Zakelijke gegevens
Eerste druk: 2 maart 2007
Gebruikte druk: 1e
Aantal bladzijden: 224
Uitgever: Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam Gegevens voorkant Op de voorkant staat de afbeelding van een jongetje dat op zijn rug ergens op ligt. Genre “Tjon “is een psychologische roman over een jongen in relatie met het verleden van zijn ouders, waarbij kampherinneringen een grote rol spelen. Maar omdat het ook over een jongen in de puberteit gaat, die een vreemde ziekte heeft, zou je ook wel kunnen spreken van een “Bildingsroman.” Mijn mening “Tjon “ is een vreemde jongen en daardoor wordt “Tjon” een vreemd boek. Het is zeker geen vervelend boek om te lezen: er zijn heel veel korte en flitsende dialogen tussen vooral de hoofdfiguur en zijn pesterige broer. Daardoor kies je als lezer snel partij voor de protagonist. Bovendien gebeurt er in vrijwel elke hoofdstuk wel iets. Holman voert in een razend tempo een reeks van gebeurtenissen op, waardoor het boek als een “pageturner “leest. Dat maakt de roman heel geschikt voor scholieren van het voortgezet onderwijs: zeker de eindexamenleerlingen van havo en vwo zullen er wel plezier aan beleven. Twee punten op onze literatuurlijst.
De flaptekst
Tjon is het verhaal van een Indische jongen die overeind probeert te blijven in een omgeving vol leugens en gevaar. Hij is de speelbal van de treiterijen van zijn oudere broer Joost, die hem voortdurend geheimen influistert over het verleden van zijn ouders. Zijn vader kampt met de spoken uit het verleden van zijn Japanse gevangenschap. Moeder beschermt hem met haar sussende liefde. Wanneer zijn vader ten onder dreigt te gaan, stelt Tjon alles in het werk om het zijn moeder naar de zin te maken. Hij begrijpt niet wat de oorlog en het jappenkamp voor zijn ouders hebben betekend, maar één ding staat voor hem vast: moeder moet nu een leuke kamptijd krijgen, want die heeft ze nooit gehad. Tjon beschrijft het leven van een jongen die met de gebrekkige informatie die hij heeft en gedreven door de grote liefde voor zijn moeder letterlijk en figuurlijk zijn eigen wereld schept. Niet voor hemzelf, maar juist voor anderen. Op ontroerende, wrede maar ook geestige wijze geeft Holman in deze roman gestalte aan Tjon, van wie je niet weet of hij nou gek is, of gek wordt gemaakt.
Motto en opdracht
Er is geen motto en geen opdracht
Structuur en verhaalopbouw
De roman is verdeeld in een aantal genummerde maar titelloze hoofdstukken. Het zijn er in totaal 48. De hoofdstukken zijn daarom niet lang en eindigen vaak met een zg. clifhanger: d.w.z. er wordt spanning gewekt aan het einde van een hoofdstuk; er is even een pauze en daarna wordt het verhaal weer opgepakt. Deze techniek past Holman wel een aantal keer toe.
Aankondiging dat er iets gaat gebeuren, de scheiding van het hoofdstuk en het oppakken van de verhaallijn in het volgende hoofdstuk. Wanneer er een grotere sprong wordt genaakt worden aanwijzingen gegeven als: “een jaar verder”.
Perspectief
Het perspectief berust bij de ik-verteller het jongetje Tjon. Hij vertelt in de o.v.t.
Titelverklaring
“Tjon” is de naam van de verteller en de protagonist van de roman.
Tijd en decor
Uit enkele straatnamen valt op te maken dat de roman in Amsterdam speelt. Maar verder zijn er weinig gegevens over het decor.
Ook de tijd wordt weinig expliciet prijsgegeven: bijvoorbeeld in maanden en/of jaren.
Tjon zit in de laatste klas van de lagere school wanneer hij de eerste avonturen vertelt. Hij neemt namelijk afscheid van die school met het opvoeren van een toneelstuk, waaraan hij overigens niet meedoet. Er worden door de verteller eigenlijk alleen impliciete aanwijzingen geven voor de tijd waarin het verhaal speelt. (Zo wordt de televisieserie Pipo de Clown genoemd, een poster van de voetballer Pele die Tjon op zijn kamer heeft.) Pele was in de zestiger jaren een heel beroemde voetballer. Tjon leest het boek Engelandvaarders van K.Norel en de strip “Kuifje en de krab met de gulden scharen.” Dat zijn allemaal indicaties dat Tjon (die niet in Indië geboren is zijn vier jaar oudere broer wel) , aan het begin van de zestiger jaren zijn verhaal vertelt. Holman zelf is geboren in 1953: wanneer hij twaalf is, zou dat in 1965 zijn. Dat zou dus een goede indicatie voor de tijd waarin Tjon opgroeit in het bizarre gezin. Dat klopt ook met de gegevens over The Beatles en The Stones.
