverdichting in de vorm van versnelling vindt wel duidelijk plaats bij de jeugdherinneringen: in enkele zinnen wordt daar een langer tijdsverloop verteld.
Door de fragmentarisch-scenische bouw moet er zeer frequent tijd overgeslagen worden. Tussen fragment x en y verloopt tijd, maar over die periode wordt niets meegedeeld. Soms beschouwt men dit ook wel als een vorm van tijdverdichting. Slechts op twee plaatsen (fragment 16-17 en 29-30) sluit een volgend fragment in tijd precies aan bij het vorige. In alle andere gevallen is er tijd weggelaten. De hoeveelheid wisselt sterk: er is geen vast patroon aan te wijzen (zie ook schema hierboven).
Om vast te kunnen stellen waar we te maken hebben met voorgeschiedenis, terugblik, terugverwijzing en toekomstverwijzing, moeten we eerst vaststellen waar het eigenlijke verhaal begint en wat het verhaal nu precies is. Met andere woorden: wat is de verhouding en het verband tussen de reisfragmenten en de fragmenten over de liefdesrelatie? Wat vormt de kern van het boek: de reis of de liefdesgeschiedenis? Eerst een omschrijving van de terminologie. Onder voorgeschiedenis verstaan we hier de vertelde tijd die ligt voor het ogenblik waarop het verhaal eigenlijk begint. Een terugblik is een stuk vertelde tijd in het verleden van een romanpersonage dat de chronologie van de vertelling doorbreekt. Dit heet ook wel flash back. Bij een terugverwijzing wordt een reeds vertelde gebeurtenis in herinnering gebracht. Een toekomstverwijzing is een aanduiding van wat later in het verhaal zou kunnen gebeuren. Toekomstverwijzingen hebben een tweeledig doel: spanning opwekken en eenheid binnen de vertelling scheppen.
De roman begint op een dag in augustus. Daarna volgt de reis. Als we dit verhaalheden als de kern opvatten, moeten we de liefdesgeschiedenis als terugblik of als voorgeschiedenis beschouwen. Dat is, gezien de grote aandacht voor het liefdesverhaal, enigszins problematisch, maar niet uitgesloten. Volgens deze visie hebben we een reisverhaal van zeer beperkte omvang, dat onderbroken wordt door een zeer uitgebreide terugblik, het liefdesverhaal. Als voorgeschiedenis fungeren de jeugdherinneringen.
Het is echter zeer de vraag of de lezer het boek zo beleeft: zal hij niet veel eerder geneigd zijn de liefdesgeschiedenis als de eigenlijke geschiedenis op te vatten? Daarin worden vermoedens gewekt, daarin kan hij zich inleven, daar ontstaat spanning die ingelost wordt. De beleving werkt dus precies omgekeerd: de liefdesgeschiedenis is de kern en de reisfragmenten ervaart men als onderbrekingen!
Er doet zich bij het liefdesverhaal iets vreemds voor: we weten dat het verhaal in terugblik geschreven is, maar zo wordt het niet gepresenteerd. Laura schrijft in Avignon op wat haar overkomen is. Het merkwaardige feit doet zich nu voor dat ze haar geschiedenis vertelt alsof ze de afloop niet weet. Men zou opmerkingen verwachten in de trant van: 'Sylvia zei niets meer over kinderen krijgen, maar nu achteraf, blijkt ze toen al haar besluit genomen te hebben'. Zulke opmerkingen komt men niet tegen. Er is slechts één uitzondering op: 'Ik bewaar er geen herinnering aan, het ligt daarginds in mijn leven, in februari, een half jaar terug - een blinde vlek...' (p. 29). De afloop wordt echter niet onthuld.