Samenvatting van de inhoud
In het eerste hoofdstuk dwingt Tjon een vriendje om een sigaret op te roken: de jongen doet dat onder dwang. Wanneer hij naar huis gaat drukt hij de peuk uit op zijn hand. Thuisgekomen ziet hij zijn oudere broer Joost. De waarschuwt hem: moeder ligt in bed en heeft het moeilijk: de kampherinneringen spelen haar parten. Broer Joost is een heel vervelend ventje: hij dreigt alles aan Tjons ouders te vertellen o.a. dat Tjon een sigaret heeft gestolen. Hij maakt hem ook bang met een geheim dat zijn moeder in het jappenkamp een ernstige ziekte heeft opgelopen waaraan ze spoedig zal sterven. Maar het is een geheim en Tsjon mag het niemand vertellen.
Wanneer Tjon op een dag op school komt heeft de meester iets heel ergs te vertellen: een zusje van een klasgenootje is doodgereden en een andere onderwijzer heeft zelfmoord gepleegd. Uit een subtiel gegeven : een lint bij de krans van vrienden (Bergen B.) weet de lezer dat die ook in een Duits kamp heeft gezeten.
Tjon vindt het allemaal niet zo erg, maar hij vindt het wel eng wanneer hij van zijn moeder naar het dode meisje moet kijken. Met de schoolklas zingen ze in de kerk het Wilhelmus. Wanneer hij langs de kist met het lichaam van de meester moet lopen, vindt Tjon het toch wel eng.
Hij heeft niet zo veel schoolvriendjes en hij speelt met Daaf, een joods jongetje van wie de grootouders in een Duits kamp zijn omgekomen. Het wordteen grappig gesprek met tegen elkaar opbieden: Tjons ouders zijn gemarteld en ook vergast. Want Daaf vertelt iets over de gaskamers en eigenlijk weet Tjon niet wat dat inhoudt. Verder is Daaf alleen maar geïnteresseerd in strips lezen, want dat mag hij thuis niet. Wanneer Tjon Joost over de gaskamers vertelt, wordt hij weer bang gemaakt, dat Joost ‘s avonds ook gas uit de douche zal laten komen. Wanneer hij bij het afscheid van de lagere school een toneelstuk moet bedenken, willen zijn klasgenoten heel wat anders (voetbaltoneelstuk) Bij de uitvoering is Tjon ziek. Toch fantaseert (en liegt) hij heel wat af.
Een jaar later wordt hij onderzocht door een dokter die constateert dat hij motorisch achterloopt (kan niet voetballen, fietsen, schrijven) Hij vertoont een achteruitgang in zijn leven: een bijzondere ziekte. Joost pest hem daar uiteraard mee: dat is toch wel een heel nare jongen. Hij gaat met zijn broer Joost ook zijn vader bezoeken die in een ziekenhuis is opgenomen. Joost vertelt zijn vader dat er landen zijn die bijzondere wapens maken: zijn vader wordt er niet vrolijk van. Waarschijnlijk is hij depressief, zo blijkt uit de omschrijvingen.
Tjon blijft toch een vreemde jongen: hij krijgt een uitnodiging voor een feestje van Truus. Inmiddels is hij zelf al blijven zitten. Maar hij is niet groter geworden. Thuis fantaseert hij hoe hij zich op het feestje zal gedragen.
Hij heeft een bedelarmbandje voor haar gekocht. Maar Truus heeft meer oog voor andere en grotere jongens. Tjon probeert indruk te maken over zaken als roken, meepraten over The Beatles en Stones. Hij doet net of hij ook platen heeft, maar de grotere jongens prikken er wel doorheen. Hij is toch een beetje het lulletje van de avond. Er zijn heel mooie meisjes en er wordt gedanst. Mar voordat dit allemaal gebeurt, laat Tjon zich verleden uit de koelkast veel jenever te drinken, waardoor hij dronken wordt en een boze Truus op zijn dak krijgt. Hij kotst en ineens is Joost er. Die komt echter vertellen dat zijn vader dood is. Hij blijkt zelfmoord gepleegd te hebben en Joost neemt weer een vervelende manier van confronteren in petto voor Tjon te hebben. Hij vertelt dat zijn vader zelfmoord heeft gepleegd vanwege het verleden in het jappenkamp maar vooral ook omdat Tjons moeder een relatie heeft aangeknoopt met de Japanner Sone, een kamparts. Tjon kan het maar niet geloven en raakt steeds verder van streek. Hij blijkt ook maar niet te groeien en platst nu regelmatig in zijn broek, waardoor zijn moeder hem vaak moet verschonen. Hij heeft ook angst om zijn dode vader te zien en tenslotte wordt zijn vader toch gecremeerd. Zelf gaat hij zich steeds vreemder gedragen o.a. door de gedachten die zijn broer hem heeft ingefluisterd. Het zijn altijd geheimen waarover niet gepraat mag worden. Tjon wordt door de artsen opnieuw onderzocht en hij blijft heel gek doen. Hij praat ook steeds in gedachten tegen zijn vader en zweert min of meer diens zelfmoord te wreken op de nieuwer relatie van zijn moeder, die niet bestaande Sone. Ook met zijn vriendjes speelt Tjon steeds vreemde spelletjes: ze gaan eigenlijk altijd over de oorlog en hij speelt graag gevangeniskampje, waarvoor hij steeds toestemming vraagt aan zijn (overleden) vader. Ook heeft hij een waakhond in het leven geroepen: met deze Wolf praat hij eveneens in gedachten. Het wordt allemaal een heel bizarre toestand. Tjon blijft vaak in zijn broek plassen: hij gedraagt zich als een klein kind.
Zijn broer komt afscheid nemen, want die gaat ergens anders werken. In werkelijkheid blijkt die een gevangenisstraf te moeten opknappen omdat hij heeft egstolen en niet van kleine jongetjes kon afblijven. Het blijkt dus met recht een engerd te zijn en er komt ook een nieuwe relatie in het leven van de moeder, ene mijnheer Epstein, die Tjon voor de eerder genoemde Sone aan ziet en op wie hij dus eigenlijk wraak wil nemen voor de zelfmoord van zijn vader. Epstein laat hem ook zijn kunstbeen zien, wat Tjon natuurlijk interpreteert als een verwonding uit de oorlog. Hij hoort die Epstein op een avond trouwens tegen zijn moeder zeggen dat de zelfmoord van Tjons vader voortkomt uit schuldgevoelens: hij zou in het jappenkamp mensen verraden hebben en daar zou hij tenslotte niet meer tegen op gewassen zijn. De stemmen in het hoofd van Tjon (zijn vader en Wolf) worden steeds chaotischer en hij komt onder toezicht van een behandelend arts te staan. Die weet natuurlijk ook niet wat de kleine Tjon mankeert. Tjon wil wraak nemen op Epstein en bindt elektriciteitsdraden aan het prikkeldraad in de tuin. Zo heeft hij toch een soort kamp gemaakt. Maar niet Epstein wordt het slachtoffer van de stroom, maar zijn moeder. Tenminste dat valt uit het laatste hoofdstuk wel op te maken: de arts neemt hem mee naar het crematorium en dan blijkt dat Joost even vrij mag uit de gevangenis en dat het slachtoffer van de stroom Tjons moeder is geweest. De dokter en de verpleegster spelen het spelletje tot het einde mee. Tjon verwacht voor zijn heldendaad een medaille van de Koningin te ontvangen.
Thematiek
In zijn recensie in het Parool zegt Arie Storm dat hij het een van de raarste boeken van 2007 vindt en met die opvatting kan ik het wel eens zijn. Het boek lijkt zich te ontwikkelen als een “bildungsroman”, een kleine jongen die na de oorlog probeert de kampervaringen van zijn ouders te verwerken, maar er gebeuren zoveel dingen in de 48 hoofdstukken dat je als lezer van de ene “ellende” in de andere vervalt. Daardoor leest de roman ook door de techniek van de clifhanger (een concessie aan de zapcultuur van de televisie?) als een pageturner. De lezer bevindt zich in het zieke hoofd van Tjon, hij zal zich dan ook geweldig ergeren aan de treiterijen van zijn broer Joost en partij kiezen voor de toch wat zielige Tjon die ook door zijn regressie in verstand en lichaam een “Blechtrommelachtige” figuur wordt. Steeds worden Tjon geheimen verteld die hij niet door mag vertellen, maar die waarschijnlijk ook op leugens berusten. Daarom wordt hij m.i. toch het voorbeeld van een romanfiguur die door de omstandigheden zijn strijd in het leven verliest.
Tjon is het product van twee ouders die in het jappenkamp hebben gezeten en daarvan nog de nodige sporen in het heden met zich meedragen. Bovendien heeft hij een etter van een broer die hem bedreigt, chanteert en pest. Tjon is erg begaan met het lot van zijn ouders en houdt zich daarom op de vlakte: hij vertelt niets van de pesterijen van Joost. Maar hij lijkt zich daardoor klein te willen houden. Tot aan de middelbare school lijkt er psychisch nog weinig met hem mis te zijn, maar in de brugklas gaat het fout. Zijn ontwikkeling stagneert en hij lijkt terug te gaan in zijn ontwikkeling. Zo gaat hij bijvoorbeeld opvallend vaak in zijn broek pissen, ligt naast zijn moeder in bed en zoekt troost bij haar borsten. Het is net alsof hij babygedrag gaat vertonen. Intussen liegt en fantaseert hij er op los om indruk te maken op de grote liefde van zijn leven, het buurmeisje Truus. Maar omdat die betere kandidaten in haar balboekje heeft staan, gaat hij roken, drinken en doet hij net alsof hij veel van muziek weet.
Intussen is hij een ridder van de droevige figuur en strijdt hij in zijn hoofd ook tegen de windmolens die een stevige wind in zijn hersens teweeg brengen.. Zijn broer maakt hem van alles wijs en Tjon zint op wraak na de zelfmoord van zijn vader. Met die overleden geest blijft hij praten: hij hoort ook antwoorden van zijn vader en een volgende hulp is de door hem in het leven geroepen hond Wolf. Hij gaat zich zelfs als een hondje gedragen. Tenslotte blijkt ook nog zijn geplande wraakactie op de nieuwe vriend van zijn moeder te mislukken. Hij doodt per ongeluk zijn moeder op wie hij zo verliefd was. De kracht van Holman is wel dat hij zijn ongeloofwaardige geschiedenis een flinke portie tragikomische humor meegeeft. Waardoor de lezer sympathie kan blijven houden voor de kleine Tjon. Die strijdt natuurlijk een vergeefse strijd tegen de machten die boven hem gesteld zijn en in feite is hij daarmee een klassieke held (zelfs letterlijk in zijn oorlogsfantasie: hij denkt een medaille voor zijn laatste daad te verkrijgen) die ten onder gaat.
Recensies
Een van de eerste recensies verscheen in het Parool. Op 8 maart 2007 beschrijft Arie Storm de roman van de columnist in die krant. Hij vindt het een van de raarste romans die hij heeft gelezen dit jaar.
Theodor Holman, columnist van deze krant, schreef met Tjon een erg rare roman. Dat bedoel ik niet per se negatief. Misschien verschijnen zelfs wel te veel niet-rare romans en is de verschijning van een rare roman wel zo prettig. Maar de roman Tjon is wel héél eigenaardig. Tjon is meteen ook de naam van de verteller van het boek. Hij is een Indische jongen die in een huis in Amsterdam-Zuid woont, met zijn een paar jaar oudere broer en zijn moeder. […..]
Er zijn nóg twee zaken die dit boek vreemd maken. Holman, of beter gezegd: Tjon, noemt af en toe een straatnaam in Amsterdam-Zuid. Daar valt uit af te leiden waar de gebeurtenissen zich afspelen. En verder uit niets. Alles zou net zo goed onder de grond kunnen gebeuren, of in een aquarium. Maar dan wel een aquarium waar ontzettend veel met elkaar wordt gepraat, want Holman doet bijna alles in dialoogvorm af. Het lezen van dit boek wordt daardoor een behoorlijk benauwende, claustrofobische ervaring.
Daarnaast is de keuze voor die verteller vreemd. Tjon vertelt namelijk alles alsof hij er nog middenin zit. En dat terwijl hij gekker en gekker wordt. Wanneer is hij er weer bovenop gekomen? Dat wil je dan vroeg of laat wel eens weten.
Tot slot moeten nog de cliffhangers worden genoemd. Vrijwel elk hoofdstukje eindigt met zo'n cliffhanger. En ook dat werkt erg op de lachspieren. Einde eerste hoofdstuk: 'Ik belde aan.' Begin tweede hoofdstuk: 'Mijn broer, bijna vier jaar ouder dan ik, deed open.' Vooral dat 'bijna vier jaar ouder dan ik' doet het 'm hier, geloof ik. Bestudeer zelf de andere voorbeelden in deze roman.
Al met al is Tjon is het raarste boek dat ik dit jaar heb gelezen. Ik ben er nog niet helemaal uit of ik dat goed of slecht vind.
In De Volkskrant van vrijdag 30 maart is Edith Koenders helemaal niet positief. Ze waardeert de roman slechts met één ster (de laagste waardering en bsluit haar korte recensie met : Ofschoon Holman weet hoe je dialogen schrijft en hij ondanks de geringe geloofwaardigheid een beklemmende sfeer schept, is een dikke tweehonderd pagina's vol gekift en narigheid te veel van het goede. Voor humor, zwart of wrang is in deze poel van ellende geen plaats. Daarvoor is het allemala te wreed en te naargeestig. "Tjon 'slaat murw.