Voor een in terugblik geschreven verhaal is deze presentatie nogal ongebruikelijk. Het komt erop neer dat binnen het liefdesverhaal geen toekomstverwijzingen gebruikt worden. Een ongewone aanpak gezien de totale vertelsituatie waarin we wel ingelicht worden over de gebeurtenissen in augustus die na de schietpartij plaats vinden. Pas bij tweede lezing kan de lezer uit enkele summiere en spitsvondige aanwijzingen iets over de toekomst aflezen: het gesprek tussen Sylvia en Alfred op het balkon (p. 82), Sylvia's onverwachte liefdesverklaring (p. 88), haar zwijgzaamheid (p. 95-97) en haar stralende blik bij het vertrek (p. 129).
Toch bestaan er enkele tijdverbanden tussen de beide lagen. De vraag is echter hoe dwingend deze zijn en hoe sterk ze functioneren. De openingszin illustreert deze vraagstelling helder. Er staat: 'Er zijn mij een paar dingen overkomen - niet alleen de dood van mijn moeder.' (p. 7) Voor de lezer functioneert deze uitspraak als een vooruitwijzing, hoewel het voor Laura een gebeurtenis is die al plaatsgevonden heeft. Dit element uit de tweede laag verwijst naar de eerste. Het duurt echter 15 pagina's voordat de lezer ook maar een flauw vermoeden heeft, wat er bedoeld kan worden. Het duurt nog veel langer voordat de lezer zich een vastomlijnd verwachtingspatroon kan vormen. Kan men dan nog wel zeggen dat dit verband in tijd functioneert? Dat is twijfelachtig.
In de reisfragmenten zijn de terugwijzingen naar de liefdesgeschiedenis nauwelijks aanwezig. Wel zien we veel terugverwijzingen naar het verdere verleden, Laura's jeugd. Dit heeft weer te maken met het niet willen prijsgeven van de afloop van het liefdesverhaal. Het terugverwijzen over de liefdesgeschiedenis heen naar de voorgeschiedenis (jeugd) versterkt bij de lezer het al bestaande gevoel dat de gebeurtenissen rond Sylvia en Laura enigszins los staan binnen het geheel.
We kunnen nu de conclusie trekken dat de gebeurtenissen in de beide tijdlagen zowel technisch als in de beleving van de lezer, betrekkelijk los van elkaar staan. Pas achteraf kan de lezer vaststellen welk verband in tijd ze met elkaar hebben.
10. Perspectief / vertelsituatie:
Twee vrouwen wordt in de ik-vorm door Laura verteld. In de termen van Friedman heet dit de 'I as a protagonist'-situatie : een ik-roman met de verteller als hoofdpersoon.
We kennen Laura van binnenuit, de anderen alleen van buitenaf. We zien in de liefdesgeschiedenis een temporeel perspectief, waarbij de gebeurtenissen achteraf worden verteld. Tegelijkertijd ligt zowel bij het reisverhaal als bij de liefdesgeschiedenis het oriëntatiepunt in de scène zelf. Dit is heel ongebruikelijk voor een achteraf verteld verhaal.
De lezer maakt de gebeurtenissen als het ware mee: vision avec. Daarmee gaat het gebruik van een belevend-ik gepaard. De lezer beleeft samen met de verteller het verhaal van moment naar moment, zonder de toekomst te weten. Voor het reisverhaal ligt dit voor de hand, voor de liefdesgeschiedenis niet. In het laatste geval was 'Vision avec' noodzakelijk om naar de dramatische ontknoping toe te kunnen werken. Meestal gebruikt men in deze situatie de tegenwoordige tijd, hier wordt echter in de verleden tijd verteld, ook in de reisfragmenten.
De ik-verteller kijkt in beide lagen vanuit het verhaalheden wel regelmatig terug naar het verleden, vooral naar de jeugd. De verteller onthult echter in de tijdlaag van de reis (spelend in augustus) niets over de ontknoping van de liefdesgeschiedenis in de eerste laag, hoewel het drama kort voor de reis heeft plaats gevonden.
In hoeverre geeft Laura betrouwbare informatie? Laura geeft wel haar subjectieve kijk weer, dat kan immers moeilijk anders, maar zij blijkt nergens een onbetrouwbare verteller te zijn. Zij houdt geen informatie achter, zij zet de lezer niet bewust op het verkeerde spoor, zij geeft de feiten niet verkeerd weer.