Over de schrijver
Theodor Holman studeerde Nederlands en Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn ouders leefden allebei geruime tijd in de Japanse krijgsgevangenkampen in voormalige Nederlands-Indië. Van 1979 tot en met 1982 was hij redacteur van het studentenblad Propria Cures. Theodor Holman is journalist, schrijver, dichter, columnist en televisiemaker. Hij publiceerde onder andere in Maatstaf, HP/de Tijd, De Groene Amsterdammer, Penthouse, Avenue, Opzij, Het Parool en Hard gras. Veel van zijn columns verschenen later in boekvorm. Verder is hij is televisiemaker voor de Amsterdamse zender AT5. Zijn literaire carrière begon met de publicatie van gedichten. In 1973 verscheen in een bibliofiele uitgave Na drie tellen de opmaat. Vier jaar later verscheen de bundel De kistenmaker. Later is Holman zich ook gaan toeleggen op het schrijven van proza. Hij publiceerde bij Uitgeverij C.J. Aarts, Jan Mets en Bert Bakker, waar in 1986 Een lekker leven verscheen. Vanaf 1991 publiceert hij bij Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, in dat jaar verscheen Apenliefde. In 1999 kwam Hoe ik mijn moeder vermoordde uit, dat met Familiefeest (1992) een tweeluik vormt. Voor dat eerste boek ontving hij de Icodo-prijs 2000. De beide boeken gaan over zijn eigen leven, en het gegeven dat hij van de 'tweede generatie' is, de generatie met ouders uit de oorlog, maar die zelf niet de oorlog meemaakte. Samen met Theo van Gogh maakt hij op basis van deze twee boeken een film.
Bibliografie
Holman heeft al veel werk gepubliceerd.
• Na drie tellen de opmaat (1973)
• Stalen vingers (1976)
• De kistenmaker (1977)
• De koningin (1978)
• De dame met de wond (1979)
• Het spook van de vrede (1983)
• Een lekker leven (1986)
• Vadermoord (1986)
• Apenliefde (1991)
• Karel (1991)
• Familiefeest (1992)
• Plantage Nachtschade (1992)
• Als een vrouw nee zegt (1994)
• De laatste avond (1996)
• Ik ben onbereikbaar (1996)
• Allemaal smeerlappen (1997)
• Een winkelzoon in het glazen paleis (1997)
• Een nieuwe tante en nog drie liefdesverhalen (1998)
• Niet god, maar mijn oom Koen (1998)
• Hoe ik mijn moeder vermoordde (1999)
• Er zit een duif op uw hoofd (2000)
• Het blijft toch familie (2001)
• Prinsessen & smeerlappen (2001)
• Annie & Simon (2001)
• Ik weet niet meer wat liefde is (2002)
• Nog steeds alleen (2003)
• Interview (2003; scenario; verfilmd door Theo van Gogh)
• Medea (2004; scenario verfilmd door Theo van Gogh)
• Zes Minuten (2004; scenario televisieserie)
• De Taal heeft het laatste woord (2004) over Boudewijn Büch
• Tjon (2007)
Gebruikte druk: 1e
Aantal bladzijden: 224
Uitgever: Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam Gegevens voorkant Op de voorkant staat de afbeelding van een jongetje dat op zijn rug ergens op ligt. Genre “Tjon “is een psychologische roman over een jongen in relatie met het verleden van zijn ouders, waarbij kampherinneringen een grote rol spelen. Maar omdat het ook over een jongen in de puberteit gaat, die een vreemde ziekte heeft, zou je ook wel kunnen spreken van een “Bildingsroman.” Mijn mening “Tjon “ is een vreemde jongen en daardoor wordt “Tjon” een vreemd boek. Het is zeker geen vervelend boek om te lezen: er zijn heel veel korte en flitsende dialogen tussen vooral de hoofdfiguur en zijn pesterige broer. Daardoor kies je als lezer snel partij voor de protagonist. Bovendien gebeurt er in vrijwel elke hoofdstuk wel iets. Holman voert in een razend tempo een reeks van gebeurtenissen op, waardoor het boek als een “pageturner “leest. Dat maakt de roman heel geschikt voor scholieren van het voortgezet onderwijs: zeker de eindexamenleerlingen van havo en vwo zullen er wel plezier aan beleven. Twee punten op onze literatuurlijst.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
K.
K.
Personages ?
11 jaar geleden
Antwoorden