Wel trekt Laura af en toe conclusies die verderop in het verhaal, of helemaal achteraf, onjuist blijken te zijn: zo vermoedt ze dat Sylvia voorgoed uit haar leven verdwenen is als deze met Alfred weg is. Maar daarmee komt haar betrouwbaarheid niet in het gedrang. Haar vermoeden is op dat moment van het verhaal vanuit het vision avec-standpunt volledig begrijpelijk en aanvaardbaar. Op grond van haar (voorgewende!) kennis van zaken kan zij de ware toedracht onmogelijk doorzien. Dat geldt eveneens voor de lezer die nooit meer weet dan Laura.
Maar hoe zit het dan met het feit dat Laura toch eigenlijk in terugblik vertelt? Zij weet toch de afloop? Ja en Nee. We moeten dan onderscheid maken tussen de totale vertelsituatie (reis én liefdesverhaal) en de vertelsituatie binnen het liefdesverhaal. In de totale vertelsituatie weet zij inderdaad de afloop, maar in de situatie binnen de liefdesgeschiedenis doet zij alsof ze het niet weet. We hebben bij de bespreking van de tijd al geconstateerd dat de liefdesgeschiedenis als een kaderverhaal aandoet, enigszins losstaand van de totale vertelsituatie. Hier zien we dat weer geïllustreerd.
Een belangrijk gevolg van de vertelsituatie is het ontstaan van spanning. De lezer verkeert in onwetendheid over het doen en laten van de andere personages. Omdat hij gebonden is aan Laura's kijk, ontgaan hem logischerwijs de gedachten- en gevoelswereld van de anderen. Hun gedrag krijgt daardoor veel verrassends, vooral als zij nogal zwijgzaam zijn, zoals Sylvia. Het perspectief spoort de lezer tot activiteiten aan: hij formuleert vragen, krijgt vermoedens over de afloop en probeert door nauwkeurig lezen zijn gewekte verwachtingen te controleren. Door het ik-perspectief krijgt de geschiedenis grotendeels zijn aantrekkelijke kanten: we weten niet welke beslissing Sylvia genomen heeft en haar terugkeer - in zwangere toestand - krijgt daardoor zijn verrassende lading. De lezer heeft alleen Sylvia's uiterlijke gedrag (en haar uitspraken) om erachter te komen wat voor mens zij is. Dat gedrag roept steeds meer vragen op dan het antwoorden geeft. Dat is een regelrecht uitvloeisel van het gehanteerde perspectief.
11. Ruimte:
Het verhaal speelt zich op vele plaatsen af. Zoals: de jeugdherinneringen uit Leiden, Amsterdam, omdat Laura daar woont, in de schouwburg, in Nice en de laatste plaats is Avignon. Ook speelt zich een heel klein gedeelte van het verhaal zich af in Parijs, als Laura terug denkt aan haar vader.
12. Taalgebruik en stijl:
Het taalgebruik is niet echt moeilijk. Het was erg duidelijk geschreven. De schrijver heeft veel gebruik gemaakt van dialogen. Daardoor is het makkelijk te lezen, en het geeft je de kans om je goed in te leven in de personen. Ook kom je veel over de gevoelens van de hoofdpersoon te weten, maar niet echt van de overige personen. Wel beschrijft hij hoe ze eruit zien, en veel omgevingen worden beschreven.
13. Achtergronden van de schrijver en het boek:
Harry Mulisch heeft als achtergrond van het verhaal het Orpheus-motief gebruikt.
www.scholieren.com : verslag van ene Rob, gebaseerd op een deeltje uit de memoreeks.
Lexicon van literaire werken, bespreking door Rudi van der Paardt (oktober 1989)
www.scholieren.com : Boekverslag van Anita
www. Scholieren.samenvattingen.com
www.studentsonly.nl/uittreksels
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden